Hogere beslagvrije voet vanwege kosten beschermingsbewind

Bron: André Moerman
uur

Sinds 1 januari 2021 is voor de berekening van de beslagvrije voet in de wet een hardheidsclausule opgenomen. In uitzonderlijke situaties waarbij de beslagvrije voet niet toereikend is, kan de kantonrechter de beslagvrije voet verhogen. De rechtbank Amsterdam moest oordelen over een lage beslagvrije voet voor iemand die in een instelling verblijft. De kosten voor beschermingsbewind konden hieruit niet worden voldaan en de gemeente had het verzoek om bijzondere bijstand afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de kosten van beschermingsbewind, nu er geen bijzondere bijstand wordt verstrekt, als uitzonderlijke noodzakelijke extra kosten moeten worden aangemerkt, waarmee de beslagvrije voet moet worden verhoogd.



Wat er aan voorafging
X ontvangt een WIA-uitkering. Zeven schuldeisers met een totale schuld van € 70.000 hebben beslag op zijn inkomen gelegd. LAVG verdeelt als coördinerend deurwaarder de beslagafdracht over de verschillende beslagleggers.
X is opgenomen in een zorginstelling. Het CAK heeft zijn eigen bijdrage voor deze zorg vanaf 1 januari 2022 vastgesteld op € 326,65 per maand. In opdracht van het CAK wordt op de netto uitkering van € 1.964,11 per maand een bestuursrechtelijke premie ad. € 152,20 per maand ingehouden.  
Op 25 juli 2022 heeft de bewindvoerder van X verzocht om een herberekening van de beslagvrije voet. Bij brief van 27 juli 2022 heeft LAVG meegedeeld dat de beslagvrije voet op basis van de aangeleverde gegevens is berekend op € 594,00 per maand. X ontvangt na aftrek van de bestuursrechtelijke premie € 441,80 netto per maand.


Het verzoek
De bewindvoerder heeft een verzoek om toepassing van de hardheidsclausule bij de kantonrechter ingediend. De bewindvoerder heeft om verhoging van de beslagvrije voet met € 125,00 per maand verzocht, met ingang van haar kennisgeving van het bewind op 8 juni 2022, dan wel haar aanvraag om een berekening van de beslagvrije voet op 12 juli 2022, dan wel haar verzoek om aanpassing van de beslagvrije voet bij LAVG op 25 juli 2022, dan wel de indiening van het verzoekschrift op 19 september 2022.

Volgens de bewindvoerder moet de beslagvrije voet van X zodanig worden aangepast dat in ieder geval de maandelijkse kosten van het beschermingsbewind van € 225,97, de eigen bijdrage van het CAK van € 326,65, de WA-verzekering van € 5,09 en de bankkosten van € 5,95 kunnen worden betaald. Daarbij zijn de kosten voor bijvoorbeeld shampoo, kleding, waskosten en taxikosten voor bezoek aan het gezin van X nog niet in aanmerking genomen. In deze uitzonderlijke situatie moet rekening worden gehouden met genoemde noodzakelijke kosten. X is na een hersenbloeding permanent opgenomen in een verpleeginrichting. Hij heeft een schuldenlast van ruim € 70.000,00. Het is zeer belangrijk dat het bewind in stand kan blijven om te zorgen voor een gezonde financiële situatie.


Het verweer
LAVG voert aan dat X geen recht heeft op een hogere beslagvrije voet. Er is geen sprake van een zeer uitzonderlijke situatie op grond waarvan niet van X kan worden verlangd dat hij rondkomt van een beslagvrije voet van € 594,00 per maand. De door X aangehaalde kosten vallen grotendeels onder levensonderhoud en leveren geen kennelijk onevenredige hardheid op. LAVG voert verweer tegen de verzochte terugwerkende kracht en stelt als ingangsdatum 19 september 2022 voor.


Beoordeling

Hardheidsclausule
Artikel 475fa Rv bepaalt dat indien toepassing van de artikelen 475da tot en met 475e Rv leidt tot een kennelijk onevenredige hardheid, als gevolg van een omstandigheid waarmee geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de beslagvrije voet, de kantonrechter op verzoek van de geëxecuteerde de beslagvrije voet voor een door hem te bepalen termijn kan verhogen.
Uit de memorie van toelichting bij de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet volgt dat bij een beroep door een schuldenaar op de hardheidsclausule gedacht kan worden aan uitzonderlijke noodzakelijke extra kosten, die de schuldenaar niet op andere wijze vergoed kan krijgen. Het beroep op de hardheidsclausule is beperkt tot zeer uitzonderlijke, individuele situaties en is niet bedoeld als standaardcompensatie voor groepen mensen die niet uitkomen met de beslagvrije voet. De beslagvrije voet kan van dien aard zijn dat een schuldenaar die te maken heeft met uitzonderlijk hoge en niet (deels) via andere wegen te verlagen kosten onder het bestaansminimum komt. In dat geval getuigt het onverkort vasthouden aan de beslagvrije voet van een kennelijk onevenredige hardheid en kan de rechter besluiten de beslagvrije voet te verhogen. Het verzoek tot toepassing van de hardheidsclausule moet in volle omvang getoetst worden, waarbij rekening wordt gehouden met alle omstandigheden van het geval.

Uitzonderlijk noodzakelijke kosten
Tussen partijen is niet in geschil dat de beslagvrije voet conform het bepaalde in artikel 475e lid 2 Rv is berekend en terecht is vastgesteld op een bedrag van € 594,00 per maand. Vaststaat dat deze vastgestelde beslagvrije voet leidt tot een aanzienlijk tekort in de maandelijkse uitgaven van X . De kosten van de eigen bijdrage van € 326,65 per maand wegens het verblijf in een inrichting zijn noodzakelijke kosten voor X , die hij niet kan verminderen of op een andere wijze vergoed kan krijgen. Ten aanzien van de kosten van het bewind heeft de bewindvoerder tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat de gemeente haar aanvraag voor bijzondere bijstand heeft afgewezen vanwege de hoogte van het inkomen van X. LAVG heeft dat onvoldoende weersproken. De kosten voor het beschermingsbewind van € 225,97 per maand moeten daarom ook worden aangemerkt als uitzonderlijke noodzakelijke extra kosten, die X niet op andere wijze vergoed kan krijgen. De bewindvoerder heeft verder onweersproken gesteld dat er geen ruimte is om met de zorgverzekeraar een betalingsregeling te treffen, zodat ook de kosten van de verhoging van de ziektekostenpremie niet te vermijden zijn.
Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat toepassing van de huidige beslagvrije voet leidt tot een onevenredige hardheid als bedoeld in artikel 475fa Rv. Daarom zal de beslagvrije voet verhoogd worden met € 125,00 per maand tot een bedrag van € 719,00 per maand, zoals verzocht.

Terugwerkende kracht
Nu de bewindvoerder LAVG op 25 juli 2022 voor het eerst heeft verzocht om een herberekening van de beslagvrije voet, zal deze beslagvrije voet vanaf die datum ingaan. Gelet op het bepaalde van artikel 475d lid 2 Rv zal de verhoogde beslagvrije voet gelden voor de duur van een jaar.

De in deze beschikking vastgestelde beslagvrije voet dient door LAVG als coördinerend deurwaarder te worden toegepast en geldt voor alle beslagleggers. Voor zover teveel gelden zijn ingehouden dienen deze met terugwerkende kracht vanaf 25 juli 2022 aan X te worden gerestitueerd. Dat kan door terugbetaling van het teveel ingehouden bedrag ineens, dan wel door middel van lagere c.q. een tijdelijke stop van inhoudingen in de komende maanden.


Beslissing
De kantonrechter:
verhoogt de voor X geldende beslagvrije voet met ingang van 25 juli 2022 van € 594,00 naar € 719,00 per maand voor de duur van een jaar;
veroordeelt LAVG in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de bewindvoerder begroot op € 86,00 aan griffierecht, voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.


Naschrift
Betrokkene verblijft in een zorginstelling. Er geldt dan een afwijkende beslagvrije voet, namelijk:
Tweederde van de zak- en kleedgeldnorm verhoogd met de verschuldigde eigen bijdrage voor het verblijf. Dus € 266,59 + 326,65 = € 593,24 (afgerond € 594). Dat uit deze beslagvrije voet de kosten voor beschermingsbewind niet is te voldoen is in een oogopslag te zien. Echter normaal gesproken kun je bijzondere bijstand voor deze kosten krijgen. De gemeente heeft dit echter afgewezen. Wat zou er aan de hand kunnen zijn?

