1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Picnic maakt toch geen inbreuk op portretrecht Max Verstappen

Picnic maakt toch geen inbreuk op portretrecht Max Verstappen

Formule 1 coureur Max Verstappen vordert schadevergoeding van Picnic, nadat Picnic in 2016 een filmpje op Facebook had gepost van een Verstappen-lookalike in een Picnic-wagentje. Het hof oordeelt nu in hoger beroep dat dit geen schending oplevert van het portretrecht van Max Verstappen. De vordering tot schadevergoeding is daarmee ook van tafel.
Leestijd 
Auteur artikel Joost Becker
Gepubliceerd 02 juni 2020
Laatst gewijzigd 02 juni 2020

Portretrecht

Max Verstappen stelde dat Picnic zijn portretrecht had geschonden (ex artikel 21 Auteurswet). Dat artikel luidt voor zover van belang als volgt:

Is een portret vervaardigd zonder daartoe strekkende opdracht (...) dan is openbaarmaking daarvan (...) niet geoorloofd, voor zoover een redelijk belang van den geportretteerde (...) zich tegen de openbaarmaking verzet.

Persiflage

Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat Picnic met het posten van het filmpje geen inbreuk heeft gemaakt op het portretrecht van Verstappen. Volgens het hof is voor de aanschouwer van het filmpje van Picnic duidelijk dat het niet Verstappen zelf betreft maar dat het gaat om een persiflage van zijn optreden in reclamefilms voor Jumbo:

 

In het onderhavige geval betreft de beweerde schending van het portretrecht de verspreiding via Facebook van een korte film waarin zowel door het uiterlijk en de kleding van de daarin acterende (hoofd)persoon als door het scenario wordt gerefereerd aan het optreden van Verstappen in reclamefilms voor supermarktketen Jumbo. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat de weergave op film van de desbetreffende acteur/lookalike en zijn optreden niet als portret van Verstappen in de zin van artikel 21 Aw kan worden aangemerkt. Hoewel enerzijds met het optreden/figureren van de lookalike het beeld van Verstappen wordt opgeroepen is anderzijds, met name door de (weliswaar gelijkende maar zeker niet identieke) gelaatstrekken van de lookalike en verschillende elementen van het scenario (smal elektrisch bestelbusje in plaats van Formule1 racewagen, nadruk niet op snelheid maar op tijdig vertrekken en plezier bezorger), voor de aanschouwer van de film van Picnic duidelijk dat het niet Verstappen zelf betreft maar dat het gaat om een persiflage van zijn optreden in reclamefilms voor Jumbo. Het gezicht of de persoon van Verstappen zelf wordt niet afgebeeld. De bescherming van een persoon tegen de openbaarmaking van zijn portret ingevolge artikel 21 Aw gaat niet zo ver dat zij zich uitstrekt tot verspreiding van beeldmateriaal waarin bepaalde kenmerken van de verschijning van een persoon door een ander worden uitgebeeld en/of nagespeeld of nagebootst, doch er geen redelijke twijfel bestaat - bijvoorbeeld door het persiflerende of verwijzende karakter van de beelden - dat het niet de persoon zelf betreft doch slechts iemand die op hem lijkt. Dat geldt ook als de associatie met opzet wordt gewekt.

 

Kortom, omdat het gezicht of de persoon van Max Verstappen zelf wordt niet afgebeeld, kan hij geen aanspraak maken op de bescherming van artikel 21 Auteurswet.

Het Hof stelt dat niet hoeft te worden ingegaan op de vraag in hoeverre een redelijk belang van Verstappen in de zin van artikel 21 Aw zich tegen openbaarmaking van het beeldmateriaal verzette, althans vergde dat die openbaarmaking achterwege bleef zolang niet op adequate wijze aan het commerciële belang van Verstappen tegemoet was gekomen.

Onrechtmatig handelen?

Ook handelt Picnic niet onrechtmatig. 

Het Hof komt tot dit oordeel omdat 'niet [valt] in te zien dat het enkele feit dat een bekende persoon verzilverbare populariteit geniet reeds zou meebrengen dat het in een (reclame)filmpje nadoen/nabootsen van die persoon, zonder dat verwarring optreedt ten aanzien van de identiteit van de beide betrokken personen, als onrechtmatig jegens deze bekende persoon (en/of diens zakelijke belangenbehartiger) moet worden gekwalificeerd. Dit is niet anders indien degene die het filmpje heeft gepost bij die uitzending in commercieel opzicht (onder meer door vergroting van zijn naamsbekendheid) belang heeft als gevolg van de grote aandacht die de film heeft gekregen, en dit voordeel ook heeft beoogd.

Om een dergelijke post toch onrechtmatig te achten zouden bijkomende omstandigheden noodzakelijk zijn. Die ontbreken in dit geval.'

Schadevergoeding

Er hoeft dus geen schadevergoeding betaald te worden.

Joost Becker, advocaat portretrecht