Gepubliceerd op donderdag 9 april 2020
IT 3097
Hoge Raad ||
3 apr 2020
Hoge Raad 3 apr 2020, IT 3097; ECLI:NL:HR:2020:590 (ING tegen Curator), https://www.itenrecht.nl/artikelen/hr-verpanding-software-vereist-wilsovereenstemming-en-bepaalbaarheid

HR: verpanding software vereist wilsovereenstemming en bepaalbaarheid

HR 3 april 2020, IT 3097; ECLI:NL:HR:2020:590 (ING tegen Curator) Het gaat in deze zaak om sprongcassatie tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 september 2018, waarin de rechtbank oordeelde dat ING geen geldig pandrecht had op de door CompLions ontwikkelde software. ING stelde dat het auteursrecht op de software ook een goed is dat tot het vermogen van de pandgever behoort en dus onder het pandrecht valt. De curator stelde dat het pandrecht niet tot stand was gekomen omdat de omschrijving in de pandakte onvoldoende bepaald althans onvoldoende bepaalbaar was. De rechtbank stelde dat de omschrijving van het pandrecht niet voldeed aan de vereiste bepaalbaarheid nu de categorie “goederen” te algemeen is. In de pandakte was opgenomen dat het pandrecht is gevestigd op “alle huidige en toekomstige bedrijfsactiva”. Onder deze bedrijfsactiva vallen zoals omschreven in de pandakte alle tot het bedrijf van de pandgever behorende goederen.

De Hoge Raad casseert, omdat een onjuiste maatstaf is aangelegd. De vraag of ten aanzien van een auteursrecht is voldaan aan het bepaaldheidsvereiste van art. 3:84 lid 2 BW jo. art. 3:98 BW, moet worden beantwoord door te onderzoeken of de pandakte zodanige gegevens bevat dat aan de hand daarvan kan worden vastgesteld dat het auteursrecht tot de verpande goederen behoort. Daartoe is niet vereist dat bestaan en omvang van het auteursrecht uit de administratie kan worden afgeleid, of op de balans is vermeld. Het vonnis wordt vernietigd, de zaak wordt terug verwezen naar de rechtbank.

3.1 Onderdeel 2 van het middel klaagt dat de rechtbank heeft miskend dat ook voor de verpanding van andere goederen dan vorderingsrechten op derden, aan het vereiste van voldoende bepaaldheid is voldaan als de pandakte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke goederen het gaat. Als de rechtbank dit niet heeft miskend is haar oordeel onvoldoende gemotiveerd, nu ING zich op het standpunt heeft gesteld dat aan de hand van de omschrijving in de pandakte genoegzaam kan worden vastgesteld dat alle voor verpanding vatbare goederen van CompLions zijn verpand, waaronder het auteursrecht op de door CompLions ontwikkelde software, aldus de klacht. Onderdeel 3 klaagt dat de rechtbank heeft miskend dat voor voldoende bepaaldheid of bepaalbaarheid een generieke omschrijving van de objecten van het pandrecht in een pandakte niet slechts voldoende is indien en voor zover het bestaan of de omvang daarvan blijkt uit de administratie, dan wel voor zover die objecten op de balans van de pandgever zijn vermeld. Voldoende is dat, eventueel achteraf, aan de hand van de gegevens in de pandakte kan worden vastgesteld om welke goederen het gaat, aldus de klacht.

                                                                                                                                                                                                                                      3.2 Voor het antwoord op de vraag of partijen hebben bedoeld een bepaald goed te verpanden, is uitleg van de pandakte noodzakelijk. Bij die uitleg komt het aan op de zin die de pandgever en de pandhouder in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Een van die uitleg te onderscheiden en zelfstandig te beoordelen vraag is of is voldaan aan het uit art. 3:84 lid 2 BW in verbinding met art. 3:98 BW voortvloeiende vereiste dat de pandakte ten tijde van de verpanding het te verpanden goed in voldoende mate bepaalt. Aan dit bepaaldheidsvereiste is volgens vaste rechtspraak voldaan als de pandakte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welk goed het gaat.

3.3 In het licht van hetgeen hiervoor in 3.2 is overwogen, treffen de klachten van de onderdelen 2 en 3 doel. De rechtbank heeft miskend dat de vraag of ten aanzien van het auteursrecht van CompLions op door haar ontwikkelde software is voldaan aan het bepaaldheidsvereiste van art. 3:84 lid 2 BW in verbinding met art. 3:98 BW, moet worden beantwoord door te onderzoeken of de pandakte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld dat dit auteursrecht tot de verpande goederen behoort. Niet is vereist – anders dan de rechtbank heeft overwogen – dat bestaan en omvang van dit auteursrecht uit de administratie van CompLions kan worden afgeleid, of dat dit auteursrecht op de balans van CompLions is vermeld. Of het auteursrecht van CompLions op door haar ontwikkelde software behoort tot “alle huidige en toekomstige Bedrijfsactiva” van CompLions zoals vermeld in de pandakte (zie hiervoor in 2.1 onder (iii)), kan ook worden vastgesteld aan de hand van andere objectieve gegevens dan de administratie en de balans van CompLions.