Betrokkene is door de rechter onder bewind gesteld en is daarmee de wettelijk vastgestelde kosten voor beschermingsbewind verschuldigd. Aangezien het hier om noodzakelijke uit bijzondere individuele omstandigheden voortvloeiende kosten gaat is in beginsel bijzondere bijstand voor deze kosten mogelijk. Dit hangt er vanaf of betrokkene naar het oordeel van B&W deze kosten al dan niet zelf kan betalen, de zogenaamde draagkrachtberekening. De Centrale Raad van Beroep heeft eerder geoordeeld dat wanneer beslag op het inkomen is gelegd, bij de draagkrachtberekening alleen uitgegaan moet worden van het inkomen waarover men beschikt of redelijkerwijze kan beschikken. Over het deel van het inkomen waarop beslag ligt kan men feitelijk niet beschikken.
In dit geval is de berekende beslagvrije voet hoger dat de toepasselijke bijstandsnorm ad. € 382,89. Vermoedelijk heeft de gemeente het verschil tussen de beslagvrije voet ad. € 594 en deze norm betrokken in de draagkrachtberekening, waardoor er toch voldoende draagkracht is.
Er zijn gemeentes die deze werkwijze hanteren en er zijn gemeentes die bij beslag er vanuit gaan dat er geen draagkracht is.

In dit geval gaat het om een beslagvrije voet voor verblijf in een instelling. Bij een ‘gewone beslagvrije voet’ komt hetzelfde probleem voor. De beslagvrije voet is dan gelijk aan 95% van de bijstandsnorm verhoogt met een compensatiekop. De compensatiekop is bedoeld voor de toeslagen die je minder hebt naar mate het inkomen stijgt. Wanneer een hogere beslagvrije voet in de draagkrachtberekening wordt betrokken, is er draagkracht terwijl de hogere beslagvrije voet deels ook bedoeld is om de woonkosten en premie ziektekosten mee te kunnen betalen. Vanuit SchuldInfo wordt een proefprocedure gevoerd over de vraag of de beslagvrije voet het inkomen is waarover je beschikt, of dat er bij beslag nimmer draagkracht is omdat een hogere beslagvrije voet deels bedoeld is voor woonkosten en premie ziektekostenverzekering?

Bij verblijf in een instelling is nog duidelijker dat je niet over de hogere beslagvrije voet niet kunt beschikken. De verschuldigde eigen bijdrage wordt namelijk direct op de uitkering ingehouden en kan dus feitelijk niet besteed worden aan de kosten van beschermingsbewind. Zie onderstaandfe afbeelding: Als inkomen moet dus A en niet B in aanmerking worden genomen.

Toereikende voorliggende voorziening?
Nu de rechter de beslagvrije voet op grond van de hardheidsclausule vanwege de kosten van beschermingsbewind heeft verhoogd, is het niet ondenkbaar dat er gemeenten zullen zijn die deze jurisprudentie willen gebruiken om de bijzondere bijstand af te wijzen. Het argument zal dan zijn dat het verzoek toepassing hardheidsclausule op grond van art. 15 van de Participatiewet een toereikende voorliggende voorziening is. Dit standpunt is echter aanvechtbaar aangezien de hardheidsclausule bedoeld is voor zeer uitzonderlijke situaties waarin de wet niet voorziet. Een aanvraag bijzondere bijstand is voorliggend op een verzoek toepassing hardheidsclausule.

Wordt vervolgd!


Meer informatie
- Rechtbank Amsterdam 10 november 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6517
- Bijzondere bijstand als vangnet bij loonbeslag (SchuldInfo 2 februari 2021)
- Voorbeeldbrief: Bezwaar tegen afwijzing bijzondere bijstand ivm draagkracht
- Centrale Raad van Beroep 19 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:110
- Hardheidsclausule beslagvrije voet: wanneer en hoe? (SchuldInfo 5 juli 2021)


Reageren?
- Reageer via schuldinfo op LinkedIn