11 Jan 2022
blog

Bestuurdersaansprakelijkheid na herstructurering en turboliquidatie werkmaatschappij

Blog

Vist een schuldeiser van een door middel van een turboliquidatie ontbonden schuldenaar achter het net? De schuldeiser kan zich niet meer verhalen op de ontbonden schuldenaar, maar onder omstandigheden kan de bestuurder/aandeelhouder van die schuldenaar wel aansprakelijk zijn. En via die weg kan de schuldeiser alsnog voldaan worden.

In een recentelijk gepubliceerd uitspraak van de rechtbank Gelderland buigt de rechtbank zich over een bestuurdersaansprakelijkheidsvordering. In de uitspraak laat de rechtbank zien welke omstandigheden maken dat de bestuurder/aandeelhouder aansprakelijk is.  Wat is de casus?

 

Een vennootschap (A) is bij verstekvonnis veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan B, een Canadese vennootschap. Vóór die veroordeling heeft binnen de groep waartoe A behoorde een herstructurering plaatsgevonden. Die komt kort gezegd neer op het overhevelen van (de aandelen in) een aantal vennootschappen aan andere vennootschappen, binnen en buiten de groep. Daarbij is A ontbonden zonder vereffening van haar vermogen, oftewel door middel van een turboliquidatie. Dat besluit tot turboliquidatie is genomen vijf dagen na het uitbrengen van de dagvaarding die tot de veroordeling van A heeft geleid.

 

Overheveling

De door A gedreven onderneming is voortgezet door een andere vennootschap. De schulden van A zijn overgenomen door haar moeder.  De schuld van A aan B, zit daar echter niet bij. Doordat A nadien door middel van turboliquidatie is ontbonden, kan B zich niet meer op A verhalen.

 

Aansprakelijkstelling van de bestuurder/aandeelhouder

B laat het daar echter niet bij zitten. Zij stelt de directe en indirecte bestuurders/aandeelhouders van A (hierna: C) aansprakelijk voor de schade die zij lijdt vanwege het niet kunnen verhalen van haar vordering op B. Volgens B heeft C door middel van de turboliquidatie van A bewerkstelligd of toegelaten dat A haar betalingsverplichting niet is nagekomen. Ook zou C als aandeelhouder van A verwijtbaar hebben gehandeld door zich de belangen van B als schuldeiser onvoldoende aan te trekken bij het rauwelijks beëindigen van de activiteiten van A en de doorstart, in de wetenschap dat B daardoor benadeeld zou worden. Verder stelt B dat er met activa wordt geschoven om verhaal te vermijden door de belangen van de moeder van de groep te verhangen naar een andere vennootschap.

 

Beoordeling van de rechtbank

Het gaat in deze zaak om de vraag of de bestuurder/aandeelhouder van B aansprakelijk is voor de omstandigheid dat B zich niet meer kan verhalen op A. Nu B een Canadese vennootschap is, staat de rechtbank eerst stil bij de rechtsmacht en het toepasselijk recht op de vordering van B. Nu C in Nederland is gevestigd, is de rechtbank op grond van de EEX-Verordening (Brussel I-bis) bevoegd kennis te nemen van de vordering. Het toepasselijke recht op die vordering moet worden bepaald aan de hand van de Rome II-verordening. Er is niet gebleken van een rechtskeuze tussen partijen. Daarom is op de vordering het recht van toepassing van het land waar de schade zich voordoet. Volgens de rechtbank heeft de gestelde schade zich door het handelen van in Nederland gevestigde bestuurders voorgedaan, nu de gestelde schade is ontstaan doordat A, een Nederlandse vennootschap, geen verhaal biedt. Daarom is Nederlands recht van toepassing.

 

Vervolgens beoordeelt de rechtbank of er sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid, vanwege verhanging van een onderneming met achterlating van B als schuldeiser. Bij het beantwoorden van die vraag stelt de rechtbank voorop dat in beginsel alleen A aansprakelijk is voor de schade. Op dat uitgangspunt kan slechts onder bijzondere omstandigheden een uitzondering worden gemaakt, in die zin dat de bestuurder naast de rechtspersoon ook aansprakelijk kan zijn. Daarvoor is vereist dat de bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Of daarvan sprake is, hangt af van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval. Daarvan is in dit geval sprake, onder meer omdat het op de weg van C als bestuurder/aandeelhouder had gelegen om rekening te houden met een veroordeling van A tot betaling aan B. Met het vlak voor de turboliquidatie overnemen van alle schulden, behalve de schuld aan B, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van frustratie van betaling en verhaal. Immers, de overige schuldeisers van A kunnen hun vordering wel verhalen op de vennootschap die de schulden heeft overgenomen.

 

Daarnaast speelt nog dat de koopsom voor de overgehevelde onderneming/activa is verrekend met een rekening-courantschuld van B aan haar aandeelhouder. Niet valt in te zien waarom haar aandeelhouder als schuldeiser van A voorrang zou hebben boven B en de andere schuldeisers van A. Dat levert een (onrechtmatige) selectieve betaling door de bestuurder van A op. Ook had A nog een vordering op een andere vennootschap, welke niet is geïncasseerd.

 

Door de turboliquidatie, het verhangen van de onderneming, het verrekenen van de koopprijs voor de activa, het niet te gelde maken van de vordering van A en het overdragen van de vorderingen van alle schuldeisers van A behoudens de gestelde vordering van B terwijl de bestuurder/aandeelhouder van A van het bestaan van de vordering wist, is B als schuldeiser benadeeld en heeft de bestuurder/aandeelhouder van A betaling en daarmee verhaal gefrustreerd. Zij hebben in aanloop naar de turboliquidatie selectief gehandeld en bewerkstelligd of toegelaten dat A haar verplichtingen niet kon nakomen en geen verhaal bood voor de schade die daardoor is ontstaan. C, die zich intensief met de gang van zaken bij A bemoeide, heeft onrechtmatig gehandeld door de handelwijze van haar dochter A in de hand te werken of toe te staan. C had met de bij haar bekende belangen van B als schuldeiser van A rekening moeten houden. Door dit niet te doen, heeft zij onrechtmatig gehandeld en is zij aansprakelijk voor de schade.

 

De hoogte van de schade, is gelijk aan het bedrag dat A op grond van het verstekvonnis aan B moet betalen. C wordt dan ook veroordeeld tot betaling van dat bedrag.

 

Afsluiting

Uit deze uitspraak volgt dat er reële aansprakelijkheidsrisico’s kunnen kleven aan een herstructurering met als onderdeel een turboliquidatie. Een turboliquidatie is niet bedoeld voor het frustreren van verhaal. In deze zaak lag het wel voor de hand dat de bestuurder aansprakelijk zou zijn, omdat er duidelijke aanwijzingen waren van bewuste verhaalsfrustratie. De turboliquidatie en overheveling van de onderneming kon de bestuurder/aandeelhouder in dit geval – terecht – niet baten.

 

Keywords

Bestuurdersaansprakelijkheid
Herstructurering
Selectieve betaling
Turboliquidatie

Auteur(s)

Aaron Bouman

Advocaat bij Van Iersel Luchtman Advocaten te 's-Hertogenbosch