Home Kan een curandus klagen bij de tuchtrechter? een Pyrrusoverwinning

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

Kan een curandus klagen bij de tuchtrechter? een Pyrrusoverwinning

De klaagster in deze procedure dient een klacht in tegen een psychiater. Volgens haar is zij als gevolg van een medische beoordeling van de psychiater geregistreerd met een paranoïde waanstoornis ‘leidend tot functioneel gedrag’, één en ander met ondercuratelestelling tot gevolg. De klaagster (curandus) verzoekt een einde te maken aan deze volgens haar verzonnen geestelijke stoornissen en vraagt om schadevergoeding.

In eerste aanleg stelt het RTG vast dat de klaagster onder curatele is gesteld wegens een psychiatrisch beeld met (onder meer) paranoïde wanen. De curator heeft aangegeven geen oordeel te kunnen geven over de wilsbekwaamheid van de curandus. De curator heeft ook niet met de klacht ingestemd. Volgens het RTG zijn er omstandigheden die maken dat moet worden uitgegaan van wilsonbekwaamheid: a) de inhoud van het klaagschrift, dat niet samenhangend is, b) de psychiater die zich beroept zich op de wilsonbekwaamheid van de klaagster en c) dat dit de 26ste (!) klacht van de klaagster betreft over de vermeende onjuistheid van haar psychiatrische diagnose. Ook deze repetitie aan klachten met (ongeveer) hetzelfde onderwerp draagt bij aan het oordeel dat de klaagster wilsonbekwaam moet worden geacht. Zij wordt door het RTG in haar klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

In beroep oordeelt het Centraal Tuchtcollege (CTG) anders. Bij onder curatele stelling hanteert het CTG als hoofdregel dat een klagende partij die onder curatele staat zonder toestemming van de curator een tuchtklacht kan indienen. Tenzij aannemelijk is dat die partij niet in staat is om de eigen belangen ter zake van die tuchtklacht behoorlijk waar te nemen. Daarbij gaat het CTG uit van bekwaamheid, totdat het tegendeel komt vast te staan. Het CTG overweegt zonder veel omhaal van woorden dat niet is gebleken dat de klaagster niet bekwaam is wat betreft haar tuchtklacht tegen de psychiater. Ook heeft de klaagster haar klacht, de feiten en gronden waarop de klacht berust en haar belangen daarbij voldoende toegelicht. Ook heeft de klaagster in het beroepschrift voldoende duidelijk toegelicht tegen welke overweging van het RTG het beroep zich richt en waarom. De klaagster is dan ook ontvankelijk in het beroep en in de klacht. Ten aanzien van de inhoudelijke beoordeling is het CTG van mening dat de manier waarop de psychiatrische beoordeling heeft plaatsgevonden geheel in lijn is met wat in de praktijk gangbaar is en volgens de standaard mag worden verwacht. Het CTG doet de zaak zelf af en verklaart klaagster wel ontvankelijk in haar klacht en het beroep, maar wijst deze vervolgens als ongegrond af. Het CTG overweegt tenslotte dat het geen wettelijke bevoegdheid heeft tot het toekennen van schadevergoeding.

Uit deze uitspraak volgt, dat in zaken waarbij een onder curatele stelling speelt oplettendheid is geboden. Als degene die onder curatele staat zelf een klacht indient is een eerste vraag die moet worden beantwoord, of deze in staat is om de eigen belangen ter zake van die tuchtklacht behoorlijk waar te nemen. Als daaraan door de aangeklaagde partij wordt getwijfeld ligt het op haar weg om feiten en omstandigheden te stellen waaruit de wilsonbekwaamheid genoegzaam blijkt. Wanneer de tuchtrechter ook tot die overtuiging komt, zal de curandus in de klacht niet-ontvankelijk worden verklaard en wordt aan een inhoudelijke beoordeling daarvan niet toegekomen. In dit geval werd de klaagster na een ogenschijnlijk summiere toets door het CTG wilsbekwaam geacht om de klacht in te dienen en beroep in te stellen. Dit had tot gevolg dat de curandus in de klacht alsnog ontvankelijk was, maar kreeg vervolgens inhoudelijk nul op het rekest. Risico is hier de keerzijde van succes.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven