Home De herzieningsprocedure herzien

Oswald Nunes

Tuchtrecht
/

De herzieningsprocedure herzien

Waar gewerkt wordt vallen spaanders. Ook in de rechtspraak. Alhoewel alle rechterlijke instanties ongetwijfeld hun uiterste best doen om procedures goed te laten verlopen en rechtvaardige uitspraken te doen, komt het – zij het gelukkig zeer spaarzaam – voor dat er in een procedure iets niet goed gaat. De vraag is, wat in een dergelijke situatie te doen. Wat speelde er in deze zaak?

Een huisarts wordt door een dochter aangeklaagd over de behandeling van haar overleden moeder. De huisarts voert verweer en vraagt bij het Regionaal Tuchtcollege (RTG) zowel bij het mondeling vooronderzoek als op de openbare zitting om de praktijkverpleegkundige als getuige te horen. Beide verzoeken worden door RTG afgewezen. Het RTG acht de klacht gegrond en waarschuwt de huisarts. De huisarts gaat in beroep. Bij het Centraal Tuchtcollege (CTG) vraagt de huisarts opnieuw om de verschenen praktijkverpleegkundige als getuige te horen. Het verzoek wordt ook door het CTG afgewezen. Het CTG verwerpt vervolgens het beroep van de huisarts. De waarschuwing blijft staan.

De huisarts vraagt in een vervolgprocedure bij het CTG om herziening van de uitspraak (art. 52 wet BIG). De grond van dit verzoek is dat de tuchtrechter tot drie keer toe heeft geweigerd de opgeroepen en aangezegde praktijkverpleegkundige als getuige te horen. Het CTG wijst het herzieningsverzoek toe omdat de getuige op zitting gehoord had moeten worden (art. 13 lid 1 Tuchtrechtbesluit BIG). Doordat de huisarts dit haar toekomend recht niet heeft kunnen uitoefenen zijn feiten en/of omstandigheden die mede tot beslissing van de zaak hadden kunnen leiden, niet in de beoordeling betrokken. Daarmee is een fundamenteel rechtsbeginsel geschonden dat is neergelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Hoewel artikel 6 van het EVRM niet rechtstreeks op de tuchtprocedure van toepassing is, wordt het daarin neergelegde beginsel van fair trial c.q. hoor en wederhoor ook in het tuchtrecht aanvaard. Een dergelijke schending rechtvaardigt in dit specifieke geval toewijzing van het herzieningsverzoek omdat op deze wijze de misslag kan worden rechtgezet. Het CTG beveelt de opschorting van haar eerdere beslissing en verwijst de zaak naar het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven. Het RTG Eindhoven zal de getuige alsnog horen en beslissen of de beslissing van het CTG waarvan herziening is verzocht, wordt gehandhaafd of vernietigd.

Deze uitspraak is in die zin baanbrekend, omdat het CTG de gronden voor herziening (aanmerkelijk) heeft verruimd. Uit artikel 52 wet BIG vloeit voort dat de herzieningsmogelijkheid in medische tuchtzaken is beperkt in die zin, dat herziening uitsluitend mogelijk is op grond van na een onherroepelijk geworden eindbeslissing van het RTG of CTG gebleken omstandigheden die naar ernstig vermoeden tot een afwijkende beslissing zouden hebben geleid, indien zij tijdig bekend waren geworden. Met deze uitspraak is herziening nu ook mogelijk in gevallen waarin bij de behandeling van de oorspronkelijke klacht door het RTG of het CTG sprake is geweest van schending van fundamentele rechtsbeginselen, waardoor van een eerlijk en onpartijdig proces in de zin van artikel 6 EVRM niet kan worden gesproken. Uiteraard dient deze kersverse jurisprudentie zich op dit punt verder te ontwikkelen, maar denk hierbij – naast het niet horen van aangezegde getuigen zoals in deze zaak – aan een onjuiste weergave en behandeling van de klacht, schending van hoor en wederhoor en andere essentiële vormverzuimen of inhoudelijke gebreken aan de beslissing.

Deze uitspraak van het CTG volgt kort na de publicatie van het artikel van Lisa van Baarsel en mij in Tijdschrift Tuchtrecht (‘Een aanzet voor een meer eigentijds medisch tucht: 25 suggesties’), waarin wij deze verruiming van de herzieningsgronden hebben bepleit. Toeval of niet? Graag geloven wij van niet. Hoe het ook zij, deze verruiming van de herzieningsgronden is een welkome verrijking van het medisch tuchtrecht. Hopelijk behoeft daar in de praktijk maar weinig gebruik van te worden gemaakt.

Deze uitspraak is het resultaat van het doorzettingsvermogen van de huisarts. De huisarts moet nu na 2,5 jaar procederen opnieuw de gang naar de tuchtrechter maken. In de vervolgprocedure zal niet alleen de getuige alsnog worden gehoord maar zal ongetwijfeld ook aan de orde zal komen of de dochter met de klacht de wil van haar overleden moeder vertegenwoordigt en of zij wel tot klagen bevoegd is. Geduld lijkt hier de sleutel tot tevredenheid.

Nieuwsbrief

Altijd up to date?

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Schrijf je in!

Scroll naar boven