27.10.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 277/1


VERORDENING (EU) 2022/2065 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 19 oktober 2022

betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Diensten van de informatiemaatschappij en met name tussenhandeldiensten zijn een belangrijk onderdeel geworden van de economie van de Unie en het dagelijks leven van de Unieburgers. Twintig jaar na de vaststelling van het bestaande wettelijke kader dat van toepassing is op dergelijke diensten, dat is vastgelegd in Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), hebben nieuwe en innovatieve bedrijfsmodellen en diensten, zoals sociale onlinenetwerken en onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden om overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren, het mogelijk gemaakt voor zakelijke gebruikers en consumenten om op nieuwe manieren informatie te verstrekken en toegang te krijgen tot informatie en transacties te verrichten. Een meerderheid van de Unieburgers maakt nu dagelijks gebruik van die diensten. De digitale transformatie en het toegenomen gebruik van die diensten hebben echter ook nieuwe risico's en uitdagingen meegebracht voor individuele afnemers van de betrokken dienst, voor bedrijven en voor de samenleving als geheel.

(2)

De lidstaten voeren in toenemende mate nationale wetten in, of overwegen deze in te voeren, over onder deze verordening vallende aangelegenheden, waarbij met name zorgvuldigheidseisen worden gesteld aan aanbieders van tussenhandeldiensten wat betreft de manier waarop zij illegale inhoud, online desinformatie of andere maatschappelijke risico’s moeten aanpakken. Die uiteenlopende nationale wetten hebben een negatieve invloed op de interne markt die, krachtens artikel 26 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), een ruimte zonder binnengrenzen omvat waarin het vrije verkeer van goederen en diensten en de vrijheid van vestiging zijn gewaarborgd, rekening houdend met het inherent grensoverschrijdende karakter van het internet, dat over het algemeen voor het aanbieden van die diensten wordt gebruikt. De voorwaarden voor het aanbieden van tussenhandeldiensten in de gehele interne markt moeten worden geharmoniseerd, zodat bedrijven toegang krijgen tot nieuwe markten en nieuwe mogelijkheden krijgen om de voordelen van de interne markt te benutten, terwijl consumenten en andere afnemers van de diensten een grotere keuze kunnen krijgen. Voor de toepassing van deze verordening worden zakelijke gebruikers, consumenten en andere gebruikers beschouwd als “afnemers van de dienst”.

(3)

Verantwoordelijk en zorgvuldig gedrag van de aanbieders van tussenhandeldiensten is essentieel voor een veilige, voorspelbare en betrouwbare onlineomgeving en om Unieburgers en andere personen de mogelijkheid te bieden hun in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het “Handvest”) gewaarborgde grondrechten uit te oefenen, met name de vrijheid van meningsuiting en van informatie, de vrijheid van ondernemerschap, het recht op non-discriminatie, evenals het bereiken van een hoog niveau van consumentenbescherming.

(4)

Om de werking van de interne markt veilig te stellen en te verbeteren, moet daarom op Unieniveau een gerichte reeks uniforme, doeltreffende en evenredige dwingende bepalingen worden vastgesteld. In deze verordening worden voorwaarden opgelegd voor het opkomen van innovatieve digitale diensten en voor de groei hiervan in de interne markt. De onderlinge aanpassing van de nationale regelgevende maatregelen op Unieniveau met betrekking tot de eisen voor aanbieders van tussenhandeldiensten is noodzakelijk om versnippering van de interne markt te voorkomen en te beëindigen en om rechtszekerheid te waarborgen, en daarmee de onzekerheid voor ontwikkelaars te verminderen en de interoperabiliteit te bevorderen. Door gebruik te maken van technologieneutrale eisen zou innovatie niet mogen worden belemmerd, maar juist worden gestimuleerd.

(5)

Deze verordening moet van toepassing zijn op aanbieders van bepaalde diensten van de informatiemaatschappij zoals gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad (5), dat wil zeggen elke dienst die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van een afnemer, wordt verricht. Meer in het bijzonder moet deze verordening van toepassing zijn op aanbieders van tussenhandeldiensten, en met name op tussenhandeldiensten die bekend staan als “mere conduit”-, “caching”- en “hosting”-diensten, aangezien de exponentiële groei van het gebruik dat van die diensten wordt gemaakt, voornamelijk voor legitieme en allerlei soorten maatschappelijk nuttige doeleinden, ook hun rol in de tussenkomst en verspreiding van onrechtmatige of anderszins schadelijke informatie en activiteiten heeft doen toenemen.

(6)

In de praktijk treden sommige aanbieders van tussenhandeldiensten op als tussenpersoon met betrekking tot diensten die al dan niet langs elektronische weg kunnen worden verleend, zoals diensten op het gebied van informatietechnologie op afstand, vervoer, huisvesting of bezorgingsdiensten. Deze verordening moet alleen van toepassing zijn op tussenhandeldiensten en mag geen afbreuk doen aan de Unie- of nationaalrechtelijke eisen met betrekking tot producten of diensten die worden geleverd via tussenhandeldiensten, ook niet in situaties waarin de tussenhandeldienst een integraal onderdeel vormt van een andere dienst die geen tussenhandeldienst is zoals erkend in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

(7)

Om de doeltreffendheid van de in deze verordening vastgestelde regels en een gelijk speelveld op de interne markt te waarborgen, zouden die regels van toepassing moeten zijn op aanbieders van tussenhandeldiensten, ongeacht hun plaats van vestiging of hun locatie, voor zover zij diensten aanbieden in de Unie, zoals blijkt uit een wezenlijke band met de Unie.

(8)

Een dergelijke wezenlijke band met de Unie moet worden geacht te bestaan wanneer de aanbieder van de dienst een vestiging in de Unie heeft of, indien een dergelijke vestiging niet bestaat, indien het aantal afnemers van de dienst in een of meer lidstaten significant is in verhouding tot het bevolkingsaantal daarvan, of op basis van het feit dat de activiteiten op een of meer lidstaten zijn gericht. Het richten van activiteiten op een of meer lidstaten kan worden bepaald op basis van alle relevante omstandigheden, waaronder factoren als het gebruik van een taal of een munteenheid die in die lidstaat algemeen gangbaar is, of de mogelijkheid om goederen of diensten te bestellen, of het gebruik van een relevant topleveldomein. Het richten van activiteiten op een lidstaat zou ook kunnen worden afgeleid uit de beschikbaarheid van een applicatie in de desbetreffende nationale app store, uit het feit dat er plaatselijk wordt geadverteerd of wordt geadverteerd in een taal die in die lidstaat wordt gebruikt, of uit de wijze van beheer van relaties met klanten, zoals het verstrekken van klantenservice in een taal die in die lidstaat algemeen gangbaar is. Er moet ook worden uitgegaan van een wezenlijke band wanneer een aanbieder van de dienst zijn activiteiten richt op een of meer lidstaten in de zin van artikel 17, lid 1, punt c), van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad (6). Daarentegen kan de louter technische toegankelijkheid van een website vanuit de Unie niet alleen op die grond worden verondersteld een wezenlijke band met de Unie te scheppen.

(9)

Deze verordening harmoniseert de regels die van toepassing zijn op tussenhandeldiensten op de interne markt volledig, met als doel te zorgen voor een veilige, voorspelbare en betrouwbare onlineomgeving, waarin de verspreiding van illegale online-inhoud en de maatschappelijke risico’s die de verspreiding van desinformatie of andere inhoud met zich kunnen brengen, worden aangepakt, en waarin de in het Handvest verankerde grondrechten doeltreffend worden beschermd en innovatie wordt vergemakkelijkt. De lidstaten mogen derhalve geen aanvullende nationale eisen stellen of in stand houden die verband houden met aangelegenheden die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, tenzij daarin uitdrukkelijk is voorzien in deze verordening, aangezien dit ten koste zou gaan van de rechtstreekse en uniforme toepassing van de volledig geharmoniseerde regels die van toepassing zijn op aanbieders van tussenhandeldiensten overeenkomstig de doelstellingen van deze verordening. Dit mag niet in de weg staan aan de mogelijkheid om andere nationale wetgeving toe te passen die geldt voor aanbieders van tussenhandeldiensten, met inachtneming van het Unierecht, waaronder Richtlijn 2000/31/EG, met name artikel 3 daarvan, indien met de bepalingen van nationaal recht andere legitieme doelstellingen van algemeen belang worden beoogd dan die welke met deze verordening worden beoogd.

(10)

Deze verordening mag geen afbreuk doen aan andere Unierechtelijke handelingen die het aanbieden van diensten van de informatiemaatschappij in het algemeen regelen, die andere aspecten van het aanbieden van tussenhandeldiensten op de interne regelen, of die de in deze verordening uiteengezette geharmoniseerde regels specificeren en aanvullen, zoals Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad (7), met inbegrip van de bepalingen daarvan met betrekking tot videoplatforms, Verordeningen (EU) 2019/1148 (8), (EU) 2019/1150 (9), (EU) 2021/784 (10) en (EU) 2021/1232 (11) van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (12), en Unierechtelijke bepalingen vastgelegd in een verordening betreffende het Europees bevel tot verstrekking en het Europees bevel tot bewaring van elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken en in een richtlijn tot vaststelling van geharmoniseerde regels inzake de aanwijzing van wettelijke vertegenwoordigers ten behoeve van de bewijsgaring in strafprocedures.

Ter wille van de duidelijkheid mag deze verordening evenmin afbreuk doen aan het Unierecht inzake consumentenbescherming, met name Verordening (EU) 2017/2394 (13) en Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad (14), Richtlijn 2001/95/EG (15), Richtlijn 2005/29/EG (16), Richtlijn 2011/83/EU (17), Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad (18), en Richtlijn 93/13/EEG van de Raad (19), en inzake de bescherming van persoonsgegevens, met name Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (20).

Deze verordening mag ook geen afbreuk doen aan de Unieregels betreffende het internationaal privaatrecht, in het bijzonder de regels inzake de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en de tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, zoals Verordening (EU) nr. 1215/2012, en de regels betreffende het recht dat van toepassing is op contractuele en niet-contractuele verbintenissen. De bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens wordt uitsluitend geregeld door de Unierechtelijke regels inzake dat onderwerp, met name Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn 2002/58/EG. Deze verordening mag ook geen afbreuk doen aan het Unierecht inzake arbeidsomstandigheden en het Unierecht op het gebied van justitiële samenwerking in civiele en strafzaken. Voor zover die Unierechtshandelingen dezelfde doelstellingen nastreven als die van deze verordening, moeten de regels van deze verordening echter wel van toepassing zijn op aangelegenheden die niet of niet volledig door die andere rechtshandelingen zijn aangepakt, alsook op aangelegenheden waarvoor die andere rechtshandelingen de lidstaten de mogelijkheid laten om bepaalde maatregelen op nationaal niveau vast te stellen.

(11)

Er moet worden verduidelijkt dat deze verordening geen afbreuk doet aan het Unierecht inzake het auteursrecht en de daaraan verbonden rechten, waaronder de Richtlijnen 2001/29/EG (21), 2004/48/EG (22) en (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad (23), die specifieke regels en procedures vaststellen die onverlet moeten blijven.

(12)

Om de doelstelling van een veilige, voorspelbare en betrouwbare onlineomgeving te waarborgen, moet het begrip “illegale inhoud” voor de toepassing van deze verordening in grote lijnen de bestaande regels in de offline-omgeving weergeven. Meer bepaald moet het begrip “illegale inhoud” ruim worden gedefinieerd zodat het ook informatie met betrekking tot illegale inhoud, producten, diensten en activiteiten omvat. Met name moet dat begrip worden opgevat als een verwijzing naar informatie, ongeacht de vorm ervan, die uit hoofde van het toepasselijke recht ofwel illegaal is op zich, zoals illegale haatzaaiende uitlatingen of terroristische inhoud en onrechtmatige discriminerende inhoud, ofwel volgens het toepasselijke recht illegaal is omdat zij verband houdt met illegale activiteiten. Enkele voorbeelden ter illustratie zijn het delen van beelden van seksueel misbruik van kinderen, het onrechtmatig en zonder toestemming delen van privébeelden, online stalking, de verkoop van niet-conforme of namaakproducten, de verkoop van producten of het aanbieden van diensten die een inbreuk vormen op het consumentenbeschermingsrecht, het onbevoegde gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal, het illegaal aanbieden van accommodatiediensten of de illegale verkoop van levende dieren. Een video van een ooggetuige van een mogelijk misdrijf mag daarentegen niet als illegale inhoud worden beschouwd louter omdat daarin een illegale handeling te zien is, indien het opnemen of het verspreiden van een dergelijke video onder het publiek niet illegaal is uit hoofde van het nationale recht of Unierecht. In dit verband is het niet van belang of de illegaliteit van de informatie of de activiteit voortvloeit uit het Unierecht of uit met het Unierecht in overeenstemming zijnd nationaal recht, en wat de precieze aard of het onderwerp van het betrokken recht is.

(13)

Gezien de bijzondere kenmerken van de betrokken diensten en de overeenkomstige noodzaak om de aanbieders van deze diensten aan bepaalde specifieke verplichtingen te onderwerpen, moet binnen de bredere categorie van aanbieders van hostingdiensten zoals gedefinieerd in deze verordening, de subcategorie van onlineplatforms worden onderscheiden. Onlineplatforms, zoals sociale netwerken of onlineplatformen die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren, moeten worden gedefinieerd als aanbieders van hostingdiensten die niet alleen informatie opslaan die door de afnemers van de dienst op hun verzoek wordt verstrekt, maar die deze informatie ook verspreiden onder het publiek, op verzoek de afnemers van de dienst. Om te voorkomen dat al te ruime verplichtingen worden opgelegd, mogen aanbieders van hostingdiensten echter niet worden beschouwd als onlineplatforms wanneer de verspreiding bij het publiek slechts een klein of louter bijkomstig kenmerk is dat intrinsiek verbonden is met een andere dienst, of een kleine functionaliteit van de hoofdienst is, en kan dat kenmerk of die functionaliteit om objectieve technische redenen niet worden gebruikt zonder die andere hoofddienst, en de opname van dat kenmerk of die functionaliteit geen middel vormt om de toepasselijkheid van de voor onlineplatforms geldende regels van deze verordening te omzeilen. Het deel van een online krant dat bestemd is voor reacties zou bijvoorbeeld een dergelijk kenmerk kunnen zijn, waarbij het duidelijk is dat het bijkomstig is bij de hoofddienst die bestaat uit de publicatie van nieuws onder de redactionele verantwoordelijkheid van de uitgever. De opslag van commentaar op een sociaal netwerk moet daarentegen worden beschouwd als een onlineplatformdienst wanneer duidelijk is dat dit geen klein kenmerk van de aangeboden dienst is, zelfs indien deze dienst bijkomstig is aan de publicatie van berichten van afnemers van de dienst. Voor de toepassing van deze verordening mogen cloudcomputing- of webhostingdiensten niet worden beschouwd als een onlineplatform wanneer de verspreiding van specifieke informatie onder het publiek een klein of louter bijkomstig kenmerk of een kleine functionaliteit van die diensten vormt.

Bovendien mogen cloudcomputing- of webhostingdiensten wanneer zij als infrastructuur dienen, zoals onderliggende infrastructurele opslag- en computingdiensten van een op internet gebaseerde applicatie of website of een onlineplatform, op zichzelf niet worden geacht informatie onder het publiek te verspreiden die is opgeslagen of verwerkt op verzoek van de afnemer van de applicatie of website die of het onlineplatform dat zij hosten.

(14)

Het begrip “verspreiding onder het publiek”, zoals gebruikt in deze verordening, moet inhouden dat informatie beschikbaar wordt gesteld aan een potentieel onbeperkt aantal personen, dat wil zeggen dat de informatie gemakkelijk toegankelijk wordt gemaakt voor afnemers van de dienst in het algemeen zonder dat de informatieverstrekkende afnemer van de dienst daar verder iets voor hoeft te doen, ongeacht of die personen de betrokken informatie daadwerkelijk raadplegen. Indien voor de toegang tot informatie registratie of toelating tot een groep afnemers van de dienst vereist is, mag die informatie dan ook alleen worden geacht onder het publiek te zijn verspreid wanneer afnemers van de dienst die toegang tot de informatie wensen automatisch worden geregistreerd of toegelaten zonder menselijke beslissing of selectie van wie toegang krijgt. Interpersoonlijke communicatiediensten, zoals gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad (24), zoals e-mails of particuliere berichtendiensten, vallen niet onder de definitie van onlineplatforms, aangezien zij worden gebruikt voor interpersoonlijke communicatie tussen een door de afzender van de communicatie bepaald eindig aantal personen. De in deze verordening uiteengezette verplichtingen voor aanbieders van onlineplatforms kunnen echter van toepassing zijn op diensten waarmee informatie ter beschikking kan worden gesteld van een mogelijk onbeperkt aantal afnemers dat niet door de afzender van de communicatie wordt bepaald, zoals via openbare groepen of vrij toegankelijke kanalen. Informatie mag alleen worden beschouwd als verspreid onder het publiek in de zin van deze verordening wanneer die verspreiding gebeurt op rechtstreeks verzoek van de informatieverstrekkende afnemer van de dienst.

(15)

Wanneer sommige diensten van een aanbieder wel onder deze verordening vallen maar andere niet, of wanneer de door een aanbieder aangeboden diensten onder verschillende afdelingen van deze verordening vallen, mogen de desbetreffende bepalingen van deze verordening alleen van toepassing zijn op de diensten die binnen hun toepassingsgebied vallen.

(16)

De rechtszekerheid die wordt geboden door het horizontale kader van voorwaardelijke aansprakelijkheidsvrijstellingen voor aanbieders van tussenhandeldiensten, zoals vastgesteld in Richtlijn 2000/31/EG, heeft het ontstaan en de opschaling van veel nieuwe diensten op de interne markt mogelijk gemaakt. Dat kader moet derhalve worden behouden. Gezien de verschillen bij de omzetting en toepassing van de desbetreffende regels op nationaal niveau en om redenen van duidelijkheid en samenhang moet dat kader echter in deze verordening worden opgenomen. Ook moeten bepaalde elementen van dat kader worden verduidelijkt, waarbij rekening wordt gehouden met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

(17)

De in deze verordening uiteengezette regels betreffende de aansprakelijkheid van aanbieders van tussenhandeldiensten mogen alleen bepalen wanneer de betrokken aanbieder van tussenhandeldiensten niet aansprakelijk kan worden gesteld voor illegale inhoud die door de afnemers van de dienst wordt verstrekt. Die regels mogen niet worden opgevat als een positieve basis om vast te stellen wanneer een aanbieder aansprakelijk kan worden gesteld, wat door de toepasselijke regels van het Unierecht of het nationale recht moet worden bepaald. Voorts moeten de in deze verordening vastgestelde aansprakelijkheidsvrijstellingen gelden voor elke vorm van aansprakelijkheid met betrekking tot elke vorm van illegale inhoud, ongeacht het precieze onderwerp of de aard van die wetgeving.

(18)

De in deze verordening vastgestelde aansprakelijkheidsvrijstellingen mogen niet van toepassing zijn wanneer de aanbieder van tussenhandeldiensten, in plaats van zich te beperken tot het neutraal aanbieden van de diensten door een louter technische en automatische verwerking van de door de afnemer van de dienst verstrekte informatie, een actieve rol speelt die hem kennis van of controle over die informatie geeft. Die vrijstellingen mogen derhalve niet gelden voor aansprakelijkheid met betrekking tot informatie die niet door de afnemer van de dienst maar door de aanbieder van de tussenhandeldienst zelf wordt verstrekt, ook wanneer de informatie onder de redactionele verantwoordelijkheid van die aanbieder tot stand is gekomen.

(19)

Gezien de uiteenlopende aard van de activiteiten van “mere conduit”, “caching” en “hosting” en de verschillende posities en mogelijkheden van de aanbieders van de betrokken diensten, moet een onderscheid worden gemaakt tussen de regels die op deze activiteiten van toepassing zijn, voor zover zij uit hoofde van deze verordening onderworpen zijn aan verschillende eisen en voorwaarden en hun toepassingsgebied verschilt, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie.

(20)

Wanneer een aanbieder van tussenhandeldiensten opzettelijk met een afnemer van de diensten samenwerkt om illegale activiteiten te ontplooien, moet de dienst worden geacht niet neutraal te zijn verricht en mag de aanbieder daarom niet in aanmerking komen voor de in deze verordening vastgestelde aansprakelijkheidsvrijstellingen. Dit moet bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de aanbieder zijn dienst aanbiedt met als voornaamste doel illegale activiteiten te faciliteren, bijvoorbeeld door er uitdrukkelijk op te wijzen dat hij tot doel heeft illegale activiteiten te faciliteren of dat zijn diensten daartoe geschikt zijn. Het loutere feit dat een dienst versleutelde doorgifte of een ander systeem om de identificatie van de gebruiker onmogelijk te maken aanbiedt, mag op zichzelf niet worden aangemerkt als het faciliteren van illegale activiteiten.

(21)

Een aanbieder moet gebruik kunnen maken van de aansprakelijkheidsvrijstellingen voor “mere conduit”- en “caching”-diensten wanneer hij op geen enkele wijze betrokken is bij de doorgegeven of geraadpleegde informatie. Dit vereist onder meer dat de aanbieder de informatie die hij doorgeeft of waartoe hij toegang verleent, niet wijzigt. Deze eis mag echter geen betrekking hebben op technische handelingen die tijdens de doorgifte of toegang plaatsvinden, voor zover die handelingen de integriteit van de doorgegeven of geraadpleegde informatie niet wijzigen.

(22)

Om in aanmerking te komen voor de aansprakelijkheidsvrijstelling voor hostingdiensten moet de aanbieder, wanneer hij daadwerkelijk kennis of besef heeft van illegale activiteiten of illegale inhoud, snel handelen om die inhoud te verwijderen of ontoegankelijk te maken. Het verwijderen of ontoegankelijk maken moet gebeuren met inachtneming van de grondrechten van de afnemers van de dienst, waaronder het recht op vrijheid van meningsuiting en op informatie. De aanbieder kan die daadwerkelijke kennis of dat daadwerkelijke besef van de illegale aard van de inhoud onder meer verkrijgen door op eigen initiatief onderzoek te doen of door meldingen die hem overeenkomstig deze verordening door personen of entiteiten worden gedaan, voor zover zulke meldingen voldoende nauwkeurig en naar behoren gemotiveerd zijn om een zorgvuldige marktdeelnemer in staat te stellen de vermeende illegale inhoud redelijkerwijs te identificeren, te beoordelen en, waar nodig, hiertegen op te treden. Deze daadwerkelijke kennis of dit daadwerkelijke besef kan echter niet worden geacht te zijn verkregen louter op grond van het feit dat de aanbieder zich er in algemene zin van bewust is dat zijn dienst ook wordt gebruikt om illegale inhoud op te slaan. Bovendien is het niet voldoende dat de aanbieder een geautomatiseerde indexering van de op zijn dienst geüploade informatie verricht of dat de dienst over een zoekfunctie beschikt en informatie aanbeveelt op basis van de profielen of voorkeuren van de afnemers van de dienst, om te veronderstellen dat de aanbieder “specifieke” kennis heeft van op dat platform ontplooide illegale activiteiten of opgeslagen illegale inhoud.

(23)

De aansprakelijkheidsvrijstelling mag niet van toepassing zijn wanneer de afnemer van de dienst op gezag of onder toezicht van de aanbieder van een hostingdienst handelt. Wanneer de aanbieder van een onlineplatform dat consumenten de mogelijkheid biedt overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren, bijvoorbeeld de prijs van de door de handelaar aangeboden goederen of diensten bepaalt, zou de handelaar kunnen worden geacht op gezag of onder toezicht van dat onlineplatform te handelen.

(24)

Om ervoor te zorgen dat de consumenten doeltreffend worden beschermd wanneer zij online handelstransacties via tussenpersonen verrichten, mogen bepaalde aanbieders van hostingdiensten, namelijk onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren, niet in aanmerking komen voor de bij deze verordening vastgestelde aansprakelijkheidsvrijstelling voor aanbieders van hostingdiensten, voor zover die onlineplatforms de betreffende informatie met betrekking tot de betrokken transacties op zodanige wijze weergeven dat consumenten geloven dat die informatie is verstrekt door die onlineplatforms zelf of door handelaren die onder hun gezag of toezicht handelen, en dat die onlineplatforms derhalve kennis hebben van of toezicht houden op de informatie, ook al is dat in werkelijkheid misschien niet het geval. Van een dergelijk gedrag kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer een onlineplatform de identiteit van de handelaar niet duidelijk weergeeft zoals vereist door deze verordening, wanneer een onlineplatform die identiteit of contactgegevens van de handelaar achterhoudt tot na de sluiting van de tussen de handelaar en de consument gesloten overeenkomst, of wanneer een onlineplatform het product of de dienst in eigen naam in de handel brengt in plaats van de naam te gebruiken van de handelaar die dat product of die dienst zal leveren. In dat verband moet op objectieve wijze, op basis van alle relevante omstandigheden, worden vastgesteld of de weergave een gemiddelde consument kan doen geloven dat de betrokken informatie was verstrekt door het onlineplatform zelf of door handelaars die onder het gezag of toezicht van dat onlineplatform handelen.

(25)

De in deze verordening vastgestelde aansprakelijkheidsvrijstellingen mogen geen afbreuk doen aan de mogelijkheid om verschillende soorten verbodsmaatregelen te treffen tegen aanbieders van tussenhandeldiensten, zelfs wanneer zij voldoen aan de voorwaarden die in het kader van die vrijstellingen zijn vastgesteld. Zulke verbodsmaatregelen zouden in het bijzonder kunnen bestaan in door gerechtelijke of administratieve autoriteiten overeenkomstig het Unierecht uitgevaardigde bevelen waarbij de beëindiging of voorkoming van een inbreuk wordt gelast, met inbegrip van de verwijdering of het ontoegankelijk maken van de illegale inhoud die wordt gespecificeerd in dergelijke bevelen.

(26)

Om rechtszekerheid te creëren en de activiteiten die gericht zijn op het opsporen en identificeren van en het optreden tegen illegale inhoud, die de aanbieders van alle categorieën tussenhandeldiensten op vrijwillige basis ontplooien, niet te ontmoedigen, moet worden verduidelijkt dat het loutere feit dat aanbieders dergelijke activiteiten ontplooien, er niet toe leidt dat de in deze verordening uiteengezette aansprakelijkheidsvrijstellingen niet beschikbaar zijn, mits deze activiteiten te goeder trouw en zorgvuldig worden uitgevoerd. De voorwaarde dat te goeder trouw en zorgvuldig moet worden gehandeld, moet inhouden dat op objectieve, niet-discriminerende en evenredige wijze wordt gehandeld, met inachtneming van de rechten en legitieme belangen van alle betrokkenen, en dat de nodige waarborgen worden geboden tegen ongerechtvaardigde verwijdering van legale inhoud, in overeenstemming met de doelstelling en de vereisten van deze verordening. Daartoe moeten de betrokken aanbieders bijvoorbeeld redelijke maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat, wanneer geautomatiseerde instrumenten worden gebruikt om dergelijke activiteiten uit te voeren, de relevante technologie voldoende betrouwbaar is om het foutenpercentage zoveel mogelijk te beperken. Daarnaast moet worden verduidelijkt dat het loutere feit dat aanbieders te goeder trouw maatregelen nemen om te voldoen aan de eisen van het Unierecht, met inbegrip van de in deze verordening uiteengezette eisen met betrekking tot de uitvoering van hun algemene voorwaarden, niet mag leiden tot het onbeschikbaar zijn van de in deze verordening uiteengezette aansprakelijkheidsvrijstellingen. Daarom mogen dergelijke activiteiten en maatregelen die een aanbieder eventueel heeft genomen, niet in aanmerking worden genomen om te bepalen of de aanbieder zich kan beroepen op een aansprakelijkheidsvrijstelling, met name wat betreft de vraag of de aanbieder zijn dienst neutraal verricht en dus binnen het toepassingsgebied van de betrokken bepaling kan vallen, zonder dat deze regel echter impliceert dat de aanbieder zich daar noodzakelijkerwijs op kan beroepen. Vrijwillige maatregelen mogen niet worden gebruikt om de verplichtingen van de aanbieders van tussenhandeldiensten uit hoofde van deze verordening te omzeilen.

(27)

Hoewel de in deze verordening uiteengezette regels inzake aansprakelijkheid van aanbieders van tussenhandeldiensten gericht zijn op de aansprakelijkheidsvrijstelling van aanbieders van tussenhandeldiensten, moet in herinnering worden gebracht dat, ondanks de over het algemeen belangrijke rol die dergelijke aanbieders spelen, het probleem van illegale online-inhoud en -activiteiten niet mag worden aangepakt door zich uitsluitend te richten op hun aansprakelijkheid en verantwoordelijkheden. Waar mogelijk moeten derden die te maken hebben met illegale inhoud die online wordt doorgegeven of opgeslagen, trachten conflicten met betrekking tot dergelijke inhoud op te lossen zonder de betrokken aanbieders van tussenhandeldiensten daarbij te betrekken. Wanneer de toepasselijke Unie- en nationaalrechtelijke regels tot vaststelling van die aansprakelijkheid dit voorschrijven, moeten afnemers van de dienst aansprakelijk worden gesteld voor de illegale inhoud die zij verstrekken en kunnen verspreiden onder het publiek via tussenhandeldiensten. In voorkomend geval moeten ook andere actoren, zoals groepsmoderatoren in gesloten onlineomgevingen, met name in het geval van grote groepen, bijdragen tot het voorkomen van de verspreiding van illegale online-inhoud, overeenkomstig het toepasselijke recht. Voorts moeten, indien het nodig is om aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij, met inbegrip van aanbieders van tussenhandeldiensten, bij de zaak te betrekken, eventuele verzoeken of bevelen voor een dergelijke betrokkenheid in de regel worden gericht aan de specifieke aanbieder die over de technische en operationele capaciteit beschikt om op te treden tegen specifieke illegale inhoud, teneinde mogelijke negatieve effecten op de beschikbaarheid en toegankelijkheid van informatie die geen illegale inhoud vormt, te voorkomen en tot een minimum te beperken.

(28)

Sinds 2000 zijn er nieuwe technologieën ontstaan die de beschikbaarheid, efficiëntie, snelheid, betrouwbaarheid, capaciteit en veiligheid van systemen voor de doorgifte, de vindbaarheid en de opslag van gegevens online verbeteren, wat leidt tot een steeds complexer online-ecosysteem. In dit verband moet in herinnering worden gebracht dat aanbieders van diensten die de onderliggende logische architectuur en de goede werking van het internet tot stand brengen en vergemakkelijken, met inbegrip van technische hulpfuncties, ook gebruik kunnen maken van de in deze verordening uiteengezette aansprakelijkheidsvrijstellingen, voor zover hun diensten als “mere conduit”-, “caching”- of “hosting”-diensten kunnen worden aangemerkt. Dergelijke diensten omvatten onder meer, naargelang het geval, draadloze lokale netwerken, domeinnaamsysteem (DNS)-diensten, topleveldomeinnaamregisters, registrerende instanties, certificatie-instanties die digitale certificaten afgeven, virtuele particuliere netwerken, onlinezoekmachines, cloudinfrastructuurdiensten of inhoudsleveringsnetwerken, die de functies van andere aanbieders van tussenhandeldiensten mogelijk maken, lokaliseren of verbeteren. Zo hebben ook de diensten die worden gebruikt voor communicatiedoeleinden en de technische middelen voor de levering ervan een sterke ontwikkeling doorgemaakt en hebben zij geleid tot onlinediensten zoals Voice over IP, berichtendiensten en webgebaseerde e-maildiensten, waarbij de communicatie wordt geleverd via een internettoegangsdienst. Ook die diensten kunnen in aanmerking komen voor de aansprakelijkheidsvrijstellingen, voor zover zij kunnen worden aangemerkt als “mere conduit”-, “caching”- of “hosting”-diensten.

(29)

Onder tussenhandeldiensten valt een breed scala aan economische activiteiten die online plaatsvinden en die voortdurend evolueren om voor snelle, veilige en beveiligde informatiedoorgifte te zorgen en het gebruiksgemak van alle deelnemers aan het online-ecosysteem te waarborgen. “Mere conduit”-tussenhandeldiensten omvatten bijvoorbeeld algemene categorieën diensten, zoals internetknooppunten, draadloze toegangspunten, virtuele particuliere netwerken, DNS-(omzettings)diensten, topleveldomeinnaamregisters, registrerende instanties, certificatie-instanties die digitale certificaten afgeven, voice over IP en andere interpersoonlijke communicatiediensten; enkele algemene voorbeelden van “caching”-tussenhandeldiensten zijn dan weer het louter aanbieden van inhoudsleveringsnetwerken, reverse proxy’s of inhoudsaanpassingsproxy’s. Dergelijke diensten zijn van cruciaal belang om voor een soepele en efficiënte informatiedoorgifte via het internet te zorgen. Voorbeelden van “hostingdiensten” zijn categorieën diensten zoals cloudcomputing, webhosting, betaalde zoekmachineadvertentiediensten of diensten die het online delen van informatie en inhoud mogelijk maken, waaronder het opslaan en delen van bestanden. Tussenhandeldiensten kunnen afzonderlijk, als onderdeel van een andere soort tussenhandelsdienst, of gelijktijdig met andere tussenhandeldiensten worden aangeboden. Of een specifieke dienst een “mere conduit”-, “caching”- of “hosting”-dienst is, hangt enkel af van de technische functies ervan, die in de loop van de tijd kunnen evolueren, wat geval per geval moet worden beoordeeld.

(30)

Aanbieders van tussenhandeldiensten, mogen rechtens noch feitelijk worden onderworpen aan een monitoringsverplichting met betrekking tot verplichtingen van algemene aard. Dit heeft geen betrekking op monitoringsverplichtingen in een specifiek geval en heeft geen gevolgen voor bevelen die nationale autoriteiten hebben uitgevaardigd overeenkomstig nationale wetgeving die in overeenstemming is met het Unierecht zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie en overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde voorwaarden. Niets in deze verordening mag worden uitgelegd als een oplegging van een algemene monitoringsverplichting of een algemene verplichting om actief naar feiten te zoeken, of als een algemene verplichting voor aanbieders om proactieve maatregelen te nemen in verband met illegale inhoud.

(31)

Afhankelijk van het rechtsstelsel van elke lidstaat en het betrokken rechtsgebied kunnen de nationale gerechtelijke of administratieve autoriteiten, met inbegrip van rechtshandhavingsinstanties, de aanbieders van tussenhandeldiensten gelasten op te treden tegen specifieke illegale inhoud of bepaalde specifieke informatie te verstrekken. De nationale wetgevingen op basis waarvan dergelijke bevelen worden uitgevaardigd, verschillen aanzienlijk en de bevelen worden steeds vaker in grensoverschrijdende situaties aangepakt. Om ervoor te zorgen dat die bevelen op doeltreffende en efficiënte wijze kunnen worden uitgevoerd, met name in een grensoverschrijdende context, zodat de betrokken overheidsinstanties hun taken kunnen uitvoeren en de aanbieders geen onevenredige lasten worden opgelegd, zonder dat de rechten en legitieme belangen van derden onrechtmatig worden aangetast, moeten bepaalde voorwaarden worden gesteld waaraan die bevelen moeten voldoen, evenals bepaalde aanvullende eisen met betrekking tot de opvolging van die bevelen. Bijgevolg dient deze verordening slechts bepaalde specifieke minimumvoorwaarden te harmoniseren waaraan dergelijke bevelen moeten voldoen om aanbieders van tussenhandeldiensten ertoe te verplichten de desbetreffende autoriteiten in kennis te stellen van het gevolg dat aan die bevelen is gegeven. Deze verordening voorziet derhalve niet in de rechtsgrond voor het uitvaardigen van dergelijke bevelen, en zij regelt evenmin het territoriale toepassingsgebied of de grensoverschrijdende handhaving ervan.

(32)

Het toepasselijke Unierecht of nationale recht op basis waarvan de bevelen worden uitgevaardigd, kan voorzien in aanvullende voorwaarden en moet de basis vormen voor de handhaving van de respectieve bevelen. Bij niet-naleving van dergelijke bevelen moet de uitvaardigende lidstaat deze kunnen handhaven overeenkomstig zijn nationale recht. Het toepasselijke nationale recht moet in overeenstemming zijn met het Unierecht, waaronder het Handvest en de bepalingen van het VWEU betreffende de vrijheid van vestiging en de vrijheid om diensten te verrichten binnen de Unie, met name wat betreft onlinediensten voor gokken en weddenschappen. Evenzo doet de toepassing van dat nationale recht voor de handhaving van de respectieve bevelen geen afbreuk aan de toepasselijke Unierechtshandelingen, noch aan door de Unie of door de lidstaten gesloten internationale overeenkomsten inzake de grensoverschrijdende erkenning, tenuitvoerlegging en handhaving van die bevelen, met name in burgerlijke en strafzaken. Anderzijds moet de tenuitvoerlegging van de verplichting om de desbetreffende autoriteiten in kennis te stellen van het gevolg dat aan die bevelen is gegeven, in tegenstelling tot de tenuitvoerlegging van de bevelen zelf, onderworpen zijn aan de in deze verordening uiteengezette regels.

(33)

De aanbieder van tussenhandeldiensten moet de uitvaardigende autoriteit onverwijld in kennis stellen van het gevolg dat aan dergelijke bevelen is gegeven, met inachtneming van de in het toepasselijke Unierecht of nationale recht vastgestelde termijnen.

(34)

De desbetreffende nationale autoriteiten moeten dergelijke bevelen tegen als illegaal beschouwde inhoud of bevelen om informatie te verstrekken kunnen uitvaardigen op basis van het Unierecht of het met het Unierecht (met name het Handvest) in overeenstemming zijnde nationaal recht, en deze kunnen richten tot aanbieders van tussenhandeldiensten, ook al zijn zij in een andere lidstaat gevestigd. Deze verordening mag echter geen afbreuk doen aan het Unierecht op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke of strafzaken, waaronder Verordening (EU) nr. 1215/2012 en een verordening betreffende het Europees bevel tot verstrekking en het Europees bevel tot bewaring van elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken, noch aan het nationale strafprocesrecht of burgerlijk procesrecht. Indien die wetgeving op het gebied van strafrechtelijke en burgerlijke procedures voorziet in voorwaarden die een aanvulling vormen op of onverenigbaar zijn met die van deze verordening wat betreft bevelen om op te treden tegen illegale inhoud of om informatie te verstrekken, kunnen de in deze verordening vastgestelde voorwaarden buiten toepassing worden gelaten of worden aangepast. Met name de verplichting van de digitaledienstencoördinator van de lidstaat van de uitvaardigende autoriteit om een afschrift van de bevelen toe te zenden aan alle andere digitaledienstencoördinatoren kan buiten toepassing worden gelaten in de context van strafprocedures of kan worden aangepast indien het toepasselijke nationale strafprocesrecht daarin voorziet.

Voorts moet de verplichting dat de bevelen een motivering bevatten waarin wordt uitgelegd waarom de informatie illegale inhoud is, waar nodig worden aangepast indien het toepasselijke nationale strafprocesrecht dit vereist, met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten. Tot slot moet de verplichting voor de aanbieders van tussenhandeldiensten om de afnemer van de dienst in kennis te stellen overeenkomstig het toepasselijke Unierecht of nationale recht worden uitgesteld, met name in de context van strafrechtelijke, civiele of administratieve procedures. Daarnaast moeten de bevelen worden uitgevaardigd met inachtneming van Verordening (EU) 2016/679 en het in deze verordening vastgelegde verbod op algemene verplichtingen om informatie te monitoren of om actief te zoeken naar feiten of omstandigheden die duiden op illegale activiteiten. De in deze verordening vastgelegde voorwaarden en eisen die van toepassing zijn op bevelen om tegen illegale inhoud op te treden, doen geen afbreuk aan andere Uniehandelingen die voorzien in soortgelijke systemen om op te treden tegen specifieke soorten illegale inhoud, zoals Verordening (EU) 2021/784, Verordening (EU) 2019/1020 of Verordening (EU) 2017/2394 die de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten op het gebied van consumentenrecht specifieke bevoegdheden verleent om de verstrekking van informatie te bevelen, terwijl de voorwaarden en eisen die van toepassing zijn op bevelen tot informatieverstrekking geen afbreuk doen aan andere Uniehandelingen die in soortgelijke relevante regels voor specifieke sectoren voorzien. Die voorwaarden en eisen mogen geen afbreuk doen aan de regels inzake bewaring en opslag uit hoofde van het toepasselijke nationale recht, met inachtneming van het Unierecht en de verzoeken om vertrouwelijkheid van rechtshandhavingsinstanties in verband met de niet-openbaarmaking van informatie. Die voorwaarden en vereisten mogen geen afbreuk doen aan de mogelijkheid voor de lidstaten om een aanbieder van tussenhandeldiensten te verplichten een inbreuk te voorkomen, met inachtneming van het Unierecht, waaronder deze verordening, en met name het verbod op algemene monitoringsverplichtingen.

(35)

Aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden en vereisten moet uiterlijk bij de toezending van het bevel aan de betrokken dienstaanbieder zijn voldaan. Bijgevolg mag het bevel worden uitgevaardigd in een van de officiële talen van de uitvaardigende autoriteit van de betrokken lidstaat. Indien die taal echter verschilt van de door de aanbieder van tussenhandeldiensten aangegeven taal of van een andere officiële taal van de lidstaten die tussen de uitvaardigende autoriteit en de aanbieder van tussenhandeldiensten is overeengekomen, moet het bevel samen met een vertaling van ten minste de in deze verordening beschreven onderdelen van het bevel worden toegezonden. Indien een aanbieder van tussenhandeldiensten en de instanties van een lidstaat zijn overeengekomen een bepaalde taal te gebruiken, moet de aanbieder worden aangemoedigd om ook bevelen te aanvaarden die in die taal zijn uitgevaardigd door instanties in andere lidstaten. De bevelen moeten elementen bevatten aan de hand waarvan de adressaat de uitvaardigende autoriteit kan identificeren, waaronder zo nodig de contactgegevens van een contactpersoon bij die instantie, en de authenticiteit van het bevel kan verifiëren.

(36)

De territoriale reikwijdte van dergelijke bevelen om op te treden tegen illegale inhoud moet duidelijk worden vastgesteld op basis van het toepasselijke Unierecht of het toepasselijke nationale recht dat de uitvaardiging van het bevel mogelijk maakt, en mag niet verder gaan dan wat strikt noodzakelijk is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. In dat verband moet de beveluitvaardigende nationale gerechtelijke of administratieve autoriteit, die ook een rechtshandhavingsinstantie kan zijn, overeenkomstig de rechtsgrond die de uitvaardiging van het bevel mogelijk maakt, een evenwicht vinden tussen het met het bevel nagestreefde doel en de rechten en legitieme belangen van alle derden die door het bevel kunnen worden getroffen, met name hun grondrechten uit hoofde van het Handvest. Met name in een grensoverschrijdende situatie moeten de gevolgen van het bevel in principe beperkt blijven tot het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, tenzij de illegaliteit van de inhoud rechtstreeks voortvloeit uit het Unierecht of indien de uitvaardigende autoriteit van mening is dat de betrokken rechten een ruimere territoriale reikwijdte behoeven, overeenkomstig het Unierecht en het internationale recht, rekening houdend met de belangen van internationale hoffelijkheid.

(37)

De bij deze verordening geregelde bevelen tot het verstrekken van informatie hebben betrekking op de overlegging van specifieke informatie over individuele afnemers van de betrokken tussenhandeldienst die in die bevelen zijn aangeduid, om vast te stellen of de afnemers van de dienst de toepasselijke Unieregels of nationale regels naleven. In die bevelen moet om informatie worden verzocht op basis waarvan de afnemers van de betrokken dienst kunnen worden geïdentificeerd. Daarom zijn de vereisten van deze verordening betreffende de verstrekking van informatie niet van toepassing op bevelen met betrekking tot informatie over een groep afnemers van de dienst die niet specifiek zijn aangeduid, met inbegrip van bevelen tot het verstrekken van geaggregeerde informatie die nodig is voor statistische doeleinden of voor empirisch onderbouwde beleidsvorming.

(38)

Bevelen om op te treden tegen illegale inhoud en om informatie te verstrekken zijn alleen onderworpen aan de regels die de bevoegdheid van de lidstaat waarin de betrokken aanbieder is gevestigd, waarborgen en aan de regels die in bepaalde gevallen voorzien in mogelijke afwijkingen van die bevoegdheid, zoals uiteengezet in artikel 3 van Richtlijn 2000/31/EG, indien aan de voorwaarden van dat artikel is voldaan. Aangezien de betrokken bevelen betrekking hebben op specifieke illegale inhoud, respectievelijk informatie, wanneer zij bestemd zijn voor in een andere lidstaat gevestigde aanbieders van tussenhandeldiensten, beperken zij in beginsel niet de vrijheid van die aanbieders om hun diensten over de grenzen heen aan te bieden. De in artikel 3 van Richtlijn 2000/31/EG uiteengezette regels, met inbegrip van de regels inzake de noodzaak om maatregelen te rechtvaardigen die afwijken van de bevoegdheid van de lidstaat waarin de dienstaanbieder is gevestigd op bepaalde specifieke gronden en inzake de kennisgeving van dergelijke maatregelen, zijn derhalve niet van toepassing op die bevelen.

