Een gewapende overval op een medewerker van een casino in America, Limburg: een meeslepend scenario. De rechtsvraag waarvoor de Hoge Raad zich in deze zaak echter gesteld zag, betrof een wat knullige procedurele blunder aan de kant van de rechtbank.
Administratiefout
Het vonnis van de rechtbank Limburg werd gewezen door rechters mr. D.D. Kock, mr. J.B.J. Driessen en mr. C.M. Nollen. Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg vermeldt daarentegen mr. J.H.M. Engels in plaats van Nollen. Een fout: in geval van een meervoudige kamer mogen bij de beraadslaging en de einduitspraak enkel de drie rechters betrokken zijn die de zaak ter terechtzitting hebben onderzocht.
Dat volgt uit de artikelen 350 en 365 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. Het staat er niet expliciet: volgens advocaat-generaal E.J. Hofstee beschouwde de wetgever het kennelijk zo vanzelfsprekend dat het om dezelfde rechters moet gaan, dat deze het niet nodig achtte dit in een wetsbepaling vast te leggen.
Wat de reden was voor de slordigheid, is niet bekend. In hoger beroep bij het hof was de administratieve misslag niet aan het licht gekomen – pas in het cassatieberoep maakte de advocaat van de verdachte ervan gewag.
Belang bij cassatie?
Als het aan de AG had gelegen, had het middel niet tot cassatie hoeven leiden. Hoewel ook deze meende dat het vonnis in hoger beroep vernietigd had moeten worden, ontbrak voor de verdachte volgens hem enig belang bij cassatie. In appel was er immers geen punt van gemaakt, en ook een beroep op artikel 6 EVRM overtuigde onvoldoende, schrijft hij in zijn conclusie.
Wat de Hoge Raad betreft, doet het in dezen niet ter zake of de verdachte al dan niet belang had bij cassatie. Het arrest is vernietigd en teruggewezen naar het hof in Den Bosch.