Coronabeleid rechtmatig

De Staat handelt met het gekozen ‘coronabeleid’, namelijk een intelligente lockdown, niet onrechtmatig

Op 3 april 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag de vordering om de Staat te veroordelen een volledige lockdown in te stellen, afgewezen. De Staat handelt niet onrechtmatig met het gekozen beleid. 

Deze zaak werd aanhangig gemaakt door een stichting met als statutaire doelomschrijving ‘het opkomen voor de belangen van mensen in Nederland’ en acht natuurlijke personen met een verhoogd risico op gezondheidsschade en overlijden. Zij vorderden in kort geding, kort samengevat, de Staat te bevelen:

    1. het besluit ‘maximale controle’ en alle daarbij horende maatregelen (gericht op groepsimmuniteit) ongedaan te maken;
    2. het besluit ‘lockdown’ en alle daarbij horende maatregelen te nemen;
    3. van de website van het RIVM de volgende tekst te verwijderen: “Kinderen vormen ook geen grote besmettingshaard voor de ziekte.”.

De voorzieningenrechter wees de vorderingen af. Hij nam daarbij als uitgangspunt dat de Staat in crisissituaties als deze een grote mate van (beleids)vrijheid heeft bij het nemen van maatregelen door middel van de inzet van bestuurlijke en juridische middelen. De besluiten die de regering in dit kader neemt, zijn voortdurend onderwerp van politiek debat en afwegingen op dit gebied behoren bij uitstek tot het domein van de uitvoerende macht. Dit brengt met zich dat de civiele rechter – en temeer de rechter in kort geding – zich zeer terughoudend dient op te stellen bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het handelen van de Staat op dit punt.

De voorzieningenrechter overweegt dat eisers niet concreet hebben gemaakt welke specifieke maatregelen de Staat zou moeten nemen en voor welke periode. Bovendien zijn eisers door de tijd ingehaald omdat de Staat op 23 maart 2020 aanvullende maatregelen heeft afgekondigd, waaronder sluiting van scholen en horecagelegenheden. De voorzieningenrechter gaat voorbij aan het standpunt dat de Staat ‘leunt’ op het RIVM en overweegt: “de Staat mag op de actuele adviezen van deskundigen vertrouwen en zijn beleid daar in zeer belangrijke mate op afstemmen, te meer nu een andere manier van verantwoorde beleidsbepaling niet goed denkbaar is.” De conclusie van de rechter is dat niet is vast komen te staan dat de Staat in redelijkheid niet voor het gevoerde beleid heeft kunnen kiezen.

Wat de derde vordering betreft, hebben eisers verzuimd te onderbouwen dat en hoe hun belangen worden geschaad door de mededeling en verzuimen aannemelijk te maken dat sprake is van een onjuiste publicatie. Dat zij het ermee oneens zijn, vormt geen reden tot rectificatie of verwijdering.

Wilt u meer informatie over de maatregelen met betrekking tot het coronavirus en het gezondheidsrecht, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Jacqueline, Sofie of Jeffrey.