(39)

Een van de eisen inzake informatieverstrekking over de verhaalmechanismen waarover de aanbieder van de tussenhandeldienst en de afnemer van de dienst die de inhoud heeft verstrekt, beschikken, is dat informatie wordt verstrekt over administratieveklachtenafhandelingsmechanismen en gerechtelijke beroepsmogelijkheden, waaronder beroepen tegen door gerechtelijke autoriteiten uitgevaardigde bevelen. Voorts zouden digitaledienstencoördinatoren nationale instrumenten en richtsnoeren kunnen ontwikkelen met betrekking tot de klachten- en verhaalmechanismen die op hun respectieve grondgebied van toepassing zijn, om de toegang tot dergelijke mechanismen voor afnemers van de dienst te vergemakkelijken. Tot slot moeten de lidstaten bij de toepassing van deze verordening het grondrecht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, zoals vastgelegd in artikel 47 van het Handvest, eerbiedigen. Daarom mag deze verordening de op grond van het toepasselijke Unierecht of nationale recht bevoegde nationale gerechtelijke of administratieve autoriteiten niet beletten een bevel uit te vaardigen om inhoud te herstellen indien die inhoud in overeenstemming was met de voorwaarden van de aanbieder van de tussenhandeldienst maar door die aanbieder ten onrechte als illegaal is aangemerkt en is verwijderd.

(40)

Om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, en met name om de werking van de interne markt te verbeteren en te zorgen voor een veilige en transparante onlineomgeving, moet een duidelijke, doeltreffende, voorspelbare en evenwichtige reeks geharmoniseerde zorgvuldigheidsverplichtingen voor aanbieders van tussenhandeldiensten worden vastgesteld. Die verplichtingen moeten met name gericht zijn op het waarborgen van verschillende algemene beleidsdoelstellingen, zoals de veiligheid en het vertrouwen van de afnemers van de dienst, met inbegrip van consumenten, minderjarigen en gebruikers die een bijzonder risico lopen het slachtoffer te worden van haatzaaiende uitlatingen, seksuele intimidatie of andere vormen van discriminatie, de bescherming van de relevante grondrechten die in het Handvest zijn verankerd, het waarborgen van een zinvolle verantwoordingsplicht van die aanbieders en de empowerment van afnemers en andere betrokkenen, terwijl het noodzakelijke toezicht door de bevoegde autoriteiten wordt vergemakkelijkt.

(41)

In dat verband is het belangrijk dat de zorgvuldigheidsverplichtingen worden aangepast aan het type, de omvang en de aard van de betrokken tussenhandelsdienst. Daarom voorziet deze verordening in basisverplichtingen die van toepassing zijn op alle aanbieders van tussenhandeldiensten, alsmede in aanvullende verplichtingen voor aanbieders van hostingdiensten en, meer in het bijzonder, aanbieders van onlineplatforms en van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines. Voor zover de aanbieders van tussenhandeldiensten gezien de aard en de omvang van hun diensten tot een aantal verschillende categorieën behoren, moeten zij aan alle overeenkomstige verplichtingen van deze verordening met betrekking tot die diensten voldoen. Deze geharmoniseerde zorgvuldigheidsverplichtingen, die redelijk en niet-willekeurig moeten zijn, zijn nodig om de in kaart gebrachte uitdagingen van het overheidsbeleid aan te pakken, zoals de bescherming van de legitieme belangen van de afnemers van de dienst, de aanpak van illegale praktijken en de bescherming van de in het Handvest vastgelegde grondrechten online. De zorgvuldigheidsverplichtingen staan los van de kwestie van de aansprakelijkheid van de aanbieders van tussenhandeldiensten, die derhalve afzonderlijk moeten worden beoordeeld.

(42)

Om soepele en efficiënte communicatie in beide richtingen, zo nodig met ontvangstbevestiging, over onder deze verordening vallende aangelegenheden te vergemakkelijken, moeten aanbieders van tussenhandeldiensten worden verplicht om een centraal elektronisch contactpunt aan te wijzen en relevante informatie over dat contactpunt te publiceren en bij te werken, met inbegrip van de talen die in dergelijke communicatie moeten worden gebruikt. Het elektronische contactpunt kan ook worden gebruikt door betrouwbare flaggers en door beroepsorganisaties die een specifieke relatie met de aanbieder van tussenhandeldiensten hebben. In tegenstelling tot de wettelijke vertegenwoordiger moet het elektronische contactpunt operationele doeleinden dienen en hoeft het geen fysieke locatie te hebben. Aanbieders van tussenhandeldiensten kunnen hetzelfde centrale contactpunt aanwijzen voor de vereisten van deze verordening en voor de doeleinden van andere Unierechtelijke handelingen. Bij het aangeven van de communicatietalen worden de aanbieders van tussenhandeldiensten aangemoedigd ervoor te zorgen dat de gekozen talen op zich de communicatie niet belemmeren. Zo nodig moet het voor de aanbieders van tussenhandeldiensten en de lidstatelijke autoriteiten mogelijk zijn een afzonderlijke overeenkomst over de communicatietaal te sluiten, of alternatieven te zoeken om de taalbarrière te slechten, onder meer door alle beschikbare technologische middelen of interne en externe personele middelen te gebruiken.

(43)

Aanbieders van tussenhandeldiensten moeten ook worden verplicht een centraal contactpunt voor afnemers van diensten aan te wijzen dat een snelle, rechtstreekse en efficiënte communicatie mogelijk maakt, in het bijzonder via gemakkelijk toegankelijke middelen, zoals telefoonnummers, e-mailadressen, elektronische contactformulieren, chatbots of instant messaging. Wanneer een afnemer van de dienst met chatbots communiceert, moet dat expliciet worden vermeld. Aanbieders van tussenhandeldiensten moeten afnemers van diensten de mogelijkheid bieden om rechtstreekse en efficiënte communicatiemiddelen te kiezen die niet uitsluitend op geautomatiseerde instrumenten berusten. Aanbieders van tussenhandeldiensten moeten alle redelijke inspanningen doen om te garanderen dat er voldoende personele en financiële middelen beschikbaar zijn om ervoor te zorgen dat deze communicatie tijdig en efficiënt verloopt.

(44)

Aanbieders van tussenhandeldiensten die in een derde land zijn gevestigd en die diensten in de Unie aanbieden, moeten een voldoende gemachtigde wettelijke vertegenwoordiger in de Unie aanwijzen en informatie over hun wettelijke vertegenwoordigers verstrekken aan de desbetreffende autoriteiten en deze openbaar maken. Om aan die verplichting te voldoen, moeten dergelijke aanbieders van tussenhandeldiensten er bovendien voor zorgen dat de aangewezen wettelijke vertegenwoordiger over de nodige bevoegdheden en middelen beschikt om met de betrokken instanties samen te werken. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn wanneer een aanbieder van tussenhandeldiensten een dochteronderneming van dezelfde groep als de aanbieder van de dienst of de moederonderneming ervan aanwijst, indien die dochteronderneming of moederonderneming in de Unie zijn gevestigd. Dit kan mogelijkerwijs echter niet het geval zijn, bijvoorbeeld wanneer de wettelijke vertegenwoordiger het voorwerp is van een saneringsprocedure of in het geval van faillissement of insolventie van natuurlijke personen of ondernemingen. Die verplichting moet effectief toezicht op en, indien nodig, handhaving van deze verordening met betrekking tot deze aanbieders mogelijk maken. Het moet mogelijk zijn dat een wettelijke vertegenwoordiger overeenkomstig het nationale recht door meer dan één aanbieder van tussenhandeldiensten wordt gemachtigd. De wettelijke vertegenwoordiger zou ook als contactpunt moeten kunnen fungeren, mits aan de relevante eisen van deze verordening is voldaan.

(45)

Hoewel de contractvrijheid van de aanbieders van tussenhandeldiensten in beginsel moet worden geëerbiedigd, zouden bepaalde regels moeten worden vastgesteld met betrekking tot de inhoud, de toepassing en de handhaving van de algemene voorwaarden van deze aanbieders in het belang van de transparantie, de bescherming van de afnemers van de dienst en het voorkomen van oneerlijke of willekeurige resultaten. Aanbieders van tussenhandeldiensten moeten in hun algemene voorwaarden duidelijk de informatie vermelden over de redenen op grond waarvan zij het aanbieden van hun diensten kunnen beperken, en moeten die informatie up-to-date houden. Meer bepaald moeten zij informatie vermelden over eventuele beleidsmaatregelen, procedures, maatregelen en instrumenten die worden gebruikt voor inhoudsmoderatie, met inbegrip van algoritmische besluitvorming en menselijke controle, alsook het reglement van hun interne klachtenafhandelingssysteem. Zij moeten ook gemakkelijk toegankelijke informatie verstrekken over het recht om het gebruik van de dienst te beëindigen. Aanbieders van tussenhandeldiensten mogen in hun algemene voorwaarden grafische elementen zoals pictogrammen of afbeeldingen gebruiken om de belangrijkste elementen van de in deze verordening vermelde informatievereisten weer te geven. Aanbieders moeten de afnemers van hun dienst met passende middelen in kennis stellen van significante wijzigingen in de algemene voorwaarden, bijvoorbeeld wanneer zij de regels inzake informatie die over hun dienst is toegestaan, wijzigen, of andere dergelijke wijzigingen die rechtstreeks van invloed kunnen zijn op het vermogen van de afnemers om van de dienst gebruik te maken.

(46)

Aanbieders van tussenhandeldiensten die zich voornamelijk op minderjarigen richten, bijvoorbeeld door het ontwerp of de marketing van de dienst, of die overwegend door minderjarigen worden gebruikt, moeten bijzondere inspanningen leveren om de uitleg over hun algemene voorwaarden eenvoudig begrijpelijk te maken voor minderjarigen.

(47)

Bij het ontwerpen, toepassen en handhaven van deze beperkingen moeten aanbieders van tussenhandeldiensten op niet-willekeurige en niet-discriminerende wijze te werk gaan en rekening houden met de rechten en legitieme belangen van de afnemers van de dienst, met inbegrip van de in het Handvest verankerde grondrechten. Zo moeten aanbieders van zeer grote onlineplatforms met name naar behoren rekening houden met de vrijheid van meningsuiting en van informatie, met inbegrip van de vrijheid en pluriformiteit van de media. Alle aanbieders van tussenhandeldiensten moeten ook naar behoren rekening houden met de betreffende internationale normen ter bescherming van de mensenrechten, zoals de leidende beginselen van de Verenigde Naties inzake bedrijfsleven en mensenrechten.

(48)

Gezien hun bijzondere rol en bereik is het passend om aan zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines aanvullende vereisten op te leggen met betrekking tot informatie over en transparantie van hun algemene voorwaarden. Bijgevolg moeten aanbieders van zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines hun algemene voorwaarden verstrekken in de officiële talen van alle lidstaten waar zij hun diensten aanbieden en moeten zij afnemers van de diensten ook een beknopte en gemakkelijk leesbare samenvatting van de belangrijkste elementen van de algemene voorwaarden verstrekken. In dergelijke samenvattingen moeten de belangrijkste elementen van de informatievereisten worden vermeld, met inbegrip van de mogelijkheid om gemakkelijk van optionele clausules af te zien.

(49)

Om een passend niveau van transparantie en verantwoording te waarborgen, moeten aanbieders van tussenhandeldiensten, overeenkomstig de geharmoniseerde voorschriften van deze verordening, jaarlijks een verslag in een machineleesbaar formaat openbaar maken over de inhoudsmoderatie die zij toepassen, met inbegrip van de maatregelen die zijn genomen als gevolg van de toepassing en handhaving van hun algemene voorwaarden. Om onevenredige lasten te voorkomen, mogen deze transparantierapportageverplichtingen echter niet gelden voor aanbieders die micro- of kleine ondernemingen zijn, zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (25), en die geen zeer grote onlineplatforms in de zin van deze verordening zijn.

(50)

Aanbieders van hostingdiensten spelen een bijzonder belangrijke rol bij de bestrijding van illegale online-inhoud, aangezien zij informatie die door en op verzoek van de afnemers van de dienst wordt verstrekt, opslaan en doorgaans andere afnemers, soms op grote schaal, toegang tot die informatie verlenen. Het is belangrijk dat alle aanbieders van hostingdiensten, ongeacht hun omvang, gemakkelijk toegankelijke, alomvattende en gebruikersvriendelijke meldings- en actiemechanismen invoeren die de melding van specifieke informatie die door de melder als illegale inhoud wordt beschouwd, aan de betrokken aanbieder van hostingdiensten vergemakkelijken (“melding”), op grond waarvan die aanbieder kan beslissen of hij al dan niet instemt met de beoordeling en bereid is de inhoud te verwijderen of ontoegankelijk te maken (“actie”). Dergelijke mechanismen moeten duidelijk identificeerbaar zijn, zich dicht bij de betrokken informatie bevinden en ten minste even gemakkelijk te vinden en te gebruiken zijn als meldingsmechanismen voor inhoud die in strijd is met de algemene voorwaarden van de aanbieder van hostingdiensten. Mits aan de vereisten inzake meldingen is voldaan, moet het voor personen of entiteiten mogelijk zijn om meerdere vermeende illegale inhoud via een enkele melding mee te delen, teneinde een doeltreffende toepassing van de meldings- en actiemechanismen te verzekeren. Het meldingsmechanisme moet het mogelijk maken, maar niet verplicht stellen, de persoon of de entiteit die de melding doet, te identificeren. Voor sommige soorten gemelde informatie kan de identiteit van de persoon of de entiteit die een melding doet nodig zijn om te bepalen of de betrokken informatie illegale inhoud vormt, zoals werd beweerd. De verplichting om meldings- en actiemechanismen in te voeren moet bijvoorbeeld gelden voor diensten van opslag en delen van bestanden, webhostingdiensten, reclameservers en pastebins, voor zover zij kunnen worden aangemerkt als onder deze verordening vallende hostingdiensten.

(51)

Gezien de noodzaak om naar behoren rekening te houden met de uit hoofde van het Handvest gewaarborgde grondrechten van alle betrokkenen, moet elke actie die een aanbieder van hostingdiensten naar aanleiding van de ontvangst van een melding onderneemt, strikt gericht zijn, in die zin dat zij moet dienen om de specifieke onderdelen van informatie die als illegale inhoud wordt beschouwd, te verwijderen of de toegang ertoe onmogelijk te maken, zonder de vrijheid van meningsuiting en van informatie van afnemers van de dienst onnodig aan te tasten. Meldingen moeten daarom als algemene regel worden gericht aan aanbieders van hostingdiensten waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij technisch en operationeel in staat zijn actie te ondernemen tegen dergelijke specifieke onderdelen. De aanbieders van hostingdiensten die een melding ontvangen en het specifieke onderdeel van informatie om technische of operationele redenen niet kunnen verwijderen, moeten de persoon of entiteit die de melding heeft gedaan, daarvan in kennis stellen.

(52)

De regels inzake dergelijke meldings- en actiemechanismen moeten op Unieniveau worden geharmoniseerd om te zorgen voor een tijdige, zorgvuldige en niet-willekeurige verwerking van meldingen op basis van regels die uniform, transparant en duidelijk zijn en die voorzien in degelijke waarborgen ter bescherming van het recht en de legitieme belangen van alle betrokkenen, met name hun door het Handvest gewaarborgde grondrechten, ongeacht de lidstaat waar deze partijen zijn gevestigd of verblijven en ongeacht het betrokken rechtsgebied. Die grondrechten omvatten maar zijn niet beperkt tot: het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op bescherming van persoonsgegevens, het recht op non-discriminatie en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte voor de afnemers van de dienst; de vrijheid van ondernemerschap, met inbegrip van de contractvrijheid, van de dienstaanbieders; het recht op menselijke waardigheid, de rechten van het kind, het recht op bescherming van eigendom, met inbegrip van intellectuele eigendom, en het recht op non-discriminatie van door illegale inhoud getroffen partijen. Aanbieders van hostingdiensten moeten tijdig reageren op meldingen, met name door rekening te houden met het type illegale inhoud die wordt gemeld en de urgentie om actie te ondernemen. Van dergelijke aanbieders kan bijvoorbeeld worden verwacht dat zij onverwijld handelen wanneer vermeende illegale inhoud wordt gemeld die een bedreiging voor het leven of de veiligheid van personen inhoudt. De aanbieder van hostingdiensten moet de persoon of entiteit die de specifieke inhoud meldt, onverwijld in kennis stellen nadat hij een besluit heeft genomen om al dan niet actie te ondernemen naar aanleiding van de melding.

(53)

De meldings- en actiemechanismen moeten het mogelijk maken meldingen te doen die voldoende nauwkeurig en afdoende onderbouwd zijn om de betrokken aanbieder van hostingdiensten in staat te stellen om over de inhoud waarop de melding betrekking heeft een geïnformeerd en zorgvuldig besluit te nemen dat verenigbaar is met de vrijheid van meningsuiting en van informatie, met name over de vraag of die inhoud al dan niet als illegale inhoud moet worden beschouwd en moet worden verwijderd, dan wel de toegang ertoe onmogelijk moet worden gemaakt. Die mechanismen moeten van zodanige aard zijn dat zij het gemakkelijk maken meldingen te doen waarin de redenen waarom de persoon of de entiteit die de melding doet, de betrokken inhoud illegaal acht, worden uiteengezet en de plaats waar de inhoud is aangetroffen, duidelijk wordt aangegeven. Wanneer een melding voldoende informatie bevat om een zorgvuldige aanbieder van hostingdiensten in staat te stellen zonder een gedetailleerd juridisch onderzoek vast te stellen dat het duidelijk is dat de inhoud illegaal is, moet de melding worden geacht aanleiding te geven tot daadwerkelijke kennis of bewustzijn van illegaliteit. Behalve als het gaat om meldingen betreffende strafbare feiten als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 7 van Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad (26), moeten die mechanismen de persoon of de entiteit die de melding doet, verzoeken zijn of haar identiteit bekend te maken om misbruik te voorkomen.

(54)

Wanneer een aanbieder van hostingdiensten op grond van het feit dat de door de afnemers verstrekte informatie illegale inhoud vormt of onverenigbaar is met zijn algemene voorwaarden, besluit de door een afnemer van de dienst verstrekte informatie te verwijderen, de toegang ertoe onmogelijk te maken of de zichtbaarheid of tegeldemaking ervan anderszins te beperken, bijvoorbeeld na ontvangst van een melding of op eigen initiatief, ook met behulp van uitsluitend geautomatiseerde hulpmiddelen, moet hij die afnemer op duidelijke en eenvoudig begrijpelijke wijze in kennis stellen van zijn beslissing, de redenen voor zijn beslissing en de beschikbare verhaalmogelijkheden om de beslissing te betwisten, gelet op de negatieve gevolgen die dergelijke beslissingen voor de afnemer kunnen hebben, ook wat de uitoefening van zijn grondrecht van vrije meningsuiting betreft. Die verplichting moet van toepassing zijn ongeacht de redenen voor de beslissing, met name of de actie is ondernomen omdat de gemelde informatie wordt beschouwd als illegale inhoud of als onverenigbaar met de toepasselijke algemene voorwaarden. Indien het besluit is genomen na ontvangst van een melding, mag de aanbieder van hostingdiensten de identiteit van de persoon of de entiteit die de melding heeft gedaan, slechts aan de afnemer van de dienst bekendmaken wanneer deze informatie nodig is om de illegaliteit van de inhoud vast te stellen, zoals in geval van inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten.

(55)

Het beperken van de zichtbaarheid kan erin bestaan dat de positie in rankings- of aanbevelingssystemen wordt verlaagd, dat de toegankelijkheid voor een of meer afnemers van de dienst wordt beperkt of dat de gebruiker uit een onlinegemeenschap wordt geweerd zonder dat hij zich ervan bewust is (“shadow banning”). De tegeldemaking via reclame-inkomsten van door de afnemer van de dienst verstrekte inhoud kan worden beperkt door schorsing of beëindiging van de geldelijke betaling of van met die inhoud verband houdende inkomsten. De verplichting tot het geven van een motivering mag echter niet gelden voor grote hoeveelheden bedrieglijke commerciële inhoud die wordt verspreid door opzettelijke manipulatie van de dienst, met name niet-authentiek gebruik van de dienst, zoals het gebruik van bots of nepaccounts of andere bedrieglijke vormen van gebruik van de dienst. Ongeacht andere mogelijkheden om het besluit van de aanbieder van hostingdiensten te betwisten, moet de afnemer van de dienst altijd recht hebben op een doeltreffende voorziening in rechte overeenkomstig het nationale recht.

(56)

Een aanbieder van hostingdiensten kan in sommige gevallen, bijvoorbeeld door een melding door een melder of door eigen vrijwillige maatregelen, kennis krijgen van informatie die verband houdt met bepaalde activiteiten van een afnemer van de dienst, zoals het verstrekken van bepaalde soorten illegale inhoud, die, gelet op alle relevante omstandigheden waarvan de aanbieder van hostingdiensten op de hoogte is, redelijkerwijs het vermoeden rechtvaardigt dat die afnemer een strafbaar feit kan hebben gepleegd, mogelijkerwijs pleegt of waarschijnlijk zal plegen dat een bedreiging vormt voor het leven of de veiligheid van een persoon of personen, zoals de in Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (27), Richtlijn 2011/93/EU of Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad (28) genoemde strafbare feiten. Specifieke inhoud kan bijvoorbeeld aanleiding geven tot een vermoeden van een bedreiging voor het publiek, zoals het aanzetten tot terrorisme in de zin van artikel 21 van Richtlijn (EU) 2017/541. In dergelijke gevallen moet de aanbieder van hostingdiensten de bevoegde rechtshandhavingsinstanties onverwijld van een dergelijk vermoeden in kennis stellen. De aanbieder van hostingdiensten moet alle hem ter beschikking staande relevante informatie verstrekken, met name, indien nodig, de betrokken inhoud en, indien beschikbaar, het tijdstip waarop de inhoud is gepubliceerd, met inbegrip van de betrokken tijdzone, een motivering van zijn vermoeden en de informatie die nodig is om de betrokken afnemer van de dienst te lokaliseren en te identificeren. Deze verordening biedt geen rechtsgrond voor de profilering van afnemers van de dienst met het oog op de mogelijke vaststelling van strafbare feiten door aanbieders van hostingdiensten. Wanneer zij de rechtshandhavingsinstanties informeren, moeten aanbieders van hostingdiensten ook andere toepasselijke Unie- of nationaalrechtelijke regels inzake de bescherming van de rechten en vrijheden van personen in acht nemen.

(57)

Om onevenredige lasten te voorkomen, mogen de aanvullende verplichtingen die uit hoofde van deze verordening worden opgelegd aan aanbieders van onlineplatforms, met inbegrip van platforms die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren, niet van toepassing zijn op aanbieders die kunnen worden aangemerkt als micro- of kleine ondernemingen zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG. Om dezelfde reden mogen die aanvullende verplichtingen evenmin van toepassing zijn op aanbieders van onlineplatforms die voorheen konden worden aangemerkt als micro- of kleine ondernemingen gedurende een periode van twaalf maanden respijt krijgen nadat zij die hoedanigheid verliezen. Dergelijke aanbieders mogen niet worden uitgesloten van de verplichting om op verzoek van de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging of de Commissie informatie te verstrekken over het gemiddelde maandelijkse aantal actieve afnemers van de dienst. Aangezien zeer grote onlineplatforms of zeer grote onlinezoekmachines een groter bereik hebben en een grotere invloed hebben op de wijze waarop afnemers van de dienst online informatie verkrijgen en communiceren, mogen dergelijke aanbieders echter niet in aanmerking komen voor die uitsluiting, ongeacht of zij kunnen worden aangemerkt als micro- of kleine ondernemingen zijn of dat recentelijk nog waren. De in die Aanbeveling 2003/361/EG neergelegde consolidatieregels dragen ertoe bij dat wordt voorkomen dat die aanvullende verplichtingen worden omzeild. Niets in deze verordening belet onder die uitsluiting vallende aanbieders van onlineplatforms op vrijwillige basis een systeem op te zetten dat voldoet aan een of meer van deze verplichtingen.

(58)

Afnemers van de dienst moeten bepaalde besluiten van aanbieders van onlineplatforms betreffende de illegaliteit van inhoud of de onverenigbaarheid ervan met de algemene voorwaarden die negatieve gevolgen voor hen hebben gemakkelijk en doeltreffend kunnen betwisten. Daarom moet van aanbieders van onlineplatforms worden verlangd dat zij voorzien in interne klachtenafhandelingssystemen, die aan bepaalde voorwaarden voldoen om ervoor te zorgen dat de systemen gemakkelijk toegankelijk zijn en tot snelle, niet-discriminerende, niet-willekeurige en eerlijke resultaten leiden, en die aan menselijke controle worden onderworpen indien geautomatiseerde middelen worden gebruikt. Dergelijke systemen moeten alle afnemers van de dienst de mogelijkheid bieden een klacht in te dienen en mogen geen formele eisen stellen, zoals een verwijzing naar specifieke toepasselijke wettelijke bepalingen of uitvoerige juridische uitleg. Afnemers van de dienst die een melding hebben gedaan via het in deze verordening vastgestelde meldings- en actiemechanisme of via het meldingsmechanisme voor inhoud die in strijd is met de algemene voorwaarden van de aanbieder van onlineplatforms, moeten het recht hebben het klachtenmechanisme te gebruiken om het besluit van de aanbieder van onlineplatforms over hun meldingen te betwisten, ook wanneer zij van mening zijn dat de door die aanbieder ondernomen actie niet adequaat was. De mogelijkheid een klacht in te dienen met het oog op herziening van de betwiste besluiten moet gedurende ten minste zes maanden beschikbaar zijn, te rekenen vanaf het moment waarop de aanbieder van onlineplatforms de afnemer van de dienst in kennis heeft gesteld van het besluit.

(59)

Daarnaast moet worden voorzien in de mogelijkheid om dergelijke geschillen te goeder trouw buitengerechtelijk te laten beslechten, met inbegrip van die geschillen die niet op bevredigende wijze konden worden opgelost via de interne klachtenafhandelingssystemen, door gecertificeerde instanties die over de nodige onafhankelijkheid, middelen en deskundigheid beschikken om hun activiteiten op een eerlijke, snelle en kosteneffectieve manier uit te voeren. De onafhankelijkheid van de buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorganen moet ook worden gewaarborgd op het niveau van de natuurlijke personen die verantwoordelijk zijn voor de beslechting van geschillen, onder meer door middel van regels inzake belangenconflicten. De door de buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorganen aangerekende vergoedingen moeten evenredig en voor consumenten redelijk, toegankelijk, aantrekkelijk en goedkoop zijn, en moeten per geval worden beoordeeld. Indien een buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan gecertificeerd is door de bevoegde digitaledienstencoördinator, moet die certificatie geldig zijn in alle lidstaten. Aanbieders van onlineplatforms moeten kunnen weigeren aan buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsprocedures uit hoofde van deze verordening deel te nemen indien hetzelfde geschil, met name wat de betrokken informatie en de redenen voor het nemen van het betwiste besluit, de gevolgen van het besluit en de aangevoerde redenen om het besluit te betwisten betreft, reeds is beslecht door of reeds het voorwerp uitmaakt van een procedure die aanhangig is bij de bevoegde rechterlijke instantie of bij een ander bevoegd buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan. Afnemers van de dienst moeten kunnen kiezen tussen het interne klachtenmechanisme, buitengerechtelijke geschillenbeslechting en de mogelijkheid om in eender welke fase een gerechtelijke procedure in te leiden. Aangezien de uitkomst van de buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsprocedure niet bindend is, mag de partijen niet worden belet om een gerechtelijke procedure in te leiden met betrekking tot hetzelfde geschil. De aldus gecreëerde mogelijkheden om besluiten van aanbieders van onlineplatforms te betwisten, moeten de verhaalsmogelijkheden overeenkomstig de wetgeving van de betrokken lidstaat in alle opzichten onverlet laten, en mogen dan ook geen afbreuk doen aan de uitoefening van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte uit hoofde van artikel 47 van het Handvest. De bepalingen in deze verordening betreffende buitengerechtelijke geschillenbeslechting mogen de lidstaten er niet toe verplichten dergelijke buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorganen in te stellen.

(60)

Wat contractuele geschillen tussen consumenten en ondernemingen over de aankoop van goederen of diensten betreft, waarborgt Richtlijn 2013/11/EU dat consumenten en ondernemingen in de Unie toegang hebben tot kwaliteitsgecertificeerde entiteiten voor alternatieve geschillenbeslechting. In dit verband moet worden verduidelijkt dat de regels van deze verordening inzake buitengerechtelijke geschillenbeslechting geen afbreuk doen aan die richtlijn, met inbegrip van het recht van consumenten uit hoofde van die richtlijn om zich op elk moment uit de procedure terug te trekken als zij niet tevreden zijn over de uitvoering of de werking van de procedure.

(61)

Tegen illegale inhoud kan sneller en betrouwbaarder worden opgetreden wanneer aanbieders van onlineplatforms de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat meldingen die via de bij deze verordening vereiste meldings- en actiemechanismen door binnen hun aangewezen expertisegebied handelende betrouwbare flaggers worden ingediend, met voorrang worden behandeld, onverminderd de verplichting om alle meldingen die in het kader van die mechanismen worden ingediend, tijdig, zorgvuldig en op niet-willekeurige wijze te verwerken en daarover een besluit te nemen. Die status van betrouwbare flagger moet worden toegekend door de digitaledienstencoördinator van de lidstaat waar de aanvrager is gevestigd en moet worden erkend door alle aanbieders van onlineplatforms die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Die status van betrouwbare flagger mag alleen worden toegekend aan entiteiten – en niet aan individuele personen – die onder meer hebben aangetoond dat zij over bijzondere deskundigheid en bekwaamheid beschikken om illegale inhoud aan te pakken en dat zij zorgvuldig, nauwkeurig en objectief te werk gaan. Dergelijke entiteiten kunnen openbaar van aard zijn zoals, voor terroristische inhoud, eenheden voor melding van internetuitingen van nationale rechtshandhavingsinstanties of van het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (“Europol”), of zij kunnen niet-gouvernementele organisaties en particuliere entiteiten of semi-overheidsinstanties zijn zoals de organisaties die deel uitmaken van het INHOPE-netwerk van meldpunten voor het melden van materiaal over seksueel misbruik van kinderen en organisaties die zich bezighouden met het melden van illegale racistische en xenofobe uitingen online. Om te voorkomen dat de meerwaarde van een dergelijk mechanisme afneemt, moet het aantal overeenkomstig deze verordening erkende betrouwbare flaggers worden beperkt. Met name industrieverenigingen die de belangen van hun leden behartigen, worden aangemoedigd om de status van betrouwbare flagger aan te vragen, onverminderd het recht van particuliere entiteiten of personen om bilaterale overeenkomsten te sluiten met aanbieders van onlineplatforms.

(62)

Betrouwbare flaggers moeten eenvoudig te begrijpen en gedetailleerde verslagen publiceren over de meldingen die overeenkomstig deze verordening zijn gedaan. Die verslagen moeten informatie bevatten zoals het aantal meldingen, door de aanbieder van hostingdiensten in categorieën ingedeeld, het soort inhoud, en de actie die de aanbieder heeft ondernomen. Aangezien betrouwbare flaggers blijk hebben gegeven van deskundigheid en bekwaamheid, zal de verwerking van meldingen die door betrouwbare flaggers worden gedaan, naar verwachting minder belastend zijn en dus sneller verlopen dan meldingen die door andere afnemers van de dienst worden gedaan. De gemiddelde verwerkingsduur kan echter nog steeds variëren afhankelijk van factoren zoals het soort illegale inhoud, de kwaliteit van de meldingen en de technische procedures die zijn ingevoerd om dergelijke meldingen te doen.

Zo wordt in de gedragscode voor de bestrijding van illegale haatzaaiende uitlatingen op internet van 2016 voor de deelnemende ondernemingen een benchmark vastgesteld voor de tijd die nodig is om geldige meldingen voor de verwijdering van illegale haatzaaiende uitlatingen te verwerken, maar bij andere soorten illegale inhoud kan de verwerkingstermijn aanzienlijk verschillen naargelang van de specifieke feiten en omstandigheden en de betrokken soorten illegale inhoud. Om misbruik van de status van betrouwbare flagger te voorkomen, moet het mogelijk zijn die status te schorsen wanneer een digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging op grond van legitieme redenen een onderzoek heeft ingesteld. De in deze verordening vervatte regels inzake betrouwbare flaggers mogen niet worden opgevat als een beletsel voor aanbieders van onlineplatforms om meldingen die worden ingediend door personen of door entiteiten waaraan uit hoofde van deze verordening niet de status van betrouwbare flagger is toegekend, op soortgelijke wijze te behandelen of om anderszins samen te werken met andere entiteiten, overeenkomstig het toepasselijke recht, met inbegrip van de onderhavige verordening en Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad (29). De regels van de onderhavige verordening mogen aanbieders van onlineplatforms niet beletten gebruik te maken van betrouwbare flaggers of soortgelijke mechanismen om snel en betrouwbaar op te treden tegen inhoud die onverenigbaar is met hun algemene voorwaarden, met name tegen inhoud die schadelijk is voor kwetsbare afnemers van de dienst, zoals minderjarigen.

(63)

Het misbruik van onlineplatforms door het vaak aanbieden van kennelijk illegale inhoud of door het vaak indienen van kennelijk ongegronde meldingen of klachten in het kader van de respectieve mechanismen en systemen die uit hoofde van deze verordening zijn ingesteld, ondermijnt het vertrouwen en schaadt de rechten en legitieme belangen van de betrokkenen. Daarom moet worden voorzien in passende, evenredige en doeltreffende waarborgen tegen dergelijk misbruik, die de rechten en legitieme belangen van alle betrokkenen moeten eerbiedigen, met inbegrip van de toepasselijke grondrechten en fundamentele vrijheden die in het Handvest zijn verankerd, in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting. Informatie moet als kennelijk illegale inhoud worden beschouwd en meldingen of klachten moeten als kennelijk ongegrond worden beschouwd wanneer het voor een leek zonder enig inhoudelijk onderzoek duidelijk is dat de inhoud illegaal is, respectievelijk dat de meldingen of klachten ongegrond zijn.

(64)

Onder bepaalde voorwaarden moeten aanbieders van onlineplatforms hun relevante activiteiten ten aanzien van de persoon die zich schuldig maakt aan misbruik, schorsen. Dit doet geen afbreuk aan de vrijheid van aanbieders van onlineplatforms om hun algemene voorwaarden te bepalen en strengere maatregelen vast te stellen in geval van kennelijk illegale inhoud die verband houdt met ernstige misdrijven, zoals materiaal van seksueel misbruik van kinderen. Om redenen van transparantie moet deze mogelijkheid duidelijk en voldoende gedetailleerd worden uiteengezet in de algemene voorwaarden van de onlineplatforms. De in dit verband door aanbieders van onlineplatforms genomen besluiten moeten altijd vatbaar zijn voor beroep en moeten onder toezicht staan van de bevoegde digitaledienstencoördinator. Voordat aanbieders van onlineplatforms een besluit over de schorsing nemen, moeten zij een waarschuwing sturen met de redenen voor de mogelijke schorsing en de rechtsmiddelen tegen hun besluit. Bij het beslissen over de schorsing moeten aanbieders van onlineplatforms overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde regels de motivering doen toekomen aan de betrokkenen. De regels van deze verordening inzake misbruik mogen niet verhinderen dat aanbieders van onlineplatforms andere maatregelen nemen om de verstrekking van illegale inhoud door afnemers van hun diensten of ander misbruik van hun diensten, onder meer door het schenden van hun algemene voorwaarden, aan te pakken overeenkomstig het toepasselijke Unierecht en nationale recht. Die regels doen geen afbreuk aan de mogelijkheid om personen die zich schuldig maken aan misbruik aansprakelijk te stellen, ook voor schadevergoeding waarin het Unierecht of het nationale recht voorziet.

(65)

Gezien de bijzondere verantwoordelijkheden en verplichtingen van aanbieders van onlineplatforms moeten zij worden onderworpen aan transparantierapportageverplichtingen, die van toepassing zijn naast de transparantierapportageverplichtingen die uit hoofde van deze verordening voor alle aanbieders van tussenhandeldiensten gelden. Om te bepalen of onlineplatforms en onlinezoekmachines zeer grote onlineplatforms respectievelijk zeer grote onlinezoekmachines kunnen zijn die onderworpen zijn aan bepaalde aanvullende verplichtingen uit hoofde van deze verordening, moeten de transparantierapportageverplichtingen voor onlineplatforms en onlinezoekmachines bepaalde verplichtingen omvatten die verband houden met de bekendmaking en mededeling van informatie over de gemiddelde maandelijkse actieve afnemers van de dienst in de Unie.

(66)

Om transparantie te waarborgen en toezicht op de inhoudsmoderatiebesluiten van de aanbieders van onlineplatforms en monitoring van de verspreiding van illegale online-inhoud mogelijk te maken, moet de Commissie een databank bijhouden en publiceren met daarin de besluiten en motiveringen van de aanbieders van onlineplatforms wanneer zij informatie verwijderen of de beschikbaarheid daarvan of de toegang daartoe anderszins beperken. Om de databank voortdurend up-to-date te houden, moeten de aanbieders van onlineplatforms nadat zij een besluit hebben genomen, het besluit en de motivering onverwijld in een standaardformaat indienen, zodat de databank in real time kan worden geactualiseerd indien dat technisch mogelijk is en in verhouding staat tot de middelen van het betrokken onlineplatform. De gestructureerde databank moet toegang tot en zoekacties naar de relevante informatie mogelijk maken, met name wat betreft de betrokken soort vermeende illegale inhoud.

(67)

Donkere patronen op online-interfaces van onlineplatforms zijn praktijken die, doelbewust of feitelijk, het vermogen van afnemers van de dienst om autonome en weloverwogen keuzes te maken of beslissingen te nemen, wezenlijk verstoren of belemmeren. Die praktijken kunnen worden gebruikt om de afnemers van de dienst te bewegen tot ongewenste gedragingen of tot ongewenste beslissingen die negatieve gevolgen voor hen hebben. Daarom moet het aanbieders van onlineplatforms worden verboden om afnemers van de dienst via de structuur, het ontwerp of de functionaliteiten van een online-interface of delen daarvan te misleiden of te nudgen en de autonomie en beslissings- of keuzemogelijkheden van de afnemers van de dienst te verstoren of te belemmeren. Dit moet het volgende omvatten, maar niet beperkt blijven tot een op uitbuiting gericht ontwerp dat de afnemer ertoe brengt op te treden in het belang van de aanbieder van onlineplatforms, maar mogelijk niet in het belang van de afnemer, waarbij keuzes op een niet-neutrale manier worden getoond, bijvoorbeeld door bepaalde keuzes meer gewicht te geven door middel van visuele, auditieve of andere componenten, wanneer de afnemer van de dienst om een besluit wordt verzocht.

Het moet ook het volgende omvatten: een afnemer van de dienst herhaaldelijk vragen een keuze te maken indien hij die reeds heeft gemaakt, de procedure om een dienst te annuleren, aanzienlijk omslachtiger maken dan die om erop in te tekenen, of bepaalde keuzes moeilijker of tijdrovender maken dan andere, het onredelijk moeilijk maken om aankopen te staken of zich af te melden van een bepaald onlineplatform, consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren, en afnemers van de dienst misleiden door hen te nudgen bij beslissingen over transacties of door zeer moeilijk te wijzigen standaardinstellingen, waardoor de besluitvorming van de afnemer van de dienst op onredelijke wijze wordt beïnvloed op een manier die zijn autonomie, besluitvorming en keuze verstoort en belemmert. Regels ter voorkoming van donkere patronen mogen echter niet zodanig worden opgevat dat ze aanbieders beletten rechtstreeks met afnemers van de dienst te interageren en hun nieuwe of aanvullende diensten aan te bieden. Legitieme praktijken, bijvoorbeeld reclamepraktijken, die in overeenstemming zijn met het Unierecht mogen op zich niet als donkere patronen worden beschouwd. Die regels betreffende donkere patronen moeten aldus worden uitgelegd dat ze betrekking hebben op verboden praktijken die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, voor zover die praktijken niet reeds onder Richtlijn 2005/29/EG of Verordening (EU) 2016/679 vallen.

(68)

Onlinereclame speelt een belangrijke rol in de onlineomgeving, onder meer met betrekking tot het aanbieden van onlineplatforms, waarbij de aanbieding van de dienst soms geheel of gedeeltelijk direct of indirect wordt vergoed via reclame-inkomsten. Onlinereclame kan echter aanzienlijke risico’s met zich brengen, gaande van reclame die op zichzelf illegale inhoud is, tot het bijdragen aan financiële stimulansen voor de publicatie of versterking van illegale of anderszins schadelijke inhoud en activiteiten online, of de discriminerende weergave van reclame met gevolgen voor de gelijke behandeling en gelijke kansen van burgers. Naast de uit artikel 6 van Richtlijn 2000/31/EG voortvloeiende eisen, moeten aanbieders van onlineplatforms daarom worden verplicht ervoor te zorgen dat de afnemers van de dienst over bepaalde geïndividualiseerde informatie beschikken die zij nodig hebben om te begrijpen wanneer en in wiens naam de reclame wordt getoond. Zij moeten ervoor zorgen dat de informatie in het oog springt, onder meer door middel van gestandaardiseerde visuele of geluidskenmerken, duidelijk herkenbaar en ondubbelzinnig is voor de gemiddelde afnemer van de dienst, en wordt aangepast aan de aard van de online-interface van de individuele dienst. Bovendien moeten de afnemers van de dienst rechtstreeks via de online-interface waarop de reclame wordt getoond, toegang hebben tot informatie over de belangrijkste parameters die worden gebruikt om te bepalen dat specifieke reclame aan hen moet worden getoond, waarbij een zinvolle uitleg wordt gegeven van de daartoe gebruikte logica, ook wanneer deze gebaseerd is op profilering.

Een dergelijke uitleg moet informatie bevatten over de voor de reclameweergave gebruikte methode – bijvoorbeeld of het gaat om contextuele reclame dan wel een andere soort reclame – en, indien van toepassing, de belangrijkste profileringscriteria die worden gebruikt; de afnemer moet ook worden geïnformeerd over de middelen waarover hij beschikt om dergelijke criteria te wijzigen. De vereisten van deze verordening inzake het verstrekken van informatie met betrekking tot reclame doen geen afbreuk aan de toepassing van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2016/679, met name die welke betrekking hebben op het recht van bezwaar, geautomatiseerde individuele besluitvorming, met inbegrip van profilering, en in het bijzonder de noodzaak om de toestemming van de betrokkene te verkrijgen voordat de persoonsgegevens voor gerichte reclame worden verwerkt. Evenzo doet zij geen afbreuk aan de bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG, met name die welke betrekking hebben op de opslag van informatie in eindapparatuur en de toegang tot de daarin opgeslagen informatie. Tot slot vormt deze verordening een aanvulling op de toepassing van Richtlijn 2010/13/EU, die maatregelen oplegt om gebruikers in staat te stellen audiovisuele commerciële communicatie in door gebruikers gegenereerde video's kenbaar te maken. Zij vormt ook een aanvulling op de uit Richtlijn 2005/29/EG voortvloeiende verplichtingen voor handelaren met betrekking tot de openbaarmaking van commerciële communicatie.

(69)

Wanneer aan afnemers van de dienst reclame wordt getoond op basis van targetingtechnieken die zijn geoptimaliseerd om aan te sluiten bij hun interesses en mogelijk een beroep doen op hun kwetsbaarheden, kan dit bijzonder ernstige negatieve gevolgen hebben. In bepaalde gevallen kunnen manipulatieve technieken negatieve gevolgen hebben voor hele groepen en de maatschappelijke schade versterken, bijvoorbeeld door bij te dragen aan desinformatiecampagnes of door bepaalde groepen te discrimineren. Onlineplatforms zijn bijzonder gevoelige omgevingen voor dergelijke praktijken en houden een hoger maatschappelijk risico in. Daarom mogen aanbieders van onlineplatforms geen reclame tonen op basis van profilering zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 4), van Verordening (EU) 2016/679, waarbij gebruik wordt gemaakt van bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) 2016/679, onder meer door het gebruik van profilering op basis van die bijzondere categorieën. Dit verbod doet geen afbreuk aan de verplichtingen die uit hoofde van het Unierecht inzake de bescherming van persoonsgegevens gelden voor aanbieders van onlineplatforms of andere dienstaanbieders of adverteerders die betrokken zijn bij de verspreiding van de reclame.

