30 Aug 2021
blog

Wat uitgesproken is, wordt niet herroepen

Blog

Het is vaste rechtspraak dat de Faillissementswet een gesloten stelsel van rechtsmiddelen heeft. Buiten de in de Faillissementswet geregelde rechtsmiddelen, zijn er dus geen mogelijkheden om op te komen tegen een uitspraak waarin een faillissement is uitgesproken. Niettemin gebeurt het met regelmaat dat dat toch geprobeerd wordt. Onder verwijzing naar onder meer vaste rechtspraak heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in zijn recente uitspraak van 29 juli 2021 (ECLI:NL:GHSHE:2021:2386) nog maar eens bevestigd dat de Faillissementswet een gesloten stelsel van rechtsmiddelen heeft. In de betreffende procedure werd een beroep op bijzondere omstandigheden gedaan op grond waarvan de herroepingsregeling van artikel 382 jo. 390 Rv van toepassing zou zijn, zodat daarmee een in 2017 uitgesproken faillissement ongedaan gemaakt zou kunnen worden. Dat beroep werd in lijn met vaste rechtspraak dus niet gehonoreerd.

Feiten

Op 11 mei 2017 heeft de rechtbank Limburg het verzoek van een buitenlandse “Limited” om een Nederlandse besloten vennootschap (“Vennootschap”) failliet te verklaren bij beschikking afgewezen. Volgend op het daartegen door de Limited ingestelde hoger beroep is de Vennootschap op 31 augustus 2017 bij “Arrest” alsnog failliet verklaard.

 

Op 18 mei 2020 is vervolgens een herroepingsprocedure aanhangig gemaakt door de Vennootschap om het faillissement van de Vennootschap ongedaan gemaakt te krijgen. Volgens de Vennootschap moet het Arrest op grond van artikel 382 Rv, althans op grond van artikel 6 EVRM, worden herroepen. Voor zover het stelsel van de Faillissementswet een gesloten systeem van rechtsmiddelen kent waar herroeping niet toe behoort, zou de Faillissementswet op grond van voormeld artikel uit het EVRM volgens de Vennootschap wat dat gesloten stelsel betreft onverbindend moeten worden verklaard. De Vennootschap voert daartoe de volgende gronden voor aan:

  • Het faillissementsgeding is - tot op zeker hoogte – contentieus;
  • Een faillissement is van openbare orde. Dat pleit volgens de Vennootschap vóór de mogelijkheid van herroeping als correctiemechanisme. List en bedrog raken niet enkel het private belang van de partij die in voorkomend geval benadeeld wordt, maar ook de integriteit van een belangrijke overheidstaak, bestaande uit het uitspreken van faillissementen. Herroeping in verzoekschriftprocedures is mogelijk. Daarom is het onbegrijpelijk dat dat in faillissementszaken niet zou kunnen;
  • Er zijn faillissementszaken, waaronder de onderhavige, waarin de belangen van derden geen of een minimale rol spelen. Eventuele gevolgen voor derdenbelangen door een toegewezen herroeping zijn – voor zover daar al voor te vrezen moet worden – dus gerechtvaardigd. Bovendien is, gelet op de inhoudelijke uitzonderlijke en in praktisch opzicht zeer zeldzame aard van herroeping, de daadwerkelijke impact daarop verwaarloosbaar;
  • Volgens de Vennootschap staat (het systeem van) de wet niet aan herroeping in de weg. De wet kent geen in casu relevant rechtsmiddelenverbod. Ook is er volgens de Vennootschap geen sprake van een daadwerkelijk gesloten rechtsmiddelenstelsel;
  • De termijnen in de artikelen 8 t/m 12 Faillissementswet zijn weliswaar kort, maar deze betreffen de normale gang van zaken, waarin van tot herroeping nopende misleiding van de rechter niet aan de orde is.

 

Materieel inhoudelijk onderbouwt de Vennootschap het beroep op herroeping als volgt. Volgens de Vennootschap berust het Arrest op bedrog door Limited gepleegd in het geding en/of op valse stukken (wat feitelijke grondslagen voor herroeping zijn). Limited en de partij die als partij met een steunvordering werden opgevoerd bij de faillissementsaanvraag van de Vennootschap zouden uitsluitend zijn gebruikt als instrument voor de criminele plannen van drie ‘kapers’ van Limited. Deze drie ‘kapers’ zouden daarvoor ook door de Russische rechtbank te Moskou bij vonnis van 30 oktober 2019 zijn veroordeeld. Ook aan de Limited zou een en ander strafrechtelijk toe te rekenen zijn, zoals zou blijken uit een uitspraak van de rechter te Moskou van 10 juni 2020. De vordering van Limited was ook (nog) niet opeisbaar volgens de Vennootschap. Er bestond volgens de Vennootschap ook geen steunvordering, wat dan weer uit een uitspraak van een rechter op de Britse Maagdeneilanden van 17 februari 2020 zou blijken. Volgens de Vennootschap is het proces waarin in 2017 het faillissement van de Vennootschap werd uitgesproken een schoolvoorbeeld van misbruik van faillissementsrecht. De Vennootschap wil dat recht wordt gedaan en dat zij van blaam wordt gezuiverd. Daarnaast heeft deze zaak haar veel schade berokkend, die zij wil verhalen op de veroorzakers.

 

Beoordeling

Het gerechtshof oordeelt dat de Vennootschap niet ontvankelijk is in de herroepingsprocedure. Het gerechtshof komt als volgt tot dat oordeel.

