• Nieuws

Hoge Raad actueel: verzekeringsrechtelijke verjaring

15 oktober 2019
Juridisch nieuws

Vorderingen kunnen verjaren. Voor een vordering op grond van een verzekering geldt een bijzondere verjaringsregeling. Deze regeling is in 2010 gewijzigd. Wij attendeerden u al in een eerder artikel op een arrest waarin de Hoge Raad overwoog dat het nieuwe artikel 7:942 BW zogenaamde onmiddellijke werking heeft. In een zaak waarover de Hoge Raad op 4 oktober jl. moest oordelen speelt deze verzekeringsrechtelijke verjaring opnieuw een rol.

De zaak

Een hoofdaannemer en een onderaannemer twisten over de vraag naar de (omvang van de) aansprakelijkheid van laatstgenoemde voor gebreken aan een staalconstructie. De onderaannemer roept haar bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeraar op in vrijwaring. De discussie spitst zich toe op de vraag naar de toepasselijkheid van artikel 7:942 oud BW dan wel artikel 7:942 nieuw BW (geldend per 1 juli 2010) ten aanzien van de aanspraak van verzekerde onder haar bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering.

Het verschil tussen de oude en de nieuwe regeling

Een verschil tussen de oude en de nieuwe regeling is dat in de oude regeling was bepaald dat een nieuwe verjaringstermijn begon te lopen (onder andere) op het moment dat verzekeraar bij aangetekende brief ondubbelzinnig had medegedeeld de aanspraak af te wijzen onder (ondubbelzinnige) vermelding van de verjaringstermijn van 6 maanden na afwijzing; terwijl in de nieuwe regeling het vereiste van de aangetekende brief is vervallen. In het voorliggende geval heeft de verzekeraar de claim wel afgewezen, maar niet bij aangetekende brief.

De uitspraak

De aanspraken van verzekerde op haar verzekeraar ten aanzien van deze gebreken dateren (vermoedelijk) van augustus 2009. Verzekerde heeft verzekeraar in februari 2013 in rechte (in vrijwaring) betrokken. Dit valt dan ook buiten de verjaringstermijn van 3 jaar, indien er niet tussentijds rechtsgeldig is gestuit. Het hof oordeelt dat de aanspraken van verzekerde niet zijn verjaard en legt daaraan ten grondslag dat artikel 7:942 oud BW van toepassing is (en dat zelfs bij toepasselijkheid van artikel 7:942 nieuw BW geen sprake is van verjaring). Nu verzekeraar de aanspraak niet bij aangetekende brief (maar bij gewone brief) heeft afgewezen, is er volgens het hof geen nieuwe verjaringstermijn gaan lopen. De Hoge Raad gaat daar niet in mee. Van belang hierbij is dat artikel 7:942 nieuw BW – zoals gezegd – op grond van overgangsrecht in beginsel onmiddellijke werking heeft. De verjaring van de aanspraak van verzekerde op haar verzekeraar wordt dan ook beheerst door artikel 7:942 (nieuw) BW, aldus de Hoge Raad, zodat een nieuwe verjaringstermijn is gaan lopen op het moment dat de verzekeraar de vorderingen heeft afgewezen. Het hof dient daarom opnieuw te onderzoeken of de aanspraken van verzekerde op grond van dit artikel al dan niet zijn verjaard.

De gehele uitspraak kunt u hier lezen.

Meer informatie

Madelon Zweep

M +31 6 1255 6818
E m.zweep@ploum.nl

Nicole de Boer

M +31 6 1283 8115
E n.deboer@ploum.nl

Print dit artikel