HvJEU over begrip “passende schadeloosstelling” uit de handhavingsrichtlijn na onterecht opgelegde voorlopige maatregelen

18-09-2019 Print this page
IEPT20190912, HvJEU, Bayer v Richter Gedeon

Begrip “passende schadeloosstelling” van artikel 9(7) Handhavingsrichtlijn vormt een autonoom Unierechtelijk begrip dat een uniforme uitlegging moet krijgen: indien bepaling niet uitdrukkelijk naar het recht van de lidstaten verwijst moet deze normaliter in de gehele Europese Unie autonoom en uniform worden uitgelegd. Uitleg begrip “passend”: gerechtvaardigd in het licht van de bijzondere omstandigheden van de zaak. Hoewel bevoegdheid schadeloosstelling toe te kennen strikt is gebonden aan voorwaarde dat de voorlopige maatregelen zijn ingetrokken of vervallen wegens enig handelen of nalaten van de eiser, dan wel later wordt vastgesteld dat er geen inbreuk of dreiging van inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is, impliceert het feit dat aan die voorwaarde is voldaan niet dat rechter automatisch verplicht is eiser te veroordelen tot vergoeding schade. De handhavingsrichtlijn verzet zich derhalve niet tegen een nationale regeling volgens welke een persoon - ook al is het octrooi op grond waarvan de maatregelen zijn toegewezen nietig verklaard -  niet wordt vergoed voor schade geleden als gevolg van het feit dat hij niet heeft gehandeld zoals normaliter kan worden verwacht om schade te voorkomen of verminderen, mits die regeling de rechter in staat stelt om naar behoren rekening te houden met alle objectieve omstandigheden van de zaak.

 

HANDHAVING - OCTROOI

 

Richter en Exeltis hebben de Hongaarse rechter gevorderd om Bayer te veroordelen tot vergoeding van de schade die zij stellen te hebben geleden ten gevolge van voorlopige maatregelen die zijn getroffen wegens vermeende inbreuk op een later nietig verklaard octrooi. De Hongaarse rechter heeft vervolgens prejudiciële vragen gesteld over de reikwijdte van artikel 9 lid 7 van de Handhavingsrichtlijn, dat bepaalt dat indien  voorlopige maatregelen worden herroepen of wanneer zij vervallen wegens enig  handelen of nalaten van de eiser - of indien later wordt vastgesteld dat er geen inbreuk of dreiging van inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is - de rechterlijke instanties de bevoegdheid hebben de eiser te gelasten de verweerder passende schadeloosstelling te bieden voor de door deze maatregelen toegebrachte schade.  

 

Het Hof oordeelt dat het begrip “passende schadeloosstelling” een autonoom Unierechtelijk begrip vormt dat een uniforme uitlegging moet krijgen. Indien een Unierechtelijke bepaling namelijk niet uitdrukkelijk naar het recht van de lidstaten verwijst, moet deze normaliter in de gehele Europese Unie autonoom en uniform worden uitgelegd.  Het is aan de nationale rechterlijke instanties om te beslissen of de eiser moet worden veroordeeld tot betaling aan de verweerder van een schadeloosstelling die “passend” moet zijn, dat wil zeggen gerechtvaardigd in het licht van die omstandigheden.

 

Hoewel de uitoefening van de bevoegdheid om een dergelijke schadeloosstelling toe te kennen strikt is gebonden aan de voorwaarde dat de voorlopige maatregelen zijn ingetrokken of vervallen wegens enig handelen of nalaten van de eiser, dan wel later wordt vastgesteld dat er geen inbreuk of dreiging van inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is, impliceert het feit dat aan die voorwaarde is voldaan in een bepaalde zaak met name niet dat de bevoegde nationale rechters automatisch en hoe dan ook verplicht zijn om de eiser te veroordelen tot vergoeding van de schade die de verweerder vanwege die maatregelen heeft geleden.

 

Het begrip “passende schadeloosstelling” verzet zich volgens het Hof derhalve niet tegen een nationale regeling volgens welke een persoon niet wordt vergoed voor schade geleden als gevolg van het feit dat hij niet heeft gehandeld zoals normaliter kan worden verwacht om schade te voorkomen of verminderen, welke ertoe leidt dat de rechter de eiser van voorlopige maatregelen niet veroordeelt tot vergoeding van de door deze maatregelen berokkende schade, ook al is het octrooi op grond waarvan die maatregelen waren gevorderd en toegewezen daarna nietig verklaard, mits die regeling de rechter in staat stelt om naar behoren rekening te houden met alle objectieve omstandigheden van de zaak, daaronder begrepen het gedrag van de partijen zodat hij met name kan nagaan of de eiser geen misbruik heeft gemaakt van die maatregelen.

 

IEPT20190912, HvJEU, Bayer v Richter Gedeon

 

C-688/17 - ECLI:EU:C:2019:722