Interne onderzoeken: de zorgplicht en civiele aansprakelijkheid van de (forensische) accountant tegenover derden

Accountants dienen in de uitvoering van hun werkzaamheden, waaronder (interne) onderzoeken jegens derden, de in het maatschappelijk verkeer vereiste zorgvuldigheid in acht te nemen. Dat heeft de Hoge Raad eerder dit jaar in een Caribische zaak bevestigd.

Accountantskantoor Ernst & Young (EY) heeft een persoonsgericht onderzoek uitgevoerd naar de gedragingen van de algemeen directeur van een stichting op Aruba. Aanleiding voor dit onderzoek was dat het bestuur aanwijzingen had verkregen dat er mogelijke onregelmatigheden hadden plaatsgevonden door of namens de directie van de stichting in relatie tot misbruik van (financiële) middelen. Er volgde een voor de algemeen directeur belastende rapportage. Op grond hiervan heeft het gerecht in eerste aanleg van Aruba op verzoek van de stichting de arbeidsovereenkomst van de algemeen directeur ontbonden. De algemeen directeur is vervolgens een procedure tegen EY gestart waarin hij een verklaring voor recht vorderde dat EY onrechtmatig   jegens hem had gehandeld, onder meer omdat het onderzoek ernstige gebreken vertoonde en niet was voldaan aan de eisen van hoor en wederhoor.

De Hoge Raad oordeelde dat de accountant zijn  werkzaamheden uit moet voeren met in achtneming van de in het maatschappelijk verkeer vereiste zorgvuldigheid. Of die zorgvuldigheid is betracht, dient te worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval, waaronder de functie van de accountant in het maatschappelijk verkeer. Daarbij is van belang dat in Nederland aan de beroepsorganisatie van accountants de wettelijke verplichting is opgelegd om gedrags- en beroepsregels op te stellen ten behoeve van een goede uitoefening van het accountantsberoep. Die regels geven niet alleen invulling aan de verantwoordelijkheden van de accountant jegens zijn opdrachtgever, maar ook aan de verantwoordelijkheid van de accountant om te handelen in het algemeen belang. De door een accountant in het maatschappelijk verkeer jegens een derde in acht te nemen zorgvuldigheid wordt dan ook mede bepaald door hetgeen die regels meebrengen.

Het arrest van de Hoge Raad verduidelijkt onder meer de zorgplicht en civielrechtelijke aansprakelijkheid van de accountant tegenover derden die bij een (intern) onderzoek door de accountant betrokken zijn. De geldende gedrags- en beroepsregels voor accountants zijn niet louter van belang voor tuchtrechtelijke kwesties maar ook voor de beoordeling van civielrechtelijke aansprakelijkheid van de accountant. Indien een accountant niet adequaat hoor- en wederhoor toepast, zoals hij behoort te doen op grond van de geldende gedrags- en beroepsregels, zal hij aansprakelijk kunnen zijn tegenover die derde, ook al heeft hij in de verhouding tot zijn opdrachtgever zijn werkzaamheden volledig naar behoren uitgevoerd. Dit geldt des te meer indien sprake is van een persoonsgericht onderzoek waarvan de rapportage (in)direct iets kan zeggen over al dan niet onrechtmatig handelen van een natuurlijk persoon. Een dergelijke rapportage, zeker naarmate het lijviger en voor de betrokkene meer belastend van aard wordt, kan zonder adequate wederhoor gevoelig zijn voor een eenzijdig beeld. In deze situatie is het raadzaam om de betrokkene adequaat wederhoor te bieden – bijvoorbeeld door voldoende gelegenheid te bieden om een conceptrapportage te bestuderen en, al dan niet met een in te schakelen deskundige te becommentariëren – zodat het definitieve rapport een evenwichtige(re) weergave van de feiten betreft.