Hoge Raad: limiet aan lengte processtukken toelaatbaar en te lange stukken mogen geweigerd worden

3 juni 2022

De beperkingen die in de procesreglementen van de gerechtshoven worden gesteld aan de omvang van civiele processtukken in hoger beroep zijn toelaatbaar. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld. De regels zijn niet in strijd met het recht op toegang tot de rechter of met het beginsel van hoor en wederhoor. Uit de bevoegdheid de regels te stellen vloeit voort dat de gerechtshoven de regels kunnen handhaven door processtukken te weigeren die niet voldoen aan de regels. Dat geldt ook als de weigering leidt tot niet-ontvankelijkheid van de partij die hoger beroep heeft ingesteld.

Achtergrond

De regels over begrenzing van de omvang van processtukken in hoger beroep zijn per 1 april 2021 opgenomen in het Landelijk Procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven en in het Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven. De regels houden in dat processtukken in hoger beroep niet langer mogen zijn dan 25 bladzijden, tenzij de rechter toestemming heeft gegeven voor een langer processtuk.

De limieten zijn ingevoerd om de omvang van procesdossiers beheersbaar te houden. De gerechtshoven menen dat door steeds langere processtukken de tijd die de rechter per zaak moet besteden toeneemt. Dat leidt tot druk op doorlooptijden. Verder kunnen te lange processtukken ongewenste gevolgen hebben voor de procespartijen. Zo komt volgens de hoven het beginsel van hoor en wederhoor onder druk als de wederpartij het zich financieel niet kan veroorloven om haar advocaat extra tijd te laten besteden aan de reactie op een te lang processtuk. Kernachtige processtukken zijn daarom in het belang van een tijdige, zorgvuldige rechtspraak en van allen die daarbij betrokken zijn, zo vinden de gerechtshoven.

Vanuit de advocatuur is bezwaar gemaakt tegen de invoering van die regels. Een aantal advocaten heeft in kort geding gevorderd dat de regels worden ingetrokken.

In dat kort geding heeft de rechter prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. Een prejudiciële vraag is een vraag van een rechter aan de Hoge Raad over de toepasselijkheid of uitleg van een rechtsregel.

Advies advocaat-generaal (AG)

AG De Bock had de Hoge Raad geadviseerd dat de regel dat processtukken in hoger beroep niet langer mogen zijn dan 25 bladzijden toelaatbaar is, maar dat de procesreglementen niet mogen bepalen dat een te lang processtuk wordt geweigerd. Weigering van een processtuk kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Voor zo’n ingrijpende sanctie is een wettelijke grondslag vereist en die ontbreekt, aldus de AG.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad heeft nu geoordeeld dat de gerechtshoven beperkingen aan de omvang van processtukken mogen stellen in procesreglementen. De regeling over de omvang van de processtukken bevordert de uniforme toepassing van procesrechtelijke normen en bevoegdheden regels, zoals de naleving van de eisen van een goede procesorde, de bevoegdheid van de rechter beslissingen te nemen die nodig zijn voor een goed verloop van de procedure en de taak van de rechter om onredelijke vertraging van de procedure te voorkomen.

Het stellen van een limiet aan de omvang van de processtukken dient een legitiem doel. De regels zijn niet disproportioneel omdat in verreweg de meeste zaken een omvang van 25 bladzijden toereikend is en in andere gevallen de mogelijkheid bestaat toestemming te krijgen voor de indiening van een langer stuk. Bij de beslissing op zo’n verzoek moet beoordeeld worden of afwijzing daarvan een goede procesorde dient, nodig is voor een goed verloop van de procedure of strekt tot het voorkomen van onredelijke vertraging van de procedure.

Omdat de weigering van een processtuk verstrekkende gevolgen kan hebben voor een procespartij, moet een partij voldoende gelegenheid hebben om die gevolgen te voorkomen. De procesreglementen voorzien daarin door de partij in de gelegenheid te stellen om na een weigering binnen twee weken een ingekort processtuk in te dienen. Daarnaast geldt dat een weigering van een verzoek om een langer processtuk te mogen indienen gemotiveerd moeten worden en in cassatie kan worden getoetst. De regeling voorziet daarmee in voldoende rechtsbescherming.

Publicatie op rechtspraak.nl

ECLI:NL:HR:2022:824