(70)

Een kernonderdeel van de activiteiten van het onlineplatform is de wijze waarop informatie wordt geprioriteerd en op de online-interface daarvan wordt gepresenteerd om de toegang tot informatie voor de afnemers van de dienst gemakkelijker te maken en te optimaliseren. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het algoritmisch suggereren, rangschikken en prioriteren van informatie, het onderscheiden door middel van tekst of andere visuele weergaven, of het anderszins samenstellen van door de afnemers verstrekte informatie. Dergelijke aanbevelingssystemen kunnen een aanzienlijke invloed hebben op het vermogen van afnemers om online informatie op te vragen en ermee te interageren, onder meer door het zoeken naar relevante inhoud voor afnemers van de dienst te vergemakkelijken en bij te dragen tot een betere gebruikerservaring. Ook spelen zij een belangrijke rol bij de versterking van bepaalde boodschappen, de virale verspreiding van informatie en het stimuleren van onlinegedrag. Daarom moeten onlineplatforms er consequent voor zorgen dat afnemers van hun dienst naar behoren worden geïnformeerd over hoe aanbevelingssystemen van invloed zijn op de wijze waarop informatie wordt weergegeven, en dat zij invloed kunnen uitoefenen op de wijze waarop informatie aan hen wordt gepresenteerd. Zij moeten de parameters voor dergelijke aanbevelingssystemen op eenvoudig begrijpelijke wijze presenteren zodat de afnemers van de dienst begrijpen hoe informatie voor hen wordt geprioriteerd. Die parameters moeten ten minste de voornaamste criteria omvatten aan de hand waarvan wordt bepaald welke informatie aan de afnemer van de dienst wordt gesuggereerd, alsook de redenen voor het respectieve belang ervan, ook wanneer informatie wordt geprioriteerd op basis van profilering en hun onlinegedrag.

(71)

De bescherming van minderjarigen is een belangrijke beleidsdoelstelling van de Unie. Een onlineplatform kan worden geacht toegankelijk te zijn voor minderjarigen wanneer de algemene voorwaarden ervan minderjarigen toestaan de dienst te gebruiken, wanneer de dienst gericht is op of voornamelijk wordt gebruikt door minderjarigen, of wanneer de aanbieder op een andere manier weet dat sommige afnemers van zijn dienst minderjarig zijn, bijvoorbeeld doordat hij voor andere doeleinden reeds persoonsgegevens van de afnemers van zijn dienst verwerkt waaruit hun leeftijd blijkt. Aanbieders van onlineplatforms die door minderjarigen worden gebruikt, moeten passende en evenredige maatregelen nemen om minderjarigen te beschermen, bijvoorbeeld door hun online-interfaces of onderdelen daarvan zo nodig standaard zo te ontwerpen dat het hoogste niveau van privacy, veiligheid en beveiliging voor minderjarigen wordt gewaarborgd, door normen voor de bescherming van minderjarigen vast te stellen, of door deel te nemen aan gedragscodes ter bescherming van minderjarigen. Zij moeten rekening houden met de beste praktijken en beschikbare richtsnoeren, zoals die in de mededeling van de Commissie over “Een digitaal decennium voor kinderen en jongeren: de nieuwe Europese strategie voor een beter internet voor kinderen (BIK+)”. Aanbieders van onlineplatforms mogen geen reclame tonen op basis van profilering met gebruikmaking van persoonsgegevens van de afnemer van de dienst wanneer zij zich er met redelijke zekerheid van bewust zijn dat de afnemer van de dienst een minderjarige is. Overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679, en met name het beginsel van gegevensminimalisatie als bedoeld in artikel 5, lid 1, punt c), van die verordening, mag dit verbod er niet toe leiden dat de aanbieder van het onlineplatform meer persoonsgegevens bijhoudt, verkrijgt of verwerkt dan hij reeds heeft om te beoordelen of de afnemer van de dienst een minderjarige is. Deze verplichting mag aanbieders van onlineplatforms er dus niet toe aanzetten de leeftijd van de afnemer van de dienst te verzamelen voordat hij de dienst gebruikt. Die verplichting mag geen afbreuk doen aan het Unierecht inzake de bescherming van persoonsgegevens.

(72)

Om bij te dragen tot een veilige, betrouwbare en transparante onlineomgeving voor de consument en voor andere belanghebbenden zoals concurrerende handelaren en houders van intellectuele-eigendomsrechten, en om handelaren te ontraden producten of diensten te verkopen die in strijd zijn met de toepasselijke regels, moeten onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren, ervoor zorgen dat deze handelaren traceerbaar zijn. De handelaar moet derhalve worden verplicht bepaalde essentiële informatie te verstrekken aan de aanbieders van onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren, onder meer met het oog op het promoten van boodschappen over of het aanbieden van producten. Dit vereiste moet ook van toepassing zijn op handelaren die namens merken boodschappen over producten of diensten promoten op basis van onderliggende overeenkomsten. Die aanbieders van onlineplatforms moeten alle informatie op een veilige manier opslaan voor de duur van hun contractuele verhouding met de handelaar en zes maanden daarna, zodat het mogelijk is eventuele vorderingen in te stellen tegen de handelaar of gevolg te geven aan bevelen met betrekking tot de handelaar.

Deze verplichting is noodzakelijk en evenredig opdat de informatie overeenkomstig het toepasselijke recht, ook inzake de bescherming van persoonsgegevens, toegankelijk is voor overheidsinstanties en particulieren met een legitiem belang, onder meer door middel van de in deze verordening bedoelde bevelen tot het verstrekken van informatie. Deze verplichting doet geen afbreuk aan eventuele verplichtingen om bepaalde inhoud langer te bewaren op grond van ander Unierecht of met het Unierecht in overeenstemming zijnde nationale wetgeving. Onverminderd de in deze verordening vastgestelde definitie moet elke handelaar, ongeacht of het om een natuurlijke of een rechtspersoon gaat, van wie de identiteit is vastgesteld op grond van artikel 6 bis, lid 1, punt b), van Richtlijn 2011/83/EU en artikel 7, lid 4, punt f), van Richtlijn 2005/29/EG, traceerbaar zijn wanneer hij een product of dienst aanbiedt via een onlineplatform. Richtlijn 2000/31/EG verplicht alle aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij om bepaalde informatie die het mogelijk maakt alle aanbieders te identificeren, gemakkelijk, rechtstreeks en permanent toegankelijk te maken voor de afnemers van de dienst en de bevoegde autoriteiten. De in deze verordening uiteengezette traceerbaarheidsvereisten voor aanbieders van onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren doen geen afbreuk aan de toepassing van Richtlijn (EU) 2021/514 van de Raad (30), waarmee andere legitieme doelstellingen van algemeen belang worden nagestreefd.

(73)

Om te zorgen voor een efficiënte en passende toepassing van die verplichting, zonder onevenredige lasten op te leggen, moeten de betrokken aanbieders van onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren, alles in het werk stellen om de betrouwbaarheid van de door de betrokken handelaren verstrekte informatie te beoordelen, met name door gebruik te maken van vrij beschikbare officiële onlinedatabanken en online-interfaces, zoals nationale handelsregisters en het btw-informatie-uitwisselingssysteem, of de betrokken handelaren verzoeken betrouwbare bewijsstukken te verstrekken, zoals kopieën van identiteitsdocumenten, gewaarmerkte afschriften van betaalrekeningen, bedrijfscertificaten en certificaten van handelsregisters. Zij kunnen ook gebruikmaken van andere bronnen die op afstand kunnen worden gebruikt en die een vergelijkbare mate van betrouwbaarheid bieden om aan deze verplichting te voldoen. Van de betrokken aanbieders van onlineplatforms mag echter niet worden verlangd dat zij buitensporige of dure onlineonderzoeken naar de feiten of onevenredige controles ter plaatse uitvoeren. Evenmin mogen dergelijke aanbieders die overeenkomstig deze verordening alles in het werk hebben gesteld, worden geacht de betrouwbaarheid van de informatie ten aanzien van de consument of andere belanghebbenden te waarborgen.

(74)

Aanbieders van onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren, moeten hun online-interface zodanig ontwerpen en organiseren dat handelaren kunnen voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van het toepasselijke Unierecht, met name de voorschriften van de artikelen 6 en 8 van Richtlijn 2011/83/EU, artikel 7 van Richtlijn 2005/29/EG, de artikelen 5 en 6 van Richtlijn 2000/31/EG en artikel 3 van Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad (31). Daartoe moeten de betrokken aanbieders van onlineplatforms alles in het werk stellen om na te gaan of de handelaren die hun diensten gebruiken, de volledige informatie op hun online-interfaces hebben geüpload in overeenstemming met het toepasselijke Unierecht. De aanbieders van onlineplatforms moeten ervoor zorgen dat producten of diensten niet worden aangeboden zolang deze informatie niet volledig is. Dit mag niet neerkomen op een verplichting voor de betrokken aanbieders van onlineplatforms om algemeen toezicht te houden op de producten of diensten die via hun diensten door handelaren worden aangeboden, noch op een algemene verplichting om actief naar feiten te zoeken, met name om de juistheid van de door handelaren verstrekte informatie te beoordelen. De online-interfaces moeten gebruiksvriendelijk en gemakkelijk toegankelijk zijn voor handelaren en consumenten. Bovendien moeten de betrokken aanbieders van onlineplatforms nadat zij de handelaar hebben toegestaan het product of de dienst aan te bieden, redelijke inspanningen leveren om steekproefsgewijs in officiële, vrij toegankelijke en machineleesbare onlinedatabanken of online-interfaces die in een lidstaat of in de Unie beschikbaar zijn, te controleren of de aangeboden producten of diensten als illegaal zijn aangemerkt. De Commissie moet ook de traceerbaarheid van producten bevorderen door middel van technologische oplossingen zoals digitaal ondertekende quick response codes (“QR-codes”) of niet-fungibele tokens. De Commissie moet de ontwikkeling bevorderen van normen en, bij gebreke daarvan, van marktgestuurde oplossingen die voor de betrokkenen aanvaardbaar zijn.

(75)

Gezien het belang van zeer grote onlineplatforms vanwege hun bereik, dat met name wordt uitgedrukt in het aantal afnemers van de dienst, voor het bevorderen van het publieke debat, economische transacties en de verspreiding bij het publiek van informatie, meningen en ideeën, en voor het beïnvloeden van de wijze waarop afnemers informatie online verkrijgen en doorgeven, is het noodzakelijk de aanbieders van deze platforms specifieke verplichtingen op te leggen, naast de verplichtingen die gelden voor alle onlineplatforms. Gezien hun cruciale rol bij het lokaliseren en online oproepbaar maken van informatie, is het ook noodzakelijk die verplichtingen, voor zover zij van toepassing zijn, op te leggen aan aanbieders van zeer grote onlinezoekmachines. Die aanvullende verplichtingen voor aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines zijn noodzakelijk om de uitdagingen van het overheidsbeleid aan te gaan, aangezien er geen alternatieve en minder beperkende maatregelen zijn waarmee hetzelfde resultaat effectief zou kunnen worden bereikt.

(76)

Zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines kunnen risico’s voor de samenleving met zich brengen, die qua reikwijdte en impact verschillen van die van kleinere platforms. Aanbieders van dergelijke zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines moeten dan ook voldoen aan de hoogste standaard inzake zorgvuldigheidsverplichtingen, die evenredig zijn aan hun impact op de samenleving. Zodra het aantal actieve afnemers van een onlineplatform of actieve afnemers van een onlinezoekmachine, berekend als een gemiddelde over een periode van zes maanden, een aanzienlijk deel van de bevolking van de Unie bereikt, kunnen de systeemrisico’s van het onlineplatform of de onlinezoekmachine een onevenredige impact in de Unie hebben. Er is sprake van een dergelijk aanzienlijk bereik wanneer het aantal afnemers een operationele drempel van 45 miljoen overschrijdt, zijnde een aantal dat overeenkomt met 10 % van de bevolking van de Unie. Deze operationele drempel moet worden geactualiseerd en daarom moet de Commissie gemachtigd zijn de bepalingen van deze verordening aan te vullen door waar nodig gedelegeerde handelingen vast te stellen.

(77)

Om het bereik van een bepaald onlineplatform of een bepaalde onlinezoekmachine te bepalen, moet het gemiddelde aantal actieve afnemers van elke dienst afzonderlijk worden vastgesteld. Dienovereenkomstig moet het gemiddelde maandelijkse aantal actieve afnemers van een onlineplatform alle afnemers weergeven die in een bepaalde periode daadwerkelijk minstens eenmaal met de dienst in aanraking komen, doordat ze worden blootgesteld aan informatie die via de online-interface van het onlineplatform wordt verspreid, bijvoorbeeld door die te bekijken of te beluisteren, of door informatie te verstrekken, zoals handelaren op een onlineplatform dat consumenten de mogelijkheid biedt overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren.

Voor de toepassing van deze verordening is “in aanraking komen met” niet beperkt tot het interageren met informatie op een onlineplatform door ergens op te klikken, commentaar te leveren, te linken, iets te delen, iets te kopen of transacties te verrichten. Bijgevolg valt het begrip “actieve afnemer van de dienst” niet noodzakelijk samen met dat van een geregistreerde gebruiker van een dienst. Wat onlinezoekmachines betreft, moet het begrip “actieve afnemer van de dienst” betrekking hebben op degenen die informatie op hun online-interface bekijken, maar bijvoorbeeld niet op de eigenaren van de websites die door de onlinezoekmachine zijn geïndexeerd, aangezien zij de dienst niet actief gebruiken. Het aantal actieve afnemers van een dienst moet alle unieke afnemers van de dienst omvatten die met de specifieke dienst in aanraking komen. Daartoe dient een afnemer van de dienst die verschillende online-interfaces, zoals websites of apps, gebruikt, ook wanneer via verschillende URL’s (uniform resource locators) of domeinnamen toegang tot de diensten wordt verkregen, waar mogelijk slechts één keer te worden geteld. Het begrip “actieve afnemer van de dienst” mag echter geen incidenteel gebruik van de dienst omvatten door afnemers van tussenhandeldiensten die door de aanbieder van onlineplatforms gehoste informatie indirect beschikbaar stellen door middel van links of indexering door een aanbieder van een onlinezoekmachine. Voorts vereist deze verordening niet dat aanbieders van onlineplatforms of onlinezoekmachines personen online specifiek tracken. Indien dergelijke aanbieders geautomatiseerde gebruikers, zoals bots of scrapers, kunnen diskwalificeren zonder verdere verwerking van persoonsgegevens en tracking, mogen zij dat doen. De bepaling van het aantal actieve afnemers van de dienst kan worden beïnvloed door markt- en technische ontwikkelingen, en daarom moet de Commissie gemachtigd worden om de bepalingen van deze verordening zo nodig aan te vullen door de vaststelling van gedelegeerde handelingen tot vaststelling van de methode om de actieve afnemers van een onlineplatform of van een onlinezoekmachine te bepalen, waar nodig rekening houdend met de aard van de dienst en de manier waarop de afnemers van de dienst ermee interageren.

(78)

Gezien de netwerkeffecten die kenmerkend zijn voor de platformeconomie, kan de gebruikersbasis van een onlineplatform of een onlinezoekmachine zich snel uitbreiden en de dimensie van een zeer groot onlineplatform of een zeer grote onlinezoekmachine bereiken, met alle gevolgen van dien voor de interne markt. Dit kan het geval zijn bij een exponentiële groei in korte tijd, of bij een grote wereldwijde aanwezigheid en omzet, waardoor het onlineplatform of de onlinezoekmachine netwerkeffecten en schaal- en toepassingsvoordelen ten volle kan benutten. Een hoge jaarlijkse omzet of marktkapitalisatie kan met name een aanwijzing zijn van snelle schaalbaarheid in termen van gebruikersbereik. In die gevallen moeten de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging of de Commissie de aanbieder van het onlineplatform of van de onlinezoekmachine kunnen verzoeken om een frequentere rapportage met betrekking tot het aantal actieve afnemers van de dienst, om tijdig te kunnen vaststellen op welk moment dat platform of die zoekmachine moet worden aangemerkt als een zeer groot onlineplatform, respectievelijk een zeer grote onlinezoekmachine, in de zin van deze verordening.

(79)

Zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines kunnen worden gebruikt op een manier die een sterke invloed heeft op de onlineveiligheid, de vorming van de publieke opinie en het publieke debat, alsook op de onlinehandel. De manier waarop zij hun diensten ontwerpen, is over het algemeen geoptimaliseerd ten behoeve van hun vaak op reclame gebaseerde bedrijfsmodellen en kan maatschappelijke problemen veroorzaken. Doeltreffende regelgeving en handhaving zijn noodzakelijk om de risico’s en de maatschappelijke en economische schade die kunnen ontstaan effectief in kaart te brengen en te beperken. Uit hoofde van deze verordening moeten aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines daarom de systeemrisico’s beoordelen die voortvloeien uit het ontwerp, de werking en het gebruik van hun diensten, alsook uit mogelijk misbruik door de afnemers van de dienst, en moeten zij passende maatregelen nemen om deze risico’s te beperken met inachtneming van de grondrechten. Bij het bepalen van de omvang van potentiële negatieve effecten en gevolgen moeten aanbieders rekening houden met de ernst van de potentiële impact en de waarschijnlijkheid van al die systeemrisico’s. Zij zouden bijvoorbeeld kunnen beoordelen of de potentiële negatieve impact een groot aantal personen kan betreffen, of die potentieel onomkeerbaar is, of hoe moeilijk het is om die te verhelpen en de situatie van vóór de potentiële impact te herstellen.

(80)

Vier categorieën systeemrisico’s moeten grondig worden beoordeeld door de aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines. Een eerste categorie betreft de risico’s in verband met de verspreiding van illegale inhoud, zoals de verspreiding van materiaal dat seksueel misbruik van kinderen bevat, illegale haatzaaiende uitlatingen of andere soorten misbruik van hun diensten voor strafbare feiten, en het uitvoeren van illegale activiteiten, zoals de verkoop van door het Unierecht of het nationale recht verboden producten of diensten, waaronder gevaarlijke producten of namaakproducten, of illegale dierenhandel. Dergelijke verspreiding of activiteiten kunnen bijvoorbeeld een aanzienlijk systeemrisico vormen wanneer de toegang tot illegale inhoud zich snel en op grote schaal kan verspreiden via accounts met een bijzonder groot bereik of andere versterkingsmiddelen. Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines moeten het risico van verspreiding van illegale inhoud beoordelen, ongeacht of de informatie ook onverenigbaar is met hun algemene voorwaarden. Deze beoordeling doet geen afbreuk aan de persoonlijke verantwoordelijkheid van de afnemer van de diensten van zeer grote onlineplatforms of van de eigenaars van websites die door zeer grote onlinezoekmachines zijn geïndexeerd, voor de mogelijke onwettigheid van hun activiteiten uit hoofde van het toepasselijke recht.

(81)

Een tweede categorie betreft de werkelijke of voorzienbare impact van de dienst op de uitoefening van de grondrechten, zoals die zijn beschermd door het Handvest, met inbegrip van maar niet beperkt tot de menselijke waardigheid, de vrijheid van meningsuiting en van informatie, met inbegrip van de vrijheid en pluriformiteit van de media, het recht op een privéleven, het recht op gegevensbescherming, het recht op non-discriminatie, de rechten van het kind en de consumentenbescherming. Dergelijke risico's kunnen bijvoorbeeld voortvloeien uit het ontwerp van de algoritmische systemen die door het zeer grote onlineplatform of de zeer grote onlinezoekmachine worden gebruikt of uit het misbruik van hun dienst door het indienen van onjuiste meldingen of andere methoden om de vrijheid van meningsuiting te beknotten of de concurrentie te belemmeren. Bij de beoordeling van risico’s voor de rechten van het kind moeten aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines bijvoorbeeld nagaan hoe gemakkelijk het voor minderjarigen is om het ontwerp en de werking van de dienst te begrijpen, en hoe minderjarigen via hun dienst kunnen worden blootgesteld aan inhoud die de gezondheid en de lichamelijke, geestelijke en morele ontwikkeling van minderjarigen kan schaden. Dergelijke risico’s kunnen zich bijvoorbeeld voordoen als online-interfaces worden ontworpen die opzettelijk of onopzettelijk misbruik maken van de zwakke punten en de onervarenheid van minderjarigen of die verslavend gedrag kunnen veroorzaken.

(82)

Een derde categorie risico’s betreft de werkelijke of voorzienbare negatieve effecten op democratische processen, het maatschappelijk debat en verkiezingsprocessen, en op de openbare veiligheid.

(83)

Een vierde categorie risico’s vloeit voort uit soortgelijke zorgen over het ontwerp, de werking of het gebruik, onder meer door manipulatie, van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines met een feitelijk of voorzienbaar negatief effect op de bescherming van de volksgezondheid, minderjarigen en ernstige negatieve gevolgen voor het lichamelijke en geestelijke welzijn van een persoon, of op gendergerelateerd geweld. Dergelijke risico’s kunnen ook voortvloeien uit gecoördineerde desinformatiecampagnes in verband met de volksgezondheid, of uit online-interface-ontwerp dat gedragsverslavingen bij afnemers van de dienst zou kunnen stimuleren.

(84)

Bij de beoordeling van dergelijke systeemrisico’s moeten aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines focussen op de systemen of andere elementen die tot de risico’s kunnen bijdragen, met inbegrip van alle algoritmische systemen die relevant zouden kunnen zijn, met name hun aanbevelingssystemen en reclamesystemen, en aandacht besteden aan de daarmee samenhangende praktijk op het gebied van gegevensverzameling en -gebruik. Zij moeten ook beoordelen of hun algemene voorwaarden en de handhaving daarvan, alsook hun processen voor inhoudsmoderatie, hun technische tools en de toegewezen middelen adequaat zijn. Bij de beoordeling van de in deze verordening genoemde systeemrisico’s moeten die aanbieders ook focussen op informatie die niet illegaal is, maar wel bijdraagt tot de in deze verordening genoemde systeemrisico’s. Dergelijke aanbieders moeten daarom bijzondere aandacht besteden aan de manier waarop hun diensten worden gebruikt om misleidende of bedrieglijke inhoud, met inbegrip van desinformatie, te verspreiden of te versterken. Wanneer de algoritmische versterking van informatie bijdraagt tot de systeemrisico’s, moeten die aanbieders daar naar behoren rekening mee houden in hun risicobeoordelingen. Als risico's gelokaliseerd zijn of als er taalverschillen zijn, moeten die aanbieders ook daarmee rekening houden in hun risicobeoordelingen. Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines moeten met name beoordelen hoe het ontwerp en de werking van hun dienst, alsook het opzettelijk en vaak gecoördineerd manipuleren en gebruiken van hun diensten, of het systemisch schenden van hun dienstvoorwaarden, bijdragen tot dergelijke risico’s. Dergelijke risico's kunnen bijvoorbeeld ontstaan door het niet-authentieke gebruik van de dienst, zoals het aanmaken van nepaccounts, het gebruik van bots of het misleidende gebruik van een dienst, en andere geautomatiseerde of gedeeltelijk geautomatiseerde gedragingen, die kunnen leiden tot een snelle en wijdverbreide verspreiding van informatie onder het publiek die illegale inhoud bevat of onverenigbaar is met de algemene voorwaarden van een onlineplatform of een onlinezoekmachine en die bijdraagt tot desinformatiecampagnes.

(85)

Om het mogelijk te maken dat latere risicobeoordelingen op elkaar voortbouwen en de evolutie van de vastgestelde risico’s laten zien, en om onderzoeken en handhavingsmaatregelen te vergemakkelijken, moeten aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines alle bewijsstukken met betrekking tot de risicobeoordelingen die zij hebben verricht, bewaren, zoals informatie over de voorbereiding ervan, onderliggende gegevens en gegevens over het testen van hun algoritmische systemen.

(86)

Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines moeten de nodige middelen inzetten om de bij de risicobeoordelingen vastgestelde systeemrisico’s zorgvuldig te beperken, met inachtneming van de grondrechten. Alle genomen maatregelen moeten voldoen aan de zorgvuldigheidsvereisten van deze verordening en redelijk en doeltreffend zijn om de vastgestelde specifieke systeemrisico’s te beperken. Zij moeten evenredig zijn in het licht van de economische capaciteit van de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine en de noodzaak om onnodige beperkingen op het gebruik van hun dienst te vermijden, rekening houdend met mogelijke negatieve effecten op die grondrechten. Die aanbieders moeten bijzondere aandacht besteden aan het effect op de vrijheid van meningsuiting.

(87)

Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines moeten in het kader van dergelijke risicobeperkende maatregelen bijvoorbeeld overwegen enig noodzakelijk ontwerp, kenmerk of werking van hun dienst, zoals het online-interfaceontwerp, aan te passen. Zij moeten hun algemene voorwaarden zo nodig aanpassen en toepassen in overeenstemming met de regels van deze verordening inzake algemene voorwaarden. Andere passende maatregelen kunnen bestaan in het aanpassen van hun inhoudsmoderatiesystemen en interne processen of in het aanpassen van hun besluitvormingsprocessen en -middelen, met inbegrip van de inhoudsmoderatoren, hun opleiding en lokale deskundigheid. Dit betreft met name de snelheid en kwaliteit van de verwerking van meldingen. In dit verband is in de gedragscode voor de bestrijding van illegale haatzaaiende uitlatingen op internet van 2016 bijvoorbeeld als benchmark vastgesteld dat geldige kennisgevingen voor het verwijderen van illegale haatzaaiende uitlatingen binnen 24 uur moeten worden verwerkt. Aanbieders van zeer grote onlineplatforms, met name die welke worden gebruikt voor de verspreiding onder het publiek van pornografische inhoud, moeten al hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening met betrekking tot illegale inhoud die cybergeweld vormt, met inbegrip van illegale pornografische inhoud, zorgvuldig nakomen, met name om ervoor te zorgen dat slachtoffers hun rechten met betrekking tot inhoud die de niet-vrijwillige uitwisseling van intiem of gemanipuleerd materiaal weergeeft, doeltreffend kunnen uitoefenen door meldingen snel te verwerken en dergelijke inhoud onverwijld te verwijderen. Voor andere soorten illegale inhoud kunnen langere of kortere termijnen nodig zijn voor de verwerking van meldingen, afhankelijk van de feiten, omstandigheden en soorten illegale inhoud. Die aanbieders kunnen ook een samenwerking aangaan of versterken met betrouwbare flaggers en opleidingen en uitwisselingen organiseren met organisaties van betrouwbare flaggers.

(88)

Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines moeten ook zorgvuldig zijn wat betreft de maatregelen die zij nemen om hun algoritmische systemen, niet in de laatste plaats hun aanbevelingssystemen, te testen en indien nodig aan te passen. Het is mogelijk dat zij de negatieve effecten van gepersonaliseerde aanbevelingen moeten afzwakken en de in hun aanbevelingen gebruikte criteria moeten corrigeren. Ook de reclamesystemen die door aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines worden gebruikt, kunnen systeemrisico’s uitlokken. Die aanbieders moeten corrigerende maatregelen overwegen, zoals het stopzetten van reclame-inkomsten voor specifieke informatie, of andere acties, zoals het verbeteren van de zichtbaarheid van gezaghebbende informatiebronnen of het meer structureel aanpassen van hun reclamesystemen. Het is mogelijk dat aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines hun interne processen of het toezicht op een van hun activiteiten moeten versterken, met name wat de detectie van systeemrisico’s betreft, en frequentere of gerichtere risicobeoordelingen met betrekking tot nieuwe functies moeten uitvoeren. Met name wanneer het gaat om risico’s die verscheidene onlineplatforms of onlinezoekmachines aangaan, moeten zij samenwerken met andere dienstaanbieders, onder meer door bestaande gedragscodes of andere zelfregulerende maatregelen in gang te zetten of te onderschrijven. Zij moeten ook bewustmakingsacties overwegen, met name wanneer de risico’s verband houden met desinformatiecampagnes.

(89)

Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines moeten bij het nemen van maatregelen zoals het aanpassen van het ontwerp van hun diensten en hun online-interface rekening houden met de belangen van minderjarigen, met name wanneer hun diensten gericht zijn op minderjarigen of voornamelijk door hen worden gebruikt. Zij moeten ervoor zorgen dat hun diensten zodanig zijn georganiseerd dat minderjarigen gemakkelijk toegang hebben tot de in deze verordening vastgestelde mechanismen, indien van toepassing, waaronder meldings-, actie- en klachtenmechanismen. Zij moeten ook maatregelen nemen om minderjarigen te beschermen tegen inhoud die hun lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling kan aantasten, en moeten instrumenten verschaffen die de voorwaardelijke toegang tot dergelijke informatie mogelijk maken. Bij de keuze van passende risicobeperkende maatregelen kunnen aanbieders zo nodig rekening houden met de beste praktijken van de sector, onder meer op basis van zelfregulerende samenwerking, zoals gedragscodes, en moeten zij rekening houden met de richtsnoeren van de Commissie.

(90)

Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines moeten ervoor zorgen dat hun benadering van risicobeoordeling en -beperking gebaseerd is op de beste beschikbare informatie en wetenschappelijke inzichten, en moeten hun hypothesen controleren met de groepen die de grootste impact ondervinden van de risico’s en de maatregelen die zij nemen. Grote onlineplatforms moeten, waar nodig, hun risicobeoordelingen uitvoeren en hun risicobeperkende maatregelen opstellen met de medewerking van vertegenwoordigers van de afnemers van de dienst, vertegenwoordigers van groepen die de impact van hun diensten kunnen ondervinden, onafhankelijke deskundigen en organisaties uit het maatschappelijk middenveld. Zij moeten ernaar streven dergelijke raadplegingen te integreren in hun methoden voor het beoordelen van de risico’s en het uitwerken van risicobeperkende maatregelen, bijvoorbeeld in de vorm van enquêtes, focusgroepen, rondetafeldiscussies en andere raadplegings- en ontwerpmethoden, zoals toepasselijk. Bij de beoordeling of een maatregel redelijk, evenredig en doeltreffend is, moet bijzondere aandacht worden besteed aan het recht op vrijheid van meningsuiting.

(91)

In crisistijden kan het gebeuren dat aanbieders van zeer grote onlineplatforms dringend bepaalde specifieke maatregelen moeten nemen, bovenop de maatregelen die zij in het licht van hun andere verplichtingen uit hoofde van deze verordening nemen. In dit verband moet een crisis worden geacht zich voor te doen bij buitengewone omstandigheden die kunnen leiden tot een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid of de volksgezondheid in de Unie of aanzienlijke delen van de Unie. Dergelijke crises kunnen het gevolg zijn van gewapende conflicten, opkomende conflicten, terroristische daden, natuurrampen zoals aardbevingen en orkanen, alsook pandemieën en andere ernstige internationale bedreigingen voor de volksgezondheid. De Commissie moet op aanbeveling van de Europese Raad voor digitale diensten (“de digitaledienstenraad”) kunnen eisen dat aanbieders van zeer grote onlineplatforms en aanbieders van zeer grote zoekmachines met spoed een crisisrespons initiëren. Maatregelen die die aanbieders kunnen identificeren en eventueel toepassen, kunnen bijvoorbeeld het volgende omvatten: het aanpassen van inhoudsmoderatieprocedures en het vergroten van de aan inhoudsmoderatie gewijde middelen, het aanpassen van de algemene voorwaarden, relevante algoritmische systemen en reclamesystemen, het verder intensiveren van de samenwerking met betrouwbare flaggers, het nemen van bewustmakingsmaatregelen, het bevorderen van betrouwbare informatie en het aanpassen van het ontwerp van hun online-interfaces. Er moet worden voorzien in de noodzakelijke voorschriften om ervoor te zorgen dat dergelijke maatregelen binnen een zeer kort tijdsbestek worden genomen, dat het crisisresponsmechanisme alleen wordt gebruikt wanneer en voor zover dat strikt noodzakelijk is, en dat alle in het kader van dit mechanisme genomen maatregelen doeltreffend en evenredig zijn, naar behoren rekening houdend met de rechten en legitieme belangen van alle betrokkenen. Het gebruik van het mechanisme mag geen afbreuk doen aan de andere bepalingen van deze verordening, zoals die inzake risicobeoordelingen en risicobeperkende maatregelen en de handhaving daarvan, evenals de bepalingen inzake crisisprotocollen.

(92)

Gezien de noodzaak om te zorgen voor een controle door onafhankelijke deskundigen, moeten aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines door middel van onafhankelijke controles verantwoording afleggen over de naleving van de in deze verordening vastgelegde verplichtingen en, in voorkomend geval, over eventuele aanvullende toezeggingen die zij hebben gedaan in het kader van gedragscodes en crisisprotocollen. Om ervoor te zorgen dat controles tijdig en op doeltreffende en efficiënte wijze worden uitgevoerd, moeten aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines de nodige samenwerking en bijstand verlenen aan de organisaties die de controles uitvoeren, onder meer door de controleur toegang geven tot alle relevante gegevens en gebouwen die nodig zijn om de controle naar behoren uit te voeren, waaronder indien toepasselijk tot gegevens met betrekking tot algoritmische systemen, en door mondelinge of schriftelijke vragen te beantwoorden. De controleurs moeten ook gebruik kunnen maken van andere objectieve informatiebronnen, zoals studies van erkende onderzoekers. Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines mogen de uitvoering van controles niet in de weg staan. Controles moeten worden uitgevoerd volgens de beste praktijken in de sector en met grote beroepsethiek en objectiviteit, naar behoren rekening houdend, waar toepasselijk, met de controlenormen en gedragscodes. De controleurs moeten de vertrouwelijkheid, veiligheid en integriteit van de informatie, zoals bedrijfsgeheimen, die zij bij de uitvoering van hun taken verkrijgen, waarborgen. Deze waarborg mag geen middel zijn voor het omzeilen van de toepasselijkheid van controleverplichtingen in deze verordening. De controleurs moeten over de nodige deskundigheid op het gebied van risicobeheer en technische bekwaamheid voor het controleren van algoritmen beschikken. Zij moeten onafhankelijk zijn, opdat zij hun taken op passende en betrouwbare wijze kunnen uitvoeren. Zij moeten voldoen aan de essentiële onafhankelijkheidsvereisten inzake het verbod op de aanbieding van andere diensten dan controlediensten, het wisselen van auditkantoor en niet-voorwaardelijke honoraria. Wanneer hun onafhankelijkheid en technische bekwaamheid niet boven alle twijfel zijn verheven, moeten zij aftreden of de controleopdracht niet aannemen.

(93)

Het controlerapport moet worden onderbouwd, zodat het een zinvol verslag geeft van de ondernomen activiteiten en de bereikte conclusies. Het moet helpen om informatie te verstrekken en, waar nodig, verbeteringen voor te stellen voor de maatregelen die de aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines hebben genomen om aan hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening te voldoen. Na ontvangst van het controlerapport moet dit rapport worden toegezonden aan de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging, de Commissie en de digitaledienstenraad. Na afloop moeten aanbieders ook onverwijld alle rapporten over de risicobeoordeling en de risicobeperkende maatregelen toezenden, alsook het controleuitvoeringsrapport van de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine, waaruit blijkt hoe zij gevolg hebben gegeven aan de aanbevelingen van de controle. Het controlerapport moet een controleoordeel bevatten dat gebaseerd is op de conclusies die uit het verkregen controlebewijs worden getrokken. Er moet een positief advies worden uitgebracht wanneer uit alle gegevens blijkt dat de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine voldoet aan de in deze verordening vastgestelde verplichtingen of, in voorkomend geval, aan de toezeggingen die de aanbieder van het onlineplatform of van de onlinezoekmachine heeft gedaan in het kader van een gedragscode of een crisisprotocol, door met name de systeemrisico's van zijn systeem en diensten op te sporen, te evalueren en te beperken. Een positief advies moet vergezeld gaan van commentaar, wanneer de controleur opmerkingen wenst op te nemen die geen wezenlijke invloed hebben op het resultaat van de controle. Een negatief advies moet worden gegeven wanneer de controleur van mening is dat de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine niet voldoet aan deze verordening of aan de gedane toezeggingen. Indien in het controleadvies geen conclusies konden worden geformuleerd over specifieke binnen de reikwijdte van de controle vallende elementen, moet in het controleadvies een toelichting worden opgenomen waarin wordt uiteengezet waarom dit niet mogelijk was. In voorkomend geval moet het rapport een beschrijving bevatten van specifieke elementen die niet konden worden gecontroleerd en een verklaring waarom die niet konden worden gecontroleerd.

(94)

De verplichtingen inzake risicobeoordeling en -beperking moeten er per geval toe leiden dat aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines de noodzaak ervaren om het ontwerp van hun aanbevelingssystemen te beoordelen en indien nodig aan te passen, bijvoorbeeld door maatregelen te nemen om vooroordelen die leiden tot discriminatie van personen in kwetsbare situaties te voorkomen of tot een minimum te beperken, met name wanneer die aanpassing in overeenstemming is met het recht inzake gegevensbescherming en wanneer de informatie gepersonaliseerd is op basis van bijzondere categorieën persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9 van Verordening (EU) 2016/679. Daarnaast moeten aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines in aanvulling op de transparantieverplichtingen die van toepassing zijn op onlineplatforms met betrekking tot hun aanbevelingssystemen, er consequent voor zorgen dat afnemers van hun diensten beschikken over alternatieve opties die niet gebaseerd zijn op profilering, in de zin van Verordening (EU) 2016/679, voor de belangrijkste parameters van hun aanbevelingssystemen. Dergelijke opties moeten rechtstreeks toegankelijk zijn via de online-interface waar de aanbevelingen worden gepresenteerd.

(95)

Reclamesystemen die door zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines worden gebruikt, brengen bijzondere risico's met zich mee en vereisen verder openbaar en regulerend toezicht vanwege hun omvang en hun vermogen om de afnemers van de dienst aan te spreken en te bereiken op basis van hun gedrag binnen en buiten de online-interface van dat platform of die zoekmachine. Zeer grote onlineplatforms of zeer grote onlinezoekmachines moeten zorgen voor publieke toegang tot de registers van de op hun online-interfaces getoonde reclame, ter facilitering van het toezicht op en het onderzoek naar opkomende risico’s als gevolg van de verspreiding van onlinereclame, bijvoorbeeld in verband met illegale reclame of manipulatieve technieken en desinformatie met een reële en voorspelbare negatieve impact op de volksgezondheid, de openbare veiligheid, het maatschappelijk debat, de politieke participatie en de gelijkheid. Die registers moeten de inhoud van de reclame, waaronder de naam van het product, de dienst of het merk en het onderwerp van de reclame, en de bijbehorende gegevens over de adverteerder en, indien verschillend, de natuurlijke of rechtspersoon die voor de reclame heeft betaald, en de levering van de reclame bevatten, met name wanneer het gaat om gerichte reclame. Deze informatie moet zowel informatie over de criteria ter bepaling van de doelgroep als over de aanbiedingscriteria bevatten, met name wanneer reclame wordt aangeboden aan personen in kwetsbare situaties, zoals minderjarigen.

(96)

Om op passende wijze te monitoren en te beoordelen of de in deze verordening vastgestelde verplichtingen door zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines worden nageleefd, kan de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging of de Commissie toegang tot of rapportage over specifieke gegevens vereisen, waaronder gegevens met betrekking tot algoritmen. Een dergelijke eis kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de gegevens die nodig zijn om de risico's en mogelijke schade als gevolg van de systemen van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine te beoordelen, op gegevens over de nauwkeurigheid, de werking en het testen van algoritmische systemen voor inhoudsmoderatie, aanbevelingssystemen of reclamesystemen, in voorkomend geval met inbegrip van trainingsgegevens en -algoritmen, of op gegevens over processen en resultaten van inhoudsmoderatie of van interne klachtenafhandelingssystemen in de zin van deze verordening. Dergelijke verzoeken om toegang tot gegevens mogen geen betrekking hebben op verzoeken om specifieke informatie over individuele afnemers van de dienst te verstrekken om te bepalen of dergelijke afnemers voldoen aan ander toepasselijk Unierecht of nationaal recht. Door onderzoekers uitgevoerde studies naar de evolutie en de ernst van onlinesysteemrisico's zijn met name belangrijk voor het overbruggen van informatieasymmetrieën en het opzetten van een veerkrachtig risicobeperkingssysteem, door de aanbieders van de onlineplatforms, de aanbieders van de onlinezoekmachines, de digitaledienstencoördinatoren, andere bevoegde autoriteiten, de Commissie en het publiek in te lichten.

(97)

Deze verordening biedt daarom een kader voor dwingende toegang tot gegevens van zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines voor erkende onderzoekers die zijn aangesloten bij een onderzoeksorganisatie in de zin van artikel 2 van Richtlijn (EU) 2019/790, waaronder, voor de toepassing van deze verordening, maatschappelijke organisaties die wetenschappelijk onderzoek verrichten met als hoofddoel hun taken van algemeen belang te ondersteunen. Alle verzoeken om toegang tot gegevens in dat kader moeten evenredig zijn en moeten de rechten en legitieme belangen, waaronder de bescherming van persoonsgegevens, handelsgeheimen en andere vertrouwelijke informatie, van het zeer grote onlineplatform of de zeer grote onlinezoekmachine en van alle andere betrokkenen, waaronder van de afnemers van de dienst, op passende wijze beschermen. Om ervoor te zorgen dat de doelstelling van deze verordening wordt verwezenlijkt, mag het in aanmerking nemen van de handelsbelangen van aanbieders evenwel niet leiden tot een weigering om toegang te verlenen tot gegevens die nodig zijn voor een specifieke onderzoeksdoelstelling op grond van een verzoek uit hoofde van deze verordening. In dit verband moeten aanbieders, zonder afbreuk te doen aan Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad (32), zorgen voor passende toegang voor onderzoekers, onder meer, waar nodig, door te voorzien in technische bescherming zoals gegevenskluizen. Verzoeken om toegang tot gegevens kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op het aantal views of, in voorkomend geval, andere soorten toegang tot inhoud door afnemers van de dienst voorafgaand aan de verwijdering van de inhoud door de aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines.

(98)

Daarnaast mogen dergelijke aanbieders onderzoekers die aan een passende reeks criteria voldoen, niet beletten openbaar toegankelijke gegevens te gebruiken voor onderzoeksdoeleinden die bijdragen tot het opsporen, identificeren en begrijpen van systeemrisico’s. Zij moeten deze onderzoekers, indien dat technisch mogelijk is, in real time toegang bieden tot openbaar toegankelijke gegevens, bijvoorbeeld over geaggregeerde interacties met inhoud van openbare pagina’s, openbare groepen of publieke figuren, en met inbegrip van gegevens over indrukken en betrokkenheid, zoals het aantal reacties, shares en opmerkingen van afnemers van de dienst. Aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onderzoeksmachines moeten ertoe worden aangemoedigd om vrijwillig samen te werken met onderzoekers en vrijwillig bredere toegang te verlenen tot gegevens voor het monitoren van maatschappelijke problemen, onder meer via toezeggingen en procedures die zijn overeengekomen in het kader van gedragscodes of crisisprotocollen. Die aanbieders en onderzoekers moeten bijzondere aandacht besteden aan de bescherming van persoonsgegevens en ervoor zorgen dat de verwerking van persoonsgegevens in overeenstemming is met Verordening (EU) 2016/679. Aanbieders moeten persoonsgegevens anonimiseren of pseudonimiseren, behalve in gevallen waarin daardoor het nagestreefde onderzoeksdoel onmogelijk wordt.

(99)

Gezien de complexiteit van de werking van de gebruikte systemen en de systeemrisico's die zij voor de samenleving inhouden, moeten aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines een compliancefunctie instellen, die moet losstaan van de operationele functies van die aanbieders. Het hoofd van de compliancefunctie moet rechtstreeks verslag uitbrengen aan het management van die aanbieders, ook over kwesties in verband met niet-naleving van deze verordening. De compliancefunctionarissen die deel uitmaken van deze compliancefunctie moeten over de nodige kwalificaties, kennis, ervaring en capaciteit beschikken om maatregelen concreet gestalte te geven en de naleving van deze verordening binnen de organisatie van aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines te controleren. Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines moeten ervoor zorgen dat de compliancefunctie naar behoren en tijdig wordt betrokken bij alle kwesties die verband houden met deze verordening, waaronder bij de risicobeoordelings- en risicobeperkingsstrategie en bij specifieke maatregelen, alsook, indien van toepassing, bij de beoordeling van de naleving van de toezeggingen die die aanbieders hebben gedaan in het kader van de door hen onderschreven gedragscodes en crisisprotocollen.

(100)

Gezien de bijkomende risico’s in verband met hun activiteiten en hun bijkomende verplichtingen uit hoofde van deze verordening moeten aanvullende transparantievereisten specifiek van toepassing zijn op zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines, met name om uitgebreid verslag uit te brengen over de uitgevoerde risicobeoordelingen en de daaropvolgende maatregelen die overeenkomstig deze verordening zijn vastgesteld.

