23 sep 2019 Arbeidsrecht Jeroen van Kollenburg
Als een werknemer ziek is moet de werkgever 2 jaar lang (104 weken) het loon van de werknemer doorbetalen, gebaseerd op het wettelijke minimum. De loondoorbetalingsverplichting stopt in principe na deze periode, behalve als de werkgever door het UWV wordt gesanctioneerd omdat zij haar re-integratieverplichtingen niet goed is nagekomen.
Heeft de werkgever wel een goed re-integratiedossier opgebouwd? Dan kan zij het UWV, na het verstrijken van de loondoorbetalingsperiode, relatief eenvoudig toestemming vragen om het dienstverband met de werknemer op grond van langdurige arbeidsongeschiktheid te beëindigen. Sinds 1 juli 2015 is de werkgever op dat moment transitievergoeding verschuldigd.
Veel werkgevers zien het echter niet zitten om na 2 jaar het loon van een zieke werknemer te hebben doorbetaald ook nog transitievergoeding te moeten betalen. Veel werkgevers kozen er de afgelopen jaren dan ook voor het dienstverband met een langdurig zieke werknemer slapend te houden.
Bij een slapend dienstverband verricht de werknemer geen werkzaamheden en ontvangt hij of zij ook geen loon. De werkgever vraagt geen ontslagvergunning aan bij UWV. Omdat het dienstverband daarmee niet op initiatief van de werkgever wordt beëindigd kunnen werkgevers op die manier voorkomen dat zij transitievergoeding moeten betalen.
Om werkgevers tegemoet te komen heeft de overheid een compensatieregeling in het leven geroepen, die in op 1 april 2020 in werking treedt. Op grond van deze regeling kunnen werkgevers betaalde transitievergoeding aan langdurig zieke werknemers vergoed krijgen. Deze regeling heeft terugwerkende kracht en geldt dus ook voor transitievergoedingen die tussen 1 juli 2015 en 1 april 2020 aan langdurige zieke werknemers zijn betaald.
Veel werknemers van wie het dienstverband de afgelopen jaren niet werd beëindigd, stellen zich op het standpunt dat werkgevers er geen belang bij hebben om het dienstverband slapend te houden. Verschillende van hen hebben met een procedure geprobeerd af te dwingen dat zij door hun werkgever werden ontslagen. De algemene lijn in de rechtspraak was echter dat geen verplichting aan de zijde van de werkgever bestond om over te gaan tot ontslag (en daarmee tot uitbetaling van de transitievergoeding).
De grote vraag is nu of de aanstaande inwerkingtreding van de compensatieregeling rechters op andere gedachten zal brengen. In de rechtspraak zijn de meningen daarover verdeeld. Aan de ene kant kan verdedigd worden dat de wet geen verplichting tot ontslag geeft. Aan de andere kant heeft een aantal kantonrechters ook uitgesproken dat met het oog op de compensatieregeling er voor werkgevers geen redelijk belang meer is om het dienstverband slapend te houden. Inmiddels is dan ook aantal werkgevers veroordeeld over te gaan tot ontslag en betaling van de transitievergoeding. Kortom: op dit moment overheerst onduidelijkheid en onzekerheid.
Om een einde te maken aan de onzekerheid heeft een kantonrechter uit Limburg de Hoge Raad gevraagd om een uitspraak te doen op dit punt. Kort geleden heeft de advocaat-generaal bij de Hoge Raad in die zaak geadviseerd inderdaad een einde te maken aan het slapend dienstverbanden. Meestal neemt de Hoge Raad een dergelijk advies over. De uitspraak wordt dit najaar verwacht.
Zowel voor werkgevers als werknemers geldt dat het van belang is om kansen en de risico’s tijdig te inventariseren en waar nodig op korte termijn juridische actie te ondernemen, zeker gelet op de aanstaande aanpassing van de transitievergoeding per 1 januari 2020 door inwerkingtreding van de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB). Heeft u te maken met deze problematiek? Maak dan snel een afspraak met een van de advocaten van de sectie arbeidsrecht.
Jeroen geeft als salary-partner leiding aan de sectie arbeidsrecht. Hij adviseert onder meer over complexe ontslagkwesties, (internationale) reorganisaties, medezeggenschap en overtreding van arbeidsomstandighedenwetgeving.
Meer artikelen van Jeroen van Kollenburg