Advocaten en notariaat in Leiden en Den Haag
Menu

EHRM: tuchtrechtelijke beslissing adequaat motiveren

Robert Sanders

9 april 2020 - 3 minuten leestijd

Over de toepasselijkheid van het EVRM op tuchtprocedures bestaat nauwelijks discussie. In het verleden heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de rechtspraak van de tuchtrechter dan ook kritisch onder de loep genomen. Zo werd het Nederlandse Hof van Discipline achteraf vanuit Straatsburg gecorrigeerd in de zaken Steur (EHRM 28 oktober 2003, NJ 2004, 555) en Veraart (EHRM 30 november 2006, NJ 2007, 368). Recent heeft het EHRM zich gebogen over de motivering van het Azerbeidzjaanse Hooggerechtshof voor de schrapping van advocaat Aslan Ismayilov (EHRM 12 maart 2020, Aslan Ismayilov t. Azerbeidzjan, application 18498/15).

De casus in het kort: Ismayilov is aan het begin van het verhaal advocaat in Bakoe. In een echtscheidingszaak waarin hij optreedt ontstaat door een misverstand de situatie dat stukken bij de rechtbank worden ingediend terwijl juist op datzelfde moment een schikking tot stand is gekomen. Ismayilov gaat hoogstpersoonlijk naar de rechtbank om bij de behandelend rechter de stukken terug te vragen. In de werkkamer van de rechter ontstaat een incident, waarbij de rechter Ismayilov beschuldigt van laakbaar gedrag en hem verhindert de kamer te verlaten. Nadat de rechter een aantal rechtbankmedewerkers heeft opgetrommeld laat hij een van hen een verklaring opstellen dat de advocaat hem heeft beledigd en bedreigd. Ismayilov dient een klacht in tegen de rechter waarin hij deze vergelijkt met de beruchte Volkscommissarissen uit de tijd van de Sovjet-Unie. Die klacht wordt afgewezen en de rechter trekt vervolgens zelf aan de bel bij de orde van advocatenorde. De tuchtcommissie van de Azerbeidzjaanse Bar Association (ABA) onderzoekt de zaak en besluit Ismayilov bij de rechtbank voor schrapping voor te dragen. Hangende de procedure wordt Ismayilov als advocaat geschorst.

In de rechtsgang die daarop volgt draagt Ismayilov een aantal bewijsmiddelen aan en hij verzoekt om de betrokken rechtbankmedewerkers te laten horen. Het Hooggerechtshof komt daar in hoger beroep uiteindelijk gedeeltelijk aan tegemoet, maar wijst een aantal verweren als irrelevant af. Na een terugverwijzing eindigt de procedure met een bekrachtiging voor het Hooggerechtshof van de schrapping van Ismayilov.

Ismayilov wendt zich dan tot het EHRM met de klacht dat onder meer artikel 6 EVRM is geschonden. Er is volgens Ismayilov geen sprake geweest van een eerlijk proces omdat het gerecht zijn schrapping niet naar behoren heeft gemotiveerd en slechts de bevindingen van de tuchtcommissie van de ABA heeft overgenomen: “The domestic courts had failed to assess the relevant evidence submitted by him, which clearly contradicted the findings of the ABA Disciplinary Commission’s opinion”, aldus de klager.

Het EHRM heeft bij de beoordeling in deze zaak uiteengezet waaraan een adequate motivering moet voldoen:

“Without requiring a detailed answer to every argument advanced by the complainant, this obligation presupposes that parties to judicial proceedings can expect to receive a specific and explicit reply to the arguments which are decisive for the outcome of those proceedings.” (§ 42)

In diezelfde paragraaf haakt het EHRM aan bij het beginsel van goede rechtspleging, inhoudend dat

“…judgments of courts and tribunals should adequately state the reasons on which they are based. The extent to which this duty to give reasons applies may vary according to the nature of the decision and must be determined in the light of the circumstances of the case.”

De motivering van de tuchtzaak dient dus aan te sluiten bij de aangevoerde argumenten en verweren. Het EHRM overweegt dat het Hooggerechtshof de schrapping heeft gebaseerd op drie gronden (het ontbreken van een opdrachtbevestiging, Ismayilovs betrokkenheid bij twee advocatenkantoren die waren gevestigd op hetzelfde adres en ten slotte op onrechtmatige toegang tot de werkkamer en belediging van de rechter). Ismayilov had daar een aantal met bewijsmiddelen onderbouwde argumenten tegen naar voren gebracht, waarop het Hooggerechtshof echter geen reactie had gegeven (zie §§ 43-46).

Omdat het Hooggerechtshof (en de (tucht)rechter in eerste aanleg) op een aantal van die aspecten niet is ingegaan komt het EHRM tot het oordeel dat artikel 6 EVRM is geschonden:

“The Court considers that the foregoing considerations are sufficient to enable it to conclude that the domestic courts fell short of their obligation under Article 6 § 1 to provide adequate reasons for their decisions, in view of their failure to give reasons in respect of those of the applicant’s arguments which were decisive for the outcome of the case.”

Ook een tuchtrechtelijke beslissing – en zeker als die leidt tot schrapping van een advocaat – dient volgens het EHRM adequaat gemotiveerd te zijn en in te gaan op de dragende argumentatie van de beklaagde. Ook in de Nederlandse tuchtrechtspraak is dat van belang nu de wetgever nog altijd niet heeft voorzien in een wettelijke regeling voor herziening. Dat laatste was naar aanleiding van de Veraartzaak door de Nederlandse regering wel toegezegd als algemene herstelmaatregel; de minister van Justitie gaf destijds aan bezig te zijn met het ontwerpen van een Kaderwet tuchtprocesrecht, waarin uitdrukkelijk zou worden voorzien in de mogelijkheid van herziening om onherroepelijke beslissingen van de tuchtrechter naar aanleiding van een verdragschending te repareren. Die Kaderwet is er echter tot nu toe niet gekomen.

Meer weten? Neem gerust contact op met tuchtrechtspecialist Robert Sanders.

 

Blijf op de hoogte

Ontvang de laatste updates en de beste tips in je inbox