 

Het gerechtshof stelt allereerst vast dat de faillissementsprocedure een verzoekschriftprocedure is en dat op verzoekschriftprocedures in beginsel ook de mogelijkheid van herroeping bestaat, ‘tenzij de aard van de beschikking zich daartegen verzet’. Het gerechtshof is van oordeel dat de tenzij-bepaling opgaat voor de faillissementsprocedure en dat herroeping van een faillissementsuitspraak niet mogelijk is vanwege de volgende uitgangspunten.

 

Een faillissement is naar zijn aard van openbare orde en daarbij zijn ook belangen van derden betrokken. De Faillissementswet geeft voor de faillissementsprocedure in de artikelen 8 t/m 12 Fw een gesloten rechtsmiddelenstelsel en daartoe behoort niet de mogelijkheid van herroeping. Dat herroeping niet concreet door de Faillissementswet is uitgesloten, doet daar niet aan af. Het is volgens het gerechtshof dan ook niet mogelijk het bijzondere rechtsmiddel van herroeping in te stellen tegen een uitspraak in een faillissementsprocedure. Het gerechtshof verwijst hiervoor ter nadere onderbouwing naar een eigen eerdere vergelijkbare uitspraak, naar uitspraken van onder meer de Hoge Raad, naar enkele conclusies die daaraan voorafgaan en naar literatuur. Daaruit volgt onder meer dat de faillissementsprocedure in verband met de rechtszekerheid en de behoeften van het rechtsverkeer gericht is op een snelle berechting en beslissing, die ook voor andere partijen verstrekkende gevolgen heeft, en stelt daartoe voor de wel in de wet geregelde rechtsmiddelen korte termijnen, die ingaan op de dag na de uitspraak waartegen het rechtsmiddel zich richt. Naar het oordeel van het gerechtshof is herroeping van een faillissement in algemene zin daarom niet mogelijk.

 

Het gerechtshof is daarnaast van oordeel dat herroeping van een faillissement ook onder bijzondere omstandigheden niet mogelijk is, omdat de rechtszekerheid, de openbare orde en het belang van het rechtsverkeer in algemene zin altijd overeind dient te blijven. Of in het onderhavige geval sprake is van de door de Vennootschap gestelde bijzondere omstandigheden, staat volgens het gerechtshof nog niet volledig vast. Zo is nog onduidelijk of de steunvordering die is opgevoerd bij het aanvragen van het faillissement van de Vennootschap en die pas eind 2021 opeisbaar wordt, al dan niet bestaat nu verificatie daarvan nog moet plaatsvinden.

 

Het argument van de Vennootschap dat de faillissementsprocedure thans meer contentieus is dan vroeger, gaat volgens het gerechtshof ook niet op. Voorafgaand aan faillietverklaring heeft de faillissementsprocedure weliswaar contentieuze trekken, maar dat is vanwege de voormelde aard van het faillissement niet meer zo na faillietverklaring.

 

Of er al dan niet belangen van derden aanwezig zijn, doet volgens het gerechtshof niet ter zake. De rechtszekerheid en het ordentelijk kunnen afwikkelen van een faillissement moeten volgens het gerechtshof niet worden doorkruist doordat in elke fase van een faillissement een herroepingsprocedure wordt gestart.

 

Ook artikel 6 EVRM (het recht op een eerlijk proces) baat de Vennootschap niet. De Vennootschap heeft het beroep daarvoor onvoldoende, en slechts op dezelfde wijze als het beroep op herroeping, onderbouwd. Artikel 6 EVRM noopt volgens het gerechtshof ook niet tot het toestaan van rechtsmiddelen tegen beslissingen van rechters die ná een conform artikel 6 EVRM plaatsgevonden hebbende behandeling zijn genomen. Het beroep van de Vennootschap op artikel 6 EVRM richt zich feitelijk ook niet tegen de (wijze van) behandeling van de zaak door het gerechtshof in 2017, maar tegen de partij die het faillissement van de Vennootschap aanvroeg en de partij met de steunvordering. De faillissementsprocedure in 2017 is volgens het gerechtshof dan ook juist gevoerd.

 

Voor zover de verzoekende partijen tot herroeping schade hebben geleden, hebben zij andere mogelijkheden om die te verhalen op de Limited, de partij met de steunvordering en degenen die eventueel aansprakelijk zijn. Mede gelet op deze mogelijkheden gaat rechtszekerheid volgens het gerechtshof dan ook vóór rechtvaardigheid. Het gerechtshof oordeelt dan ook dat de Vennootschap niet-ontvankelijk is in de herroepingsprocedure. Of de stellingen van de Vennootschap over de verwijtbaarheid van de gedragingen van de Limited en de partij die werd opgevoerd als partij met een steunvordering juist zijn, laat het gerechtshof dan ook in het midden, omdat die beoordeling in het kader van de onderhavige procedure met de niet-ontvankelijkheid van de Vennootschap niet (meer) relevant is.

 

Concluderend

Tegen een faillissementsuitspraak staan alleen de in de Faillissementswet geregelde rechtsmiddelen open. De rechtszekerheid en de mogelijkheid om een faillissement op ordentelijke wijze af te kunnen wikkelen, staan aan een ruimere mogelijkheid van rechtsmiddelen in de weg.

 

Keywords

Faillissement
Gesloten systeem
Herroeping
Rechtsmiddelen
Rechtszekerheid

Auteur(s)

Richard van der Jagt

Advocaat bij Van Iersel Luchtman Advocaten