(101)

De Commissie moet over de nodige middelen (personeel, expertise en geldelijke middelen) beschikken om haar taken uit hoofde van deze verordening te kunnen uitvoeren. Om de beschikbaarheid te garanderen van de middelen die noodzakelijk zijn voor adequaat toezicht op Unieniveau uit hoofde van deze verordening, en rekening houdend met het feit dat de lidstaten het recht moeten hebben om op hun grondgebied gevestigde aanbieders een toezichtvergoeding op te leggen met betrekking tot de toezicht- en handhavingstaken die de lidstatelijke autoriteiten uitoefenen, moet de Commissie elk jaar een toezichtvergoeding vaststellen en deze aanrekenen aan zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines. Het totaalbedrag van de in rekening gebrachte jaarlijkse toezichtvergoeding moet worden vastgesteld op basis van het totaalbedrag van de kosten die de Commissie maakt om haar toezichttaken uit hoofde van deze verordening uit te oefenen, zoals redelijkerwijs vooraf geraamd. Dat bedrag omvat onder meer de kosten in verband met de uitoefening van de specifieke bevoegdheden en taken van toezicht, onderzoek, handhaving en monitoring met betrekking tot aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines, de kosten in verband met de aanduiding van zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines, en de kosten voor het opzetten, onderhouden en exploiteren van de gegevensbanken zoals bedoeld in deze verordening.

Het bedrag moet ook de kosten omvatten in verband met het opzetten, onderhouden en gebruiken van de basisinfrastructuur voor informatie en institutionele samenwerking tussen digitaledienstencoördinatoren, de digitaledienstenraad en de Commissie, rekening houdend met het feit dat zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines gezien hun omvang en bereik een aanzienlijke impact hebben op de middelen die nodig zijn om een dergelijke infrastructuur te ondersteunen. Bij de raming van de totale kosten moet rekening worden gehouden met de toezichtkosten die in het voorgaande jaar zijn gemaakt, en waar toepasselijk met de kosten die hoger zijn uitgevallen dan de in het voorgaande jaar aangerekende individuele jaarlijkse toezichtvergoeding. De externe bestemmingsontvangsten die voortvloeien uit de jaarlijkse toezichtvergoeding kunnen worden gebruikt voor de financiering van extra personeel, zoals arbeidscontractanten en gedetacheerde nationale deskundigen, en voor andere uitgaven in verband met de uitvoering van de taken die uit hoofde van deze verordening aan de Commissie zijn toevertrouwd. De jaarlijkse toezichtvergoeding die wordt aangerekend aan aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines, moet in verhouding staan tot de omvang van de dienst zoals weergegeven door het aantal actieve afnemers van de dienst in de Unie. Bovendien mag de individuele jaarlijkse toezichtvergoeding niet hoger zijn dan een globaal plafond voor elke aanbieder van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines, rekening houdend met de economische capaciteit van de aanbieder van de aangewezen dienst of diensten.

(102)

Om de doeltreffende en consistente toepassing te vergemakkelijken van de verplichtingen in deze verordening, die mogelijkerwijs met technologische middelen moeten worden uitgevoerd, is het belangrijk vrijwillige normen te bevorderen die bepaalde technische procedures bestrijken, waarbij de sector kan bijdragen aan de ontwikkeling van gestandaardiseerde middelen om aanbieders van tussenhandeldiensten te ondersteunen bij de naleving van deze verordening, zoals het mogelijk maken van de indiening van meldingen, ook door middel van applicatieprogrammeerinterfaces, of normen inzake de algemene voorwaarden, controles, of normen inzake de interoperabiliteit van de reclamedatabanken. Dergelijke normen kunnen bovendien normen omvatten met betrekking tot onlinereclame, aanbevelingssystemen, toegankelijkheid en de bescherming van minderjarigen online. Het staat aanbieders van tussenhandeldiensten vrij de normen vast te stellen, maar de vaststelling daarvan houdt niet in dat aan deze verordening wordt voldaan. Tegelijkertijd kunnen dergelijke normen, door het verstrekken van beste praktijken, met name nuttig zijn voor relatief kleine aanbieders van tussenhandeldiensten. De normen zouden een onderscheid kunnen maken tussen verschillende soorten illegale inhoud of verschillende soorten tussenhandeldiensten, naargelang het geval.

(103)

De Commissie en de digitaledienstenraad moeten de opstelling van vrijwillige gedragscodes alsook de naleving van de bepalingen van die codes aanmoedigen om bij te dragen tot de toepassing van deze verordening. De Commissie en de digitaledienstenraad moeten erop toezien dat in de gedragscodes de aard van de doelstellingen van openbaar belang die worden nagestreefd helder worden gedefinieerd, dat zij mechanismen bevatten voor een onafhankelijke beoordeling van de verwezenlijking van die doelstellingen, en dat de rol van de bevoegde autoriteiten helder wordt omschreven. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar het vermijden van negatieve gevolgen voor de veiligheid, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens, alsook naar het verbod om algemene monitoringsverplichtingen op te leggen. Hoewel de uitvoering van gedragscodes meetbaar moet zijn en onder publiek toezicht moet staan, mag dit geen afbreuk doen aan het vrijwillige karakter van dergelijke codes en aan de vrijheid van de betrokkenen om te beslissen of zij al dan niet deelnemen. In bepaalde omstandigheden is het belangrijk dat zeer grote onlineplatforms samenwerken bij de opstelling en naleving van specifieke gedragscodes. Niets in deze verordening belet andere dienstaanbieders om dezelfde zorgvuldigheidsnormen in acht te nemen, beste praktijken vast te stellen en voordeel te halen uit de richtsnoeren van de Commissie en de digitaledienstenraad, door deel te nemen aan dezelfde gedragscodes.

(104)

Deze verordening zou bepaalde aandachtsgebieden voor dergelijke gedragscodes moeten vaststellen. Met name moeten risicobeperkende maatregelen met betrekking tot specifieke soorten illegale inhoud worden onderzocht via zelf- en coreguleringsovereenkomsten. Een ander aandachtspunt zijn de mogelijk negatieve gevolgen van systeemrisico's voor de samenleving en de democratie, zoals desinformatie of manipulatieve activiteiten en misbruik, of eventuele negatieve gevolgen voor minderjarigen. Hieronder vallen gecoördineerde acties die gericht zijn op het versterken van informatie, met inbegrip van desinformatie, zoals het gebruik van bots of nepaccounts voor het creëren van opzettelijk onnauwkeurige of misleidende informatie, soms met het doel om economisch voordeel te behalen, die bijzonder schadelijk zijn voor kwetsbare afnemers van de dienst, zoals minderjarigen. Met betrekking tot dergelijke gebieden kan het aansluiten bij en naleven van een bepaalde gedragscode door een zeer groot onlineplatform of door een zeer grote onlinezoekmachine worden beschouwd als een passende risicobeperkende maatregel. De weigering door een aanbieder van een onlineplatform of van een onlinezoekmachine van het verzoek van de Commissie om deel te nemen aan de toepassing van een dergelijke gedragscode zonder dit naar behoren toe te lichten, kan in voorkomend geval in aanmerking worden genomen om te bepalen of het onlineplatform of de onlinezoekmachine de bij deze verordening vastgestelde verplichtingen heeft geschonden. Het loutere feit van deelname aan en uitvoering van een bepaalde gedragscode houdt op zich niet in dat deze verordening wordt nageleefd.

(105)

De gedragscodes moeten de toegankelijkheid van zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines vergemakkelijken, in overeenstemming met het Unierecht en het nationale recht, en ervoor zorgen dat het voorzienbare gebruik ervan door personen met een handicap wordt vereenvoudigd. De gedragscodes moete met name garanderen dat informatie op een waarneembare, bedienbare, begrijpelijke en stabiele manier wordt weergegeven en dat formulieren en maatregelen die krachtens deze verordening worden verstrekt respectievelijk genomen, zodanig worden gepresenteerd dat zij gemakkelijk te vinden zijn en kunnen worden geraadpleegd door personen met een handicap.

(106)

De regels inzake gedragscodes uit hoofde van deze verordening zouden als basis kunnen dienen voor de reeds bestaande inspanningen op het gebied van zelfregulering op Unieniveau, met inbegrip van de productveiligheidsbelofte, het memorandum van overeenstemming over de internetverkoop van namaakgoederen, de gedragscode voor de bestrijding van illegale haatzaaiende uitlatingen op het internet en de praktijkcode betreffende desinformatie. Met name wat deze laatste betreft, is de praktijkcode betreffende desinformatie, zoals aangekondigd in het Europees actieplan voor de democratie, versterkt overeenkomstig de richtsnoeren van de Commissie.

(107)

Bij het aanbieden van onlinereclame zijn over het algemeen verschillende actoren betrokken, waaronder tussenhandeldiensten die reclame-uitgevers in contact brengen met adverteerders. De gedragscodes moeten de in deze verordening uiteengezette transparantieverplichtingen met betrekking tot reclame voor aanbieders van onlineplatforms, van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines ondersteunen en aanvullen, om te voorzien in flexibele en doeltreffende mechanismen om de naleving van deze verplichtingen te vergemakkelijken en te verbeteren, met name wat de wijze van doorgifte van de relevante informatie betreft. Dit betreft onder meer het vergemakkelijken van de doorgifte van de informatie over de adverteerder die voor de reclame betaalt wanneer deze adverteerder niet de natuurlijke of rechtspersoon is namens wie de reclame op de online-interface van een onlineplatform wordt getoond. De gedragscodes moeten ook maatregelen omvatten om ervoor te zorgen dat in de hele waardeketen op passende wijze zinvolle informatie wordt verstrekt over de tegeldemaking van gegevens. De betrokkenheid van een breed scala van belanghebbenden moet ervoor zorgen dat deze gedragscodes ruime ondersteuning krijgen, technisch verantwoord en doeltreffend zijn en het hoogste niveau van gebruikersvriendelijkheid bieden om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van de transparantieverplichtingen worden bereikt. Om de doeltreffendheid van gedragscodes te waarborgen, moet de Commissie bij de opstelling ervan ook evaluatiemechanismen voorzien. Waar passend kan de Commissie het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten of de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming verzoeken adviezen uit te brengen over een bepaalde gedragscode.

(108)

In aanvulling op het crisisresponsmechanisme voor zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines kan de Commissie het initiatief nemen tot het opstellen van vrijwillige crisisprotocollen om een snelle, collectieve en grensoverschrijdende reactie in de onlineomgeving te coördineren. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer onlineplatforms worden misbruikt voor de snelle verspreiding van illegale inhoud of desinformatie of wanneer de behoefte ontstaat aan een snelle verspreiding van betrouwbare informatie. In het licht van de belangrijke rol van zeer grote onlineplatforms bij de verspreiding van informatie in onze samenlevingen en over de grenzen heen, moeten aanbieders van dergelijke platforms ertoe worden aangemoedigd specifieke crisisprotocollen op te stellen en toe te passen. Dergelijke crisisprotocollen mogen slechts voor een beperkte periode worden geactiveerd en de vastgestelde maatregelen moeten daarnaast beperkt blijven tot wat strikt noodzakelijk is om de buitengewone omstandigheid aan te pakken. Die maatregelen moeten in overeenstemming zijn met deze verordening en mogen niet neerkomen op een algemene verplichting voor de deelnemende aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines om toezicht te houden op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief te zoeken naar feiten of omstandigheden die op illegale inhoud wijzen.

(109)

Om een passend toezicht op en de handhaving van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen te waarborgen, moeten de lidstaten ten minste één autoriteit aanwijzen die belast is met het toezicht op de toepassing en de handhaving van deze verordening, onverminderd de mogelijkheid om een bestaande instantie aan te wijzen en onverminderd haar rechtsvorm overeenkomstig het nationale recht. De lidstaten moeten echter meer dan één bevoegde autoriteit kunnen belasten met specifieke toezicht- of handhavingstaken en -bevoegdheden met betrekking tot de toepassing van deze verordening, bijvoorbeeld voor specifieke sectoren waarvoor al andere autoriteiten bevoegd kunnen zijn, zoals regelgevende instanties voor elektronische communicatie, regelgevende instanties voor de media of instanties voor consumentenbescherming, op een manier die hun nationale constitutionele, organisatorische en bestuurlijke structuur weerspiegelt. Bij de uitoefening van hun taken moeten alle bevoegde autoriteiten bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening, namelijk de goede werking van de interne markt voor tussenhandeldiensten wanneer de geharmoniseerde regels voor een veilige, voorspelbare en betrouwbare onlineomgeving die bevorderlijk is voor innovatie, en met name de zorgvuldigheidsverplichtingen die gelden voor de verschillende categorieën aanbieders van tussenhandeldiensten, effectief worden gecontroleerd en gehandhaafd, teneinde te waarborgen dat de in het Handvest verankerde grondrechten, waaronder het beginsel van consumentenbescherming, doeltreffend worden beschermd. Deze verordening verplicht de lidstaten niet om de bevoegde autoriteiten te belasten met de taak om uitspraak te doen over de rechtmatigheid van specifieke inhoud.

(110)

Gezien het grensoverschrijdende karakter van de betrokken diensten en de horizontale reeks verplichtingen die bij deze verordening wordt ingevoerd, moet in elke lidstaat één autoriteit worden aangewezen als de digitaledienstencoördinator, met als taak toezicht te houden op de toepassing van deze verordening en, waar nodig, deze te handhaven. Wanneer meer dan een bevoegde autoriteit wordt aangewezen om toezicht te houden op de toepassing deze verordening en deze te handhaven, moet in die lidstaat één enkele autoriteit als digitaledienstencoördinator worden aangewezen. De digitaledienstencoördinator moet voor alle met de toepassing van deze verordening verband houdende aangelegenheden optreden als enig contactpunt voor de Commissie, de digitaledienstenraad, de digitaledienstencoördinatoren van andere lidstaten en voor andere bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat. Met name wanneer in een bepaalde lidstaat verschillende bevoegde autoriteiten belast zijn met taken uit hoofde van deze verordening, moet de digitaledienstencoördinator met die autoriteiten coördineren en samenwerken overeenkomstig het nationale recht waarin hun respectieve taken zijn vastgesteld en onverminderd de onafhankelijke beoordeling door de andere bevoegde autoriteiten. Hoewel daaraan geen hiërarchische bovengeschiktheid ten opzichte van andere bevoegde autoriteiten bij de uitoefening van hun taken is verbonden, moet de digitaledienstencoördinator zorgen voor de daadwerkelijke betrokkenheid van alle relevante bevoegde autoriteiten en moet hij tijdig verslag uitbrengen over hun beoordeling in het kader van de samenwerking inzake toezicht en handhaving op Unieniveau. Bovendien moeten de lidstaten, naast de in deze verordening vastgestelde specifieke mechanismen met betrekking tot samenwerking op Unieniveau, ook zorgen voor samenwerking tussen de digitaledienstencoördinator en andere bevoegde op nationaal niveau aangewezen autoriteiten, in voorkomend geval met behulp van passende instrumenten, zoals het bundelen van middelen, gezamenlijke taskforces, gezamenlijke onderzoeken en mechanismen voor wederzijdse bijstand.

(111)

De digitaledienstencoördinator en de andere bevoegde autoriteiten die uit hoofde van deze verordening zijn aangewezen, spelen een cruciale rol bij het waarborgen van de doeltreffendheid van de in deze verordening vastgestelde rechten en verplichtingen en de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Bijgevolg moet er in het belang van alle Unieburgers voor worden gezorgd dat die autoriteiten beschikken over de nodige middelen, waaronder financiële en personele middelen, om toezicht uit te oefenen op alle onder hun bevoegdheid vallende aanbieders van tussenhandeldiensten. Gezien de verscheidenheid aan aanbieders van tussenhandeldiensten en hun gebruik van geavanceerde technologie bij het aanbieden van hun diensten is het ook van wezenlijk belang dat de digitaledienstencoördinator en de bevoegde autoriteiten beschikken over het noodzakelijke aantal personeelsleden en deskundigen met gespecialiseerde vaardigheden, alsook over de benodigde geavanceerde technische middelen, en dat zij autonoom financiële middelen beheren om hun taken uit te voeren. Voorts moet het niveau van de middelen rekening houden met de omvang, complexiteit en potentiële maatschappelijke impact van de onder hun bevoegdheid vallende aanbieders van tussenhandeldiensten, alsook met het bereik van hun diensten in de gehele Unie. Deze verordening doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de lidstaten om te voorzien in financieringsmechanismen op basis van toezichtvergoedingen die uit hoofde van het met het Unierecht in overeenstemming zijnde nationale recht worden opgelegd aan aanbieders van tussenhandeldiensten, voor zover deze vergoedingen worden opgelegd aan aanbieders van tussenhandeldiensten die hun hoofdvestiging in de betrokken lidstaat hebben, strikt beperkt blijven tot hetgeen noodzakelijk en evenredig is voor het dekken van de kosten voor de uitvoering van de taken die uit hoofde van deze verordening aan de bevoegde autoriteiten zijn opgedragen, met uitzondering van de aan de Commissie opgedragen taken, en er wordt gezorgd voor passende transparantie met betrekking tot de heffing en het gebruik van een dergelijke toezichtvergoeding.

(112)

De uit hoofde van deze verordening aangewezen bevoegde autoriteiten moeten eveneens volledig onafhankelijk van particuliere en openbare instanties handelen, zonder de verplichting of de mogelijkheid om instructies te vragen of te ontvangen, ook van de overheid, en zonder afbreuk te doen aan de specifieke taken om samen te werken met andere bevoegde autoriteiten, de digitaledienstencoördinatoren, de digitaledienstenraad en de Commissie. Anderzijds mag de onafhankelijkheid van die autoriteiten niet inhouden dat zij, overeenkomstig de nationale grondwetten en zonder de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening in gevaar te brengen, niet kunnen worden onderworpen aan evenredige verantwoordingsmechanismen met betrekking tot de algemene activiteiten van de digitaledienstencoördinatoren, zoals hun financiële uitgaven of hun verslaglegging aan de nationale parlementen. Het onafhankelijkheidsvereiste mag evenmin een belemmering vormen voor de uitoefening van rechterlijke toetsing, noch voor de mogelijkheid, indien van toepassing, om andere nationale autoriteiten te raadplegen, met inbegrip van rechtshandhavingsautoriteiten, crisisbeheersingsautoriteiten of consumentenbeschermingsautoriteiten, of om regelmatig met die instanties van gedachten te wisselen met als doel informatie uit te wisselen over lopende onderzoeken, dit alles zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden.

(113)

De lidstaten kunnen een bestaande nationale autoriteit aanwijzen die de functie van digitaledienstencoördinator vervult, of die specifieke taken heeft om toezicht te houden op de toepassing van deze verordening en deze te handhaven, op voorwaarde dat een dergelijke aangewezen autoriteit voldoet aan de in deze verordening vastgestelde vereisten, bijvoorbeeld met betrekking tot haar onafhankelijkheid. Bovendien is het de lidstaten in beginsel niet verboden om opkomende functies binnen een bestaande autoriteit samen te voegen, overeenkomstig het Unierecht. De maatregelen daartoe kunnen onder meer inhouden dat de voorzitter of een bestuurslid van een collegiaal orgaan van een bestaande autoriteit niet vóór het verstrijken van zijn ambtstermijn mag worden ontslagen op de enkele grond dat een institutionele hervorming heeft plaatsgevonden waarbij verschillende functies binnen één instantie zijn samengevoegd, bij gebrek aan regels die waarborgen dat dergelijke ontslagen de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van die leden niet in het gedrang brengen.

(114)

De lidstaten moeten de digitaledienstencoördinator en alle andere bevoegde autoriteiten die uit hoofde van deze verordening zijn aangewezen, voldoende bevoegdheden en middelen geven om een doeltreffend onderzoek en een doeltreffende handhaving te waarborgen, overeenkomstig de hun opgedragen taken. Dit omvat de bevoegdheid van de bevoegde autoriteiten om overeenkomstig het nationale recht voorlopige maatregelen te nemen in geval van een risico op ernstige schade. Dergelijke voorlopige maatregelen, waaronder bevelen om een bepaalde vermeende inbreuk te beëindigen of te verhelpen, mogen niet verder gaan dan hetgeen nodig is om ernstige schade te voorkomen in afwachting van de definitieve beslissing. De digitaledienstencoördinatoren moeten met name informatie kunnen zoeken en verkrijgen die zich op hun grondgebied bevindt, ook in het kader van gezamenlijke onderzoeken, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met het feit dat de toezichts- en handhavingsmaatregelen met betrekking tot een aanbieder die onder de rechtsmacht van een andere lidstaat of van de Commissie valt, door de digitaledienstencoördinator van die andere lidstaat moeten worden vastgesteld, in voorkomend geval in overeenstemming met de procedures voor grensoverschrijdende samenwerking, of in voorkomend geval, door de Commissie.

(115)

De lidstaten moeten in hun nationale recht, overeenkomstig het Unierecht en met name deze verordening en het Handvest, de gedetailleerde voorwaarden en beperkingen vaststellen voor de uitoefening van de onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden van hun digitaledienstencoördinatoren en, in voorkomend geval, van andere bevoegde autoriteiten uit hoofde van deze verordening.

(116)

Bij de uitoefening van die bevoegdheden moeten de bevoegde autoriteiten zich houden aan de toepasselijke nationale voorschriften inzake procedures en aangelegenheden, zoals de noodzaak van een voorafgaande toestemming van de rechter om bepaalde gebouwen te betreden en het wettelijk beroepsgeheim. Die bepalingen moeten met name de eerbiediging van de grondrechten op een doeltreffende voorziening in rechte en op een eerlijk proces, met inbegrip van het recht op verdediging, en het recht op eerbiediging van het privéleven waarborgen. In dit verband kunnen de garanties die in verband met de procedures van de Commissie uit hoofde van deze verordening worden geboden, als een passend referentiepunt dienen. Een voorafgaande, eerlijke en onpartijdige procedure moet worden gewaarborgd voordat een definitieve beslissing wordt genomen, met inbegrip van het recht van de betrokkenen om te worden gehoord en het recht op toegang tot het dossier, met inachtneming van de vertrouwelijkheid en het beroeps- en zakengeheim, alsmede de verplichting om de beslissingen op zinvolle wijze te motiveren. Dit belet echter niet dat in naar behoren gemotiveerde gevallen van urgentie en onder passende voorwaarden en procedurele regelingen, maatregelen kunnen worden genomen. De uitoefening van de bevoegdheden moet ook in verhouding staan tot, onder meer, de aard en de totale feitelijke of potentiële schade die door de inbreuk of de vermeende inbreuk wordt veroorzaakt. De bevoegde autoriteiten moeten rekening houden met alle relevante feiten en omstandigheden van de zaak, met inbegrip van de informatie die door de bevoegde autoriteiten in andere lidstaten is verzameld.

(117)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat schendingen van de in deze verordening neergelegde verplichtingen kunnen worden bestraft op een wijze die doeltreffend, evenredig en ontradend is, waarbij rekening wordt gehouden met de aard, de ernst, de herhaling en de duur van de schending, met het oog op het algemeen belang dat wordt nagestreefd, de omvang en het soort activiteiten dat wordt uitgevoerd, en met de economische capaciteit van de inbreukmaker. Bij de vaststelling van de sancties moet met name rekening worden gehouden met de vraag of de betrokken aanbieder van tussenhandeldiensten systematisch of herhaaldelijk zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening niet nakomt, en, in voorkomend geval, met het aantal getroffen afnemers van de dienst, de opzettelijke of nalatige aard van de inbreuk en met de vraag of de aanbieder in verschillende lidstaten actief is. Wanneer deze verordening voorziet in maximumbedragen aan geldboeten of dwangsommen, moeten die maximumbedragen gelden per inbreuk op deze verordening en onverminderd de modulering van de geldboeten of dwangsommen voor specifieke inbreuken. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat het opleggen van geldboeten of dwangsommen wegens inbreuken in elk afzonderlijk geval doeltreffend, evenredig en ontradend is door overeenkomstig deze verordening nationale regels en procedures vast te stellen, rekening houdend met alle criteria betreffende de algemene voorwaarden voor het opleggen van geldboeten of dwangsommen.

(118)

Met het oog op een doeltreffende handhaving van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen moeten personen of vertegenwoordigende organisaties een klacht over de naleving van die verplichtingen kunnen indienen bij de digitaledienstencoördinator op het grondgebied waar zij de dienst hebben ontvangen, onverminderd de bepalingen van deze verordening inzake de toewijzing van bevoegdheden en onverminderd de toepasselijke regels voor de afhandeling van klachten overeenkomstig de nationale beginselen van behoorlijk bestuur. Klachten kunnen een getrouw overzicht geven van de problemen in verband met de naleving van deze verordening door een bepaalde aanbieder van tussenhandeldiensten en kunnen de digitaledienstencoördinator ook op de hoogte brengen van eventuele andere transversale kwesties. De digitaledienstencoördinator moet andere nationale bevoegde autoriteiten en de digitaledienstencoördinator van een andere lidstaat betrekken, en met name die van de lidstaat waar de betrokken aanbieder van tussenhandeldiensten is gevestigd, indien de kwestie een grensoverschrijdende samenwerking vereist.

(119)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de digitaledienstencoördinatoren maatregelen kunnen nemen die doeltreffend zijn en evenredig aan bepaalde bijzonder ernstige en aanhoudende inbreuken op deze verordening. Met name wanneer die maatregelen van invloed kunnen zijn op de rechten en belangen van derden, zoals met name het geval kan zijn wanneer de toegang tot online-interfaces wordt beperkt, is het passend te eisen dat de maatregelen aan aanvullende waarborgen worden onderworpen Met name derden die mogelijkerwijs worden getroffen, moeten de mogelijkheid hebben om te worden gehoord en bevelen hiertoe mogen alleen worden uitgevaardigd wanneer de bevoegdheden om dergelijke maatregelen te nemen, zoals bepaald in andere Unie- of nationaalrechtelijke handelingen, bijvoorbeeld om de collectieve belangen van consumenten te beschermen, om ervoor te zorgen dat webpagina’s die kinderpornografie bevatten of verspreiden snel worden verwijderd of om diensten ontoegankelijk te maken die door een derde worden gebruikt om inbreuk te maken op een recht van intellectuele eigendom, niet redelijkerwijs beschikbaar zijn.

(120)

Een dergelijk bevel om de toegang te beperken mag niet verder gaan dan nodig is om de doelstelling ervan te verwezenlijken. Daartoe moet het bevel tijdelijk zijn en in beginsel gericht zijn op een aanbieder van tussenhandeldiensten, zoals de betrokken aanbieder van de hostingdienst, de aanbieder van de internetdienst of het domeinregister of de registrerende instantie, die in een redelijke positie verkeert om die doelstelling te verwezenlijken zonder de toegang tot wettige informatie onnodig te beperken.

(121)

Onverminderd de in deze verordening vastgestelde bepalingen inzake de aansprakelijkheidsvrijstelling wat de informatie betreft die op verzoek van een afnemer van de dienst wordt doorgegeven of opgeslagen, moet een aanbieder van tussenhandeldiensten aansprakelijk zijn voor schade die afnemers van de dienst lijden ten gevolge van een inbreuk door die aanbieder tussenhandeldiensten op de in deze verordening uiteengezette verplichtingen. Die schadevergoeding moet stroken met de in het nationale recht uiteengezette regels en procedures en mag geen afbreuk doen aan andere op grond van de consumentenbeschermingsregels beschikbare verhaalsmogelijkheden.

(122)

De digitaledienstencoördinator moet regelmatig een verslag publiceren, bijvoorbeeld op zijn website, over de activiteiten die uit hoofde van deze verordening worden uitgevoerd. Het verslag moet met name in een machineleesbaar formaat worden gepubliceerd en een overzicht bevatten van de ontvangen klachten en de follow-up daarvan, met vermelding van onder meer het totale aantal ontvangen klachten en het aantal klachten dat heeft geleid tot de inleiding van een formeel onderzoek of tot doorgifte aan andere digitaledienstencoördinatoren, zonder naar persoonsgegevens te verwijzen. Aangezien de digitaledienstencoördinator ook via het informatie-uitwisselingssysteem op de hoogte wordt gesteld van bevelen om actie te ondernemen tegen illegale inhoud of om bij deze verordening geregelde informatie te verstrekken, moet de digitaledienstencoördinator in zijn jaarverslag het aantal en de categorieën van dergelijke bevelen opnemen die door gerechtelijke en administratieve autoriteiten in zijn lidstaat zijn uitgevaardigd tegen de aanbieders van tussenhandeldiensten.

(123)

Ter wille van de duidelijkheid, eenvoud en efficiëntie moet de bevoegdheid om de verplichtingen uit hoofde van deze verordening te controleren en te handhaven, worden toegekend aan de bevoegde autoriteiten in de lidstaat waar zich de hoofdvestiging van de aanbieder van tussenhandeldiensten bevindt, dat wil zeggen waar de aanbieder zijn hoofdkantoor of wettelijke zetel heeft en waar de belangrijkste financiële functies en operationele controle worden uitgeoefend. Ten aanzien van aanbieders die niet in de Unie zijn gevestigd, maar die diensten in de Unie aanbieden en daarom binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, moet de lidstaat waar die aanbieders hun wettelijke vertegenwoordiger hebben aangewezen, bevoegd zijn, gelet op de functie van wettelijke vertegenwoordigers uit hoofde van deze verordening. Ter wille van de doeltreffende toepassing van deze verordening moeten alle lidstaten, of, indien toepasselijk, de Commissie, evenwel bevoegd zijn ten aanzien van aanbieders die geen wettelijke vertegenwoordiger hebben aangewezen. Deze bevoegdheid kan worden uitgeoefend door een van de bevoegde autoriteiten of door de Commissie, op voorwaarde dat de aanbieder voor dezelfde feiten niet het voorwerp vormt van een handhavingsprocedure door een andere bevoegde autoriteit of door de Commissie. Om ervoor te zorgen dat het ne bis in idem-beginsel wordt nageleefd, en met name om te voorkomen dat eenzelfde inbreuk op de in deze verordening vastgestelde verplichtingen meer dan één keer wordt bestraft, moet elke lidstaat die voornemens is zijn bevoegdheid ten aanzien van dergelijke aanbieders uit te oefenen, alle andere autoriteiten, met inbegrip van de Commissie, hiervan onverwijld in kennis stellen via het voor de toepassing van deze verordening ingestelde informatie-uitwisselingssysteem.

(124)

Gezien de potentiële impact van deze platforms en de uitdagingen die gepaard gaan met een doeltreffend toezicht op deze platforms, zijn er speciale regels nodig inzake toezicht en handhaving met betrekking tot aanbieders van zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines. De Commissie moet, waar toepasselijk met de steun van de nationale bevoegde autoriteiten, instaan voor het toezicht op en de openbare handhaving van systemische problemen, zoals kwesties met een brede impact op de collectieve belangen van afnemers van de dienst. Daarom moet de Commissie exclusief bevoegd zijn voor het toezicht op en de handhaving van de aanvullende verplichting om systeemrisico’s te beheren die door deze verordening wordt opgelegd aan aanbieders van zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines. De exclusieve bevoegdheden van de Commissie mogen geen afbreuk doen aan bepaalde administratieve taken die door deze verordening aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging zijn toegewezen, zoals de erkenning van onderzoekers.

(125)

De bevoegdheden van toezicht op en handhaving van zorgvuldigheidsverplichtingen, andere dan de aanvullende verplichting om systeemrisico’s te beheren die door deze verordening wordt opgelegd aan aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines moeten worden gedeeld tussen de Commissie en de nationale bevoegde autoriteiten. Enerzijds is het mogelijk dat de Commissie in veel gevallen beter in staat is om systemische inbreuken door die aanbieders aan te pakken, zoals inbreuken die meerdere lidstaten treffen, ernstige herhaalde inbreuken of het niet instellen van doeltreffende mechanismen zoals vereist door deze verordening. Anderzijds kan het zijn dat de bevoegde autoriteiten in de lidstaat waar zich de hoofdvestiging van een aanbieder van een zeer groot onlineplatform of van een zeer grote onlinezoekmachine bevindt, beter in staat is om op te treden tegen individuele inbreuken door die aanbieders, die geen aanleiding geven tot systemische of grensoverschrijdende problemen. Met het oog op efficiëntie, om dubbel werk te voorkomen en om de naleving van het ne bis in idem-beginsel te waarborgen, staat het aan de Commissie te beoordelen of zij het passend acht die gedeelde bevoegdheden in een bepaalde zaak uit te oefenen, en mogen de lidstaten, zodra de Commissie een procedure heeft ingeleid, niet langer de mogelijkheid hebben dit zelf te doen. De lidstaten moeten nauw samenwerken, zowel met elkaar als met de Commissie, en de Commissie moet nauw samenwerken met de lidstaten om ervoor te zorgen dat het bij deze verordening ingestelde toezicht- en handhavingssysteem vlot en doeltreffend functioneert.

(126)

De regels van deze verordening betreffende de bevoegdheidstoewijzing mogen geen afbreuk doen aan de Unie- en nationaalrechtelijke bepalingen inzake internationaal privaatrecht wat betreft de rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht in burgerlijke en handelszaken, bijvoorbeeld in procedures die door consumenten aanhangig worden gemaakt bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar zij wonen overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Unierecht. Wat betreft de verplichtingen die deze verordening oplegt aan aanbieders van tussenhandeldiensten om de uitvaardigende autoriteit in kennis te stellen van het gevolg dat wordt gegeven aan bevelen om op te treden tegen illegale inhoud en bevelen om informatie te verstrekken, zijn de regels inzake de bevoegdheidstoewijzing enkel van toepassing op het toezicht op de handhaving van die verplichtingen, maar niet op andere met het bevel verband houdende aangelegenheden, zoals de bevoegdheid om het bevel uit te vaardigen.

(127)

Gezien de grensoverschrijdende en sectoroverschrijdende relevantie van tussenhandeldiensten is een hoog niveau van samenwerking noodzakelijk om te zorgen voor de consistente toepassing van deze verordening en de beschikbaarheid van relevante informatie voor de uitvoering van handhavingstaken via het informatie-uitwisselingssysteem. De samenwerking kan verschillende vormen aannemen, afhankelijk van de betrokken kwesties, zonder afbreuk te doen aan specifieke gezamenlijke onderzoeksacties. In elk geval is het noodzakelijk dat de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging van een aanbieder van tussenhandeldiensten andere digitaledienstencoördinatoren informeert over kwesties en onderzoeken in verband met de aanbieder en over acties die ten aanzien van de aanbieder zullen worden ondernomen. Indien een bevoegde autoriteit in een lidstaat bovendien over relevante informatie beschikt voor een onderzoek dat wordt uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van vestiging, of in staat is dergelijke informatie te verzamelen die zich op haar grondgebied bevindt en waartoe de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van vestiging geen toegang hebben, moet de digitaledienstencoördinator van de plaats van bestemming de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging tijdig bijstaan, onder meer door zijn onderzoeksbevoegdheden overeenkomstig de toepasselijke nationale procedures en het Handvest uit te oefenen. De adressaat van dergelijke onderzoeksmaatregelen moet zich daaraan houden en aansprakelijk zijn in geval van niet-naleving, en de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van vestiging moeten kunnen vertrouwen op de via wederzijdse bijstand verzamelde informatie om de naleving van deze verordening te waarborgen.

(128)

De digitaledienstencoördinator van de plaats van bestemming moet de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging – met name op basis van ontvangen klachten of, in voorkomend geval, van de input van andere nationale bevoegde autoriteiten, dan wel de digitaledienstenraad in geval van kwesties waarbij ten minste drie lidstaten betrokken zijn, – kunnen verzoeken onderzoeks- of handhavingsmaatregelen te nemen ten aanzien van een onder zijn bevoegdheid vallende aanbieder. Dergelijke verzoeken om maatregelen moeten gebaseerd zijn op goed onderbouwd bewijsmateriaal waaruit blijkt dat er sprake is van een vermeende inbreuk met negatieve gevolgen voor de collectieve belangen van de afnemers van de dienst in zijn lidstaat of met een negatieve maatschappelijke impact. De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging moet kunnen vertrouwen op wederzijdse bijstand of moet de verzoekende digitaledienstencoördinator kunnen uitnodigen voor een gezamenlijk onderzoek indien er meer informatie nodig is om een besluit te kunnen nemen, onverminderd de mogelijkheid om de Commissie te verzoeken de zaak te beoordelen als zij redenen heeft om te vermoeden dat het kan gaan om een systemische inbreuk door een zeer groot onlineplatform of een zeer grote onlinezoekmachine.

(129)

De digitaledienstenraad moet de zaak aan de Commissie kunnen voorleggen in geval van een meningsverschil over de beoordelingen of de genomen of voorgestelde maatregelen of indien er geen maatregelen zijn genomen, overeenkomstig deze verordening en na een verzoek om grensoverschrijdende samenwerking of na een gezamenlijk onderzoek. Indien de Commissie op basis van de door de betrokken autoriteiten beschikbaar gestelde informatie van oordeel is dat de voorgestelde maatregelen, met inbegrip van het voorgestelde niveau van geldboetes, niet kunnen zorgen voor een doeltreffende handhaving van de in deze verordening vastgelegde verplichtingen, moet zij haar ernstige twijfels kenbaar kunnen maken en de bevoegde digitaledienstencoördinator kunnen verzoeken de zaak opnieuw te beoordelen en de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat binnen een bepaalde termijn aan deze verordening wordt voldaan. Deze mogelijkheid doet geen afbreuk aan de algemene taak van de Commissie om onder de controle van het Hof van Justitie van de Europese Unie overeenkomstig de Verdragen, toe te zien op de toepassing van het Unierecht, en waar nodig, dit te handhaven.

(130)

Om grensoverschrijdend toezicht op en onderzoek van de in deze verordening vastgelegde verplichtingen waarbij meerdere lidstaten betrokken zijn, te bevorderen, moeten de digitaledienstencoördinatoren van de plaats van vestiging andere digitaledienstencoördinatoren via het informatie-uitwisselingssysteem kunnen verzoeken om een gezamenlijk onderzoek naar een vermeende inbreuk op deze verordening. Andere digitaledienstencoördinatoren en, in voorkomend geval, andere bevoegde autoriteiten moeten zich bij het door de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging voorgestelde onderzoek kunnen aansluiten, tenzij laatstgenoemde van oordeel is dat de deelname van een buitensporig aantal instanties afbreuk zou kunnen doen aan de doeltreffendheid van het onderzoek, rekening houdend met de kenmerken van de vermeende inbreuk en het ontbreken van rechtstreekse gevolgen voor de afnemers van de dienst in die lidstaten. Gezamenlijke onderzoeksactiviteiten kunnen een reeks acties omvatten die door de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging moeten worden gecoördineerd in overeenstemming met de beschikbaarheid van de deelnemende instanties, zoals gecoördineerde gegevensverzamelingsoefeningen, bundeling van middelen, taskforces, gecoördineerde verzoeken om informatie of gemeenschappelijke inspecties van gebouwen. Alle bevoegde autoriteiten die aan een gezamenlijke onderzoek deelnemen, moeten samenwerken met de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging, onder meer door hun onderzoeksbevoegdheden op hun grondgebied uit te oefenen, in overeenstemming met de toepasselijke nationale procedures. Het gezamenlijke onderzoek moet binnen een bepaalde termijn worden afgesloten met een eindverslag waarin rekening wordt gehouden met de bijdrage van alle deelnemende bevoegde autoriteiten. Ook kan de digitaledienstenraad, indien hierom wordt verzocht door ten minste drie digitaledienstencoördinatoren van de plaats van bestemming, een digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging aanbevelen een dergelijk gezamenlijk onderzoek in te stellen en aanwijzingen te geven over de organisatie ervan. Om impasses te voorkomen, moet de digitaledienstenraad de zaak in specifieke gevallen kunnen voorleggen aan de Commissie, onder meer wanneer de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging weigert het onderzoek te starten en de digitaledienstenraad het niet eens is met de hiervoor verstrekte motivering.

(131)

Om te zorgen voor een consistente toepassing van deze verordening moet op Unieniveau een onafhankelijke adviesgroep worden opgericht, een Europese raad voor digitale diensten, die aan de Commissie rapporteert en die helpt de acties van digitaledienstencoördinatoren te coördineren. Die digitaledienstenraad moet bestaan uit de digitaledienstencoördinatoren, wanneer zij zijn aangesteld, zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid voor die digitaledienstencoördinatoren om ad-hocgedelegeerden van andere bevoegde autoriteiten die uit hoofde van deze verordening met specifieke taken zijn belast, op hun vergadering uit te nodigen of aan te stellen, wanneer dit vereist is krachtens de hun op nationaal niveau toegewezen taken en bevoegdheden. Wanneer er meerdere deelnemers uit één lidstaat zijn, moet het stemrecht beperkt blijven tot één vertegenwoordiger per lidstaat.

(132)

De digitaledienstenraad moet bijdragen tot het nastreven van een gezamenlijk Unieperspectief over de consistente toepassing van deze verordening en tot de samenwerking tussen bevoegde autoriteiten, onder meer door de Commissie en de digitaledienstencoördinatoren te adviseren over gepaste onderzoeks- en handhavingsmaatregelen, met name ten opzichte van de aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines, met name rekening houdend met de vrijheid van de aanbieders van tussenhandeldiensten om in de hele Unie diensten aan te bieden. De digitaledienstenraad moet ook bijdragen tot de opstelling van relevante modellen en gedragscodes en tot de analyse van opkomende algemene tendensen in de ontwikkeling van digitale diensten in de Unie, onder meer door adviezen of aanbevelingen te formuleren over met normen verband houdende aangelegenheden.

(133)

Hiertoe moet de digitaledienstenraad adviezen, verzoeken en aanbevelingen aan digitaledienstencoördinatoren of andere bevoegde nationale autoriteiten kunnen vaststellen. Hoewel het niet juridisch bindend is, moet het besluit om hiervan af te wijken naar behoren worden gemotiveerd en kan het door de Commissie in overweging worden genomen bij de beoordeling of de betrokken lidstaat deze verordening naleeft.

(134)

De digitaledienstenraad moet de vertegenwoordigers van de digitaledienstencoördinatoren en mogelijke andere bevoegde autoriteiten samenbrengen onder het voorzitterschap van de Commissie, met als doel bij hem ingediende aangelegenheden te beoordelen in een volledig Europese dimensie. Met het oog op mogelijke horizontale elementen die relevant zijn voor de regelgevingskaders op Unieniveau moet de digitaledienstenraad de bevoegdheid krijgen om samen te werken met andere organen, bureaus, agentschappen en adviesgroepen van de Unie die verantwoordelijkheden hebben op gebieden zoals gelijkheid, waaronder gendergelijkheid, en non-discriminatie, gegevensbescherming, elektronische communicatie, audiovisuele diensten, detectie en onderzoek van fraude tegen de Uniebegroting wat betreft douanerechten, consumentenbescherming of mededingingsrecht, wanneer dit nodig is om zijn taken uit te voeren.

(135)

Via de voorzitter moet de Commissie deelnemen aan de digitaledienstenraad zonder stemrecht. Via de voorzitter moet de Commissie ervoor zorgen dat de agenda van de vergaderingen wordt opgesteld overeenkomstig de verzoeken van de leden van de digitaledienstenraad zoals vastgesteld in het reglement en in overeenstemming met de in deze verordening vastgestelde plichten van de raad.

(136)

Gezien de noodzaak om de activiteiten van de digitaledienstenraad te ondersteunen, moet de digitaledienstenraad kunnen vertrouwen op de deskundigheid en personele middelen van de Commissie en van de bevoegde nationale autoriteiten. De specifieke operationele regelingen voor de interne werking van de digitaledienstenraad moeten verder worden gespecificeerd in het reglement van de raad.

(137)

Gezien het belang van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines, gelet op hun bereik en impact, kan de niet-naleving van de op hen toepasselijke specifieke verplichtingen een aanzienlijk aantal afnemers van de diensten in verschillende lidstaten treffen, wat kan leiden tot grote maatschappelijke schade, terwijl dergelijke tekortkomingen ook bijzonder complex te identificeren en aan te pakken kunnen zijn. Daarom moet de Commissie, in samenwerking met de digitaledienstencoördinatoren en de raad, de deskundigheid en de capaciteiten van de Unie ontwikkelen met betrekking tot het toezicht op zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines. De Commissie moet daarom in staat zijn de deskundigheid en de middelen van dergelijke instanties te coördineren en erop te vertrouwen, bijvoorbeeld door permanent of tijdelijk specifieke trends of opkomende problemen met betrekking tot een of meer zeer grote onlineplatforms of zeer grote onlinezoekmachines te analyseren. De lidstaten moeten met de Commissie samenwerken bij de ontwikkeling van dergelijke capaciteiten, onder meer door waar toepasselijk personeel te detacheren en bij de totstandbrenging van een gemeenschappelijke toezichtcapaciteit van de Unie. Om de deskundigheid en de capaciteiten van de Unie te ontwikkelen, kan de Commissie ook gebruikmaken van de deskundigheid en de capaciteiten van het Waarnemingscentrum voor de onlineplatformeconomie, zoals opgericht bij het besluit van de Commissie van 26 april 2018 betreffende de oprichting van de deskundigengroep van het Waarnemingscentrum voor de onlineplatformeconomie, relevante deskundigenorganen en excellentiecentra. De Commissie kan deskundigen met specifieke deskundigheid uitnodigen, onder wie met name erkende onderzoekers, vertegenwoordigers van agentschappen en organen van de Unie, vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, verenigingen die gebruikers of het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen, internationale organisaties, deskundigen uit de particuliere sector en andere belanghebbenden.

(138)

De Commissie moet op eigen initiatief inbreuken kunnen onderzoeken in overeenstemming met de in deze verordening vastgestelde bevoegdheden, onder meer door toegang tot gegevens te vragen, informatie op te vragen of inspecties uit te voeren, en door gebruik te maken van de ondersteuning van de digitaledienstencoördinatoren. Indien toezicht door de bevoegde nationale autoriteiten van vermeende individuele inbreuken door aanbieders van zeer grote onlineplatforms of zeer grote onlinezoekmachines systemische problemen aan het licht brengt, zoals kwesties met een brede impact op de collectieve belangen van afnemers van de dienst, moeten de digitaledienstencoördinatoren deze kwesties op basis van een naar behoren gemotiveerd verzoek kunnen doorverwijzen naar de Commissie. Een dergelijk verzoek moet ten minste alle noodzakelijke feiten en omstandigheden bevatten die de vermeende inbreuk en de systemische aard ervan ondersteunen. Afhankelijk van de uitkomst van haar eigen beoordeling moet de Commissie in staat zijn de nodige onderzoeks- en handhavingsmaatregelen uit hoofde van deze verordening te nemen, waaronder, in voorkomend geval, het starten van een onderzoek of het nemen van voorlopige maatregelen.

(139)

Om haar taken doeltreffend te kunnen uitvoeren, moet de Commissie een beoordelingsmarge behouden ten aanzien van het besluit om een procedure in te leiden tegen aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines. Zodra de Commissie de procedure heeft ingeleid, moeten de digitaledienstencoördinatoren van de plaats van vestiging worden uitgesloten van de uitoefening van hun onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden met betrekking tot het betrokken gedrag van de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine, om dubbel werk, inconsistenties en risico's vanuit het oogpunt van het ne bis in idem-beginsel te vermijden. De Commissie moet de digitaledienstencoördinatoren evenwel kunnen vragen om individueel of gezamenlijk bij te dragen aan het onderzoek. Ingevolge de plicht tot loyale samenwerking moet de digitaledienstencoördinator al het mogelijke doen om gerechtvaardigde en evenredige verzoeken van de Commissie in het kader van een onderzoek in te willigen. Bovendien moeten de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging, alsook de digitaledienstenraad en, waar relevant, andere digitaledienstencoördinatoren de Commissie alle nodige informatie en bijstand verlenen zodat zij haar taken doeltreffend kan uitvoeren, waaronder informatie die is verzameld in het kader van andere acties inzake gegevensverzameling of gegevenstoegang, voor zover de rechtsgrond op basis waarvan de informatie is verzameld dit niet uitsluit. De Commissie moet de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging en de digitaledienstenraad op haar beurt op de hoogte houden van de uitoefening van haar bevoegdheden, met name wanneer zij voornemens is de procedure in te leiden en haar onderzoeksbevoegdheden uit te oefenen. Bovendien moet de Commissie haar bezwaren tegen de betrokken aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines meedelen. De digitaledienstenraad moet zijn standpunt over de door de Commissie gemaakte bezwaren en beoordeling kenbaar maken, en de Commissie moet daarmee rekening houden in de redenering die aan haar definitieve besluit ten grondslag ligt.

(140)

Met het oog op zowel de bijzondere uitdagingen die kunnen voortvloeien uit het streven naar naleving door aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines als het belang van dit ook daadwerkelijk te doen, gezien hun omvang en impact en de schade die zij kunnen aanrichten, moet de Commissie beschikken over sterke onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden zodat zij bepaalde van de in deze verordening vastgestelde regels kan onderzoeken, handhaven en er toezicht op houden, met volledige eerbiediging van het grondrecht om te worden gehoord en om toegang te hebben tot het dossier in het kader van de handhavingsprocedures, het evenredigheidsbeginsel en de rechten en belangen van de betrokkenen.

(141)

De Commissie moet de informatie kunnen opvragen die nodig is om de doeltreffende uitvoering en de naleving van de in deze verordening vastgelegde verplichtingen in de gehele Unie te waarborgen. De Commissie moet met name toegang hebben tot alle relevante documenten, gegevens en informatie die nodig zijn om onderzoeken in te stellen en uit te voeren en om toezicht te houden op de naleving van de relevante in deze verordening vastgestelde verplichtingen, ongeacht wie de eigenaar is van de betrokken documenten, gegevens of informatie, en ongeacht hun vorm of formaat, hun opslagmedium of de precieze plaats waar zij worden bewaard. De Commissie moet door middel van een met redenen omkleed verzoek om informatie rechtstreeks kunnen eisen dat de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine en alle andere natuurlijke of rechtspersonen die handelen voor met hun handel, bedrijf, ambacht of beroep verband houdende doeleinden en die redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van informatie met betrekking tot de vermeende inbreuk of de inbreuk, naargelang het geval, alle relevante bewijsmateriaal, gegevens en informatie verstrekken. Daarnaast moet de Commissie bij elke overheidsinstantie, elk orgaan of elk agentschap in de lidstaat ten behoeve van deze verordening alle relevante informatie kunnen opvragen. De Commissie moet middels de uitoefening van haar onderzoeksbevoegdheden, zoals verzoeken om informatie of gesprekken, toegang tot en verklaringen in verband met documenten, gegevens, informatie, databanken en algoritmen van relevante personen kunnen eisen, met hun toestemming alle natuurlijke of rechtspersonen kunnen horen die in het bezit kunnen zijn van nuttige informatie, en de afgelegde verklaringen met eender welke technische middelen kunnen opnemen. De Commissie moet tevens de bevoegdheid hebben om de inspecties uit te voeren die noodzakelijk zijn om de desbetreffende bepalingen van deze verordening te handhaven. Die onderzoeksbevoegdheden zijn bedoeld als aanvulling op de mogelijkheid van de Commissie om digitaledienstencoördinatoren en andere lidstatelijke autoriteiten om bijstand te vragen, bijvoorbeeld door informatie te verstrekken of bij de uitoefening van deze bevoegdheden.

(142)

Voorlopige maatregelen kunnen een belangrijk hulpmiddel vormen om er tijdens een onderzoek voor te zorgen dat de inbreuk die wordt onderzocht geen aanleiding geeft tot een risico op ernstige schade voor de afnemers van de dienst. Dit is een belangrijk instrument om te voorkomen dat er zich ontwikkelingen voordoen die aan het einde van de procedure zeer moeilijk bij een besluit van de Commissie ongedaan kunnen worden gemaakt. De Commissie moet derhalve de bevoegdheid hebben om bij besluit voorlopige maatregelen op te leggen in het kader van een procedure tot eventuele vaststelling van een besluit inzake niet-naleving. Deze bevoegdheid moet gelden in gevallen waarin de Commissie op het eerste gezicht heeft vastgesteld dat de aanbieder van een zeer groot onlineplatform of van een zeer grote onlinezoekmachine inbreuk maakt op de verplichtingen uit hoofde van deze verordening. Een besluit tot oplegging van voorlopige maatregelen mag uitsluitend voor een bepaalde periode gelden, hetzij tot de afronding van de procedure door de Commissie, hetzij voor een vaste termijn, die indien noodzakelijk en passend kan worden verlengd.

(143)

De Commissie moet de nodige acties kunnen ondernemen om toezicht te houden op de daadwerkelijke uitvoering en naleving van de in deze verordening vastgelegde verplichtingen. Dergelijke acties moeten de mogelijkheid omvatten voor de Commissie om onafhankelijke externe deskundigen en controleurs aan te stellen om zich te laten bijstaan in dit proces,, onder meer, in voorkomend geval, van bevoegde lidstatelijke autoriteiten, zoals autoriteiten voor gegevensbescherming of consumentenbescherming. Bij de benoeming van controleurs moet de Commissie zorgen voor voldoende rotatie.

(144)

Naleving van de uit hoofde van deze verordening opgelegde relevante verplichtingen moet kunnen worden gehandhaafd door boetes en dwangsommen. Hiertoe moeten gepaste niveaus van boeten en dwangsommen worden vastgesteld voor niet-naleving van de verplichtingen en voor schending van de uitvoeringsbepalingen, op basis van passende verjaringstermijnen, in overeenstemming met de beginselen van evenredigheid en ne bis in idem. De Commissie en de bevoegde nationale autoriteiten moeten hun handhavingsinspanningen coördineren om ervoor te zorgen dat die beginselen worden nageleefd. Meer bepaald moet de Commissie rekening houden met geldboeten en sancties die voor dezelfde feiten aan dezelfde rechtspersoon zijn opgelegd door middel van een definitief besluit in procedures betreffende een inbreuk op andere Unievoorschriften of nationale voorschriften, om ervoor te zorgen dat de totale opgelegde geldboeten en sancties proportioneel zijn en overeenstemmen met de ernst van de begane inbreuken. Alle door de Commissie uit hoofde van deze verordening genomen besluiten zijn overeenkomstig het Verdrag onderworpen aan toetsing door het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het Hof van Justitie moet onbeperkte rechtsmacht hebben ten aanzien van geldboeten en dwangsommen krachtens artikel 261 VWEU.

(145)

Gezien de mogelijke aanzienlijke maatschappelijke gevolgen van een inbreuk op de aanvullende systeemrisicobeheersingsverplichtingen die uitsluitend van toepassing zijn op zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines en om deze uitdagingen van het overheidsbeleid aan te gaan, is het noodzakelijk te voorzien in een systeem van verscherpt toezicht op alle acties die worden ondernomen om inbreuken op deze verordening daadwerkelijk te beëindigen en te verhelpen. Zodra er een inbreuk is vastgesteld op een van de bepalingen van deze verordening die uitsluitend van toepassing zijn op zeer grote onlineplatforms of zeer grote onlinezoekmachines, en zodra deze inbreuk indien nodig is bestraft, moet de Commissie de aanbieder van een dergelijk platform of een dergelijke zoekmachine bijgevolg verzoeken een gedetailleerd actieplan op te stellen om eventuele toekomstige gevolgen van de inbreuk te verhelpen, en dit actieplan binnen een door de Commissie vastgestelde termijn te doen toekomen aan de digitaledienstencoördinatoren, de Commissie en de raad. De Commissie dient, rekening houdend met het advies van de raad, vast te stellen of de in het actieplan opgenomen maatregelen volstaan om de inbreuk aan te pakken, mede ermee rekening houdend of de naleving van de betrokken gedragscode al dan niet tot de voorgestelde maatregelen behoort. De Commissie moet ook toezicht houden op alle verdere maatregelen die de betrokken aanbieder van een zeer groot onlineplatform of van een zeer grote onlinezoekmachine heeft genomen, zoals uiteengezet in zijn actieplan, en daarbij ook rekening houden met een onafhankelijke controle van de aanbieder. Indien de Commissie na de uitvoering van het actieplan nog steeds van oordeel is dat de inbreuk niet volledig is verholpen of indien het actieplan niet is meegedeeld of ongeschikt wordt geacht, moet zij gebruik kunnen maken van alle onderzoeks- of handhavingsbevoegdheden uit hoofde van deze verordening, met inbegrip van de bevoegdheid om dwangsommen op te leggen en de procedure in te leiden om de toegang tot de inbreukmakende dienst te blokkeren.

(146)

De betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine en andere personen die zijn onderworpen aan de uitoefening van de bevoegdheden van de Commissie wier belangen door een besluit kunnen worden geraakt, moeten in de gelegenheid worden gesteld voorafgaand opmerkingen in te dienen, en aan de genomen besluiten moet ruime bekendheid worden gegeven. Het recht van verdediging van de betrokkenen, met name het recht van inzage van het dossier, moet worden gewaarborgd, zij het dat de bescherming van vertrouwelijke informatie van wezenlijk belang is. Voorts moet de Commissie, terwijl zij de vertrouwelijkheid van de informatie verzekert, ervoor zorgen dat alle informatie die zij voor haar besluit gebruikt, openbaar wordt gemaakt zodat degene tot wie het besluit is gericht, de feiten en overwegingen die tot het besluit hebben geleid, kan begrijpen.

(147)

Voor een geharmoniseerde toepassing en handhaving van deze verordening is het belangrijk dat de nationale autoriteiten, waaronder nationale rechterlijke instanties, over alle informatie beschikken die nodig is om hun beslissingen niet indruisen tegen een besluit van de Commissie uit hoofde van deze verordening. Dit doet geen afbreuk aan artikel 267 VWEU.

(148)

De doeltreffende handhaving en monitoring van deze verordening vereist een naadloze en realtime-uitwisseling van informatie tussen de digitaledienstencoördinatoren, de digitaledienstenraad en de Commissie, op basis van de in deze verordening uiteengezette informatiestromen en procedures. Dit kan in voorkomend geval ook de toegang van andere bevoegde autoriteiten tot dit systeem rechtvaardigen. Aangezien de uitgewisselde informatie vertrouwelijk kan zijn of betrekking kan hebben op persoonsgegevens, moet zij tegelijkertijd beschermd blijven tegen ongeoorloofde toegang, overeenkomstig de doeleinden waarvoor de informatie is verzameld. Daarom moet alle communicatie tussen die autoriteiten plaatsvinden op basis van een betrouwbaar en beveiligd informatie-uitwisselingssysteem, waarvan de details in een uitvoeringshandeling moeten worden vastgelegd. Het informatie-uitwisselingssysteem kan gebaseerd zijn op bestaande instrumenten van de interne markt, voor zover deze op kosteneffectieve wijze de doelstellingen van deze verordening kunnen verwezenlijken.

(149)

Onverminderd het recht van afnemers van diensten om zich te wenden tot een vertegenwoordiger overeenkomstig Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad (33) of tot een andere vorm van vertegenwoordiging uit hoofde van het nationale recht, moeten afnemers van de diensten ook het recht hebben een rechtspersoon of een overheidsinstantie te machtigen hun in deze verordening vastgelegde rechten uit te oefenen. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om de rechten van afnemers van diensten in verband met de indiening van meldingen, het betwisten van besluiten van aanbieders van tussenhandeldiensten en het indienen van klachten tegen de aanbieders wegens inbreuk op deze verordening. Bepaalde organen, organisaties en verenigingen beschikken over specifieke deskundigheid en bekwaamheid voor de opsporing en signalering van onjuiste of ongerechtvaardigde besluiten inzake inhoudsmoderatie, en wanneer zij namens afnemers van de dienst klachten indienen, kan dit een positief effect hebben op de vrijheid van meningsuiting en informatie in het algemeen. Daarom moeten aanbieders van onlineplatforms die klachten onverwijld behandelen.

(150)

Ter wille van doeltreffendheid en efficiëntie moet de Commissie een algemene evaluatie van de verordening uitvoeren. Die algemene evaluatie moet met name betrekking hebben op onder meer het toepassingsgebied van de onder deze verordening vallende diensten, de wisselwerking met andere rechtshandelingen, het effect van deze verordening op de werking van de interne markt, met name wat betreft digitale diensten, de uitvoering van gedragscodes, de verplichting om een in de Unie gevestigde wettelijke vertegenwoordiger aan te wijzen, de impact van de verplichtingen op kleine en micro-ondernemingen, de doeltreffendheid van het toezichts- en handhavingsmechanisme en de impact van de verordening op het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie. Om onevenredige lasten te voorkomen en ervoor te zorgen dat deze verordening doeltreffend blijft, moet de Commissie bovendien binnen drie jaar na het begin van de toepassing ervan een evaluatie uitvoeren van de gevolgen van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen voor kleine en middelgrote ondernemingen, evenals een evaluatie van het toepassingsgebied van de onder deze verordening vallende diensten, met name voor zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines, en van de wisselwerking van de verordening met andere rechtshandelingen binnen drie jaar na de inwerkingtreding ervan.

(151)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om modellen vast te stellen voor de vorm, de inhoud en andere bijzonderheden van inhoudsmoderatieverslagen, het bedrag vast te stellen van de jaarlijkse toezichtsvergoeding die aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines wordt aangerekend, praktische regelingen te treffen voor de procedures, hoorzittingen en de onderhandelde openbaarmaking van informatie in het kader van toezicht, onderzoek, handhaving en toezicht ten aanzien van aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines, alsook praktische en operationele regelingen vast te stellen voor de werking van het informatie-uitwisselingssysteem en de interoperabiliteit ervan met andere relevante systemen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (34).

(152)

Teneinde aan de doelstellingen van deze verordening te voldoen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen, met betrekking tot criteria voor de identificatie van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines, de procedurele stappen, methodes en de rapportagemodellen voor de controles, van de technische specificaties voor toegangsaanvragen en de gedetailleerde methodologie en procedures voor het vaststelling van de toezichtsvergoeding. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 (35). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(153)

Deze verordening eerbiedigt de door het Handvest erkende grondrechten alsook de grondrechten die de algemene beginselen van het Unierecht vormen. Derhalve moet deze verordening worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met die grondrechten, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting en informatie alsook de vrijheid en de pluriformiteit van de media. Bij de uitoefening van de in deze verordening uiteengezette bevoegdheden moeten alle betrokken overheidsinstanties in situaties waarin de relevante grondrechten met elkaar in strijd zijn, tot een eerlijk evenwicht tussen de betrokken rechten komen, overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel.

(154)

Gezien de reikwijdte en de impact van de maatschappelijke risico's die kunnen worden veroorzaakt door zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines, de noodzaak om van het aanpakken van deze risico's een prioriteit te maken en het vermogen om de noodzakelijke maatregelen te nemen, is het gerechtvaardigd om de periode tot het begin van de toepassing van deze verordening op de aanbieders van die diensten te beperken.

(155)

Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk bij te dragen tot de goede werking van de interne markt en het verzekeren van een veilige, voorspelbare en vertrouwde onlineomgeving waarin de in het Handvest verankerde grondrechten naar behoren worden beschermd, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, omdat zij de noodzakelijke harmonisatie en samenwerking niet behalen door alleen te handelen, maar dat zij vanwege hun territoriale en personele omvang beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(156)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (36) geraadpleegd en heeft op 10 februari 2021 een advies uitgebracht (37),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

1.   Deze verordening beoogt bij te dragen tot de goede werking van de interne markt voor tussenhandeldiensten door te voorzien in geharmoniseerde regels voor een veilige, voorspelbare en betrouwbare onlineomgeving die innovatie bevordert en waarin de in het Handvest verankerde grondrechten, waaronder het beginsel van consumentenbescherming, doeltreffend worden beschermd.

2.   Deze verordening voorziet in geharmoniseerde regels over het aanbieden van tussenhandeldiensten op de interne markt. Deze verordening voorziet met name in:

a)

een kader voor de voorwaardelijke aansprakelijkheidsvrijstelling van aanbieders van tussenhandeldiensten;

b)

regels over zorgvuldigheidsverplichtingen op maat van bepaalde specifieke categorieën van aanbieders van tussenhandeldiensten;

c)

regels over de uitvoering en handhaving van deze verordening, ook met betrekking tot de samenwerking van en coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op tussenhandeldiensten die worden aangeboden aan afnemers van de dienst die gevestigd zijn of zich bevinden in de Unie, ongeacht waar de aanbieders van die tussenhandeldiensten hun plaats van vestiging hebben.

2.   Deze verordening is niet van toepassing op diensten die geen tussenhandeldiensten zijn noch op vereisten die zijn opgelegd met betrekking tot dergelijke diensten, ongeacht of de dienst wordt verleend via het gebruik van een tussenhandelsdienst.

3.   Deze verordening laat de toepassing van Richtlijn 2000/31/EG onverlet.

4.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de regels die zijn vastgesteld bij andere Unierechtshandelingen ter regeling van andere aspecten van de aanbieding van tussenhandeldiensten op de interne markt, of die deze verordening specificeren en aanvullen, en met name het volgende:

a)

Richtlijn 2010/13/EU;

b)

het Unierecht inzake auteursrechten en verwante rechten;

c)

Verordening (EU) 2021/784;

d)

Verordening (EU) 2019/1148;

e)

Verordening (EU) 2019/1150;

f)

het Unierecht betreffende consumentenbescherming en productveiligheid, met inbegrip van Verordeningen (EU) 2017/2394 en (EU) 2019/1020, en Richtlijnen 2001/95/EG en 2013/11/EU;

g)

het Unierecht betreffende de bescherming van persoonsgegevens, met name Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn 2002/58/EG;

h)

het Unierecht op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, met name Verordening (EU) nr. 1215/2012 of enige andere Unierechtshandeling tot vaststelling van de rechtsregels die van toepassing zijn op contractuele en niet-contractuele verbintenissen;

i)

het Unierecht op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken, met name een verordening betreffende het Europees bevel tot verstrekking en het Europees bevel tot bewaring van elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken;

j)

een richtlijn tot vaststelling van geharmoniseerde regels inzake de aanwijzing van wettelijke vertegenwoordigers ten behoeve van de bewijsgaring in strafprocedures.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

"dienst van de informatiemaatschappij": een “dienst” in de zin van artikel 1, lid 1, punt b), van Richtlijn (EU) 2015/1535;

b)

“afnemer van de dienst”: een natuurlijke of rechtspersoon die gebruikmaakt van de betrokken tussenhandelsdienst, in het bijzonder om informatie te verkrijgen of om informatie toegankelijk te maken;

c)

“consument”: een natuurlijke persoon die handelt voor buiten zijn of haar handel, bedrijf, ambacht of beroep vallende doeleinden;

d)

"diensten aanbieden in de Unie": natuurlijke of rechtspersonen in een of meer lidstaten de mogelijkheid bieden om gebruik te maken van de diensten van een aanbieder van tussenhandeldiensten die een wezenlijke band heeft met de Unie;

e)

“wezenlijke band met de Unie”: de band van een aanbieder van tussenhandeldiensten met de Unie die voortvloeit uit zijn vestiging in de Unie dan wel uit specifieke feitelijke criteria, zoals:

een in verhouding tot de totale bevolking groot aantal afnemers van de dienst in een of meerdere lidstaten; of

activiteiten die gericht zijn op een of meerdere lidstaten;

f)

“handelaar”: iedere natuurlijke persoon dan wel iedere privaat- of publiekrechtelijke rechtspersoon die, ook via een andere persoon die in zijn of haar naam of voor zijn of haar rekening optreedt, handelt in het kader van de uitoefening van zijn of haar handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit;

g)

"tussenhandeldienst": een van de volgende diensten van de informatiemaatschappij:

i)

een “mere conduit”-dienst, die bestaat in de doorgifte in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, of in het verstrekken van toegang tot een communicatienetwerk;

ii)

een “caching”-dienst, die bestaat in de doorgifte in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, waarbij die informatie automatisch, tussentijds en tijdelijk wordt opgeslagen met als enige doel om de latere doorgifte van die informatie aan andere afnemers van de dienst op hun verzoek doeltreffender te maken;

iii)

een “hosting”-dienst, die bestaat in de opslag van de door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, op diens verzoek;

h)

“illegale inhoud”: alle informatie die op zichzelf of in verband met een activiteit, waaronder de verkoop van producten of het aanbieden van diensten, indruist tegen het Unierecht of tegen het met het Unierecht in overeenstemming zijnde recht van een lidstaat, ongeacht het precieze voorwerp of de precieze aard van dat recht;

i)

“onlineplatform”: een hostingdienst die, op verzoek van een afnemer van de dienst, informatie opslaat en verspreidt bij het publiek, tenzij die activiteit een klein of een louter bijkomend kenmerk van een andere dienst of een kleine functionaliteit van de hoofddienst uitmaakt en om objectieve en technische redenen niet kan worden gebruikt zonder die andere dienst, en de integratie van het kenmerk of de functionaliteit in de andere dienst geen manier is om de toepasbaarheid van deze verordening te omzeilen;

j)

“onlinezoekmachine”: een tussenhandeldienst die gebruikers de mogelijkheid biedt zoekopdrachten in te voeren om zoekacties uit te voeren op in beginsel alle websites of alle websites in een bepaalde taal, op basis van een zoekopdracht over eender welk onderwerp in de vorm van een trefwoord, een gesproken verzoek, een frase of andere input, en die resultaten in eender welk formaat oplevert met informatie over de opgevraagde inhoud;

k)

“verspreiding bij het publiek”: het op verzoek van de informatieverstrekkende afnemer van de dienst beschikbaar stellen van informatie aan een mogelijk onbeperkt aantal derden;

l)

“overeenkomst op afstand”: een “overeenkomst op afstand” zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 7, van Richtlijn 2011/83/EU;

m)

“online-interface”: alle software, met inbegrip van een website of onderdeel ervan, en apps, met inbegrip van mobiele apps;

n)

“digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging”: de digitaledienstencoördinator van de lidstaat waar zich de hoofdvestiging van een aanbieder van een tussenhandeldienst bevindt of waar zijn wettelijke vertegenwoordiger verblijft of is gevestigd;

o)

“digitaledienstencoördinator van de plaats van bestemming”: de digitaledienstencoördinator van een lidstaat waar de tussenhandeldienst wordt verstrekt;

p)

“actieve afnemer van een onlineplatform”: een afnemer van een dienst die gebruikmaakt van een onlineplatform door te verzoeken om informatie te hosten dan wel om door het onlineplatform gehoste en via zijn online-interface verspreide informatie getoond te krijgen;

q)

“actieve afnemer van een onlinezoekmachine”: een afnemer van een dienst die een zoekopdracht invoert in een onlinezoekmachine en op zijn online-interface geïndexeerde en gepresenteerde informatie getoond krijgt;

r)

"reclame": informatie die is ontworpen om het bericht van een rechtspersoon of natuurlijke persoon te promoten, ongeacht of dit om commerciële of niet-commerciële doeleinden is, en die door een onlineplatform tegen vergoeding op zijn online-interface wordt getoond, met als specifiek doel die informatie te promoten;

s)

"aanbevelingssysteem": een volledig of gedeeltelijk geautomatiseerd systeem dat door een onlineplatform wordt gebruikt om in zijn online-interface aan afnemers van de dienst specifieke informatie voor te stellen of prioritair weer te geven, onder meer als gevolg van een door de afnemer van de dienst geïnitieerde zoekopdracht, of dat anderszins de relatieve volgorde of het belang van de weergegeven informatie bepaalt;

t)

"inhoudsmoderatie": de door aanbieders van tussenhandeldiensten al dan niet geautomatiseerd uitgevoerde activiteiten die met name gericht zijn op het opsporen, identificeren en aanpakken van illegale inhoud of informatie die niet verenigbaar is met hun algemene voorwaarden, die wordt verstrekt door afnemers van de dienst, met inbegrip van maatregelen die gevolgen hebben voor de beschikbaarheid, zichtbaarheid en toegankelijkheid van die illegale inhoud of die informatie, zoals demotie, demonetisatie, uitschakeling van toegang ertoe, of verwijdering ervan, of die gevolgen hebben voor de mogelijkheid van afnemers van de dienst om die informatie te verstrekken, zoals de beëindiging of schorsing van een account van een afnemer;

u)

"algemene voorwaarden": alle bepalingen, ongeacht hun naam of vorm, die van toepassing zijn op de contractuele verhouding tussen de aanbieder van tussenhandeldiensten en de afnemers van de dienst;

v)

“personen met een handicap”: “personen met een handicap” zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, van Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad (38);

w)

“commerciële communicatie”: “commerciële communicatie” zoals gedefinieerd in artikel 2, punt f), van Richtlijn 2000/31/EG;

x)

“omzet”: het door een onderneming gegenereerde bedrag in de zin van artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 139/2004 (39).

HOOFDSTUK II

AANSPRAKELIJKHEID VAN AANBIEDERS VAN TUSSENHANDELDIENSTEN

Artikel 4

“Mere conduit”

1.   Wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in de doorgifte in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, of in het verschaffen van toegang tot een communicatienetwerk, is de dienstaanbieder niet aansprakelijk voor de doorgegeven of geraadpleegde informatie, op voorwaarde dat de dienstaanbieder:

a)

de doorgifte niet initieert;

b)

de ontvanger van de doorgifte niet selecteert; en

c)

de in de doorgifte vervatte informatie niet selecteert of wijzigt.

2.   De in lid 1 bedoelde doorgifte en toegangverschaffing omvatten de automatische, tussentijdse en tijdelijke opslag van de doorgegeven informatie, voor zover deze uitsluitend dient om de doorgifte in het communicatienetwerk te bewerkstelligen en op voorwaarde dat de informatie niet langer wordt bewaard dan redelijkerwijs noodzakelijk is voor de doorgifte.

3.   Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor een gerechtelijke of administratieve autoriteit om in overeenstemming met het rechtsstelsel van een lidstaat te eisen dat de dienstaanbieder een inbreuk beëindigt of voorkomt.

Artikel 5

“Caching”

1.   Wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in de doorgifte in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, is de dienstaanbieder niet aansprakelijk voor de automatische, tussentijdse en tijdelijke opslag van die informatie wanneer deze opslag enkel geschiedt om latere doorgifte van die informatie aan andere afnemers van de dienst op hun verzoek doeltreffender of veiliger te maken, op voorwaarde dat de dienstaanbieder:

a)

de informatie niet wijzigt;

b)

de voorwaarden voor toegang tot de informatie in acht neemt;

c)

de alom erkende en in de sector gangbare regels betreffende de bijwerking van de informatie naleeft;

d)

niets wijzigt aan het alom erkende en in de sector gangbare rechtmatige gebruik van technologie voor het verkrijgen van gegevens over het gebruik van de informatie, en

e)

prompt handelt om de door hem opgeslagen informatie te verwijderen of de toegang ertoe onmogelijk te maken, zodra hij er daadwerkelijk kennis van heeft dat de informatie verwijderd werd van de plaats waar zij zich oorspronkelijk in het netwerk bevond of de toegang ertoe onmogelijk werd gemaakt, of zodra een gerechtelijke of administratieve autoriteit heeft gelast de informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken.

2.   Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor een gerechtelijke of administratieve autoriteit om in overeenstemming met het rechtsstelsel van een lidstaat te eisen dat de dienstaanbieder een inbreuk beëindigt of voorkomt.

Artikel 6

“Hosting” (“host”-diensten)

1.   Wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in de opslag van de door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, is de dienstaanbieder niet aansprakelijk voor de op verzoek van de afnemer van de dienst opgeslagen informatie, op voorwaarde dat de dienstaanbieder:

a)

niet daadwerkelijk kennis heeft van de illegale activiteit of illegale inhoud en, wanneer het een vordering tot schadevergoeding betreft, geen kennis heeft van feiten of omstandigheden waaruit de illegale activiteit of de illegale inhoud duidelijk blijkt; of

b)

zodra hij dergelijke kennis of dergelijk besef krijgt, prompt handelt om de illegale inhoud te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken.

2.   Lid 1 is niet van toepassing wanneer de afnemer van de dienst op gezag of onder toezicht van de dienstaanbieder handelt.

3.   Lid 1 is niet van toepassing op de consumentenbeschermingsrechtelijke aansprakelijkheid van onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand met handelaren te sluiten, wanneer een dergelijk onlineplatform de specifieke informatie toont of anderszins de betrokken specifieke transactie mogelijk maakt op een wijze die een gemiddelde consument zou doen geloven dat de informatie of het (de) in de transactie aan de orde zijnd(e) product of dienst wordt verstrekt door het onlineplatform zelf dan wel door een afnemer van de dienst die op gezag of onder toezicht van de dienstaanbieder handelt.

4.   Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor een gerechtelijke of administratieve autoriteit om in overeenstemming met het rechtsstelsel van een lidstaat te eisen dat de dienstaanbieder een inbreuk beëindigt of voorkomt.

Artikel 7

Vrijwillige onderzoeken op eigen initiatief en naleving van de wetgeving

Aanbieders van tussenhandeldiensten worden niet geacht te zijn uitgesloten van de in de artikelen 4, 5 en 6 bedoelde aansprakelijkheidsvrijstellingen louter omdat zij te goeder trouw en zorgvuldig vrijwillige onderzoeken op eigen initiatief uitvoeren naar of andere maatregelen nemen die zijn gericht op het opsporen, identificeren en verwijderen van, of het uitschakelen van de toegang tot illegale inhoud, of omdat zij de nodige maatregelen nemen voor de naleving van de vereisten van het Unierecht en het met het Unierecht in overeenstemming zijnde nationale recht, waaronder de in deze verordening uiteengezette vereisten.

Artikel 8

Geen algemene verplichting tot monitoring of actief feitenonderzoek

Aan aanbieders van tussenhandeldiensten wordt geen algemene verplichting opgelegd tot monitoring van de door hen doorgegeven of opgeslagen informatie noch tot actief onderzoek naar de feiten of omstandigheden die duiden op illegale activiteiten.

Artikel 9

Bevel om op te treden tegen illegale inhoud

1.   Bij ontvangst van een door de bevoegde nationale gerechtelijke of administratieve autoriteiten uit hoofde van het toepasselijke Unierecht of met in het Unierecht in overeenstemming zijnde nationaal recht uitgegeven bevel om tegen een of meer specifieke illegale inhoudselementen op te treden, stellen aanbieders van tussenhandeldiensten de beveluitvaardigende autoriteit of een andere in het bevel genoemde autoriteit onverwijld in kennis van het gevolg dat aan het bevel is gegeven, met vermelding of, en zo ja wanneer aan het bevel gevolg is gegeven.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat een in lid 1 genoemd bevel dat wordt overgemaakt aan de aanbieder ten minste aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)

dat bevel bevat de volgende elementen:

i)

een verwijzing naar de Unie- of nationaalrechtelijke rechtsgrond voor het bevel;

ii)

een motivering waarin wordt uitgelegd waarom de informatie illegale inhoud vormt, onder verwijzing naar een of meerdere specifieke bepalingen van het Unierecht of het met het Unierecht in overeenstemming zijnde nationaal recht;

iii)

informatie ter identificatie van de uitvaardigende autoriteit;

iv)

duidelijke informatie waarmee de aanbieder van tussenhandeldiensten de betrokken illegale inhoud kan identificeren en lokaliseren, zoals een of meerdere exacte URL’s en indien nodig bijkomende informatie;

v)

informatie over de verhaalmechanismen die ter beschikking staan van de aanbieder van tussenhandeldiensten en de afnemer van de dienst die de inhoud verstrekten;

vi)

in voorkomend geval vermelding van de autoriteit waaraan de informatie over het aan de bevelen gegeven gevolg moet worden verschaft;

b)

het territoriale toepassingsgebied van dat bevel, op basis van de toepasselijke regels van het Unierecht en het nationale recht, met inbegrip van het Handvest, en, waar relevant, de algemene beginselen van internationaal recht, is beperkt tot wat strikt noodzakelijk is om de doelstelling ervan te verwezenlijken;

c)

dat bevel wordt uitgevaardigd in een van de door de aanbieder van de tussenhandeldiensten krachtens artikel 11, lid 3, aangegeven talen of in een andere, tussen de beveluitvaardigende autoriteit en die dienstaanbieder overeengekomen taal van de lidstaten, en wordt verstuurd naar het door die dienstaanbieder overeenkomstig artikel 11 aangewezen elektronische contactpunt; indien het bevel niet gesteld is in de door verlener van de tussenhandeldienst opgegeven taal noch in een andere onderling overeengekomen taal, kan het worden gesteld in de taal van de beveluitvaardigende autoriteit, op voorwaarde dat het bevel vergezeld gaat van een vertaling naar een dergelijke opgegeven of onderling overeengekomen taal van ten minste de onder a) en b) van dit lid genoemde elementen.

3.   De beveluitvaardigende autoriteit of in voorkomend geval de daarin vermelde autoriteit zendt het bevel samen met de van de aanbieder van tussenhandeldiensten ontvangen informatie over het aan dat bevel gegeven gevolg, door aan de digitaledienstencoördinator van de lidstaat van de uitvaardigende autoriteit.

4.   Na ontvangst van het bevel van de gerechtelijke of administratieve autoriteit stuurt de digitaledienstencoördinator van de betrokken onverwijld een kopie van de in lid 1 van dit artikel vermelde bevelen naar alle andere digitaledienstencoördinatoren via het overeenkomstig artikel 85 opgerichte systeem.

5.   Uiterlijk op het tijdstip waarop gevolg is gegeven aan het bevel of in voorkomend geval op het door de uitvaardigende autoriteit in haar bevel bepaalde tijdstip stellen aanbieders van tussenhandeldiensten de afnemer van de betrokken dienst in kennis van het ontvangen bevel en het daaraan gegeven gevolg. Dergelijke aan de afnemer van de dienst verstrekte informatie vermeldt overeenkomstig lid 2 een motivering en de bestaande verhaalmogelijkheden.

6.   De in dit artikel vastgestelde voorwaarden en vereisten doen geen afbreuk aan het nationale burgerlijk recht en strafprocesrecht.

Artikel 10

Bevelen om informatie te verstrekken

1.   Bij ontvangst van een door de bevoegde nationale gerechtelijke of administratieve autoriteiten op basis van het toepasselijke Unierecht of in overeenstemming met het Unierecht zijnde nationale recht uitgegeven bevel om specifieke informatie te verstrekken over een of meerdere specifieke afnemers van de dienst, stellen aanbieders van tussenhandeldiensten de beveluitvaardigende autoriteit of een andere in het bevel gepreciseerde autoriteit onverwijld in kennis van de ontvangst van het bevel en van het aan het bevel gegeven gevolg, en preciseren zij of, en zo ja wanneer, gevolg is gegeven aan het bevel.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat een in lid 1 genoemde bevel dat wordt overgemaakt aan de aanbieder, ten minste aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)

dat bevel bevat de volgende elementen:

i)

een verwijzing naar de Unie- of nationaalrechtelijke rechtsgrond voor het bevel;

ii)

informatie ter identificatie van de uitvaardigende autoriteit;

iii)

duidelijke informatie aan de hand waarvan de aanbieder van tussenhandeldiensten de specifieke afnemer of afnemers kan identificeren over wie informatie wordt gevraagd, zoals een of meerdere accountnamen of unieke identificatiecodes;

iv)

een motivering waarin de doelstelling wordt uitgelegd waarvoor de informatie is vereist en waarom het vereiste om de informatie te verstrekken noodzakelijk en evenredig is om naleving door de afnemers van de tussenhandeldiensten van het toepasselijke Unierecht of het met het Unierecht in overeenstemming zijnde nationale recht vast te stellen, tenzij een dergelijke verklaring niet kan worden verstrekt om redenen die verband houden met de preventie, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten;

v)

informatie over verhaalmechanismen die ter beschikking staan van de aanbieder en de afnemer van de betrokken dienst;

vi)

in voorkomend geval informatie over de autoriteit die de informatie moet ontvangen over het aan de bevelen gegeven gevolg;

b)

dat bevel vereist alleen dat de dienstaanbieder informatie verstrekt die al is verzameld met als doel de dienst aan te bieden en waarover hij controle heeft;

c)

dat bevel wordt uitgevaardigd in een van de door de aanbieder van tussenhandeldiensten krachtens artikel 11, lid 3, aangegeven talen of in een andere, tussen door de beveluitvaardigende autoriteit en de dienstaanbieder overeengekomen taal van de lidstaten, en wordt verstuurd naar het door die dienstaanbieder aangewezen elektronische contactpunt, overeenkomstig artikel 11. Indien het bevel niet is opgesteld in de door de aanbieder van tussenhandeldiensten opgegeven taal noch in een andere onderling overeengekomen taal, kan het worden opgesteld in de taal van de beveluitvaardigende autoriteit, op voorwaarde dat het bevel vergezeld gaat van een vertaling naar een dergelijke opgegeven taal of onderling overeengekomen taal van ten minste de onder a) en b) van dit lid genoemde elementen.

3.   De beveluitvaardigende autoriteit of in voorkomend geval de daarin vermelde autoriteit zendt het bevel samen met de van de aanbieder van tussenhandeldiensten ontvangen informatie over het aan dat bevel gegeven gevolg, door aan de digitaledienstencoördinator van de lidstaat van de uitvaardigende autoriteit.

4.   Na ontvangst van het bevel van de gerechtelijke of administratieve autoriteit zendt de digitaledienstencoördinator van de betrokken lidstaat onverwijld een kopie van het in lid 1 van dit artikel bedoelde bevel naar alle digitaledienstencoördinatoren via het overeenkomstig artikel 85 opgerichte systeem.

5.   Uiterlijk op het tijdstip waarop gevolg is gegeven aan het bevel of in voorkomend geval op het door de uitvaardigende autoriteit in haar bevel bepaalde tijdstip stellen aanbieders van tussenhandeldiensten de afnemer van de betrokken dienst in kennis van het ontvangen bevel en het daaraan gegeven gevolg. Dergelijke aan de afnemer van de dienst verstrekte informatie vermeldt overeenkomstig lid 2 een motivering en de bestaande verhaalmogelijkheden.

6.   De in dit artikel vastgestelde voorwaarden en vereisten doen geen afbreuk aan het nationale burgerlijk recht en strafprocesrecht.

HOOFDSTUK III

ZORGVULDIGHEIDSVERPLICHTINGEN VOOR EEN TRANSPARANTE EN VEILIGE ONLINEOMGEVING

AFDELING 1

Op alle aanbieders van tussenhandeldiensten toepasselijke bepalingen

Artikel 11

Contactpunten voor de lidstatelijke autoriteiten, de Commissie en de digitaledienstenraad

1.   Aanbieders van tussenhandeldiensten benoemen een centraal contactpunt om hen in staat te stellen om via elektronische weg rechtstreeks te communiceren met de lidstatelijke autoriteiten, de Commissie en de in artikel 61 vermelde digitaledienstenraad voor de toepassing van deze verordening.

2.   Aanbieders van tussenhandeldiensten stellen de informatie ter beschikking die noodzakelijk is om hun centrale contactpunten gemakkelijk te identificeren en ermee te communiceren. Die informatie is gemakkelijk toegankelijk en wordt bijgewerkt.

3.   Aanbieders van tussenhandeldiensten vermelden in de in lid 2 bedoelde informatie de officiële taal of talen van de instellingen van de lidstaten die, naast een taal die globaal wordt verstaan door een zo groot mogelijk aantal Unieburgers, kan of kunnen worden gebruikt om met hun contactpunten te communiceren, en die ten minste een van de officiële talen moet omvatten van de lidstaat waarin de aanbieder van tussenhandeldiensten zijn hoofdvestiging heeft of waar zijn wettelijke vertegenwoordiger verblijft of is gevestigd.

Artikel 12

Contactpunten voor afnemers van de diensten

1.   Aanbieders van tussenhandeldiensten wijzen een centraal contactpunt om de afnemers van de dienst in staat te stellen rechtstreeks en snel langs elektronische weg en op een gebruikersvriendelijke manier met hen te communiceren onder meer door de afnemers van de dienst de mogelijkheid te bieden het communicatiemiddel - dat niet uitsluitend gebaseerd mag zijn op geautomatiseerde hulpmiddelen - te kiezen.

2.   Naast de in Richtlijn 2000/31/EG vervatte verplichtingen maken aanbieders van tussenhandeldiensten de informatie openbaar die afnemers van de dienst nodig hebben om hun centrale contactpunten gemakkelijk te identificeren en ermee te communiceren. Die informatie is gemakkelijk toegankelijk en wordt bijgewerkt.

Artikel 13

Wettelijke vertegenwoordigers

1.   Aanbieders van tussenhandeldiensten die geen vestiging in de Unie hebben maar die diensten in de Unie aanbieden, stellen schriftelijk een rechtspersoon of natuurlijke persoon aan die als hun wettelijke vertegenwoordiger optreedt in een van de lidstaten waar de aanbieder zijn diensten aanbiedt.

2.   Aanbieders van tussenhandeldiensten geven hun wettelijke vertegenwoordiger de bevoegdheid om naast of in plaats van zulke aanbieders te worden geraadpleegd door de bevoegde lidstatelijke autoriteiten, de Commissie en de digitaledienstenraad over alle kwesties die noodzakelijk zijn voor de ontvangst, naleving en handhaving van besluiten die in verband met deze verordening zijn uitgegeven. Aanbieders van tussenhandeldiensten verlenen hun wettelijke vertegenwoordiger de nodige bevoegdheden en voldoende middelen om hun efficiënte en tijdige medewerking met de bevoegde lidstatelijke autoriteiten, de Commissie en de digitaledienstenraad te waarborgen en om zulke besluiten na te leven.

3.   De aangewezen wettelijke vertegenwoordiger kan aansprakelijk worden gesteld voor niet-naleving van verplichtingen uit hoofde van deze verordening, onverminderd de aansprakelijkheid en rechtsvorderingen die tegen de aanbieder van tussenhandeldiensten kunnen worden ingesteld.

4.   Aanbieders van tussenhandeldiensten delen de naam, het postadres, het e-mailadres en het telefoonnummer van hun wettelijke vertegenwoordiger mee aan de digitaledienstencoördinator in de lidstaat waar die wettelijke vertegenwoordiger verblijft of gevestigd is. Zij zorgen ervoor dat die informatie openbaar, gemakkelijk toegankelijk en nauwkeurig is en wordt bijgewerkt.

5.   De aanwijzing van een wettelijke vertegenwoordiger binnen de Unie krachtens lid 1 vormt geen vestiging in de Unie.

Artikel 14

Algemene voorwaarden

1.   In hun algemene voorwaarden nemen aanbieders van tussenhandeldiensten informatie op over eventuele beperkingen die zij aan het gebruik van hun dienst opleggen met betrekking tot door de afnemers van de dienst verstrekte informatie. Die informatie omvat gegevens over eventuele beleidsmaatregelen, procedures, maatregelen en instrumenten die worden ingezet voor inhoudsmoderatie, met inbegrip van algoritmische besluitvorming en menselijke controle, alsook de procedurevoorschriften van hun interne klachtenafhandelingssysteem. De informatie wordt in duidelijke, eenvoudige, begrijpelijke, gebruiksvriendelijke en ondubbelzinnige taal beschreven en is openbaar beschikbaar in een gemakkelijk toegankelijk en machineleesbaar formaat.

2.   Aanbieders van tussenhandeldiensten stellen de afnemers van de dienst in kennis van belangrijke wijzigingen van de algemene voorwaarden.

3.   Wanneer een tussenhandeldienst in de eerste plaats op minderjarigen is gericht of overwegend door hen wordt gebruikt, legt de aanbieder van die tussenhandeldienst de voorwaarden voor en beperkingen op het gebruik van de dienst uit op een manier die minderjarigen kunnen begrijpen.

4.   Aanbieders van tussenhandeldiensten handelen op een zorgvuldige, objectieve en evenredige wijze bij de toepassing en handhaving van de in lid 1 vermelde beperkingen, met gepaste aandacht voor de rechten en legitieme belangen van alle betrokkenen, waaronder de grondrechten van de afnemers van de dienst, zoals de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid en de pluriformiteit van de media en andere fundamentele rechten en vrijheden zoals in het Handvest verankerd.

5.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines verstrekken afnemers van diensten in duidelijke en ondubbelzinnige taal een beknopte en gemakkelijk toegankelijke en machineleesbare samenvatting van de algemene voorwaarden, met inbegrip van de beschikbare remedies en verhaalmechanismen.

6.   Zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines in de zin van artikel 33 publiceren hun algemene voorwaarden in alle officiële talen van de lidstaten waar zij hun diensten aanbieden.

Artikel 15

Transparantierapportageverplichtingen voor aanbieders van tussenhandeldiensten

1.   Minstens één keer per jaar maken aanbieders van tussenhandeldiensten duidelijke, gemakkelijk te begrijpen rapporten over eventuele inhoudsmoderatie die zij tijdens de betrokken periode hebben uitgevoerd in een machineleesbaar formaat en op eenvoudig toegankelijke wijze openbaar. Die rapporten bevatten met name informatie over het volgende, waar van toepassing:

a)

voor aanbieders van tussenhandeldiensten, het aantal bevelen dat zij van lidstatelijke autoriteiten hebben gekregen, waaronder overeenkomstig de artikelen 9 en 10 uitgevaardigde bevelen, ingedeeld naar het betrokken type illegale inhoud, de beveluitvaardigende lidstaat, en de mediane tijd die nodig is om de beveluitvaardigende autoriteit of een andere in het bevel vermelde autoriteit in kennis te stellen van de ontvangst ervan, en om gevolg te geven aan het bevel;

b)

voor aanbieders van hostingdiensten, het aantal overeenkomstig artikel 16 gedane meldingen, ingedeeld naar het betrokken type vermeende illegale inhoud, het aantal door betrouwbare flaggers gedane meldingen, de op basis van de meldingen ondernomen actie waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen actie die is ondernomen op basis van de wet dan wel op basis van de algemene voorwaarden van de aanbieder, het aantal meldingen dat met gebruikmaking van geautomatiseerde hulpmiddelen is verwerkt, en de mediane tijd die nodig is om de actie te ondernemen;

c)

voor aanbieders van tussenhandeldiensten, zinvolle en begrijpelijke informatie over de inhoudsmoderatie die is uitgevoerd op eigen initiatief van de aanbieders, met inbegrip van het gebruik van geautomatiseerde hulpmiddelen, de maatregelen genomen om opleiding en bijstand te verstrekken aan personen die belast zijn met inhoudsmoderatie, het aantal en het type genomen maatregelen die van invloed zijn op de beschikbaarheid, zichtbaarheid en toegankelijkheid van door de afnemers van de dienst verstrekte informatie en de mogelijkheid van de afnemers om informatie te verstrekken via de dienst, en andere gerelateerde beperkingen van de dienst; de gerapporteerde informatie wordt ingedeeld naar het type illegale inhoud of schending van de algemene voorwaarden van de dienstaanbieder, naar de detectiemethode, en naar het type toegepaste beperking;

d)

voor aanbieders van tussenhandeldiensten, het aantal klachten dat is ontvangen via de interne klachtenafhandelingssystemen overeenkomstig de algemene voorwaarden van de aanbieder en daarnaast, voor aanbieders van onlineplatforms, overeenkomstig artikel 20, de basis voor die klachten, met betrekking tot die klachten genomen besluiten, de mediane tijd die nodig is om die besluiten te nemen en het aantal gevallen waarin die besluiten werden teruggedraaid;

e)

elk gebruik dat is gemaakt van geautomatiseerde middelen voor inhoudsmoderatie, met inbegrip van een kwalitatieve beschrijving, een specificatie van de precieze doeleinden, indicatoren van de nauwkeurigheid en het mogelijke foutenpercentage van de geautomatiseerde middelen bij het verwezenlijken van die doeleinden en de toegepaste vrijwaringsmaatregelen.

2.   Lid 1 van dit artikel is niet van toepassing op aanbieders van tussenhandeldiensten die micro- of kleine ondernemingen zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG en die geen zeer grote onlineplatforms zijn in de zin van artikel 33 van deze verordening.

3.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen voor de opstelling van modellen voor het formulier, de inhoud en andere gegevens van de rapporten krachtens lid 1 van dit artikel, met inbegrip van geharmoniseerde rapportagetermijnen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 88 bedoelde raadplegingsprocedure.

AFDELING 2

Aanvullende bepalingen die gelden voor aanbieders van hostingdiensten, waaronder onlineplatforms

Artikel 16

Kennisgevings- en actiemechanismen

1.   Aanbieders van hostingdiensten voorzien in mechanismen om personen of entiteiten de mogelijkheid te bieden hen in kennis te stellen van de aanwezigheid op hun dienst van specifieke informatie die de persoon of entiteit als illegale inhoud beschouwt. Die mechanismen moeten gemakkelijk toegankelijk en gebruikersvriendelijk zijn en moeten het mogelijk maken om meldingen uitsluitend met elektronische middelen te doen.

2.   De in lid 1 bedoelde mechanismen vergemakkelijken de indiening van voldoende nauwkeurige en naar behoren gemotiveerde meldingen. Hiertoe nemen de aanbieders van hostingdiensten de nodige maatregelen om de indiening mogelijk te maken en te vergemakkelijken van meldingen die elk van de volgende elementen bevatten:

a)

een voldoende gemotiveerde verklaring van de redenen waarom de persoon of entiteit aanvoert dat de betrokken informatie illegale inhoud is;

b)

een duidelijke vermelding van de exacte elektronische locatie van die informatie, zoals de exacte URL of URL’s, en, waar nodig, bijkomende informatie waarmee de illegale inhoud, afgestemd op het type inhoud en het specifieke type hostingdienst, kan worden vastgesteld;

c)

de naam en een e-mailadres van de persoon of entiteit die de melding doet, behalve bij informatie waarvan wordt geacht dat zij een van de in de artikelen 3 tot en met 7 van Richtlijn 2011/93/EU beschreven strafbare feiten omvat;

d)

een verklaring van de overtuiging te goeder trouw van de persoon of entiteit die de melding doet dat de daarin vervatte informatie en beweringen nauwkeurig en volledig zijn.

3.   In dit artikel bedoelde meldingen worden verondersteld aanleiding te geven tot werkelijke kennis of bekendheid van die betrokken specifieke informatie voor de toepassing van artikel 6, indien zij een zorgvuldige aanbieder van hostingdiensten in staat stellen het illegale karakter van de betrokken activiteit of informatie vast te stellen zonder een uitvoerig juridisch onderzoek.

4.   Wanneer de melding de elektronische contactinformatie bevat van de persoon of entiteit die het heeft ingediend, stuurt de aanbieder van hostingdiensten die persoon of entiteit onverwijld een ontvangstbevestiging van de melding.

5.   De dienstaanbieder brengt die persoon of entiteit ook onverwijld op de hoogte van zijn besluit met betrekking tot de informatie waarop de melding betrekking heeft, en verstrekt daarbij informatie over de verhaalmogelijkheden in verband met dat besluit.

6.   Aanbieders van hostingdiensten verwerken alle meldingen die zij via de in lid 1 vermelde mechanismen ontvangen en nemen hun besluiten over de informatie waarop de melding betrekking heeft op een tijdige, zorgvuldige, niet-willekeurige en objectieve wijze. Wanneer zij voor die verwerking of besluitvorming geautomatiseerde middelen gebruiken, geven zij in de in lid 5 vermelde kennisgeving informatie over dat gebruik.

Artikel 17

Motivering

1.   Aanbieders van hostingdiensten geven alle betrokken afnemers van de dienst een duidelijke en specifieke motivering voor elk van de volgende opgelegde beperkingen die worden opgelegd op grond dat de door de afnemer van de dienst verstrekte informatie illegale inhoud bevat of onverenigbaar is met hun algemene voorwaarden:

a)

beperkingen van de zichtbaarheid van specifieke door de afnemer van de dienst verstrekte informatie, waaronder verwijdering van inhoud, blokkering van de toegang tot inhoud of afwaardering daarvan;

b)

schorsing, beëindiging of andere beperkingen van geldelijke betalingen;

c)

gehele of gedeeltelijke schorsing of beëindiging van de aanbieding van de dienst;

d)

schorsing of beëindiging van de accounts van de afnemer van de dienst.

2.   Lid 1 is enkel van toepassing wanneer de aanbieder over de relevante elektronische contactgegevens beschikt. Het lid is ten laatste van toepassing met ingang van de datum waarop de beperking wordt opgelegd, ongeacht waarom of hoe die is opgelegd.

Lid 1 is niet van toepassing wanneer de informatie misleidende grootschalige commerciële inhoud uitmaakt.

3.   De in lid 1 bedoelde motivering bevat ten minste de volgende informatie:

a)

informatie over de vraag of het besluit leidt tot de verwijdering van, de uitschakeling van toegang tot, de afwaardering van of de beperking van de zichtbaarheid van de informatie, of de schorsing of beëindiging van geldelijke betalingen met betrekking tot die informatie, of andere maatregelen als bedoeld in lid 1 met betrekking tot die informatie oplegt, en in voorkomend geval, het territoriale toepassingsgebied van het besluit en de duur ervan;

b)

de feiten en omstandigheden die in aanmerking zijn genomen bij het nemen van het besluit, onder meer – indien relevant – informatie over de vraag of het besluit is genomen krachtens een overeenkomstig artikel 16 gedane melding of dat het gebaseerd is op een vrijwillig onderzoek op eigen initiatief en, indien strikt noodzakelijk, de identiteit van de melder;

c)

waar van toepassing, informatie over het gebruik van geautomatiseerde middelen bij het nemen van het besluit, waaronder informatie over de vraag of het besluit is genomen met betrekking tot inhoud die op geautomatiseerde wijze is opgespoord of geïdentificeerd;

d)

wanneer het besluit betrekking heeft op vermeend illegale inhoud, een verwijzing naar de rechtsgrond waarop men zich baseert en verklaringen waarom de informatie om die reden als illegale inhoud wordt beschouwd;

e)

wanneer het besluit gebaseerd is op de vermeende onverenigbaarheid van de informatie met de algemene voorwaarden van de aanbieder van hostingdiensten, een verwijzing naar de aangevoerde contractuele grondslag en verklaringen waarom de informatie wordt beschouwd als onverenigbaar met die grondslag;

f)

duidelijke en gebruiksvriendelijke informatie over de verhaalmogelijkheden waarover de afnemer van de dienst met betrekking tot het besluit beschikt, met name, in voorkomend geval, via interne klachtenafhandelingsmechanismen, buitengerechtelijke geschillenbeslechting en beroep in rechte.

4.   De door de aanbieders van hostingdiensten overeenkomstig dit artikel verstrekte informatie is duidelijk en gemakkelijk te begrijpen en zo nauwkeurig en specifiek als redelijk gezien mogelijk is in de gegeven omstandigheden. De informatie is met name zodanig dat de afnemer van de betrokken dienst redelijkerwijs in staat is om de in lid 3, punt f), genoemde verhaalmogelijkheden daadwerkelijk uit te oefenen.

5.   Dit artikel geldt niet voor bevelen als bedoeld in artikel 9.

Artikel 18

Kennisgeving van vermoedens van strafbare feiten

1.   Een aanbieder van hostingdiensten die kennis krijgt van informatie die aanleiding geeft tot een vermoeden dat een strafbaar feit is, wordt of waarschijnlijk zal worden gepleegd waarbij het leven of de veiligheid van een persoon of personen wordt bedreigd, brengt de rechtshandhavings- of gerechtelijke autoriteiten van de betrokken lidstaat of lidstaten onverwijld op de hoogte van zijn vermoeden en verstrekt alle beschikbare relevante informatie.

2.   Wanneer de aanbieder van hostingdiensten de betrokken lidstaat niet met redelijke zekerheid kan identificeren, brengt hij de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaat waar hij is gevestigd of waar zijn wettelijke vertegenwoordiger verblijft of is gevestigd op de hoogte of informeert hij Europol, of doet hij beide.

Voor de toepassing van dit artikel is de betrokken lidstaat de lidstaat waarvan wordt vermoed dat het strafbaar feit daar is begaan, wordt begaan of waarschijnlijk zal worden begaan, of de lidstaat waar de vermoedelijke dader verblijft of zich bevindt, of de lidstaat waar het slachtoffer van het vermoedelijk strafbaar feit verblijft of zich bevindt.

AFDELING 3

Aanvullende bepalingen die gelden voor aanbieders van onlineplatforms

Artikel 19

Uitsluiting van micro- en kleine ondernemingen

1.   Met uitzondering van artikel 24, lid 3, geldt deze afdeling niet voor aanbieders van onlineplatforms die kunnen worden aangemerkt als micro- of kleine ondernemingen zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG.

Met uitzondering van artikel 24, lid 3, geldt deze afdeling niet voor aanbieders van onlineplatforms die voorheen konden worden aangemerkt als micro- of kleine onderneming zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG gedurende de twaalf maanden na hun verlies van die hoedanigheid krachtens artikel 4, lid 2, van die aanbeveling, tenzij zij zeer grote onlineplatforms zijn overeenkomstig artikel 33.

2.   In afwijking van lid 1 van dit artikel geldt deze afdeling voor aanbieders van onlineplatforms die overeenkomstig artikel 33 als zeer grote onlineplatforms zijn aangewezen, ongeacht of zij kunnen worden aangemerkt als micro- of als kleine onderneming.

Artikel 20

Intern klachtenafhandelingssysteem

1.   Aanbieders van onlineplatforms verstrekken afnemers van de dienst, onder wie personen of entiteiten die een melding hebben gedaan, gedurende een periode van ten minste zes maanden na het in dit lid genoemde besluit, toegang tot een doeltreffend intern klachtenafhandelingssysteem waarmee elektronisch en gratis klachten kunnen worden ingediend tegen het besluit van de aanbieder van het onlineplatform na de ontvangst van een melding of tegen de volgende besluiten die de aanbieder van het onlineplatform heeft genomen op grond dat de door de afnemers verstrekte informatie illegale inhoud vormt of onverenigbaar is met zijn algemene voorwaarden:

a)

besluiten om de toegang tot de informatie al dan niet te verwijderen of te blokkeren, dan wel om de zichtbaarheid van de informatie te beperken;

b)

besluiten om de aanbieding van de dienst aan de afnemers al dan niet geheel of gedeeltelijk te schorsen of te beëindigen;

c)

besluiten om de account van de afnemers al dan niet te schorsen of te beëindigen;

d)

besluiten om het vermogen om door de afnemers verstrekte informatie te gelde te maken al dan niet te schorsen, te beëindigen of anderszins te beperken.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde termijn van ten minste zes maanden begint op de dag waarop de afnemer van de dienst overeenkomstig artikel 16, lid 5, of artikel 17 van het besluit in kennis is gesteld.

3.   Aanbieders van onlineplatforms zorgen ervoor dat hun intern klachtenafhandelingssysteem gemakkelijk toegankelijk en gebruikersvriendelijk is en de indiening van voldoende nauwkeurige en naar behoren gemotiveerde klachten mogelijk maakt en vergemakkelijkt.

4.   Aanbieders van onlineplatforms behandelen klachten die via hun intern klachtenafhandelingssysteem zijn ingediend op tijdige, niet-discriminerende, zorgvuldige en niet-willekeurige wijze. Wanneer een klacht de aanbieder van het onlineplatform voldoende redenen geeft om te oordelen dat zijn besluit om geen gevolg te geven aan de melding ongegrond is of dat de informatie waarop de klacht betrekking heeft, niet illegaal is en niet onverenigbaar met zijn algemene voorwaarden, of informatie bevat die erop wijst dat het gedrag van de klager de genomen maatregel niet rechtvaardigt, maakt hij zijn in lid 1 genoemde besluit onverwijld ongedaan.

5.   Aanbieders van onlineplatforms stellen klagers onverwijld in kennis van hun gemotiveerde besluit over de informatie waarop de klacht betrekking heeft en over de in artikel 21 vastgestelde mogelijkheid voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting en andere beschikbare verhaalmogelijkheden.

6.   Aanbieders van onlineplatforms zorgen ervoor dat de in lid 5 bedoelde besluiten onder toezicht van naar behoren gekwalificeerd personeel en niet louter op basis van geautomatiseerde middelen worden genomen.

Artikel 21

Buitengerechtelijke geschillenbeslechting

1.   De afnemers van de dienst waaraan de in artikel 20, lid 1, bedoelde besluiten gericht zijn, met inbegrip van personen of entiteiten die meldingen hebben gedaan, mogen eender welk overeenkomstig lid 3 van dit artikel gecertificeerd buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan kiezen om geschillen met betrekking tot deze besluiten op te lossen, waaronder klachten die niet konden worden opgelost via het in dat artikel bedoelde interne klachtenafhandelingssysteem.

Aanbieders van onlineplatforms zorgen ervoor dat de informatie over de in de eerste alinea genoemde mogelijkheid voor afnemers van de dienst om toegang te hebben tot een buitengerechtelijke geschillenbeslechting op een duidelijke en gebruikersvriendelijke manier gemakkelijk toegankelijk is op hun online-interface.

De eerste alinea doet geen afbreuk aan het recht van de betrokken afnemer van de dienst om in eender welke fase een procedure in te leiden om die door de aanbieders van onlineplatforms genomen besluiten overeenkomstig het toepasselijke recht voor een rechterlijke instantie te betwisten.

2.   Beide partijen werken te goeder trouw samen met het gekozen gecertificeerde buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan om het geschil op te lossen.

Aanbieders van onlineplatforms kunnen weigeren mee te werken met een dergelijk buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan indien er reeds een geschil is beslecht met betrekking tot dezelfde informatie en dezelfde gronden voor vermeende illegaliteit of onverenigbaarheid van inhoud.

Het gecertificeerde buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan is niet bevoegd om de partijen een bindende geschillenbeslechting op te leggen.

3.   De digitaledienstencoördinator van de lidstaat waar het buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan is gevestigd certificeert dit orgaan op diens verzoek voor een verlengbare periode van maximaal vijf jaar wanneer het orgaan heeft aangetoond dat het aan elk van de volgende voorwaarden voldoet:

a)

het is onpartijdig en onafhankelijk, alsook financieel onafhankelijk, van aanbieders van onlineplatforms en van de afnemers van de door de aanbieders van onlineplatforms aangeboden dienst, met inbegrip van personen of entiteiten die meldingen hebben gedaan;

b)

het beschikt over de nodige expertise met betrekking tot de problemen die zich in een of meer specifieke gebieden van illegale inhoud voordoen, of met betrekking tot de toepassing en handhaving van algemene voorwaarden van een of meerdere types onlineplatforms, die het orgaan in staat stelt daadwerkelijk bij te dragen tot de beslechting van een geschil;

c)

de leden van het orgaan ontvangen een vergoeding die losstaat van de uitkomst van de procedure;

d)

de door het orgaan aangeboden buitengerechtelijke geschillenbeslechting is gemakkelijk toegankelijk via elektronische communicatietechnologie en biedt de mogelijkheid om een geschillenbeslechtingsprocedure online in te leiden en de vereiste bewijsstukken online in te dienen;

e)

het orgaan kan geschillen op een snelle, efficiënte en kosteneffectieve wijze en in ten minste een van de officiële talen van de instellingen van de Unie beslechten;

f)

de door het orgaan aangeboden buitengerechtelijke geschillenbeslechting verloopt volgens duidelijke en eerlijke procedureregels die gemakkelijk en openbaar toegankelijk zijn en die stroken met het toepasselijke recht, waaronder dit artikel.

De digitaledienstencoördinator specificeert, waar van toepassing, in het certificaat:

a)

de specifieke kwesties waarop de expertise van het orgaan betrekking heeft, zoals bedoeld in punt b) van de eerste alinea; en

b)

de officiële taal of talen van de instellingen van de Unie waarin het orgaangeschillen kan beslechten, zoals bedoeld in punt e) van de eerste alinea.

4.   Gecertificeerde buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorganen brengen jaarlijks verslag uit aan de digitaledienstencoördinator die hen heeft gecertificeerd over hun werking, met vermelding van ten minste het aantal geschillen dat zij hebben ontvangen, de informatie over de uitkomst van die geschillen, de gemiddelde tijd die nodig was om ze op te lossen en geconstateerde tekortkomingen of moeilijkheden. Op verzoek van die digitaledienstencoördinator verstrekken zij aanvullende informatie.

Digitaledienstencoördinatoren stellen om de twee jaar een verslag op over de werking van de door hen gecertificeerde buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorganen. In dat verslag worden met name:

a)

het aantal geschillen vermeld dat elk gecertificeerd buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan jaarlijks heeft ontvangen;

b)

de uitkomsten van de procedures aangegeven die bij die organen zijn ingeleid en de gemiddelde tijd die nodig was om de geschillen op te lossen;

c)

eventuele systematische of sectorale tekortkomingen of moeilijkheden in verband met de werking van die organen vastgesteld en toegelicht;

d)

beste praktijken met betrekking tot die werking in kaart gebracht;

e)

in voorkomend geval aanbevelingen gedaan over de wijze waarop die werking kan worden verbeterd.

Gecertificeerde buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorganen maken hun beslissingen binnen een redelijke termijn en uiterlijk 90 kalenderdagen na ontvangst van de klacht bekend aan de partijen. In het geval van zeer complexe geschillen kan het gecertificeerde buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan naar eigen goeddunken de termijn van 90 kalenderdagen verlengen voor een extra periode van ten hoogste 90 dagen, wat resulteert in een maximale totale duur van 180 dagen.

5.   Indien het buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan het geschil in het voordeel van de afnemer van de dienst beslecht, met inbegrip van de persoon of entiteit die een melding heeft gedaan, draagt de aanbieder van het onlineplatform alle door het buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan aangerekende kosten en betaalt hij die afnemer, met inbegrip van de genoemde persoon of entiteit, alle overige redelijke kosten terug die deze in verband met de geschillenbeslechting gemaakt heeft. Indien het buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan het geschil in het voordeel van de aanbieder van het onlineplatform beslecht, hoeft de afnemer van de dienst, met inbegrip van de persoon of entiteit, geen vergoedingen of andere door de aanbieder van het onlineplatform in verband met de geschillenbeslechting gemaakte of nog te maken kosten terug te betalen, tenzij het buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan van oordeel is dat die afnemer duidelijk te kwader trouw heeft gehandeld.

De vergoedingen die het buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan aanrekent aan de aanbieders van onlineplatforms zijn redelijk en overschrijden in geen geval de kosten die het orgaan heeft gemaakt. Voor afnemers van de geschillenbeslechtingsdienst is de geschillenbeslechting gratis of tegen een nominale vergoeding beschikbaar.

Gecertificeerde buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorganen delen de vergoedingen, of de voor bepaling hiervan gebruikte mechanismen, mee aan de afnemer van de dienst, met inbegrip van de personen en entiteiten die een melding hebben gedaan, en aan de aanbieder van het onlineplatform alvorens de geschillenbeslechting aan te vangen.

6.   De lidstaten kunnen buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorganen oprichten voor de toepassing van lid 1 of de activiteiten ondersteunen van een aantal of alle buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorganen die zij overeenkomstig lid 3 hebben gecertificeerd.

De lidstaten zorgen ervoor dat alle activiteiten die zij uit hoofde van de eerste alinea uitvoeren, geen afbreuk doen aan de mogelijkheid van hun digitaledienstencoördinator om de betrokken organen overeenkomstig lid 3 te certificeren.

7.   Een digitaledienstencoördinator die een buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan heeft gecertificeerd, trekt die certificatie in als hij, na een onderzoek op eigen initiatief dan wel op basis van door derden verstrekte informatie bepaalt dat het buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan niet langer voldoet aan de in lid 3 uiteengezette voorwaarden. Alvorens hij de certificatie intrekt, biedt de digitaledienstencoördinator dat orgaan de kans om te reageren op de bevindingen van zijn onderzoek en op zijn intentie om de certificatie van het buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan in te trekken.

8.   Digitaledienstencoördinatoren stellen de Commissie in kennis van de buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorganen die zij overeenkomstig lid 3 hebben gecertificeerd, met inbegrip van de eventuele in de tweede alinea van dat lid bedoelde specificaties, alsook de buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorganen waarvan zij de certificatie hebben ingetrokken. De Commissie publiceert en actualiseert een lijst van die organen en specificaties op een afzonderlijke, gemakkelijk toegankelijke website.

9.   Dit artikel doet geen afbreuk aan Richtlijn 2013/11/EU en aan uit hoofde van die richtlijn ingestelde alternatievegeschillenbeslechtingsprocedures en -organen voor consumenten.

Artikel 22

Betrouwbare flaggers

1.   Aanbieders van onlineplatforms nemen de nodige technische en organisatorische maatregelen om te verzekeren dat meldingen die zijn gedaan door betrouwbare flaggers die binnen hun aangewezen expertiseterrein werken via de in artikel 16 genoemde mechanismen prioritair en onverwijld worden verwerkt en afgehandeld.

2.   Op verzoek van een entiteit wordt de status van “betrouwbare flagger” uit hoofde van deze verordening toegekend door de digitaledienstencoördinator van de lidstaat waarin de aanvrager is gevestigd, aan een aanvrager die heeft aangetoond dat hij aan elk van de volgende voorwaarden voldoet:

a)

hij heeft specifieke expertise en bevoegdheid voor het opsporen, identificeren en melden van illegale inhoud;

b)

hij is onafhankelijk van enige aanbieder van onlineplatforms;

c)

hij voert zijn activiteiten uit met als doel meldingen zorgvuldig, nauwkeurig en objectief te doen.

3.   Betrouwbare flaggers publiceren ten minste een keer per jaar een eenvoudig te begrijpen en uitvoerig rapport over de meldingen die gedurende de relevante periode overeenkomstig artikel 16 zijn gedaan. Het rapport vermeldt ten minste het aantal meldingen, ingedeeld naar:

a)

de identiteit van de aanbieder van hostingdiensten;

b)

het type vermeend illegale inhoud die werd gemeld;

c)

de door de aanbieder ondernomen actie.

Die rapporten omvatten een toelichting op de procedures die zijn vastgesteld om ervoor te zorgen dat de betrouwbare flagger zijn onafhankelijkheid behoudt.

Betrouwbare flaggers zenden die rapporten naar de toekennende digitaledienstencoördinator en maken die openbaar. De informatie in die rapporten bevat geen persoonsgegevens.

4.   Digitaledienstencoördinatoren delen aan de Commissie en de digitaledienstenraad de namen, adressen en e-mailadressen mee van de entiteiten waaraan zij de status van betrouwbare flagger overeenkomstig lid 2 hebben toegekend of waarvan zij de status overeenkomstig lid 6 hebben geschorst of overeenkomstig lid 7 hebben ingetrokken.

5.   De Commissie publiceert de in lid 4 bedoelde informatie in een openbaar toegankelijke databank in een gemakkelijk toegankelijk en machineleesbaar formaat en werkt de databank bij.

6.   Wanneer een aanbieder van onlineplatforms over informatie beschikt die erop wijst dat een betrouwbare flagger via de in artikel 16 bedoelde mechanismen een aanzienlijk aantal onvoldoende nauwkeurige, onjuiste of niet voldoende gemotiveerde meldingen heeft gedaan, waaronder informatie die is verzameld in verband met de verwerking van klachten via het in artikel 20, lid 4, bedoelde intern klachtenafhandelingssysteem, deelt het deze informatie mee aan de digitaledienstencoördinator die de status van betrouwbare flagger aan de betrokken entiteit heeft toegekend en verstrekt het hierbij de nodige verklaringen en bewijsstukken. Na ontvangst van de informatie van de aanbieder van onlineplatforms en indien de digitaledienstencoördinator van oordeel is dat er legitieme redenen zijn om een onderzoek in te stellen, wordt de status van betrouwbare flagger geschorst voor de duur van het onderzoek. Dat onderzoek wordt onverwijld uitgevoerd.

7.   De digitaledienstencoördinator die de status van betrouwbare flagger heeft toegekend aan een entiteit trekt die status in als hij na een onderzoek op eigen initiatief dan wel op basis van van derden verkregen informatie, met inbegrip van de informatie die krachtens lid 6 door een aanbieder van onlineplatforms is verstrekt, bepaalt dat de entiteit niet langer voldoet aan de in lid 2 vermelde voorwaarden. Alvorens hij die status intrekt, biedt de digitaledienstencoördinator de entiteit de gelegenheid om te reageren op de bevindingen van zijn onderzoek en op zijn voornemen om de status van betrouwbare flagger van de entiteit in te trekken.

8.   Na raadpleging van de digitaledienstenraad staat de Commissie zo nodig aanbieders van onlineplatforms en digitaledienstencoördinatoren bij bij de toepassing van de leden 2, 6 en 7.

Artikel 23

Maatregelen en bescherming tegen misbruik

1.   Aanbieders van onlineplatforms schorsen voor een redelijke periode en na een voorafgaande waarschuwing de aanbieding van hun diensten aan afnemers van de dienst die frequent kennelijk illegale inhoud verstrekken.

2.   Aanbieders van onlineplatforms schorsen voor een redelijke periode en na een voorafgaande waarschuwing de verwerking van meldingen en klachten die via de in de artikelen 16 en 20 bedoelde meldings- en actiemechanismen en interne klachtenafhandelingssystemen zijn ingediend door personen of entiteiten of door klagers die regelmatig meldingen doen of klachten indienen die kennelijk ongegrond zijn.

3.   Wanneer zij schorsing overwegen, beoordelen aanbieders van onlineplatforms per geval en tijdig, zorgvuldig en objectief of de afnemer van de dienst - ongeacht of gaat het om een persoon, entiteit of klager - zich schuldig maakt aan het in de leden 1 en 2 vermelde misbruik, rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden die blijken uit de voor de aanbieder van onlineplatforms beschikbare informatie. Die omstandigheden omvatten ten minste het volgende:

a)

de absolute aantallen kennelijk illegale inhoud of kennelijk ongegronde meldingen of klachten die in een gegeven tijdsspanne zijn ingediend;

b)

het relatieve aandeel hiervan in verhouding tot de totale hoeveelheid in een gegeven tijdsspanne verstrekte informatie of gedane meldingen;

c)

de ernst van het misbruik, met inbegrip van de aard van de illegale inhoud, en van de gevolgen daarvan;

d)

indien dat kan worden vastgesteld, het voornemen van de afnemer van de dienst, ongeacht of gaat het om een persoon, entiteit of klager.

4.   In hun algemene voorwaarden vermelden aanbieders van onlineplatforms op een duidelijke en gedetailleerde wijze hun beleid bij misbruik zoals bedoeld in de leden 1 en 2 en geven voorbeelden van de feiten en omstandigheden waarmee zij rekening houden bij de beoordeling of bepaald gedrag misbruik vormt alsook de duur van de schorsing.

Artikel 24

Transparantierapportageverplichtingen voor aanbieders van onlineplatforms

1.   Naast de in artikel 15 bedoelde informatie vermelden aanbieders van onlineplatforms in de in dat artikel bedoelde rapporten informatie over het volgende:

a)

het aantal geschillen dat is voorgelegd aan de in artikel 21 bedoelde buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorganen, het resultaat van de geschillenbeslechting en de mediane tijd die nodig was voor de geschillenbeslechtingsprocedures, alsook het percentage geschillen waarbij het de aanbieder van het onlineplatform de besluiten van het orgaan heeft uitgevoerd;

b)

het aantal schorsingen dat krachtens artikel 23 is opgelegd, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen schorsingen die zijn opgelegd voor de verstrekking van kennelijk illegale inhoud, het doen van kennelijk ongegronde meldingen en de indiening van kennelijk ongegronde klachten.

2.   Uiterlijk op 17 februari 2023 en vervolgens ten minste elke zes maanden maken aanbieders in een openbaar beschikbaar gedeelte van hun online-interface voor elk onlineplatform of elke onlinezoekmachine informatie bekend over het gemiddelde aantal actieve afnemers van de dienst in de Unie, berekend als een gemiddelde over de periode van de voorbije zes maanden overeenkomstig de methodologie die is vastgelegd in de in artikel 33, lid 3, bedoelde gedelegeerde handelingen, indien die gedelegeerde handelingen zijn vastgesteld.

3.   Aanbieders van onlineplatforms of van onlinezoekmachines delen de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging en de Commissie op hun verzoek onverwijld de in lid 2 bedoelde en tot het ogenblik van een dergelijk verzoek bijgewerkte informatie mee. Die digitaledienstencoördinator of de Commissie kan de aanbieder van het onlineplatform of van onlinezoekmachines verzoeken bijkomende informatie te verstrekken over de in dat lid bedoelde berekening, met inbegrip van verklaringen en onderbouwing met betrekking tot de gebruikte gegevens. Deze informatie bevat geen persoonsgegevens.

4.   Wanneer de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging op basis van de krachtens de leden 2 en 3 van dit artikel ontvangen informatie redenen heeft om aan te nemen dat een aanbieder van onlineplatforms of van onlinezoekmachines voldoet aan de in artikel 33, lid 1, vastgestelde drempel van gemiddelde maandelijkse actieve afnemers van de dienst in de Unie, stelt hij de Commissie daarvan in kennis.

5.   Aanbieders van onlineplatforms dienen onverwijld bij de Commissie de in artikel 17, lid 1, bedoelde besluiten en motiveringen in voor de opname in een door de Commissie beheerde openbaar toegankelijke, machineleesbare databank. Aanbieders van onlineplatforms zorgen ervoor dat de ingediende informatie geen persoonsgegevens bevat.

6.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen voor de opstelling van modellen voor het formulier, de inhoud en andere specifieke gegevens van rapporten krachtens lid 1 van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 88 bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 25

Vormgeving en organisatie van online-interfaces

1.   Aanbieders van onlineplatforms ontwerpen, organiseren of beheren hun online-interfaces niet zodanig dat zij de afnemers van hun dienst misleiden of manipuleren of hun vermogen om vrije en geïnformeerde beslissingen te nemen, anderszins wezenlijk verstoren of ondermijnen.

2.   Het in lid 1 bedoelde verbod is niet van toepassing op praktijken die onder Richtlijn 2005/29/EG of Verordening (EU) 2016/679 vallen.

3.   De Commissie kan richtsnoeren verstrekken over hoe lid 1 op specifieke praktijken van toepassing is, met name:

a)

meer nadruk leggen op bepaalde keuzes wanneer de afnemers van de dienst om een besluit wordt verzocht;

b)

de afnemer van de dienst herhaaldelijk vragen een keuze te maken indien die keuze al is gemaakt, met name door middel van pop-ups die de gebruikerservaring hinderen;

c)

de procedure voor het beëindigen van een dienst moeilijker maken dan die om zich ervoor in te schrijven.

Artikel 26

Reclame op onlineplatforms

1.   Aanbieders van onlineplatforms die op hun online-interfaces reclame tonen, zorgen ervoor dat de afnemers van de dienst voor elke specifieke reclame die aan elke individuele afnemer wordt getoond, op een duidelijke, beknopte en ondubbelzinnige wijze en in real time het volgende kunnen vaststellen:

a)

dat de informatie reclame is, onder meer door opvallende markeringen, die standaarden kunnen volgen krachtens artikel 44;

b)

de natuurlijke of rechtspersoon namens wie de reclame wordt getoond;

c)

de natuurlijke of rechtspersoon die de reclame heeft betaald indien die persoon verschilt van de in punt b) bedoelde natuurlijke of rechtspersoon;

d)

vanaf de reclame rechtstreeks en gemakkelijk toegankelijke nuttige informatie over de belangrijkste parameters die worden gebruikt om te bepalen aan welke afnemer de reclame wordt getoond en in voorkomend geval over de wijze waarop die parameters kunnen worden veranderd.

2.   Aanbieders van onlineplatforms bieden de afnemers van de dienst een functionaliteit waarmee zij verklaren of de inhoud die zij aanbieden commerciële communicatie bevat.

Ingeval de afnemer van de dienst krachtens dit lid een verklaring indient, zorgt de aanbieder van de onlineplatforms ervoor dat andere afnemers van de dienst op duidelijke en ondubbelzinnige wijze en in real time, onder meer met behulp van opvallende markeringen, die standaarden kunnen volgen krachtens artikel 44, kunnen vaststellen dat de door de afnemer van de dienst verstrekte inhoud commerciële communicatie is of bevat zoals omschreven in die verklaring.

3.   Aanbieders van onlineplatforms tonen geen reclame aan afnemers van de diensten op basis van profilering zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 4), van Verordening (EU) 2016/679 met gebruikmaking van bijzondere categorieën persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) 2016/679.

Artikel 27

Transparantie van aanbevelingssystemen

1.   Aanbieders van onlineplatforms die gebruikmaken van aanbevelingssystemen, vermelden in hun algemene voorwaarden in duidelijke en begrijpelijke taal de belangrijkste parameters die in hun aanbevelingssystemen worden gebruikt, alsook eventuele opties voor de afnemers van de dienst om deze belangrijkste parameters te wijzigen of te beïnvloeden.

2.   De in lid 1 bedoelde belangrijkste parameters lichten toe waarom bepaalde informatie aan de afnemer van de dienst wordt voorgesteld. Deze parameters omvatten ten minste:

a)

de voornaamste criteria voor het bepalen van de aan de afnemer van de dienst voorgestelde informatie;

b)

de redenen voor het relatieve belang van die parameters.

3.   Wanneer krachtens lid 1 verschillende opties beschikbaar zijn voor aanbevelingssystemen die de relatieve volgorde bepalen van de informatie die aan afnemers van de dienst wordt getoond, stellen aanbieders van onlineplatforms tevens een functionaliteit ter beschikking die de afnemer van de dienst de mogelijkheid biedt zijn voorkeursoptie te allen tijde te selecteren en te wijzigen. Deze functionaliteit is rechtstreeks en gemakkelijk toegankelijk op het specifieke gedeelte van de online-interface van het onlineplatform waar aan de informatie prioriteit wordt gegeven.

Artikel 28

Bescherming van minderjarigen

1.   Aanbieders van voor minderjarigen toegankelijke onlineplatforms nemen passende en evenredige maatregelen om een hoog niveau van privacy, veiligheid en bescherming van minderjarigen binnen hun dienst te waarborgen.

2.   Aanbieders van onlineplatforms tonen geen reclame op hun interface op basis van profilering zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 4), van Verordening (EU) 2016/679 met gebruikmaking van persoonsgegevens van de afnemer van de dienst wanneer zij zich er met redelijke zekerheid van bewust zijn dat de afnemer van de dienst minderjarig is.

3.   De naleving van de in dit artikel vastgestelde verplichtingen verplicht aanbieders van onlineplatforms niet om aanvullende persoonsgegevens te verwerken om te beoordelen of de afnemer van de dienst minderjarig is.

4.   Na raadpleging van de digitaledienstenraad kan de Commissie richtsnoeren opstellen om aanbieders van onlineplatforms bij te staan bij de toepassing van lid 1.

AFDELING 4

Bijkomende bepalingen die gelden voor aanbieders van onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren

Artikel 29

Uitsluiting van micro- en kleine ondernemingen

1.   Deze afdeling geldt niet voor aanbieders van onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren die kunnen worden aangemerkt als kleine of micro-ondernemingen zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG.

Deze afdeling geldt niet voor aanbieders van onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren die voorheen konden worden aangemerkt als kleine of micro-onderneming zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG gedurende de twaalf maanden nadat zij die hoedanigheid krachtens artikel 4, lid 2, van die aanbeveling hebben verloren, behalve wanneer het gaat om zeer grote onlineplatforms in de zin van artikel 33.

2.   In afwijking van lid 1 van dit artikel geldt deze afdeling voor aanbieders van onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren die overeenkomstig artikel 33 als zeer grote onlineplatforms zijn aangewezen, ongeacht of zij kunnen worden aangemerkt als kleine of micro-onderneming.

Artikel 30

Traceerbaarheid van handelaren

1.   Onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren, zorgen ervoor dat handelaren die onlineplatforms enkel kunnen gebruiken ter promotie van berichten over of voor het aanbieden van producten of diensten aan consumenten in de Unie, indien zij vóór het gebruik van hun diensten voor die doeleinden, indien van toepassing op de handelaar, de volgende informatie hebben ontvangen:

a)

de naam, het adres, het telefoonnummer en het e-mailadres van de handelaar;

b)

een kopie van het identificatiedocument van de handelaar of elke andere elektronische identificatie zoals gedefinieerd in artikel 3 van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad (40);

c)

de gegevens van de betaalrekening van de handelaar;

d)

indien de handelaar ingeschreven staat in een handels- of soortgelijk openbaar register, het handelsregister waarin de handelaar staat ingeschreven en zijn inschrijvingsnummer of een soortgelijke wijze van identificatie in dat register;

e)

een zelfcertificering door de handelaar waardoor hij zich ertoe verbindt alleen producten of diensten aan te bieden die voldoen aan de toepasselijke regels van het Unierecht.

2.   Na ontvangst van de in lid 1 bedoelde informatie en voordat de betrokken handelaar zijn diensten mag gebruiken, stelt de aanbieder van het onlineplatform dat consumenten de mogelijkheid biedt overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren alles in het werk om te beoordelen of de in lid 1, punten a) tot en met e), bedoelde informatie betrouwbaar en volledig is door gebruik te maken van een vrij toegankelijke officiële onlinedatabank of van een door een lidstaat of de Unie beschikbaar gestelde online-interface of via verzoeken aan de handelaar om bewijsstukken van betrouwbare bronnen te verstrekken. Voor de toepassing van deze verordening zijn handelaren aansprakelijk voor de juistheid van de verstrekte informatie.

Wat betreft handelaren die reeds op 17 februari 2024 gebruikmaken van de diensten van aanbieders van onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren voor de in lid 1 bedoelde doeleinden, stellen de aanbieders alles in het werk om de genoemde informatie van de betrokken handelaren binnen twaalf maanden te verkrijgen. Wanneer de betrokken handelaren de informatie niet binnen die termijn verstrekken, schorten de aanbieders de aanbieding van hun diensten aan die handelaren op totdat deze alle informatie hebben verstrekt.

3.   Wanneer een aanbieder van de onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren voldoende aanwijzingen verkrijgt of redenen heeft om te geloven dat de in lid 1 bedoelde, van de betrokken handelaar verkregen informatie onjuist, onvolledig of niet bijgewerkt is, verzoekt die aanbieder dat de handelaar die situatie onverwijld of binnen de door het Unierecht en het nationale recht vastgestelde termijn verhelpt.

Wanneer de handelaar die informatie niet verbetert of aanvult, schort de aanbieder van het onlineplatform dat consumenten de mogelijkheid biedt overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren het aanbieden van zijn dienst aan die handelaar onverwijld op voor wat betreft het aanbieden van producten of diensten aan consumenten in de Unie, totdat volledig aan het verzoek is voldaan.

