Wet openbaarheid van bestuur en het coronavirus (COVID-19); termijn om te beslissen op een verzoek

De Wet openbaarheid van bestuur kent (in artikel 6) een duidelijke termijn van vier weken om te beslissen. Deze termijn vangt aan na ontvangst van het verzoek. Dit stappenplan laat verder zien hoe het proces moet verlopen en bespreekt de mogelijkheden van verdagen met nog eens vier weken. Onder normale omstandigheden worden genoemde termijnen soms al als knellend ervaren. In de bijzondere tijd waarin we nu leven – van ‘social distancing’ vanwege het rondwarende coronavirus – zal dit extra gelden. Te meer nu de (digitale) informatiehuishouding van veel overheden te wensen over laat (vandaar ook het meerjarenplan waar de Wet open overheid op inzet).

Beslistermijnen Awb

In het reguliere bestuursprocesrecht kennen we de mogelijkheid voor de overheid om zich te beroepen op overmacht waardoor zij niet in staat is te beslissen op een aanvraag (Artikel 4:15 Algemene wet bestuursrecht, meer specifiek lid 2, onder c). De overheid moet dit beroep op overmacht laten weten aan de aanvrager. Blijft dit uit, en verstrijkt de termijn, dan is men te laat en kan na een schriftelijke ingebrekestelling beroep wegens niet tijdig beslissen worden ingesteld.

De overmacht moet gelegen zijn in een onmogelijkheid om te beslissen die veroorzaakt wordt door abnormale en onvoorziene omstandigheden buiten toedoen van de overheid zelf en die ook buiten zijn risicosfeer liggen. Het afbranden of onder water lopen van het gemeentehuis zijn voorbeelden. Van veel geslaagde beroepen op overmacht is geen sprake. Het willen afwachten van een rechterlijke uitspraak of informatie van een andere overheid is onvoldoende.

Nu geen sprake is van een totale ‘lock down’ lijkt het niet vanzelfsprekend dat sprake is van overmacht. Een specifieke motivering en duiding is wel op zijn plaats. Specifieke omstandigheden in een concreet geval die maken dat het onmogelijk is om tot besluitvorming te komen wegens de nu geldende maatregelen kunnen natuurlijk wel maken dat sprake is van overmacht. De tijdelijkheid – vooralsnog – van de maatregelen maakt dat een dergelijk beroep niet snel nodig zou moeten zijn. Die omstandigheden maken ook dat een beroep wellicht niet snel zal slagen.

Bijzonderheden Wob

De ‘stok achter de deur’ voor de aanvrager – de ingebrekestelling en een dreigende dwangsom – is niet aan de orde bij aanvragen om informatie op grond van de Wob (dit volgt uit artikel 15). Wel bestaan de mogelijkheden van beroep (artikel 15b) én bezwaar (artikel 15a) indien te laat op een Wob-verzoek wordt beslist (zie hierover uitgebreid het veelgelezen blog “Dwangsom en de Wet openbaarheid van bestuur, hoe zit het nu?“).

De hiervoor genoemde mogelijkheid – om op te schorten wegens overmacht – van 4:15 Awb blijft wel gelden voor de afhandeling van een Wob-verzoek. Of het beroep op overmacht ook in dit kader snel slaagt is de vraag. Hoewel de impact van het coronavirus natuurlijk een abnormale en onvoorziene omstandigheid is, is ook hier het gegeven dat geen sprake is van een totale ‘lock down’ relevant. Er kan feitelijk gezocht worden naar de documenten zou gesteld kunnen worden. En het niet op orde hebben van de digitale huishouding (waardoor ook niet goed vanuit huis gezocht zou kunnen worden) zou weer als omstandigheid een rol kunnen spelen bij het “door toedoen van de overheid zelf” aspect zoals hiervoor genoemd. En ook hier geldt, gegeven de termijnen van twee keer vier weken (want een goede reden voor het verdagen lijkt wel gegeven) én de tijdelijkheid van de maatregelen die nu gelden (van thuiswerken e.d.) zou moeten betekenen dat tijdig besluiten nog tot de mogelijkheden behoort.

Een andere reden waardoor de termijn om te beslissen bij de Wob overigens nog wordt opgeschort is de termijn om eventuele belanghebbenden de gelegenheid te geven een zienswijze te geven over een voorgenomen besluit tot openbaarmaking (zie artikel 6, lid 3). In de bijzondere omstandigheden van dit moment kan gedacht worden aan het gunnen van een langere termijn dan gebruikelijk om tot een zienswijze te kunnen komen. Dat geeft nog iets meer lucht wellicht.

Overigens lijkt de omstandigheid van het coronavirus geen reden om af te kunnen zien van een uiteindelijke proceskostenveroordeling vanwege het niet tijdig beslissen. De opties van artikel 15a lid 4 en artikel 15b lid 3 en 4 bieden hiervoor geen basis.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *