18 Oct 2021
blog

Verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode toegewezen

Blog

De Rechtbank Oost-Brabant heeft op 17 september jl. een verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode toegewezen (ECLI:NL:RBOBR:2021:5058). De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat dit verzoek noodzakelijk is voor het kunnen blijven voortzetten van de onderneming tijdens de voorbereiding van en onderhandelingen over het akkoord. Mede op basis van de geprognosticeerde positieve kasstroom waaruit lopende verplichtingen kunnen worden voldaan acht de rechtbank aannemelijk dat eventuele derden door een afkoelingsperiode niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad. Verder is de rechtbank in voldoende mate gebleken dat bij een faillissement de schuldeisers niets zullen krijgen en bij een akkoord 10-20%. Het verzoek wordt daarom toegewezen.

Op 20 augustus 2021 heeft verzoekster een startverklaring ter griffie gedeponeerd. Er is gekozen voor een besloten procedure. Enkele dagen later heeft verzoekster een verzoek ingediend tot het afkondigen van een afkoelingsperiode voor een periode van twee maanden.

 

Verzoekster voert een onderneming die elektrotechnische werkzaamheden verricht. Verzoekster voert met name opdrachten in onderaanneming uit. Als gevolg van het intreden van de Coronacrisis is verzoekster in financiële problemen gekomen. De activiteiten van verzoekster hebben ruim een half jaar stilgelegen. Het personeelsbestand is teruggebracht van 25 naar 8 werknemers. Op het moment van het indienen van de startverklaring waren alle werknemers bij een opdrachtgever werkzaam. In de kern is verzoekster volgens haar een levensvatbaar bedrijf.

 

Er zijn betalingsachterstanden bij de Belastingdienst, opleiders van het personeel, het pensioenfonds en de leasemaatschappij waarbij verzoekster werkbussen least. Verzoekster is voornemens haar schuldenlast te saneren door het aanbieden van een onderhands akkoord. Voor verzoekster is het noodzakelijk dat de leasebussen niet worden opgeëist. Indien dat immers gebeurt vallen de werkzaamheden direct stil en is herstructurering van de schulden niet langer meer mogelijk. Ook houdt verzoekster er rekening mee dat het pensioenfonds mogelijk haar faillissement zal aanvragen. Verzoekster stelt een afkoelingsperiode nodig te hebben om zich tegen deze en eventuele andere incassomaatregelen te beschermen, terwijl zij tegelijkertijd werkt aan het aanbieden van een akkoord. Verzoekster zegt toe binnen twee maanden een akkoord aan te bieden aan haar schuldeisers en stelt dat de voorbereidingen daarvoor reeds in gang zijn gezet.

 

Allereerst oordeelt de rechtbank dat zij rechtsmacht heeft en dat er een startverklaring is gedeponeerd. Verder overweegt de rechtbank dat het verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode dienend moet zijn aan de totstandkoming van een akkoord als bedoeld in artikel 370 lid 1 Fw.

 

De rechtbank oordeelt voorts dat verzoekster verkeert in een toestand waarin redelijkerwijs aannemelijk is dat zij met het betalen van haar schulden niet zal kunnen voortgaan. In dat verband heeft verzoekster immers gemotiveerd gesteld dat zij zonder herstructurering de betalingsachterstanden niet kan inlopen.

 

De accountant van verzoekster heeft voor de komende maanden een positieve kasstroom van ongeveer € 20.000 per maand geprognosticeerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verzoekster voldoende aannemelijk gemaakt dat zij op dat moment nog in staat is aan haar lopende verplichtingen te voldoen.

 

Omdat er (nog) geen herstructureringsdeskundige als bedoeld in artikel 371 Fw is benoemd, is voor het verzoek voor het afkondigen van een afkoelingsperiode vereist dat ofwel een akkoord als bedoeld in artikel 370 lid 1 Fw is aangeboden, ofwel wordt toegezegd dat dit binnen twee maanden zal gebeuren. Er is nog geen akkoord aangeboden. Het is de rechtbank wel voldoende aannemelijk gemaakt dat de inventarisatieronde inmiddels is afgerond en de fase is aangebroken waarin contact zal worden opgenomen met de crediteuren. De verwachting is dat het voortraject op 1 oktober 2021 is afgerond en dat het akkoord daarna kan worden aangeboden. Omdat verzoekster heeft toegezegd het akkoord binnen de termijn van twee maanden te zullen aanbieden, is aan voornoemd vereiste van twee maanden voldaan.

 

Artikel 376 lid 4 Fw bepaalt dat het verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode wordt toegewezen indien summierlijk blijkt dat:

  • dit noodzakelijk is voor het kunnen blijven voortzetten van de onderneming tijdens de voorbereiding van en onderhandelingen over het akkoord en
  • redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers met een afkoelingsperiode gediend zijn en - in dit geval - derden met bevoegdheid tot verhaal op of opeising van goederen niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad.

Aan de hand van het plan dat verzoekster heeft gepresenteerd is de rechtbank gebleken dat de schuldeisers, indien dat plan succesvol kan worden uitgevoerd, beter af zijn dan bij een faillissement. In het geval van een faillissement zullen de concurrente schuldeisers vermoedelijk niets ontvangen, terwijl in het kader van de voorbereiding van het akkoord een betaling van 10-20% aan concurrente schuldeisers wordt voorzien. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs aannemelijk dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers met het afkondigen van een afkoelingsperiode gediend zijn. Bovendien wordt de schuld aan de preferente crediteuren buiten het akkoord afgelost.

 

Omdat verzoekster op grond van de geprognosticeerde positieve kasstroom de lopende verplichtingen zal kunnen voldoen, acht de rechtbank bovendien aannemelijk dat eventuele derden door een afkoelingsperiode niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad. De rechtbank wijst daarom het verzoek tot afkondigen van een afkoelingsperiode voor de duur van twee maanden toe.

Keywords

Afkoelingsperiode
Herstructureringsdeskundige
Insolvency
Insolventierecht
WHOA

Auteur(s)

Robbert Roeffen

is advocaat en partner bij Van Iersel Luchtman Advocaten

LinkedIn