De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het beleid dat vijf zorgkantoren hebben vormgegeven voor de inkoop van langdurige zorg onrechtmatig is, in ieder geval voor het jaar 2021.

Op 1 oktober jl. heeft de Haagse voorzieningenrechter geoordeeld dat het beleid dat vijf zorgkantoren hebben vormgegeven voor de inkoop van langdurige zorg onrechtmatig is, in ieder geval voor het jaar 2021. De zorgkantoren worden verboden om de inkoopprocedures voort te zetten, tenzij alsnog met deugdelijk onderzoek wordt aangetoond dat met de gehanteerde tarieven in alle gevallen wordt voldaan aan de eisen die daaraan kunnen worden gesteld. Zolang daarvan geen sprake is, moeten de zorgkantoren minimaal het tarief hanteren dat in 2020 is toegepast.
Achtergrond: reële (proportionele) tarieven?

 

Maar liefst 68 aanbieders van verschillende soorten langdurige zorg, verspreid over heel Nederland, hebben in totaal vijf kort gedingen aangespannen tegen vijf zorgkantoren. Deze zaken zijn gezamenlijk behandeld. De zorgaanbieders zijn het niet eens met de wijze waarop het nieuwe inkoopbeleid van de zorgkantoren is vormgegeven. Met name hebben zij bezwaren tegen de geboden tarieven. Die zijn volgens hen niet reëel, niet kostendekkend en daarmee wordt geen recht gedaan aan de verschillen tussen zorgaanbieders in de Wlz (wet langdurige zorg). De zorgkantoren wijzen daartegenover onder meer op de uitdagingen waar zij voor staan en op hun taakstelling. Zij menen dat zij geen reële tarieven hoeven te bieden, maar dat de geboden tarieven ruim voldoende zijn om goede zorg van te kunnen leveren.

 

Oordeel rechter

De rechter oordeelt dat de vijf zorgkantoren wel degelijk reële tarieven moeten bieden, omdat zij gebonden zijn aan de aanbestedingsbeginselen (m.n. gelijkheid, transparantie en proportionaliteit). De vraag of de zorgkantoren publiekrechtelijke instellingen en dus aanbestedende diensten in de zin van de Aanbestedingswet 2012 zijn, laat de rechter in het midden. Zij zijn namelijk hoe dan ook aan de aanbestedingsbeginselen gebonden, dus ook als de eerder genoemde vraag ontkennend zou moeten worden beantwoord. Uitsluiting van die beginselen wordt in verband met de bijzondere omstandigheden van dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar geacht: de inkoopprocedures vertonen grote gelijkenissen met gereguleerde aanbestedingsprocedures, de zorgkantoren hebben een bijzondere positie, er is geen sprake van enige vorm van concurrentie tussen de zorgkantoren, zij beschikken over aanmerkelijke marktmacht en er is geen sprake van echte contracteervrijheid aan de kant van de zorgaanbieders. De zorgkantoren die de aanbestedingsbeginselen hebben uitgesloten, zijn daaraan dus toch gebonden.

 

Vervolgens wordt geoordeeld dat de zorgkantoren niet hebben toegelicht waarom met het gehanteerde kortingspercentage op het door de NZa vastgestelde maximumtarief nog sprake is van reële tarieven. Zij hebben ook niet onderbouwd dat de zorg in alle gevallen doelmatiger kan worden georganiseerd en dit in alle gevallen kan worden bereikt door het hanteren van een kortingspercentage van 6%. De zorgaanbieders worden gevolgd in hun standpunt per sector had moeten worden bekeken wat haalbaar is qua tarifering, hoe een grotere doelmatigheid kan worden bereikt en in hoeverre het vastgestelde maximum tarief zich ervoor leent om daarop een korting toe te passen. Volgens de rechter kan tot een dergelijke maatregel echt niet anders worden gekomen dan op basis van deugdelijk onderzoek. Daarvan is echter geen sprake geweest, zodat dergelijk onderzoek alsnog moet plaatsvinden.

 

Meer informatie?

Heeft u vragen neem dan contact op met ons team aanbestedingsrecht.