WHOA-uitspraak: Rechtbank wijst verzoek af; schuldeisers onjuist geïnformeerd.

02 mrt 2021

De rechtbank Den Haag behandelt in de uitspraak van 2 maart 2021 een verzoek tot homologatie van een WHOA-akkoord. De rechtbank beslist echter tot het afwijzen van het verzoek. De reden is dat de schuldeisers onjuist zijn geïnformeerd en de levensvatbaarheid van de onderneming onaannemelijk is. In deze blog ga ik dieper in op deze uitspraak.

Wat eraan voorafging in

Verzoeker is een eenmanszaak (winkel) in Den Haag. Naar eigen zegge is het bedrijf vanaf 2016 in financiële problemen gekomen. De financiële problemen (een negatief ondernemingsvermogen van circa EUR 177.769 in 2019) zijn het gevolg van medische problemen bij Verzoeker. Vervolgens heeft Verzoeker maatregelen getroffen om kosten te besparen. Er zijn arbeidsovereenkomsten beëindigd en nieuwe huurafspraken gemaakt. In 2020 is de omzet verder gedaald mede als gevolg van de coronacrisis. In november 2020 besloot de Gemeente Den Haag een financieringsaanvraag op basis het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (‘Bbz’) af te wijzen. Verzoeker wenst nu een WHOA-traject te starten om de schuldenproblematiek op te lossen. Op verzoek van Verzoeker kondigt de rechtbank op 15 januari 2021 een afkoelingsperiode van twee maanden af. Daarnaast heft zij de door schuldeisers gelegde beslagen op de voorraad en inventaris op. Op 5 februari 2021 dient Verzoeker een verzoek tot homologatie in.

Het voorstel aan de schuldeisers

Verzoeker wenst twee klassen in het akkoord te onderscheiden, namelijk de concurrente schuldeisers en de preferente schuldeiser (belastingdienst). De concurrente schuldeisers kunnen een percentage van 22,5% van de vordering tegemoet zien en de preferente crediteur een percentage van 45%. De schuldeisers konden tot 29 januari 2021, 12:30 uur hun stem uitbrengen.

De reactie van schuldeisers

Negen concurrente schuldeisers hebben tijdig hun stem uitgebracht en voor het akkoord gestemd. Deze schuldeisers vertegenwoordigen een schuldbedrag van EUR 91.623,61 (van de totale concurrente schuld van EUR 169.103,04). Eén schuldeiser meldt zich vervolgens met een pandrecht. De belastingdienst reageert vermoedelijk afwijzend.

Het stemverslag

Verzoeker deelt het stemverslag op 3 februari 2021 mede aan de schuldeisers. Hierin meldt Verzoeker dat de schuld bij de belastingdienst nog niet kan worden vastgesteld en om die reden de fiscale schuld buiten het akkoord zal vallen. Verder vermeldt Verzoeker dat tien concurrente crediteuren hebben voorgestemd. Er zijn geen afwijzende stemmen ontvangen, waarmee aan de vereiste drempel is voldaan. Ook maakt Verzoeker melding van de aanwezigheid van een pandhouder. Verzoeker deelt mee dat de pandhouder slechts als concurrente schuldeiser meegaat in het akkoord voor dat deel van de vordering dat niet met een pandrecht gedekt is. Ten aanzien van het deel van de schuld dat wel met een pandrecht is gedekt, treft Verzoeker een separate betalingsregeling. Ten slotte meldt Verzoeker dat hij voorafgaand aan het akkoord de verkeerde winst- en verliescijfers heeft gecommuniceerd.

Homologatiezitting

Verzoeker wenst uiteindelijk dus enkel de concurrente schuldeisers in het akkoord te betrekken. De rechtbank behandelt het verzoek op 16 februari 2021. Verzoeker dient de schuldeisers hiervan in kennis te stellen. Tijdens de zitting vraagt de rechtbank om aanvullende stukken. Al eerder vroeg de rechtbank ook een rapport op van het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (‘IMK-rapport”). Dit rapport lag ten grondslag aan het besluit om de Bbz-aanvraag af te wijzen. Verzoeker levert de gevraagde stukken aan.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank loopt bij de behandeling van het verzoek de afwijzingsgronden na. Het valt de rechtbank ten eerste op dat negen in plaats van tien schuldeisers hun stem hebben uitgebracht. Vervolgens concludeert de rechtbank dat de schuldeisers op de volgende punten onvoldoende of onjuist zijn geïnformeerd door de Verzoeker:

1. Verzoeker heeft de schuldeisers een verkeerd tijdstip medegedeeld waarop de homologatiezitting zou plaatsvinden, terwijl niet alle schuldeisers hebben ingestemd met het akkoord;

2. De rechtbank en de schuldeisers zijn onvoldoende geïnformeerd over de omvang van de mogelijke schulden. Ter zitting is gebleken dat Verzoeker een schuld aan de verhuurder van circa EUR 40.000,= betwist, maar laat na te vermelden wat de reden van de betwisting is. Het is daardoor onduidelijk of deze schuld geheel of gedeeltelijk komt te vervallen.

3. Na de sluiting van de termijn zijn de schuldeisers in kennis gesteld van andere omstandigheden, namelijk

- het niet langer betrekken van de preferente schuld in het akkoord;
- de aanwezigheid van een pandhouder;
- de mededeling dat niet enkel de medische omstandigheden een oorzaak zijn van de financiële problemen, maar ook het niet goed hebben bijgewerkt van administratie.

4. Een tweetal concurrente vorderingen bleek hoger te zijn dan is voorgesteld aan de schuldeisers.

5. Verzoeker heeft de schuldeisers een exploitatie- en liquiditeitsbegroting gestuurd over de jaren 2021 en 2022 met de waarschijnlijke reden om de schuldeisers te overtuigen van de levensvatbaarheid. Het IMK-rapport en de eerste omzetgegevens over 2021 laten echter niet het beeld zien dat de onderneming levensvatbaar is.

De rechtbank overweegt dat meerdere afwijzingsgronden (artikel 384 lid 2 Faillissementswet) van toepassing zijn en wijst het homologatieverzoek af.

Belangrijke overweging van de rechtbank over levensvatbaarheid

De rechtbank merkt ten slotte nog op dat het voorgestelde akkoord gericht is om een situatie te creëren waarin Verzoeker de onderneming kan voortzetten. “Bij een eenmanszaak is hierbij niet alleen van belang of de bedrijfsactiviteiten tot een positief financieel resultaat kunnen leiden, maar tevens of dat positieve resultaat de ondernemer in staat stelt om in de kosten van levensonderhoud te voorzien.” De rechtbank kan een verzoek tot homologatie van een akkoord afwijzen als evident onaannemelijk is dat sprake is van een (na uitvoering van het akkoord) levensvatbare onderneming. Uit het IMK-rapport blijkt dat hiervan sprake is.

Slotopmerking

In eerdere WHOA-uitspraken kwam het belang van een goede voorbereiding aan de orde. Ook deze uitspraak laat dat weer zien. De WHOA is een mooi en kansrijke procedure, maar een goede voorbereiding is essentieel om de (terecht) kritische rechtbank het verzoek te laten toewijzen. Inzicht in de administratie en het kennen van de rechten van schuldeisers is daarbij van groot belang.

Vormt de WHOA wellicht ook een oplossing voor de schulden van uw onderneming? Neem dan eens vrijblijvend contact met ons op.

BG.legal