Hoge Raad over bepaalbaarheidsvereiste bij verpanding auteursrecht

07-04-2020 Print this page
IEPT20200403, HR, ING v Curator

Voor vraag of aan bepaaldheidsvereiste artikel 3:84 (2) BW in verbinding met artikel 3:98 BW is voldaan bij verpanding auteursrecht Complions moet worden onderzocht of de pandakte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, kan worden vastgesteld dat auteursrecht tot de verpande goederen behoort: niet vereist dat bestaan en omvang van dit auteursrecht uit de administratie kan worden afgeleid of op de balans van Complions is vermeld, of auteursrecht tot “alle huidige en toekomstige Bedrijfsactiva” behoort kan ook worden vastgesteld aan de hand van andere objectieve gegevens dan de administratie en de balans van Complions.

 

IE-GOEDERENRECHT

 

Het gaat in deze zaak om sprongcassatie tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 september 2018 (IEPT20180927), waarin de rechtbank Amsterdam oordeelde dat ING geen geldig pandrecht had op het auteursrecht op de door CompLions ontwikkelde software omdat de omschrijving van het pandrecht niet voldeed aan de vereiste bepaalbaarheid nu de categorie “goederen” te algemeen is. In de pandakte was opgenomen dat het pandrecht is gevestigd op “alle huidige en toekomstige bedrijfsactiva”. Onder deze bedrijfsactiva vallen zoals omschreven in de pandakte alle tot het bedrijf van de pandgever behorende goederen. De conclusie van A-G Rank-Berenschot strekt tot vernietiging van het vonnis en terugwijzing. De Hoge Raad vernietigt het vonnis en wijst de Zaak terug naar de rechtbank.

 

De Hoge Raad overweegt dat voor het antwoord op de vraag of partijen hebben bedoeld een bepaald goed te verpanden, de uitleg van de pandakte noodzakelijk. Bij die uitleg komt het aan op de zin die de pandgever en de pandhouder in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Een van die uitleg te onderscheiden en zelfstandig te beoordelen vraag is of is voldaan aan het uit art. 3:84 (2) BW in verbinding met art. 3:98 BW voortvloeiende vereiste dat de pandakte ten tijde van de verpanding het te verpanden goed in voldoende mate bepaalt. Aan dit bepaaldheidsvereiste is volgens vaste rechtspraak voldaan als de pandakte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welk goed het gaat. De rechtbank heeft het bovenstaande miskend. Het is niet vereist dat – anders dan de rechtbank heeft overwogen – het bestaan en omvang van het auteursrecht uit de administratie van CompLions kan worden afgeleid, of dat dit auteursrecht op de balans van CompLions is vermeld. Of het auteursrecht van CompLions op door haar ontwikkelde software behoort tot “alle huidige en toekomstige Bedrijfsactiva” van CompLions zoals vermeld in de pandakte, kan ook worden vastgesteld aan de hand van andere objectieve gegevens dan de administratie en de balans van CompLions.

 

ECLI:NL:HR:2020:590