Actualiteiten

Nieuwe toepassing vertrouwensbeginsel in het omgevingsrecht

Afdeling doet uitspraak over vertrouwensbeginsel in het omgevingsrecht en volgt daarbij de conclusie van de staatsraad A-G.

 

In onze vorige nieuwsbrief zijn wij ingegaan op de conclusie die de staatsraad A-G Wattel had geschreven op verzoek van de Afdeling over de toepassing van het vertrouwensbeginsel in het omgevingsrecht. In die procedure heeft de Afdeling nu uitspraak gedaan en daarbij de conclusie van de A-G gevolgd.

 

De staatsraad A-G onderscheidt in zijn conclusie de volgende drie stappen:

  1. levert de uitlating en/of gedraging een toezegging op?
  2. zo ja, kan deze toezegging aan het bestuursorgaan worden toegerekend?
  3. zo ja, welke betekenis komt bij de uitoefening van de bevoegdheid toe aan het opgewekte vertrouwen?

De Afdeling neemt dit stappenplan over en werkt deze drie stappen uit. Hieronder heb ik de uitwerking per stap puntsgewijs weergegeven.

 

Stap 1.

  • Zowel een uitlating als een gedraging kan worden opgevat als een toezegging;
  • Het is aan degene die zich op het vertrouwensbeginsel beroept om aannemelijk te maken dat sprake is van een toezegging. Daarbij wordt meer de nadruk gelegd op hoe een uitlating bij een redelijk denkende burger overkomt en minder op wat het bestuursorgaan daarmee bedoelde.
  • De betrokkene moet daarbij te goeder trouw zijn, d.w.z. dat hij de in het kader van een toezegging relevante feiten en omstandigheden correct moet weergeven;
  • De betrokkene komt geen geslaagd beroep toe op het vertrouwensbeginsel als hij besefte of had moeten beseffen dat de uitlating van de ambtenaar ging over een beslissing die buiten de bevoegdheid van het bestuursorgaan lag, of anderszins in strijd was met de toepasselijke rechtsregels. Op degene die een beroep doet op het vertrouwensbeginsel rust een onderzoeksplicht;
  • Bij de vraag of een toezegging is gedaan speelt ook de deskundigheid van de betrokkene een rol;
  • De toezegging dient in ieder geval toegesneden te zijn op de concrete situatie;
  • Algemene voorlichting of uitlatingen over een ander geval of jegens derden zijn niet aan te merken als een toezegging;
  • Ook is er geen sprake van een toezegging als er uitdrukkelijk over het concrete geval aan de betrokkene een voorbehoud is gemaakt. Daarmee wordt niet bedoeld een algemene en (dus) ongerichte disclaimer bij een uitlating. Aan dat soort disclaimers kan voorbij worden gegaan.

 Stap 2.

  • In gevallen waarin niet uitdrukkelijk is aangegeven dat de toezegging namens het bevoegde orgaan wordt gedaan, zal de Afdeling minder de nadruk leggen op de precieze bevoegdheidsverdeling. Ook in dit geval kan een toezegging wordt toegerekend aan het bevoegde orgaan, indien de betrokkene op goede gronden mocht veronderstellen dat degene die de toezegging heeft gedaan de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte.
  • Indien een wethouder met een bepaalde portefeuille de indruk wekt dat hij de opvatting van het college vertolkt en op het terrein van zijn portefeuille toezeggingen doet, terwijl het voor de betrokkene niet eenvoudig kenbaar is dat deze wethouder daartoe niet bevoegd is en niemand hem daarop wijst, kan het college zich niet met succes beroepen op de onbevoegdheid van de wethouder om een dergelijke toezegging te doen;
  • Ook een inspecteur bouw- en woningtoezicht, en daarnaast ook een medewerker van de afdeling vergunningverlening of de afdeling handhaving, kan een toezegging doen over een onderwerp dat zijn werkgebied betreft, die aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend;
  • Toezeggingen van medewerkers die in zijn algemeenheid slechts algemene informatie behoren te verstrekken, zoals een baliemedewerker, kunnen niet aan het bevoegde orgaan worden toegerekend.

 Stap 3.

  • Zijn er zwaarder wegende belangen die aan het honoreren van het opgewekt vertrouwen in de weg staan?
  • Zo nee, dan dient het opgewekt vertrouwen in beginsel te worden gehonoreerd;
  • Zo ja, dan kan er voor het bestuursorgaan de verplichting ontstaan om bij het nemen van het besluit (waarbij het opgewekt vertrouwen niet wordt gehonoreerd) de schade die er zonder het vertrouwen niet geweest zou zijn te vergoeden;
  • Zwaarder wegende belangen kunnen zijn gelegen in strijd met de wet, het algemeen belang en belangen van derden. 

De Afdeling is deze lijn meteen gaan toepassen.

 

Zo oordeelde zij in haar van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1778) over de intrekking van een omgevingsvergunning bouwen dat aan de eerste twee stappen was voldaan, maar dat het opgewekte vertrouwen vanwege onvoorziene omstandigheden niet gehonoreerd hoefde te worden.

 

In haar uitspraak van 5 juni 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1838) oordeelde zij dat weliswaar een toezegging was gedaan door een medewerker, maar dat die toezegging niet aan het college kon worden toegerekend omdat de toezegging was gedaan door een medewerker die in zijn algemeenheid algemene informatie heeft verstrekt.

 

En in haar uitspraak van 5 juni 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1832) vernietigde de Afdeling een uitspraak van de rechtbank omdat de rechtbank had geoordeeld dat terecht was afgezien van handhavend optreden omdat het vertrouwen was gewekt dat niet gehandhaafd zou worden, zonder, zoals bij stap 3 moet, een afweging van belangen te maken.

 

ABRvS 29 mei 2019, www.rechtspraak.nl; ECLI:NL:RVS:2019:1694

 

Door Jaap IJdema