4.   Onverminderd artikel 4 van Verordening (EU) 2019/1150 heeft een handelaar, indien een aanbieder van een onlineplatform dat consumenten de mogelijkheid biedt om overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren de handelaar niet toestaat gebruik te maken van zijn dienst krachtens lid 1, of het aanbieden ervan schorst krachtens lid 3 van dit artikel, het recht om een klacht in te dienen als bedoeld in de artikelen 20 en 21 van deze verordening.

5.   Aanbieders van onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden om overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren slaan de krachtens leden 1 en 2 verkregen informatie op beveiligde wijze op voor een periode van zes maanden na het einde van hun contractuele verhouding met de betrokken handelaar. Daarna moeten zij de informatie vernietigen.

6.   Onverminderd lid 2 van dit artikel deelt de aanbieder van het onlineplatform dat consumenten de mogelijkheid biedt om overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren de informatie alleen aan derden mee wanneer dit vereist is volgens het toepasselijke recht, met inbegrip van de in artikel 10 bedoelde bevelen en eventuele bevelen die zijn uitgevaardigd door de bevoegde lidstatelijke autoriteiten of de Commissie voor de uitvoering van hun taken uit hoofde van deze verordening.

7.   De aanbieder van het onlineplatform dat consumenten de mogelijkheid biedt om overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren stelt de in de lid 1, punten a), d) en e), bedoelde informatie op een heldere, gemakkelijk toegankelijke en begrijpelijke wijze beschikbaar op zijn onlineplatform voor de afnemers van de dienst. Die informatie is ten minste beschikbaar op de online-interface van het onlineplatform waar de informatie over het product of de dienst wordt gepresenteerd.

Artikel 31

Op conformiteit gericht ontwerp

1.   Aanbieders van onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren, zorgen ervoor dat hun online-interface ontworpen en georganiseerd is op een wijze die handelaren de mogelijkheid biedt te voldoen aan hun verplichtingen inzake precontractuele informatie, naleving en productveiligheidsinformatie uit hoofde van het toepasselijke Unierecht.

Meer bepaald zorgt de aanbieder ervoor dat zijn online-interfaces handelaren de mogelijkheid biedt informatie te verstrekken over de naam, het adres, het telefoonnummer en het e-mailadres van de marktdeelnemer, zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 13, van Verordening (EU) 2019/1020 en ander Unierecht.

2.   Aanbieders van onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren, zorgen ervoor dat hun online-interface ontworpen en georganiseerd is op een wijze die handelaren ten minste het volgende kan verstrekken:

a)

de informatie die noodzakelijk is voor de duidelijke en ondubbelzinnige identificatie van de producten of diensten die via de diensten van de aanbieders worden gepromoot bij of aangeboden aan consumenten in de Unie;

b)

elk teken dat de handelaar identificeert, zoals het handelsmerk, symbool of logo; en

c)

indien van toepassing, de informatie over de etikettering en markering overeenkomstig de toepasselijke Unierechtelijke voorschriften inzake productveiligheid en productconformiteit.

3.   Aanbieders van onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid biedt overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren, stellen alles in het werk om te beoordelen of zulke handelaren de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie hebben verstrekt voordat zij hen toestaan hun producten of diensten die platforms aan te bieden. Nadat zij de handelaren hebben toegestaan producten of diensten aan te bieden op hun onlineplatform dat consumenten de mogelijkheid biedt overeenkomsten op afstand te sluiten, leveren de aanbieders redelijke inspanningen om in een officiële, vrij toegankelijke en machineleesbare onlinedatabank of online-interface steekproefsgewijs te controleren of de aangeboden producten of diensten als illegaal zijn aangemerkt.

Artikel 32

Recht op informatie

1.   Wanneer een aanbieder van een onlineplatform dat consumenten de mogelijkheid biedt overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren, ongeacht de gebruikte middelen, er kennis van krijgt dat een illegaal product of een illegale dienst via zijn diensten wordt aangeboden door een handelaar aan consumenten in de Unie, stelt die aanbieder de consumenten die het illegale product of de illegale dienst via zijn diensten hebben gekocht, voor zover hij beschikt over hun contactgegevens, op de hoogte van het volgende:

a)

het feit dat het product of de dienst illegaal is;

b)

de identiteit van de handelaar;

c)

alle relevante verhaalmiddelen.

De in de eerste alinea opgenomen verplichting geldt uitsluitend voor de aankoop van illegale producten of diensten gedaan in de zes maanden voorafgaand aan het moment waarop de aanbieder kennis kreeg van de illegaliteit.

2.   Wanneer de aanbieder van de onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren in de in lid 1 bedoelde situatie niet beschikt over de contactgegevens van alle betrokken consumenten, maakt die aanbieder de informatie over het illegale product of de illegale dienst, de identiteit van de handelaar en alle relevante verhaalmiddelen op gemakkelijk toegankelijke wijze openbaar op zijn online-interface.

AFDELING 5

Aanvullende verplichtingen voor aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines om systeemrisico’s te beheersen

Artikel 33

Zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines

1.   Deze afdeling is van toepassing op onlineplatforms en onlinezoekmachines die een gemiddeld aantal maandelijks actieve afnemers van de dienst in de Unie bereiken dat gelijk is aan of groter is dan 45 miljoen, en die krachtens lid 4 zijn aangewezen als zeer grote onlineplatforms of als zeer grote onlinezoekmachines.

2.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 87 gedelegeerde handelingen vast om het in lid 1 bedoelde gemiddelde aantal maandelijks actieve afnemers van de dienst in de Unie te bepalen, wanneer de bevolking van de Unie met ten minste 5 % toeneemt of afneemt ten opzichte van de bevolking in 2020 of, na correctie via een gedelegeerde handeling, van de bevolking in het jaar waarin de meest recente gedelegeerde handeling is vastgesteld. In een dergelijk geval past zij het aantal zo aan dat het overeenstemt met 10 % van de Uniebevolking in het jaar waarin zij de gedelegeerde handeling vaststelt, afgerond naar boven of naar beneden zodat het cijfer in miljoenen kan worden uitgedrukt.

3.   De Commissie kan, voor de toepassing van lid 1 van dit artikel en 24, lid 2, overeenkomstig artikel 87 en na raadpleging van de raad, gedelegeerde handelingen vaststellen ter aanvulling van de bepalingen van deze verordening door de methode voor de berekening van het gemiddelde aantal maandelijks actieve afnemers van de dienst in de Unie vast te leggen, teneinde te waarborgen dat in de methode rekening wordt gehouden met de markt- en technologische ontwikkelingen.

4.   De Commissie stelt, na raadpleging van de lidstaat van vestiging of na de door de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging verstrekte informatie in aanmerking te hebben genomen, krachtens artikel 24, lid 4, een besluit vast waarbij het onlineplatform of de onlinezoekmachine met een gemiddeld aantal maandelijks actieve afnemers van de dienst dat gelijk is aan of hoger is dan het in lid 1 van dit artikel bedoelde aantal voor de toepassing van deze verordening als een zeer groot onlineplatform of een zeer grote onlinezoekmachine wordt aangewezen. De Commissie neemt haar besluit op basis van gegevens die krachtens artikel 24, lid 2, door de aanbieder van het onlineplatform of de onlinezoekmachine worden verstrekt of op basis van informatie die krachtens artikel 24, lid 3, wordt verlangd of op basis van andere informatie waarover de Commissie beschikt.

Niet-naleving door de aanbieder van het onlineplatform of van de onlinezoekmachine van artikel 24, lid 2, of van het verzoek van de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging of van de Commissie krachtens artikel 24, lid 3, belet de Commissie niet die aanbieder aan te wijzen als aanbieder van een zeer groot onlineplatform of een zeer grote onlinezoekmachine krachtens dit lid.

Wanneer de Commissie haar besluit baseert op andere informatie waarover zij krachtens de eerste alinea van dit lid beschikt of op basis van aanvullende informatie waarom krachtens artikel 24, lid 3 is verzocht, geeft de Commissie de betrokken aanbieder van het onlineplatform of van de onlinezoekmachine tien werkdagen de tijd om zijn standpunt kenbaar te maken over de door de Commissie gedane voorlopige bevindingen en over het voornemen van de Commissie om het onlineplatform of de onlinezoekmachine als een zeer groot onlineplatform respectievelijk een zeer grote onlinezoekmachine aan te duiden. De Commissie houdt naar behoren rekening met het door de betrokken aanbieder kenbaar gemaakte standpunt.

Het feit dat de betrokken aanbieder van het onlineplatform of van de onlinezoekmachine geen standpunt kenbaar maakt krachtens de derde alinea, belet de Commissie niet om dat onlineplatform of die onlinezoekmachine op basis van andere haar ter beschikking staande informatie als een zeer groot onlineplatform respectievelijk een zeer grote onlinezoekmachine aan te wijzen.

5.   De Commissie beëindigt de aanwijzing indien het onlineplatform of de onlinezoekmachine gedurende een ononderbroken periode van één jaar geen gemiddeld aantal maandelijks actieve afnemers van de dienst heeft dat gelijk is aan of hoger is dan het in lid 1 bedoelde aantal.

6.   De Commissie deelt haar besluiten krachtens de leden 4 en 5 onverwijld mee aan de betrokken aanbieder van het onlineplatform of van de onlinezoekmachine, de digitaledienstenraad en de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging.

De Commissie zorgt ervoor dat de lijst van aangewezen zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en werkt deze lijst bij. De in deze afdeling uiteengezette verplichtingen zijn van toepassing, of zijn niet langer van toepassing, op de betrokken zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines vanaf vier maanden na de kennisgeving aan de in de eerste alinea bedoelde betrokken aanbieder.

Artikel 34

Risicobeoordeling

1.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines identificeren, analyseren en beoordelen zorgvuldig alle systeemrisico’s in de Unie die voortvloeien uit het ontwerp of uit de werking van hun dienst en de daaraan verbonden systemen – met inbegrip van algoritmische systemen – en uit het gebruik van hun diensten in de Unie.

Zij voeren de risicobeoordelingen uit vanaf de in artikel 33, lid 6, tweede alinea, bedoelde datum van toepassing, en ten minste één keer per jaar hierna, en in elk geval vóór de uitrol van de functionaliteiten die waarschijnlijk kritieke gevolgen zullen hebben voor de krachtens dit artikel vastgestelde risico’s. Deze risicobeoordeling is specifiek voor hun diensten en staat in verhouding tot de systeemrisico’s, waarbij rekening wordt gehouden met de ernst en waarschijnlijkheid ervan, en omvat de volgende systeemrisico’s:

a)

de verspreiding van illegale inhoud via hun diensten;

b)

eventuele werkelijke of voorzienbare negatieve effecten op de uitoefening van de grondrechten, met name het in artikel 1 van het Handvest verankerde grondrecht op menselijke waardigheid, het in artikel 7 van het Handvest verankerde grondrecht op eerbiediging van het privéleven en het gezinsleven, het in artikel 8 van het Handvest verankerde grondrecht op bescherming van persoonsgegevens, het in artikel 11 van het Handvest verankerde grondrecht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, met inbegrip van de vrijheid en pluriformiteit van de media, het in artikel 21 van het Handvest verankerde grondrecht op non-discriminatie, het in artikel 24 van het Handvest verankerde grondrecht op eerbiediging van de rechten van het kind, en het in artikel 38 van het Handvest verankerde grondrecht op een hoog niveau van consumentenbescherming;

c)

eventuele werkelijke of voorzienbare negatieve effecten op de burgerdialoog en verkiezingsprocessen, en de openbare veiligheid;

d)

eventuele werkelijke of voorzienbare negatieve effecten met betrekking tot gendergerelateerd geweld, de bescherming van de volksgezondheid en minderjarigen en ernstige negatieve gevolgen voor het lichamelijke en geestelijke welzijn van de persoon.

2.   Bij de uitvoering van risicobeoordelingen houden aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines met name rekening met de vraag of en hoe de volgende factoren van invloed zijn op elk van de in lid 1 bedoelde systeemrisico’s:

a)

het ontwerp van hun aanbevelingssystemen en andere relevante algoritmische systemen;

b)

hun inhoudsmoderatiesystemen;

c)

de toepasselijke algemene voorwaarden en de handhaving ervan;

d)

systemen voor de selectie en weergave van reclame;

e)

datagerelateerde praktijken van de aanbieder.

In de beoordelingen wordt ook geanalyseerd of en hoe de risico’s krachtens lid 1 worden beïnvloed door opzettelijke manipulatie van hun dienst, onder meer door niet-authentiek gebruik of geautomatiseerde exploitatie van de dienst, alsook door de versterking en mogelijk snelle en wijde verspreiding van illegale inhoud en van informatie die niet verenigbaar is met hun algemene voorwaarden.

Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met specifieke regionale of taalkundige aspecten, ook wanneer deze specifiek zijn voor een lidstaat.

3.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines bewaren de bewijsstukken van de risicobeoordelingen gedurende een periode van ten minste drie jaar na de uitvoering van risicobeoordelingen en delen deze op verzoek mee aan de Commissie en aan de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging.

Artikel 35

Risicobeperking

1.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines nemen redelijke, evenredige en doeltreffende risicobeperkende maatregelen, die zijn toegesneden op de specifieke systeemrisico’s die krachtens artikel 34 zijn vastgesteld, met bijzondere aandacht voor de effecten van die maatregelen op de grondrechten. Dergelijke maatregelen omvatten waar van toepassing:

a)

aanpassing van het ontwerp, de kenmerken of de werking van hun diensten, met inbegrip van hun online-interfaces;

b)

aanpassing van hun algemene voorwaarden en de handhaving ervan;

c)

aanpassing van inhoudsmoderatieprocedures, met inbegrip van de snelheid en de kwaliteit van de verwerking van meldingen in verband met specifieke soorten illegale inhoud en in voorkomend geval snelle verwijdering van of snelle blokkering van de toegang tot de gemelde inhoud, met name wat betreft illegale haatzaaiende uitlatingen of cybergeweld, evenals aanpassing van alle relevante besluitvormingsprocedures en specifieke inhoudsmoderatiemiddelen;

d)

testen en aanpassing van hun algoritmische systemen, met inbegrip van hun aanbevelingssystemen;

e)

aanpassing van hun reclamesystemen en vaststelling van gerichte maatregelen die beogen de weergave van reclame in verband met de door hun aangeboden dienst te beperken of aan te passen;

f)

versterking van de interne processen, de middelen, het testen, de documentatie, of het toezicht op hun activiteiten, met name betreffende de detectie van systeemrisico’s;

g)

aanvatting of aanpassing van de samenwerking met betrouwbare flaggers overeenkomstig artikel 22, en uitvoering van de besluiten van buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorganen krachtens artikel 21;

h)

aanvatting of aanpassing van de samenwerking met andere aanbieders van onlineplatforms of van onlinezoekmachines aan de hand van de gedragscodes en de crisisprotocollen als bedoeld in respectievelijk artikel 45 en artikel 48;

i)

het nemen van bewustmakingsmaatregelen en aanpassing van hun online-interface om de gebruikers van de dienst meer informatie te verschaffen;

j)

het nemen van gerichte maatregelen ter bescherming van de rechten van het kind, met inbegrip van instrumenten voor leeftijdscontrole en ouderlijk toezicht, of instrumenten om minderjarigen te helpen misbruik te melden of steun te krijgen, naargelang het geval;

k)

waarborging dat informatie, of het nu gaat om gegenereerd of gemanipuleerd beeld-, audio- of videomateriaal dat een merkbare gelijkenis vertoont met bestaande personen, voorwerpen, plaatsen of andere entiteiten of gebeurtenissen, en door een persoon ten onrechte voor authentiek of waarheidsgetrouw wordt aangezien, door opvallende markeringen te onderscheiden is bij het presenteren ervan op hun online-interfaces, en daarnaast, de verstrekking van een gebruiksvriendelijke functionaliteit die afnemers van de dienst de mogelijkheid biedt dergelijke informatie aan te geven.

2.   In samenwerking met de Commissie publiceert de digitaledienstenraad één keer per jaar uitvoerige rapporten. De rapporten bevatten het volgende:

a)

de vaststelling en beoordeling van de meest prominente en terugkerende systeemrisico’s die aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines hebben gemeld of die via andere informatiebronnen in kaart zijn gebracht, met name informatie die overeenkomstig de artikelen 39, 40 en 42 is verstrekt;

b)

de beste werkwijzen voor aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines om de vastgestelde systeemrisico’s te beperken.

Die rapporten tonen de systeemrisico’s uitgesplitst naar de lidstaten waar zij zich hebben voorgedaan en in voorkomend geval voor de Unie als geheel.

3.   In samenwerking met de digitaledienstencoördinatoren kan de Commissie richtsnoeren uitgeven over de toepassing van lid 1 met betrekking tot specifieke risico’s, met name om de beste praktijken te presenteren en mogelijke maatregelen aan te bevelen, terwijl naar behoren rekening wordt gehouden met de mogelijke gevolgen van de maatregelen op de in het Handvest verankerde grondrechten van alle betrokkenen. Bij de voorbereiding van die richtsnoeren organiseert de Commissie openbare raadplegingen.

Artikel 36

Crisisresponsmechanisme

1.   In geval van een crisis kan de Commissie op aanbeveling van de digitaledienstenraad een besluit vaststellen waarbij een of meer aanbieders van zeer grote onlineplatforms of zeer grote onlinezoekmachines worden verplicht een of meer van de volgende acties te ondernemen:

a)

beoordelen of, en zo ja, in hoeverre en op welke wijze de werking en het gebruik van hun diensten aanzienlijk bijdragen of waarschijnlijk aanzienlijk zullen bijdragen tot een in lid 2 bedoelde ernstige bedreiging;

b)

vaststellen en toepassen van specifieke, doeltreffende en evenredige maatregelen, zoals die bedoeld in artikel 35, lid 1, of artikel 48, lid 2, om een dergelijke bijdrage aan de krachtens punt a) van dit lid vastgestelde ernstige bedreiging te voorkomen, weg te nemen of te beperken;

c)

uiterlijk op een bepaalde datum of met regelmatige, in het besluit gespecificeerde tussenpozen verslag uitbrengen aan de Commissie over de in punt a) bedoelde beoordelingen, de precieze inhoud, de uitvoering en het kwalitatieve en kwantitatieve effect van de krachtens punt b) genomen specifieke maatregelen en over alle andere kwesties in verband met die beoordelingen of maatregelen, zoals gespecificeerd in het besluit.

Bij het vaststellen en toepassen van maatregelen krachtens punt b) van dit lid houdt de dienstaanbieder of houden de dienstaanbieders naar behoren rekening met de ernst van de in lid 2 bedoelde ernstige bedreiging, de urgentie van de maatregelen en de daadwerkelijke of potentiële gevolgen voor de rechten en legitieme belangen van alle betrokkenen, waaronder het mogelijke tekortschieten van de maatregelen om de in het Handvest verankerde grondrechten te eerbiedigen.

2.   Voor de toepassing van dit artikel wordt een crisis geacht zich te hebben voorgedaan wanneer buitengewone omstandigheden leiden tot een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid of de volksgezondheid in de Unie of in aanzienlijke delen daarvan.

3.   Bij het nemen van het in lid 1 bedoelde besluit ziet de Commissie erop toe dat aan alle volgende vereisten wordt voldaan:

a)

de door het besluit vereiste acties zijn strikt noodzakelijk, gerechtvaardigd en evenredig, rekening houdend met de ernst van de in lid 2 bedoelde ernstige bedreiging, de urgentie van de maatregelen en de daadwerkelijke of potentiële gevolgen voor de rechten en legitieme belangen van alle betrokkenen, waaronder het mogelijke tekortschieten van de maatregelen om de in het Handvest verankerde grondrechten te eerbiedigen;

b)

in het besluit wordt een redelijke termijn vastgesteld waarbinnen de in lid 1, punt b), bedoelde specifieke maatregelen moeten worden genomen, waarbij met name rekening wordt gehouden met de urgentie van die maatregelen en de tijd die nodig is voor de voorbereiding en uitvoering ervan;

c)

de door het besluit vereiste acties zijn beperkt tot een periode van ten hoogste drie maanden.

4.   Na de vaststelling van het in lid 1 bedoelde besluit neemt de Commissie onverwijld de volgende stappen:

a)

zij stelt de aanbieder(s) tot wie het besluit is gericht, in kennis van het besluit;

b)

zij maakt het besluit openbaar; en

c)

zij informeert de digitaledienstenraad over het besluit, verzoekt de digitaledienstenraad zijn standpunt daarover kenbaar te maken en houdt de digitaledienstenraad op de hoogte van eventuele latere ontwikkelingen in verband met het besluit.

5.   De keuze van de specifieke maatregelen die krachtens lid 1, punt b), en lid 7, tweede alinea, moeten worden genomen, blijft berusten bij de aanbieder(s) tot wie het besluit van de Commissie gericht is.

6.   De Commissie kan op eigen initiatief of op verzoek van de aanbieder in dialoog gaan met de aanbieder om te bepalen of, in het licht van de specifieke omstandigheden van de aanbieder, de voorgenomen of uitgevoerde maatregelen als bedoeld in lid 1, punt b), doeltreffend en evenredig zijn om de nagestreefde doelstellingen te bereiken. De Commissie ziet er met name op toe dat de door de dienstaanbieder uit hoofde van lid 1, punt b), genomen maatregelen voldoen aan de in lid 3, punten a) en c), bedoelde eisen.

7.   De Commissie houdt toezicht op de toepassing van de specifieke maatregelen die zijn genomen krachtens het in lid 1 van dit artikel bedoelde besluit, op basis van de verslagen bedoeld in punt c) van dit lid, en alle andere relevante informatie, waaronder informatie waarom zij krachtens artikel 40 of 67 kan verzoeken, rekening houdend met het verloop van de crisis. De Commissie brengt regelmatig, en ten minste maandelijks, aan de digitaledienstenraad verslag uit over dat toezicht.

Indien de Commissie van oordeel is dat de krachtens lid 1, punt b), voorgenomen of uitgevoerde specifieke maatregelen niet doeltreffend of evenredig zijn, kan zij, na raadpleging van de raad, een besluit vaststellen waarbij de aanbieder wordt verzocht de vaststelling of toepassing van die specifieke maatregelen te herzien.

8.   Indien passend in het licht van het verloop van de crisis kan de Commissie, op aanbeveling van de raad, het in lid 1 of in lid 7, tweede alinea, bedoelde besluit wijzigen door:

a)

het besluit in te trekken en, in voorkomend geval, het zeer grote onlineplatform of de zeer grote onlinezoekmachine te verplichten de toepassing van de krachtens lid 1, punt b), of lid 7, tweede alinea, vastgestelde en uitgevoerde maatregelen stop te zetten, met name wanneer de redenen voor dergelijke maatregelen niet langer bestaan;

b)

de in lid 3, punt c), bedoelde termijn met ten hoogste drie maanden te verlengen;

c)

rekening te houden met de ervaring die is opgedaan bij de toepassing van de maatregelen, met name het mogelijke tekortschieten van de maatregelen om de in het Handvest verankerde grondrechten te eerbiedigen.

9.   De vereisten van de leden 1 tot en met 6 zijn van toepassing op het besluit en de wijziging daarvan als bedoeld in dit artikel.

10.   De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met de krachtens lid 1 van dit artikel uitgebrachte aanbevelingen van de digitaledienstenraad.

11.   De Commissie brengt jaarlijks, na de vaststelling van besluiten overeenkomstig dit artikel en in elk geval drie maanden na het einde van de crisis, aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van de specifieke maatregelen die krachtens die besluiten zijn genomen.

Artikel 37

Onafhankelijke controle

1.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines worden, op hun eigen kosten en ten minste één keer per jaar, onderworpen aan onafhankelijke controles om de naleving te beoordelen van:

a)

de in hoofdstuk III uiteengezette verplichtingen;

b)

toezeggingen die zijn gedaan krachtens de in de artikelen 45 en 46 bedoelde gedragscodes en de in artikel 48 bedoelde crisisprotocollen.

2.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines bieden de organisaties die de controles krachtens dit artikel uitvoeren de nodige samenwerking en bijstand om hen in staat te stellen die controles op doeltreffende, efficiënte en tijdige wijze uit te voeren, onder meer door hun toegang te verlenen tot alle relevante gegevens en gebouwen en door mondelinge of schriftelijke vragen te beantwoorden. Zij onthouden zich ervan de uitvoering van de controle te belemmeren, onnodig te beïnvloeden of te ondermijnen.

Dergelijke controles waarborgen, ook na beëindiging van de controles, een passend niveau van vertrouwelijkheid en het beroepsgeheim ten aanzien van de informatie die in het kader van de controles van de aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines en derden is verkregen. De naleving van dat vereiste mag echter geen negatieve gevolgen hebben voor de uitvoering van de controles en andere bepalingen van deze verordening, met name die inzake transparantie, toezicht en handhaving. Indien dit nodig is voor de transparantierapportage krachtens artikel 42, lid 4, gaat het controlerapport en het in de leden 4 en 6 van dit artikel bedoelde controle-uitvoeringsrapport vergezeld van versies die geen informatie bevatten die redelijkerwijs als vertrouwelijk zou kunnen worden beschouwd.

3.   Controles krachtens lid 1 worden uitgevoerd door organisaties die:

a)

onafhankelijk zijn van en geen belangenconflicten hebben met de betrokken aanbieder van zeer grote onlineplatforms of van de zeer grote onlinezoekmachines en met eender welke met die aanbieder verbonden rechtspersoon, en die met name:

i)

in de periode van twaalf maanden vóór de start van de controle geen niet-controlediensten met betrekking tot de gecontroleerde zaken hebben verleend aan de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine, noch aan eender welke met die aanbieder verbonden rechtspersoon, en zich ertoe hebben verbonden hen zulke diensten niet te aan te bieden in de periode van twaalf maanden na voltooiing van de controle;

ii)

gedurende een periode van meer dan tien opeenvolgende jaren geen controlediensten krachtens dit artikel hebben verstrekt aan de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine en eender welke met die aanbieder verbonden rechtspersoon;

iii)

de controle niet uitvoeren tegen vergoedingen die afhankelijk zijn van het resultaat van de controle;

b)

expertise hebben aangetoond op het gebied van risicobeheer, technische competentie en capaciteiten;

c)

blijk hebben gegeven van objectiviteit en beroepsethiek, met name op basis van het naleven van codes voor goede praktijken of gepaste normen.

4.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines zullen ervoor zorgen dat de organisaties die de controles uitvoeren, van elke controle een controlerapport opstellen. Dat rapport wordt schriftelijk gemotiveerd en bevat ten minste het volgende:

a)

de naam, het adres en het contactpunt van de aanbieder van het zeer grote onlineplatform die of van de zeer grote onlinezoekmachine dat aan de controle is onderworpen, alsook de gecontroleerde periode;

b)

de naam en het adres van de organisatie of organisaties die de controle uitvoert respectievelijk uitvoeren;

c)

een belangenverklaring;

d)

een beschrijving van de specifieke gecontroleerde elementen en de toegepaste methodologie;

e)

een beschrijving en een samenvatting van de belangrijkste bevindingen van de controle;

f)

een lijst van de derden die in het kader van de controle zijn geraadpleegd;

g)

een controleadvies over de vraag of de aanbieders van aan de controle onderworpen zeer grote onlineplatforms of zeer grote onderzoekmachines hebben voldaan aan de verplichtingen en aan de in lid 1 vermelde toezeggingen, met name “positief”, “positief met kanttekeningen” of “negatief”;

h)

indien het controleadvies niet “positief” is, operationele aanbevelingen over specifieke maatregelen om naleving te bereiken, alsmede het aanbevolen tijdsbestek om naleving te bereiken.

5.   Wanneer de organisatie die de controle uitvoert, niet in staat was bepaalde specifieke elementen te controleren of op basis van haar onderzoeken een controleoordeel te geven, bevat het controlerapport een toelichting op de omstandigheden en de redenen die ertoe leidden dat die elementen niet konden worden gecontroleerd.

6.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines die geen positief controlerapport krijgen, houden naar behoren rekening met de aan hen gerichte operationele aanbevelingen teneinde de nodige maatregelen te nemen om ze uit te voeren. Binnen een maand na ontvangst van die aanbevelingen stellen zij een controle-uitvoeringsrapport vast waarin die maatregelen zijn uiteengezet. Wanneer zij de operationele aanbevelingen niet uitvoeren, geven zij in het controle-uitvoeringsrapport de redenen hiervoor alsook een overzicht van eventuele alternatieve maatregelen die zij hebben genomen om vastgestelde niet-naleving aan te pakken.

7.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 87 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de nodige voorschriften vast te stellen voor de uitvoering van de controles krachtens dit artikel, met name wat betreft de nodige regels inzake de procedurele stappen, controlemethoden en rapportagetemplates voor de krachtens dit artikel uitgevoerde controles. In die gedelegeerde handelingen wordt rekening gehouden met eventuele vrijwillige controlenormen als bedoeld in artikel 44, lid 1, punt e).

Artikel 38

Aanbevelingssystemen

Naast de in artikel 27 uiteengezette vereisten bieden aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines die gebruikmaken van aanbevelingssystemen ten minste één optie aan voor elk van hun aanbevelingssystemen dat niet gebaseerd is op profilering zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 4), van Verordening (EU) 2016/679.

Artikel 39

Bijkomende transparantie met betrekking tot onlinereclame

1.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines die reclame tonen op hun online-interface stellen een register met de in lid 2 vermelde informatie op en stellen dit publiek beschikbaar in een specifiek gedeelte van hun online-interface met behulp van een doorzoekbaar en betrouwbaar instrument waarmee zoekopdrachten op basis van meerdere criteria kunnen worden uitgevoerd en via applicatieprogrammeerinterfaces, voor de gehele periode waarin zij reclame tonen en dit tot een jaar nadat de reclame voor het laatst op hun online-interface werd getoond. Zij zorgen ervoor dat het register geen persoonsgegevens bevat van de afnemers van de dienst aan wie de reclame is of had kunnen worden getoond en leveren alle redelijke inspanningen om te waarborgen dat de informatie nauwkeurig en volledig is.

2.   Het register bevat ten minste de volgende gegevens:

a)

de inhoud van de reclame, met inbegrip van de naam van het product, de dienst of het merk, alsmede het onderwerp van de reclame;

b)

de natuurlijke of rechtspersoon namens wie de reclame wordt getoond;

c)

de natuurlijke of rechtspersoon die voor de reclame heeft betaald, indien die persoon verschilt van de in punt b) bedoelde persoon;

d)

de periode waarin de reclame werd getoond;

e)

of de reclame specifiek bedoeld was om te worden getoond aan een of meer bepaalde groepen afnemers van de dienst en zo ja, de belangrijke parameters die daartoe zijn gebruikt, waaronder in voorkomend geval de belangrijkste parameters die werden gebruikt om een of meer van die bepaalde groepen uit te sluiten;

f)

de commerciële communicatie die op de zeer grote onlineplatforms is gepubliceerd en krachtens artikel 26, lid 2, is vastgesteld;

g)

het totale aantal afnemers van de dienst dat is bereikt en waar van toepassing de totale aantallen opgesplitst naar elke lidstaat van de groep of groepen afnemers voor wie de reclame specifiek was bedoeld.

3.   Met betrekking tot lid 2, punten a), b) en c), bevat het register, wanneer een aanbieder van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines de toegang tot specifieke reclame heeft verwijderd of de toegang ertoe heeft gedeactiveerd op grond van vermeende onrechtmatigheid of onverenigbaarheid met zijn algemene voorwaarden, de in die punten bedoelde informatie niet. In een dergelijk geval bevat het register voor de betrokken specifieke reclame de informatie als bedoeld in, voor zover van toepassing, artikel 17, lid 3, punten a) tot en met e), of artikel 9, lid 2, punt a), i).

Na raadpleging van de digitaledienstenraad, de in artikel 40 bedoelde relevante erkende onderzoekers en het publiek, kan de Commissie richtsnoeren uitvaardigen over de structuur, organisatie en functionaliteiten van de in onderhavig artikel bedoelde gegevensbanken.

Artikel 40

Toegang tot gegevens en onderzoek

1.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines verlenen de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging of de Commissie, op hun gemotiveerd verzoek en binnen een redelijke, in dat verzoek vermelde termijn, toegang tot gegevens die nodig zijn om de naleving van deze verordening te monitoren en te beoordelen.

2.   De digitaledienstencoördinatoren en de Commissie gebruiken de gegevens waartoe krachtens lid 1 toegang is verkregen uitsluitend voor het monitoren en beoordelen van de naleving van deze verordening, en houden naar behoren rekening met de rechten en belangen van de aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines en de afnemers van de betrokken dienst, met inbegrip van de bescherming van persoonsgegevens, de bescherming van vertrouwelijke informatie, met name handelsgeheimen, en de handhaving van de beveiliging van hun dienst.

3.   Voor de toepassing van lid 1 geven aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines op verzoek van de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging of van de Commissie een toelichting op het ontwerp, de logica, de werking en het testen van hun algoritmische systemen, met inbegrip van hun aanbevelingssystemen.

4.   Na een gemotiveerd verzoek van de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging bieden aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines, binnen een redelijke, in het verzoek vermelde termijn, erkende onderzoekers die voldoen aan de vereisten in lid 8 van dit artikel, toegang tot gegevens met als enige doel onderzoek uit te voeren dat bijdraagt tot het opsporen, vaststellen en begrijpen van systeemrisico’s in de Unie krachtens artikel 34, lid 1, en tot de beoordeling van de adequaatheid, efficiëntie en effecten van de risicobeperkende maatregelen krachtens artikel 35.

5.   Binnen 15 dagen na ontvangst van een in lid 4 genoemd verzoek kunnen aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging, naargelang het geval, vragen het verzoek te wijzigen, indien zij van mening zijn dat zij geen toegang tot de gevraagde gegevens kunnen bieden om een van de volgende twee redenen:

a)

zij hebben geen toegang tot de gegevens;

b)

het bieden van toegang tot de gegevens zal leiden tot aanzienlijke kwetsbaarheden in de beveiliging van hun dienst of voor de bescherming van vertrouwelijke informatie, met name handelsgeheimen.

6.   Verzoeken tot wijziging krachtens lid 5 bevatten voorstellen voor een of meer alternatieve middelen waarmee toegang kan worden verstrekt tot de gevraagde gegevens of andere gegevens die geschikt en toereikend zijn voor het doel van het verzoek.

De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging neemt binnen 15 dagen een besluit over het verzoek tot wijziging en deelt dit besluit en in voorkomend geval het gewijzigde verzoek en de nieuwe termijn om aan het verzoek te voldoen, mee aan de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine.

7.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines faciliteren en verlenen toegang tot gegevens krachtens de leden 1 en 4 door middel van in het verzoek gespecificeerde geschikte interfaces, met inbegrip van onlinedatabanken en applicatieprogrammeerinterfaces.

8.   Na een naar behoren gemotiveerde aanvraag van onderzoekers kent de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging dergelijke onderzoekers voor het in de aanvraag bedoelde specifieke onderzoek de status van “erkend onderzoeker” toe en dient hij bij een aanbieder van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines een gemotiveerd verzoek in om toegang tot gegevens krachtens lid 4 waarin de onderzoekers aantonen dat zij aan alle volgende voorwaarden voldoen:

a)

zij zijn aangesloten bij een onderzoeksorganisatie zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, van Richtlijn (EU) 2019/790;

b)

zij zijn onafhankelijk van commerciële belangen;

c)

hun aanvraag vermeldt de financiering van het onderzoek;

d)

zij zijn in staat de specifieke gegevensbeveiligings- en vertrouwelijkheidsvereisten van elk verzoek in acht te nemen en persoonsgegevens te beschermen, en zij beschrijven in hun verzoek de passende technische en organisatorische maatregelen die zij daartoe hebben genomen;

e)

hun aanvraag toont aan dat de toegang tot de gegevens en de aangevraagde termijnen noodzakelijk en evenredig zijn voor het doel van hun onderzoek, en dat de verwachte onderzoeksresultaten zullen bijdragen tot de in lid 4 genoemde doeleinden;

f)

de geplande onderzoeksactiviteiten zullen worden uitgevoerd voor de in lid 4 genoemde doeleinden;

g)

zij verbinden zich ertoe hun onderzoeksresultaten binnen een redelijke termijn na de voltooiing van het onderzoek kosteloos openbaar te maken, rekening houdend met de rechten en belangen van de afnemers van de betrokken dienst overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679.

Na ontvangst van de aanvraag krachtens dit lid stelt de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging de Commissie en de digitaledienstenraad daarvan in kennis.

9.   Onderzoekers kunnen hun aanvraag ook indienen bij de digitaledienstencoördinator van de lidstaat van de onderzoeksorganisatie waarbij zij zijn aangesloten. Na ontvangst van de aanvraag krachtens dit lid voert de digitaledienstencoördinator een eerste beoordeling uit om na te gaan of de respectieve onderzoekers aan alle in lid 8 uiteengezette voorwaarden voldoen en zendt hij de aanvraag, samen met de door de respectieve onderzoekers ingediende bewijsstukken en de initiële beoordeling, vervolgens toe aan de digitaledienstencoördinator. De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging neemt onverwijld een besluit om een onderzoeker al dan niet de hoedanigheid van “erkend onderzoeker”.

Het definitieve besluit om een onderzoeker de status van “erkend onderzoeker” toe te kennen krachtens lid 8, valt onder de bevoegdheid van de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging, die daarbij naar behoren rekening houdt met de eerste beoordeling.

10.   De digitaledienstencoördinator die de status van erkend onderzoeker heeft toegekend en het gemotiveerde verzoek om toegang tot gegevens aan de aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines ten gunste van een erkende onderzoeker heeft verstrekt, neemt een besluit tot beëindiging van de toegang indien hij na een onderzoek op eigen initiatief dan wel op basis van van derden ontvangen informatie, vaststelt dat de erkende onderzoeker niet langer voldoet aan de in lid 8 uiteengezette voorwaarden, en stelt de betrokken aanbieder van het zeer groot onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine van het besluit in kennis. Alvorens de toegang te beëindigen, biedt de digitaledienstencoördinator de erkende onderzoeker de mogelijkheid om te reageren op de bevindingen van zijn onderzoek en op zijn voornemen de toegang te beëindigen.

11.   De digitaledienstencoördinatoren van de plaats van vestiging delen de digitaledienstenraad de namen en contactgegevens mee van de natuurlijke personen of entiteiten waaraan zij de status van “erkend onderzoeker” hebben toegekend, overeenkomstig lid 8, alsmede het doel van het onderzoek in het kader waarvan het verzoek is ingediend, en zij stellen de digitaledienstenraad in kennis van die informatie wanneer zij overeenkomstig lid 10 de toegang tot de gegevens hebben beëindigd.

12.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines verlenen onverwijld toegang tot gegevens, waaronder realtimegegevens indien technisch mogelijk, op voorwaarde dat de gegevens openbaar toegankelijk zijn via hun online-interface voor onderzoekers, met inbegrip van degenen die zijn aangesloten bij organen, organisaties en verenigingen zonder winstoogmerk die voldoen aan de in lid 8, punten b), c), d) en e), uiteengezette voorwaarden en die de gegevens uitsluitend gebruiken voor onderzoek dat bijdraagt tot het opsporen, vaststellen en begrijpen van systeemrisico’s in de Unie krachtens artikel 34, lid 1.

13.   Na raadpleging van de digitaledienstenraad stelt de Commissie gedelegeerde handelingen vast tot aanvulling van deze verordening door de technische voorwaarden vast te stellen waaronder aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines krachtens de leden 1 en 4 gegevens moeten delen, alsmede de doeleinden waarvoor de gegevens mogen worden gebruikt. Die gedelegeerde handelingen voorzien in de specifieke voorwaarden waaronder een dergelijke deling van gegevens met onderzoekers overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 kan plaatsvinden, alsmede in relevante objectieve indicatoren, procedures en, in voorkomend geval, onafhankelijke adviesmechanismen ter ondersteuning van het delen van gegevens, rekening houdend met de rechten en belangen van de aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines en de afnemers van de betrokken dienst, met inbegrip van de bescherming van vertrouwelijke informatie, met name handelsgeheimen, en de handhaving van de beveiliging van hun dienst.

Artikel 41

Compliancefunctie

1.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines voorzien in een compliancefunctie die onafhankelijk is van hun operationele functies en bestaat uit een of meer compliancefunctionarissen, waaronder het hoofd van de compliancefunctie. Die compliancefunctie heeft voldoende gezag, aanzien en middelen in alsook toegang tot het leidinggevend orgaan van de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine, om te monitoren of die aanbieder deze verordening naleeft.

2.   Het leidinggevend orgaan van de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine zorgt ervoor dat compliancefunctionarissen beschikken over de nodige beroepskwalificaties, kennis, ervaring en bevoegdheid om de in lid 3 genoemde taken uit te voeren.

Het leidinggevend orgaan van de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine zorgt ervoor dat het hoofd van de compliancefunctie een onafhankelijke senior manager is met afzonderlijke verantwoordelijkheid voor de compliancefunctie.

Het hoofd van de compliancefunctie brengt rechtstreeks verslag uit aan het leidinggevend orgaan van de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine en kan kwesties aan de orde stellen en dat leidinggevend orgaan waarschuwen indien de in artikel 34 bedoelde risico’s of de niet-naleving van deze verordening gevolgen hebben of kunnen hebben voor de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of de zeer grote onlinezoekmachine, zonder afbreuk te doen aan de verantwoordelijkheden van het leidinggevend orgaan in zijn toezichthoudende en zijn leidinggevende functie.

Het hoofd van de compliancefunctie wordt niet uit deze functie verwijderd zonder voorafgaande toestemming van het leidinggevend orgaan van de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine.

3.   Compliancefunctionarissen hebben de volgende taken:

a)

samenwerken met de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging en met de Commissie voor de toepassing van deze verordening;

b)

ervoor zorgen dat alle in artikel 34 bedoelde risico’s worden vastgesteld en naar behoren worden gerapporteerd en dat krachtens artikel 35 redelijke, evenredige en doeltreffende risicobeperkende maatregelen worden genomen;

c)

de activiteiten van de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine met betrekking tot de onafhankelijke controle krachtens artikel 37 organiseren en er toezicht op houden;

d)

het management en de werknemers van de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine in kennis stellen van en adviseren over relevante verplichtingen krachtens deze verordening;

e)

erop toezien dat de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening nakomt;

f)

in voorkomend geval erop toezien dat de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine de toezeggingen nakomt die zijn gedaan in het kader van de gedragscodes krachtens de artikelen 45 en 46 of de crisisprotocollen krachtens artikel 48.

4.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines delen de naam en de contactgegevens van het hoofd van de compliancefunctie mee aan de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging en aan de Commissie.

5.   Het leidinggevend orgaan van de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine bepaalt, ziet toe op en legt verantwoording af voor de uitvoering van de governanceregelingen van de aanbieder waarmee de onafhankelijkheid van de compliancefunctie wordt gewaarborgd, met inbegrip van de verdeling van verantwoordelijkheden binnen de organisatie van de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine, het voorkomen van belangenconflicten en een goed beheer van de krachtens artikel 34 vastgestelde systeemrisico’s.

6.   Het leidinggevend orgaan hecht zijn goedkeuring aan en verricht periodiek en minstens eenmaal per jaar een evaluatie van de strategieën en beleidslijnen voor het aanpakken, beheren, monitoren en beperken van de krachtens artikel 34 vastgestelde risico’s waaraan het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine wordt of kan worden blootgesteld.

7.   Het leidinggevend orgaan besteedt voldoende tijd aan de behandeling van de maatregelen in verband met risicobeheer. Het wordt actief betrokken bij besluiten in verband met risicobeheer en zorgt ervoor dat er voldoende middelen worden toegewezen aan het beheer van de overeenkomstig artikel 34 vastgestelde risico’s.

Artikel 42

Transparantierapportageverplichtingen

1.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines maken de in artikel 15 bedoelde rapporten uiterlijk twee maanden na de in artikel 33, lid 6, tweede alinea, bedoelde toepassingsdatum bekend en daarna ten minste elke zes maanden.

2.   In de in lid 1 van dit artikel bedoelde rapporten die door aanbieders van zeer grote onlineplatforms worden bekendgemaakt wordt, naast de in artikel 15 en artikel 24, lid 1, bedoelde informatie, het volgende vermeld:

a)

de personele middelen die de aanbieder van zeer grote onlineplatforms inzet voor inhoudsmoderatie met betrekking tot de in de Unie aangeboden dienst, uitgesplitst voor elke toepasselijke officiële taal van de lidstaten, naargelang het geval, met inbegrip van de naleving van de in de artikelen 16 en 22 uiteengezette verplichtingen, alsook voor de naleving van de in artikel 20 uiteengezette verplichtingen;

b)

de kwalificaties en taaldeskundigheid van de personen die de in punt a) bedoelde activiteiten uitvoeren, alsmede de opleiding en ondersteuning van dat personeel;

c)

de in artikel 15, lid 1, punt e), bedoelde nauwkeurigheidsindicatoren en bijbehorende informatie uitgesplitst voor elke officiële taal van de lidstaten.

De rapporten worden bekengemaakt in ten minste één van de officiële talen van de lidstaten.

3.   Naast de in artikel 24, lid 2, bedoelde informatie nemen de aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines in de in lid 1 van dit artikel bedoelde rapporten de informatie op over de gemiddelde maandelijkse afnemers van de dienst voor elke lidstaat.

4.   Uiterlijk drie maanden na de ontvangst van elk controlerapport en onverwijld na de voltooiing sturen aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines krachtens artikel 37, lid 4, het volgende door naar de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging en de Commissie en maken zij dat openbaar:

a)

een rapport met de resultaten van de risicobeoordeling krachtens artikel 34;

b)

de specifieke krachtens artikel 35, lid 1 genomen risicobeperkingsmaatregelen;

c)

het in artikel 37, lid 4 bedoelde controlerapport;

d)

het in artikel 37, lid 6 bedoelde controle-uitvoeringsrapport;

e)

indien van toepassing, informatie over de raadplegingen die de aanbieder heeft gehouden ter ondersteuning van de risicobeoordelingen en het ontwerp van de risicobeperkende maatregelen.

5.   Indien een aanbieder van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines van mening is dat de bekendmaking van informatie krachtens lid 4 kan leiden tot de onthulling van vertrouwelijke informatie van die aanbieder of van de afnemers van de dienst, kan leiden tot aanzienlijke kwetsbaarheden voor de beveiliging van zijn dienst, de openbare veiligheid kan ondermijnen of afnemers kan schaden, kan de aanbieder dergelijke informatie uit de openbaar beschikbare rapporten verwijderen. In dat geval stuurt de aanbieder de volledige rapporten naar de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging en de Commissie, vergezeld van een verklaring van de redenen waarom de informatie uit de openbaar beschikbare rapporten is verwijderd.

Artikel 43

Toezichtsvergoeding

1.   De Commissie brengt aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines bij hun aanwijzing krachtens artikel 33 een jaarlijkse toezichtsvergoeding in rekening.

2.   Het totaalbedrag van de jaarlijkse toezichtsvergoeding dekt de geraamde kosten die de Commissie maakt in verband met haar toezichtstaken uit hoofde van deze verordening, met name de kosten in verband met de aanwijzing krachtens artikel 33, de opzet, het onderhoud en de exploitatie van de databank krachtens artikel 24, lid 5, en het informatie-uitwisselingssysteem krachtens artikel 85, voor doorverwijzingen krachtens artikel 59, voor de ondersteuning van de digitaledienstenraad krachtens artikel 62 en voor de toezichthoudende taken krachtens artikel 56 en afdeling 4 van hoofdstuk IV.

3.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines betalen jaarlijks een toezichtsvergoeding voor elke dienst waarvoor zij zijn aangewezen krachtens artikel 33.

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarbij het bedrag wordt vastgesteld van de jaarlijkse toezichtsvergoeding voor elke aanbieder van een zeer groot onlineplatform en of van een zeer grote onlinezoekmachine. Bij de vaststelling van deze uitvoeringshandelingen past de Commissie de in de gedelegeerde handeling als bedoeld in lid 4 van dit artikel neergelegde methodologie toe en neemt zij de in lid 5 van dit artikel uiteengezette beginselen in acht. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 88, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

4.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 87 gedelegeerde handelingen vast die voorzien in de gedetailleerde methodologie en procedures voor:

a)

de bepaling van de in lid 2 bedoelde geraamde kosten;

b)

de vaststelling van de in lid 5, punten b) en c), bedoelde individuele jaarlijkse toezichtsvergoedingen;

c)

de bepaling van de in lid 5, punt c), vastgestelde algemene maximumgrens; en

d)

de gedetailleerde regelingen die nodig zijn om betalingen te verrichten.

Bij de vaststelling van die gedelegeerde handelingen neemt de Commissie de in lid 5 van dit artikel uiteengezette beginselen in acht.

5.   De in lid 3 bedoelde uitvoeringshandeling en de in lid 4 bedoelde gedelegeerde handeling nemen de volgende beginselen in acht:

a)

bij de raming van het totaalbedrag van de jaarlijkse toezichtsvergoeding wordt rekening gehouden met de in het voorgaande jaar gemaakte kosten;

b)

de jaarlijkse toezichtsvergoeding staat in verhouding tot het gemiddelde aantal maandelijkse actieve afnemers in de Unie van elk zeer groot onlineplatform of van elke zeer grote onlinezoekmachine zoals aangewezen krachtens artikel 33;

c)

het totaalbedrag van de jaarlijkse toezichtsvergoeding die aan een bepaalde aanbieder van een zeer groot onlineplatform of zeer grote zoekmachine in rekening wordt gebracht, bedraagt in geen geval meer dan 0,05 % van zijn wereldwijde jaarlijkse netto-inkomsten in het voorgaande boekjaar.

6.   De individuele jaarlijkse toezichtsvergoedingen die krachtens lid 1 van dit artikel in rekening worden gebracht vormen externe bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (41).

7.   De Commissie brengt jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over het totaalbedrag van de kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van de taken uit hoofde van deze verordening en het totaalbedrag van de in het voorgaande jaar aangerekende individuele jaarlijkse toezichtsvergoedingen.

AFDELING 6

Andere bepalingen betreffende zorgvuldigheidsverplichtingen

Artikel 44

Normen

1.   De Commissie raadpleegt de digitaledienstenraad en ondersteunt en bevordert de ontwikkeling en uitvoering van vrijwillige normen die door relevante Europese en internationale normalisatie-instanties worden vastgelegd met betrekking tot ten minste:

a)

de elektronische indiening van meldingen uit hoofde van artikel 16;

b)

model-, ontwerp- en procedurenormen voor een gebruikersvriendelijke communicatie met de afnemers van de dienst over uit de algemene voorwaarden en de wijzigingen daarvan resulterende beperkingen;

c)

de elektronische indiening, waaronder via applicatieprogrammeerinterfaces, van meldingen door betrouwbare flaggers uit hoofde van artikel 22;

d)

specifieke interfaces, waaronder applicatieprogrammeerinterfaces, om naleving van de in de artikelen 39 en 40 beschreven verplichtingen te vergemakkelijken;

e)

de controle van zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines krachtens artikel 37;

f)

de interoperabiliteit van de in artikel 39, lid 2, bedoelde reclameregisters;

g)

de doorgifte van gegevens tussen reclametussenpersonen ter ondersteuning van transparantieverplichtingen krachtens artikel 26, lid 1, punten b), c) en d);

h)

technische maatregelen met het oog op de naleving van in deze verordening vervatte verplichtingen met betrekking tot reclame, met inbegrip van de verplichtingen met betrekking tot opvallende markeringen voor reclame en commerciële communicatie zoals bedoeld in artikel 26;

i)

keuze-interfaces en weergave van informatie over de belangrijkste parameters van verschillende soorten aanbevelingssystemen, overeenkomstig de artikelen27 en 38;

j)

normen voor gerichte maatregelen om minderjarigen online te beschermen.

2.   De Commissie ondersteunt de bijwerking van de normen in het licht van technologische ontwikkelingen en het gedrag van de afnemers van de betrokken dienst. De relevante informatie over de actualisering van de normen is openbaar beschikbaar en gemakkelijk toegankelijk.

Artikel 45

Gedragscodes

1.   De Commissie en de digitaledienstenraad bevorderen en vergemakkelijken het opstellen van vrijwillige gedragscodes op Unieniveau om bij te dragen tot de correcte toepassing van deze verordening, met name rekening houdend met de specifieke uitdagingen om diverse soorten illegale inhoud en systeemrisico’s aan te pakken, overeenkomstig het Unierecht met name betreffende de mededinging en de bescherming van persoonsgegevens.

2.   Indien aanzienlijke systeemrisico's in de zin van artikel 34, lid 1, optreden en betrekking hebben op meerdere zeer grote onlineplatforms of zeer grote onlinezoekmachines, kan de Commissie de betrokken aanbieders van de zeer grote onlineplatforms of de betrokken aanbieders van de zeer grote onlinezoekmachines, en andere aanbieders van zeer grote onlineplatforms, aanbieders van zeer grote onlinezoekmachines, van onlineplatforms en van tussenhandeldiensten, naargelang het geval, alsook relevante bevoegde autoriteiten, organisaties van het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden, verzoeken mee te werken aan de opstelling van gedragscodes, onder meer door het formuleren van toezeggingen om specifieke risicobeperkende maatregelen te nemen, en door het vastleggen van een kader voor regelmatige rapportage over genomen maatregelen en de resultaten ervan.

3.   Bij de uitvoering van de leden 1 en 2 streven de Commissie, de digitaledienstenraad en, in voorkomend geval, andere organen ernaar te verzekeren dat hun specifieke doelstellingen duidelijk uiteengezet zijn in de gedragscodes, dat daarin kernprestatie-indicatoren zijn opgenomen om de verwezenlijking van deze doelstellingen te meten en terdege rekening wordt gehouden met de behoeften en belangen van alle belanghebbenden, en met name burgers, op het niveau van de Unie. De Commissie en de digitaledienstenraad streven er ook naar te verzekeren dat deelnemers regelmatig rapporteren aan de Commissie en aan hun respectieve digitaledienstencoördinatoren van de plaats van vestiging over alle genomen maatregelen en de resultaten ervan, ten opzichte van de kernprestatie-indicatoren die zij bevatten. In de kernprestatie-indicatoren en de rapportageverplichtingen wordt rekening gehouden met de verschillen in omvang en capaciteit tussen de verschillende deelnemers.

4.   De Commissie en de digitaledienstenraad beoordelen of de gedragscodes voldoen aan de in de leden 1 en 3 beschreven doelen, houden regelmatig toezicht op en beoordelen het behalen van hun doelstellingen, rekening houdend met de kernprestatie-indicatoren die zij kunnen bevatten. Zij maken hun conclusies bekend.

De Commissie en de digitaledienstenraad bevorderen en vergemakkelijken ook dat de gedragscodes regelmatig worden geëvalueerd en aangepast.

In geval van systematische niet-naleving van de gedragscodes kunnen de Commissie en de digitaledienstenraad de ondertekenaars van de gedragscodes verzoeken de nodige maatregelen te nemen.

Artikel 46

Gedragscodes voor onlinereclame

1.   De Commissie stimuleert en vergemakkelijkt de opstelling van vrijwillige gedragscodes op Unieniveau door aanbieders van onlineplatforms en andere relevante dienstaanbieders, zoals aanbieders van tussenhandeldiensten voor onlinereclame, andere actoren die betrokken zijn bij de waardeketen voor programmatisch adverteren of organisaties die afnemers van de dienst vertegenwoordigen en organisaties van het maatschappelijk middenveld of relevante instanties, om bij te dragen tot meer transparantie voor actoren in de waardeketen van onlinereclame boven de vereisten van de artikelen 26 en 39.

2.   De Commissie streeft ernaar ervoor te zorgen dat de gedragscodes leiden tot een doeltreffende doorgifte van informatie, met volledige naleving van de rechten en belangen van alle betrokkenen, alsook tot een concurrerende, transparante en eerlijke onlinereclameomgeving, overeenkomstig het Unie- en het nationale recht met name inzake de mededinging en de bescherming van de privacy en van persoonsgegevens. De Commissie streeft ernaar ervoor te zorgen dat in de gedragscodes ten minste het volgende wordt vermeld:

a)

de doorgifte van informatie waarover aanbieders van onlinereclametussenhandeldiensten beschikken aan afnemers van de dienst met betrekking tot de in artikel 26, lid 1, punten b), c) en d), vastgestelde vereisten;

b)

de doorgifte van informatie waarover aanbieders van onlinereclametussenhandeldiensten beschikken aan de registers krachtens artikel 39;

c)

zinvolle informatie over de tegeldemaking van gegevens.

3.   De Commissie stimuleert de opstelling van de gedragscodes uiterlijk op 18 februari 2025 en de toepassing ervan uiterlijk op 18 augustus 2025.

4.   De Commissie spoort alle actoren in de in lid 1 bedoelde waardeketen van onlinereclame aan om de in de gedragscode vermelde verbintenissen te onderschrijven en na te leven.

Artikel 47

Gedragscodes voor toegankelijkheid

1.   De Commissie stimuleert en vergemakkelijkt de opstelling van gedragscodes op Unieniveau met de betrokkenheid van aanbieders van onlineplatforms en andere relevante dienstaanbieders, organisaties die afnemers van de dienst vertegenwoordigen en organisaties van het maatschappelijk middenveld of bevoegde autoriteiten om volledige en effectieve participatie op voet van gelijkheid te bevorderen, door te zorgen voor betere toegang tot onlinediensten die door hun oorspronkelijke vormgeving of latere aanpassing tegemoetkomen aan de specifieke behoeften van personen met een handicap.

2.   De Commissie streeft ernaar te verzekeren dat de gedragscodes tot doel hebben de toegankelijkheid van die diensten te waarborgen, in overeenstemming met het Unierecht en het nationale recht, om het voorspelbare gebruik ervan door personen met een handicap zoveel mogelijk te bevorderen. De Commissie streeft ernaar te verzekeren dat in de gedragscodes ten minste de volgende doelstellingen aan de orde komen:

a)

diensten zodanig ontwerpen en aanpassen dat ze toegankelijk zijn voor personen met een handicap door ze waarneembaar, bedienbaar, begrijpelijk en robuust te maken;

b)

uitleggen hoe de diensten aan de toepasselijke toegankelijkheidsvoorschriften voldoen en deze informatie ter beschikking stellen van het publiek in een vorm die toegankelijk is voor personen met een handicap;

c)

informatie, formulieren en maatregelen krachtens deze verordening zodanig beschikbaar stellen dat zij gemakkelijk te vinden, te begrijpen en toegankelijk zijn voor personen met een handicap.

3.   De Commissie stimuleert de opstelling van de gedragscode uiterlijk op 18 februari 2025 en de toepassing daarvan uiterlijk op 18 augustus 2025.

Artikel 48

Crisisprotocollen

1.   De digitaledienstenraad kan aanbevelen dat de Commissie begint met de opstelling, overeenkomstig de leden 2, 3 en 4, van vrijwillige crisisprotocollen voor de aanpak van crisissituaties. Die situaties zijn strikt beperkt tot uitzonderlijke omstandigheden die de openbare veiligheid of de volksgezondheid aantasten.

2.   De Commissie stimuleert en vergemakkelijkt de aanbieders van zeer grote onlineplatforms, van zeer grote onlinezoekmachines en, waar nodig, de aanbieders van andere onlineplatforms of van andere onlinezoekmachines om mee te werken aan het opstellen, testen en toepassen van die crisisprotocollen. De Commissie beoogt ervoor te zorgen dat die crisisprotocollen een of meer van de volgende maatregelen omvatten:

a)

het prominent weergeven van informatie over de crisissituatie die is verstrekt door de lidstatelijke autoriteiten of op Unieniveau, of door andere betrokken betrouwbare organen afhankelijk van de context van de crisis;

b)

ervoor zorgen dat de aanbieder van tussenhandeldiensten een specifiek contactpunt aanwijst voor crisisbeheer; in voorkomend geval kan dit het in artikel 11 bedoelde elektronische contactpunt zijn of, in het geval van aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines, de in artikel 41 bedoelde compliancefunctionaris;

c)

waar van toepassing, het aanpassen van de middelen die worden toegekend voor naleving van de in de artikelen 16, 20, 22, 23 en 35 uiteengezette verplichtingen aan de behoeften die door de crisissituatie zijn ontstaan.

3.   De Commissie betrekt, waar nodig, de lidstatelijke autoriteiten en eventueel ook organen, bureaus en agentschappen van de Unie bij het opstellen en testen van en het toezicht houden op de toepassing van de crisisprotocollen. Waar noodzakelijk en passend kan de Commissie ook organisaties van het maatschappelijk middenveld of andere relevante organisaties betrekken bij het opstellen van de crisisprotocollen.

4.   De Commissie streeft ernaar te verzekeren dat in de crisisprotocollen al het volgende duidelijk is vastgesteld:

a)

de specifieke parameters om te bepalen waaruit de specifieke uitzonderlijke omstandigheid bestaat die men met het crisisprotocol wil aanpakken en de doelstellingen die hiermee worden nagestreefd;

b)

de rol van elk van de deelnemers en de maatregelen die zij moeten invoeren ter voorbereiding en zodra het crisisprotocol is geactiveerd;

c)

een duidelijke procedure om te bepalen wanneer het crisisprotocol moet worden geactiveerd;

d)

een duidelijke procedure om de periode te bepalen waarbinnen de te nemen maatregelen moeten worden genomen zodra het crisisprotocol is geactiveerd; deze periode is strikt beperkt tot wat nodig is om de betrokken specifieke buitengewone omstandigheden aan te pakken;

e)

vrijwaringsmaatregelen om eventuele negatieve effecten op de uitoefening van de in het Handvest verankerde grondrechten, met name de vrijheid van meningsuiting en van informatie en het recht op non-discriminatie, aan te pakken;

f)

een proces om openbaar verslag uit te brengen over genomen maatregelen, de duur en de resultaten ervan, bij beëindiging van de crisissituatie.

5.   Indien de Commissie van mening is dat een crisisprotocol de crisissituatie niet doeltreffend aanpakt, of om de uitoefening van grondrechten als bedoeld in lid 4, punt e), te vrijwaren, vraagt zij de deelnemers het crisisprotocol te herzien, onder meer door bijkomende maatregelen te nemen.

HOOFDSTUK IV

UITVOERING, SAMENWERKING, SANCTIES EN HANDHAVING

AFDELING 1

Bevoegde autoriteiten en nationale digitaledienstencoördinatoren

Artikel 49

Bevoegde autoriteiten en digitaledienstencoördinatoren

1.   De lidstaten duiden een of meer bevoegde autoriteiten aan als verantwoordelijke voor het toezicht op aanbieders van tussenhandeldiensten en de uitvoering van deze verordening (“bevoegde autoriteiten”).

2.   De lidstaten duiden een van de bevoegde autoriteiten aan als hun digitaledienstencoördinator. De digitaledienstencoördinator is verantwoordelijk voor alle kwesties die verband houden met het toezicht op en de handhaving van deze verordening in die lidstaat, tenzij de betrokken lidstaat bepaalde specifieke taken of sectoren aan andere bevoegde autoriteiten heeft toegewezen. De digitaledienstencoördinator is in elk geval verantwoordelijk voor de coördinatie op nationaal niveau in verband met deze kwesties en voor het bijdragen tot het doeltreffend en consistent toezicht houden op en handhaven van deze verordening binnen de hele Unie.

Hiertoe werken digitaledienstencoördinatoren samen met elkaar, met andere nationale bevoegde autoriteiten, met de digitaledienstenraad en met de Commissie, zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid voor de lidstaten om te voorzien in samenwerkingsmechanismen en regelmatige gedachtewisselingen tussen de digitaledienstencoördinator en andere nationale autoriteiten indien dit relevant is voor de uitvoering van hun respectieve taken.

Indien een lidstaat naast de digitaledienstencoördinator één of meer bevoegde autoriteiten aanwijst, moet hij ervoor zorgen dat de respectieve taken van die autoriteiten en van de digitaledienstencoördinator duidelijk gedefinieerd zijn en dat zij nauw en doeltreffend samenwerken bij de uitvoering van hun taken.

3.   De lidstaten duiden de digitaledienstencoördinatoren aan uiterlijk op 17 februari 2024.

De lidstaten delen de naam van hun bevoegde autoriteit die is aangeduid als digitaledienstencoördinator alsook informatie over hoe deze kan worden bereikt, mee aan de Commissie en de digitaledienstenraad. De betrokken lidstaat deelt de naam en de respectieve taken van de andere bevoegde autoriteiten als bedoeld in lid 2 mee aan de Commissie en de digitaledienstenraad.

4.   De in de artikelen 50, 51 en 56 bis uiteengezette bepalingen die gelden voor digitaledienstencoördinatoren zijn ook van toepassing op eventuele andere bevoegde autoriteiten die de lidstaten krachtens lid 1 van dit artikel aanwijzen.

Artikel 50

Vereisten voor digitaledienstencoördinatoren

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat hun digitaledienstencoördinatoren hun taken uit hoofde van deze verordening op een onpartijdige, transparante en tijdige wijze uitvoeren. De lidstaten zorgen ervoor dat hun digitaledienstencoördinatoren over alle nodige middelen beschikken om hun taken uit te voeren, met inbegrip van toereikende technische, financiële en personele middelen om adequaat toezicht uit te oefenen op alle aanbieders van tussenhandeldiensten die onder hun bevoegdheid vallen. Elke lidstaat zorgt ervoor dat zijn digitaledienstencoördinator voldoende autonomie heeft bij het beheer van zijn begroting binnen de algemene grenzen van de begroting, teneinde de onafhankelijkheid van de digitaledienstencoördinator niet in het gedrang te brengen.

2.   Bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden overeenkomstig deze verordening handelen de digitaledienstencoördinatoren volledig onafhankelijk. Zij blijven vrij van eender welke directe dan wel indirecte externe invloed en vragen of aanvaarden geen instructies van enige andere overheidsinstantie of particulier.

3.   Lid 2 van dit artikel doet geen afbreuk aan de taken van digitaledienstencoördinatoren binnen het systeem van toezicht en handhaving waarin deze verordening voorziet, noch aan de samenwerking met andere bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 49, lid 2. Lid 2 van dit artikel vormt geen beletsel voor de uitoefening van rechterlijke toetsing, noch voor evenredige verantwoordingsverplichtingen met betrekking tot de algemene activiteiten van de digitaledienstencoördinatoren, zoals financiële uitgaven of rapportering aan de nationale parlementen, voor zover die vereisten geen afbreuk doen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening.

Artikel 51

Bevoegdheden van digitaledienstencoördinatoren

1.   Indien dit nodig is om hun taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, beschikken digitaledienstencoördinatoren over de volgende onderzoeksbevoegdheden met betrekking tot het gedrag van aanbieders van tussenhandeldiensten die onder de bevoegdheid van hun lidstaat vallen:

a)

de bevoegdheid om van deze aanbieders, alsook van andere personen die handelen voor met hun handel, bedrijf, ambacht of beroep verband houdende doeleinden en die redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van informatie die verband houdt met een vermeende inbreuk op deze verordening, met inbegrip van organisaties die de in artikel 37 en artikel 75, lid 2, bedoelde controles uitvoeren, te verzoeken om die informatie onverwijld te verstrekken;

b)

de bevoegdheid om inspecties uit te voeren, of om een gerechtelijke autoriteit in hun lidstaat te verzoeken inspecties te gelasten, in gebouwen die deze aanbieders of personen gebruiken voor met hun handel, bedrijf, ambacht of beroep verband houdende doeleinden, of om andere openbare instanties te vragen dit te doen, teneinde informatie met betrekking tot een vermeende inbreuk in enige vorm te onderzoeken, in beslag te nemen, te kopiëren of er kopieën van te krijgen, ongeacht het opslagmedium;

c)

de bevoegdheid om werknemers of vertegenwoordigers van die aanbieders of personen te vragen uitleg te geven bij informatie die verband houdt met een vermeende inbreuk en om de antwoorden met hun toestemming met technische middelen vast te leggen.

2.   Indien dit nodig is om hun taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, beschikken digitaledienstencoördinatoren over de volgende handhavingsbevoegdheden met betrekking tot aanbieders van tussenhandeldiensten die onder de bevoegdheid van hun lidstaat vallen:

a)

de bevoegdheid om de door die aanbieders gedane toezeggingen in verband met hun naleving van deze verordening te aanvaarden en om deze toezeggingen verbindend te maken;

b)

de bevoegdheid om de stopzetting van inbreuken te bevelen en, waar passend, remedies op te leggen die in verhouding staan tot de inbreuk en die noodzakelijk zijn om de inbreuk daadwerkelijk te beëindigen, of een gerechtelijke autoriteit in hun lidstaat te verzoeken dit te doen;

c)

de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 52 geldboeten op te leggen, of een gerechtelijke autoriteit in hun lidstaat te verzoeken dit te doen, wegens niet-naleving van deze verordening, onder meer van de krachtens lid 1 van dit artikel uitgevaardigde onderzoeksbevelen;

d)

de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 52 een dwangsom op te leggen, of een gerechtelijke autoriteit in hun lidstaat te verzoeken dit te doen, om ervoor te zorgen dat een inbreuk wordt beëindigd in overeenstemming met een krachtens punt b) van deze alinea uitgevaardigd bevel of wegens niet-naleving van de krachtens lid 1 van dit artikel uitgevaardigde onderzoeksbevelen;

e)

de bevoegdheid om voorlopige maatregelen te nemen of om de bevoegde nationale gerechtelijke autoriteit in hun lidstaat te verzoeken dit te doen, teneinde het gevaar van ernstige schade te voorkomen.

Wat de punten c) en d) van de eerste alinea betreft, hebben de digitaledienstencoördinatoren de in deze punten vermelde handhavingsbevoegdheden ook ten opzichte van de andere in lid 1 genoemde personen voor niet-naleving van een van de bevelen die hen krachtens dat lid zijn gegeven. Zij oefenen deze handhavingsbevoegdheden pas uit nadat zij deze andere personen tijdelijk alle relevante informatie met betrekking tot die bevelen hebben bezorgd, waaronder de toepasselijke termijn, de boeten of dwangsommen die kunnen worden opgelegd voor niet-naleving en de verhaalmogelijkheden.

3.   Indien dit nodig is voor de uitvoering van hun taken uit hoofde van deze verordening, hebben digitaledienstencoördinatoren, ten aanzien van aanbieders van tussenhandeldiensten die onder de bevoegdheid van hun lidstaat vallen, wanneer alle andere bevoegdheden krachtens dit artikel om de inbreuk te beëindigen zijn uitgeput en de inbreuk niet is verholpen of blijft bestaan en ernstige schade veroorzaakt die niet kan worden vermeden door de uitoefening van andere bevoegdheden die beschikbaar zijn uit hoofde van het Unierecht of het nationale recht, de bevoegdheid om de volgende maatregelen te nemen:

a)

van het leidinggevende orgaan van die aanbieders, onverwijld, eisen dat zij de situatie onderzoeken, een actieplan vaststellen en indienen met de nodige maatregelen om de inbreuk te beëindigen, ervoor zorgen dat de aanbieder die maatregelen neemt en rapporteren over de genomen maatregelen;

b)

indien de digitaledienstencoördinator van mening is dat een aanbieder van tussenhandeldiensten de vereisten van punt a) niet voldoende heeft nageleefd, dat de inbreuk niet is verholpen of blijft bestaan en ernstige schade veroorzaakt, en dat die inbreuk neerkomt op een strafbaar feit waarbij het leven of de veiligheid van personen wordt bedreigd, de bevoegde gerechtelijke autoriteit van zijn lidstaat verzoeken de toegang van afnemers van de bij de inbreuk betrokken dienst of, uitsluitend indien dit technisch niet haalbaar is, de toegang tot de online-interface van de aanbieder van tussenhandeldiensten waarop de inbreuk plaatsvindt, tijdelijk te beperken.

Behalve wanneer hij handelt op verzoek van de Commissie als bedoeld in artikel 82, verzoekt de digitaledienstencoördinator alvorens het in punt b) van dit lid bedoelde verzoek in te dienen, belanghebbenden om schriftelijke opmerkingen in te dienen binnen een termijn van ten minste twee weken, waarin hij beschrijft welke maatregelen hij wil opleggen en wie de geadresseerde of geadresseerden van die maatregelen is of zijn. De aanbieder van tussenhandeldiensten, de bedoelde geadresseerde of geadresseerden en eventuele derden met een legitiem belang mogen aan de procedures voor de bevoegde gerechtelijke autoriteit deelnemen. Opgelegde maatregelen staan in verhouding tot de aard, de ernst, de herhaling en de duur van de inbreuk, zonder onnodige beperking van toegang tot wettelijke informatie door afnemers van de betrokken dienst.

De toegangsbeperking geldt voor een periode van vier weken, onder voorbehoud van de mogelijkheid voor de bevoegde gerechtelijke autoriteit om in haar bevel de digitaledienstencoördinator toe te staan die termijn met even lange termijnen te verlengen, met een maximaal aantal verlengingen zoals bepaald door die gerechtelijke autoriteit. De digitaledienstencoördinator mag de termijn uitsluitend verlengen wanneer hij, rekening houdend met de rechten en belangen van alle partijen die door die beperking zijn getroffen en met alle relevante omstandigheden, met inbegrip van informatie die is verstrekt door de aanbieder van tussenhandeldiensten, door de geadresseerde of geadresseerden of door een derde met een legitiem belang, van mening is dat aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de aanbieder van tussenhandeldiensten heeft nagelaten de nodige maatregelen te nemen om de inbreuk te beëindigen;

b)

de tijdelijke beperking beperkt de toegang tot wettige informatie door afnemers van de dienst niet onnodig, rekening houdend met het aantal getroffen afnemers en met de vraag of er geschikte en gemakkelijk toegankelijke alternatieven zijn.

Indien de digitaledienstencoördinator van mening is dat aan de voorwaarden van de punten a) en b) van de derde alinea is voldaan maar hij de termijn krachtens de derde alinea niet verder kan verlengen, dient hij een nieuw verzoek in bij de bevoegde gerechtelijke autoriteit als bedoeld in punt b) van de eerste alinea.

4.   De in de leden 1, 2 en 3 genoemde bevoegdheden gelden onverminderd afdeling 3.

5.   De maatregelen die de digitaledienstencoördinatoren hebben genomen bij de uitoefening van hun bevoegdheden zoals vermeld in de leden 1, 2 en 3, zijn doeltreffend, ontradend en evenredig, met name rekening houdend met de aard, de ernst, de herhaling en de duur van de inbreuk of vermeende inbreuk waarop deze maatregelen betrekking hebben, alsook met de economische, technische en operationele capaciteit van de betrokken aanbieder van tussenhandeldiensten, indien van toepassing.

6.   De lidstaten leggen specifieke regels en procedures vast voor de uitoefening van de bevoegdheden krachtens de leden 1, 2 en 3 en zorgen ervoor dat elke uitoefening van die bevoegdheden onderworpen is aan gepaste vrijwaringsmaatregelen die zijn vastgelegd in het toepasselijke nationale recht, met inachtneming van het Handvest en met de algemene beginselen van het Unierecht. Deze maatregelen worden met name alleen genomen overeenkomstig het recht op eerbiediging van het privéleven en de rechten van verdediging, waaronder het recht om te worden gehoord en het recht op toegang tot het dossier, en zijn onderworpen aan een doeltreffende voorziening in rechte van alle betrokkenen.

Artikel 52

Sancties

1.   De lidstaten voorzien in de voorschriften inzake de sancties die gelden voor inbreuken op deze verordening door binnen hun bevoegdheid vallende aanbieders van tussenhandeldiensten en nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de sancties in overeenstemming met artikel 51 worden toegepast.

2.   De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten stellen de Commissie van die voorschriften en maatregelen in kennis en stellen haar onverwijld in kennis van alle latere wijzigingen daarvan.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat het maximumbedrag van de geldboeten die kunnen worden opgelegd wegens niet-naleving van een verplichting die in deze verordening is vastgelegd, 6 % bedraagt van de wereldwijde omzet van de betrokken aanbieder van de tussenhandeldiensten in het voorgaande boekjaar. De lidstaten zorgen ervoor dat het maximumbedrag van de geldboete die kan worden opgelegd wegens het verstrekken van onjuiste, onvolledige of misleidende informatie, het niet beantwoorden of niet corrigeren van onjuiste, onvolledige of misleidende informatie en het niet onderwerpen aan een inspectie 1 % bedraagt van de inkomsten of de wereldwijde omzet van de aanbieder van de tussenhandeldiensten of de betrokken persoon in het voorgaande boekjaar.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat het maximumbedrag van een dwangsom per dag 5 % bedraagt van de gemiddelde dagelijkse wereldwijde omzet of inkomsten van de betrokken aanbieder van tussenhandeldiensten in het voorgaande boekjaar, berekend vanaf de in het desbetreffende besluit vermelde datum.

Artikel 53

Het recht om een klacht in te dienen

Afnemers van de dienst, alsmede alle organen, organisaties of verenigingen die gemachtigd zijn om namens hen de door deze verordening verleende rechten uit te oefenen, hebben het recht om een klacht in te dienen tegen aanbieders van tussenhandeldiensten wegens vermeende inbreuk op deze verordening bij de digitaledienstencoördinator van de lidstaat waar de afnemer van de dienst zich bevindt of gevestigd is. De digitaledienstencoördinator beoordeelt de klacht en stuurt deze, waar passend, door naar de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging, samen met een advies indien dit passend wordt geacht. Indien de klacht onder de verantwoordelijkheid van een andere bevoegde autoriteit in haar lidstaat valt, stuurt de digitaledienstencoördinator die de klacht ontvangt, deze door naar die autoriteit. Tijdens deze procedure hebben beide partijen het recht om te worden gehoord en passende informatie te ontvangen over de stand van zaken in verband met de klacht, in overeenstemming met het nationaal recht.

Artikel 54

Schadevergoeding

Op grond van het Unierecht en het nationale recht hebben afnemers van de dienst het recht om aanbieders van tussenhandeldiensten te verzoeken om schadevergoeding voor alle schade of verliezen geleden als gevolg van een schending door die aanbieders van tussenhandeldiensten van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening.

Artikel 55

Activiteitenverslagen

1.   Digitaledienstencoördinatoren stellen jaarverslagen op over hun activiteiten uit hoofde van deze verordening, met daarin onder meer het aantal krachtens artikel 53 ontvangen klachten en een overzicht van het daaraan gegeven gevolg. De digitaledienstencoördinatoren stellen de jaarverslagen in een machineleesbaar formaat ter beschikking van het publiek, met inachtneming van de toepasselijke regels inzake vertrouwelijke informatie krachtens artikel 84, en delen deze mee aan de Commissie en de raad.

2.   Het jaarverslag bevat daarnaast de volgende gegevens:

a)

het aantal en het onderwerp van de bevelen om op te treden tegen illegale inhoud en de bevelen om informatie te verstrekken die zijn uitgevaardigd in overeenstemming met de artikelen 9 en 10 door een nationale gerechtelijke of administratieve autoriteit van de lidstaat van de betrokken digitaledienstencoördinator;

b)

de gevolgen die aan deze bevelen zijn gegeven, zoals meegedeeld aan de digitaledienstencoördinator krachtens de artikelen 9 en 10.

3.   Indien een lidstaat krachtens artikel 49 meerdere bevoegde autoriteiten heeft aangewezen, zorgt hij ervoor dat de digitaledienstencoördinator één verslag opstelt over de activiteiten van alle bevoegde autoriteiten en dat de digitaledienstencoördinator van de andere betrokken bevoegde autoriteiten alle relevante informatie en ondersteuning ontvangt die daarvoor nodig is.

AFDELING 2

Bevoegdheden, gecoördineerd onderzoek en consistentiemechanismen

Artikel 56

Bevoegdheden

1.   De lidstaat waarin de hoofdvestiging van de aanbieder van tussenhandeldiensten is gevestigd, is exclusief bevoegd voor het toezicht op en de handhaving van deze verordening, met uitzondering van de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde bevoegdheden.

2.   De Commissie is exclusief bevoegd voor het toezicht op en de handhaving van afdeling 5 van hoofdstuk III vervatte verplichtingen.

3.   De Commissie is bevoegd voor het toezicht op en de handhaving van de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen, met uitzondering van die van afdeling 5 van hoofdstuk III, ten aanzien van aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines.

4.   Wanneer de Commissie geen procedure voor dezelfde inbreuk heeft ingeleid, is de lidstaat waar de hoofdvestiging van een aanbieder van een zeer groot onlineplatform of van een zeer grote onlinezoekmachine zich bevindt ten aanzien van die aanbieders bevoegd voor het toezicht op en de handhaving van de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen, met uitzondering van die van afdeling 5 van hoofdstuk III.

5.   De lidstaten en de Commissie werken nauw samen bij het toezicht op en de handhaving van de bepalingen van deze verordening.

6.   Indien een aanbieder van tussenhandeldiensten geen vestiging in de Unie heeft, is de lidstaat waar zijn wettelijke vertegenwoordiger verblijft of is gevestigd dan wel de Commissie, naargelang het geval, overeenkomstig lid 1 en lid 4 van dit artikel bevoegd voor het toezicht op en de handhaving van de desbetreffende uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen.

7.   Indien een aanbieder van tussenhandeldiensten geen wettelijke vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 13 aanduidt, beschikken alle lidstaten en, in het geval van een aanbieder van een zeer groot onlineplatform of van een zeer grote onlinezoekmachine, de Commissie, over de bevoegdheid tot toezicht en handhaving overeenkomstig dit artikel.

Indien een digitaledienstencoördinator voornemens is zijn bevoegdheden uit hoofde van dit lid uit te oefenen, stelt hij alle andere digitaledienstencoördinatoren en de Commissie hiervan in kennis en zorgt hij ervoor dat de toepasselijke waarborgen waarin het Handvest voorziet, in acht worden genomen, met name om te voorkomen dat hetzelfde gedrag meer dan één keer wordt bestraft met betrekking tot de schending van de in deze verordening vastgelegde verplichtingen. Indien de Commissie voornemens is haar bevoegdheden uit hoofde van dit lid uit te oefenen, stelt zij alle andere digitaledienstencoördinatoren in kennis van dat voornemen. Na de kennisgeving krachtens dit lid leiden andere lidstaten geen procedure in voor dezelfde inbreuk als die welke in de kennisgeving wordt genoemd.

Artikel 57

Wederzijdse bijstand

1.   De digitaledienstencoördinatoren en de Commissie werken nauw samen en verstrekken elkaar wederzijdse bijstand teneinde deze verordening op een consistente en efficiënte wijze toe te passen. Wederzijdse bijstand bestaat met name in, onder meer, informatie-uitwisseling overeenkomstig dit artikel en in de verplichting van de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging om alle digitaledienstencoördinatoren van de plaats van bestemming, de digitaledienstenraad en de Commissie in kennis te stellen van de instelling van een onderzoek en het voornemen om een definitief besluit, met inbegrip van de beoordeling ervan, te nemen ten aanzien van een specifieke aanbieder van tussenhandeldiensten.

2.   Indien dit nodig is voor een onderzoek kan de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging andere digitaledienstencoördinatoren verzoeken de specifieke informatie over een specifieke aanbieder van tussenhandeldiensten te verstrekken waarover zij beschikken, of hun onderzoeksbevoegdheden overeenkomstig artikel 51, lid 1, uit te oefenen met betrekking tot specifieke informatie die zich in hun lidstaat bevindt. Waar passend kan de digitaledienstencoördinator die het verzoek ontvangt daarbij andere bevoegde autoriteiten of andere overheidsinstellingen van de betrokken lidstaat betrekken.

3.   De digitaledienstencoördinator die een verzoek overeenkomstig lid 2 ontvangt, geeft gevolg aan een dergelijk verzoek en stelt de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging onverwijld en niet later dan twee maanden na ontvangst van het verzoek in kennis van de ondernomen actie, tenzij:

a)

de reikwijdte of het voorwerp van het verzoek onvoldoende is beschreven, niet gerechtvaardigd of niet evenredig is ten aanzien van de onderzoeksdoelen; of

b)

noch de aangezochte digitaledienstencoördinator, noch andere bevoegde autoriteiten of overheidsinstanties van die lidstaat over de aangevraagde informatie beschikken of daar toegang toe kunnen krijgen; of

c)

niet aan het verzoek kan worden voldaan zonder inbreuk te maken op het Unierecht of het nationale recht.

De digitaledienstencoördinator die het verzoek ontvangt rechtvaardigt zijn weigering door binnen de in de eerste alinea vastgestelde termijn een met redenen omkleed antwoord in te dienen.

Artikel 58

Grensoverschrijdende samenwerking tussen digitaledienstencoördinatoren

1.   Tenzij de Commissie een onderzoek naar dezelfde vermeende inbreuk heeft ingesteld, kan een digitaledienstencoördinator van de plaats van bestemming die redenen heeft om te vermoeden dat een aanbieder van een tussenhandeldienst deze verordening heeft geschonden op een manier die negatieve gevolgen heeft voor de afnemers van de dienst in de lidstaat van die digitaledienstencoördinator, de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging verzoeken de zaak te beoordelen en de nodige onderzoeks- en handhavingsmaatregelen te nemen om de naleving van deze verordening te waarborgen.

2.   Tenzij de Commissie een onderzoek naar dezelfde vermeende inbreuk heeft ingesteld en op verzoek van ten minste drie digitaledienstencoördinatoren van de plaats van bestemming die redenen hebben om te vermoeden dat een bepaalde aanbieder van tussenhandeldiensten deze verordening heeft geschonden op een wijze die negatieve gevolgen heeft voor afnemers van de dienst in hun lidstaten, kan de digitaledienstenraad de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging verzoeken de zaak te beoordelen en de nodige onderzoeks- en handhavingsmaatregelen te nemen om de naleving van deze verordening te waarborgen.

3.   Een verzoek krachtens de leden 1 of 2 wordt naar behoren gemotiveerd en vermeldt ten minste:

a)

het contactpunt van de betrokken aanbieder van de tussenhandeldiensten, zoals bedoeld in artikel 11;

b)

een beschrijving van de relevante feiten, de betrokken bepalingen van deze verordening en de redenen waarom de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden, of de raad, vermoedt dat de aanbieder deze verordening heeft geschonden, met inbegrip van een beschrijving van de negatieve gevolgen van de vermeende inbreuk;

c)

alle andere informatie die de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden, of de raad, relevant acht, met inbegrip van, waar passend, informatie die op eigen initiatief is verzameld of suggesties voor specifieke onderzoeks- of handhavingsmaatregelen die moeten worden genomen, waaronder voorlopige maatregelen.

4.   De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging houdt zoveel mogelijk rekening met het verzoek krachtens lid 1 of lid 2 van dit artikel. Indien hij van mening is dat hij over onvoldoende informatie beschikt om gevolg te geven aan het verzoek en redenen heeft om aan te nemen dat de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden, of de raad, aanvullende informatie zou kunnen verstrekken, kan de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging om deze informatie verzoeken overeenkomstig artikel 57, dan wel een gezamenlijk onderzoek starten krachtens artikel 60, lid 1, waarbij ten minste de verzoekende digitaledienstencoördinator wordt betrokken. De in lid 5 van dit artikel vastgelegde termijn wordt geschorst totdat deze aanvullende informatie is verstrekt of totdat de uitnodiging om deel te nemen aan het gezamenlijke onderzoek wordt geweigerd.

5.   De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging deelt, onverwijld en in elk geval niet later dan twee maanden na ontvangst van het verzoek krachtens de lid 1 of lid 2, de beoordeling van de vermeende inbreuk mee aan de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden en aan de raad, samen met een toelichting van eventuele onderzoeks- of handhavingsmaatregelen die in verband daarmee zijn genomen of overwogen om de naleving van deze verordening te waarborgen.

Artikel 59

Verwijzing naar de Commissie

1.   Bij gebreke van een mededeling binnen de in artikel 58, lid 5, vastgestelde termijn of indien de digitaledienstenraad het niet eens is met de beoordeling of de krachtens artikel 58, lid 5, genomen of overwogen maatregelen dan wel in de in artikel 60, lid 3, bedoelde gevallen, kan de digitaledienstenraad de zaak te verwijzen naar de Commissie en alle relevante informatie verstrekken. Die informatie omvat ten minste het verzoek dat of de aanbeveling die naar de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging is gestuurd, de beoordeling ervan door die digitaledienstencoördinator, de redenen van het meningsverschil en alle aanvullende informatie ter ondersteuning van de verwijzing.

2.   De Commissie beoordeelt de zaak binnen twee maanden na de verwijzing van de zaak krachtens lid 1, na raadpleging van de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging.

3.   Indien de Commissie krachtens lid 2 van dit artikel van mening is dat de beoordeling of de krachtens artikel 58, lid 5, genomen of overwogen onderzoeks- of handhavingsmaatregelen niet volstaan om de doeltreffende handhaving ervan te waarborgen of anderszins onverenigbaar zijn met deze verordening, stelt zij de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging en de digitaledienstenraad in kennis van haar standpunt en verzoekt zij de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging de zaak te herzien.

De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging neemt de nodige onderzoeks- of handhavingsmaatregelen om de naleving van deze verordening te waarborgen, en houdt daarbij zoveel mogelijk rekening met het standpunt en het verzoek om herziening van de Commissie. De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging stelt de Commissie en de verzoekende digitaledienstencoördinator of de digitaledienstenraad die actie heeft ondernomen krachtens artikel 58, lid 1, of lid 2, in kennis van de maatregelen die binnen twee maanden na dat verzoek om herziening zijn genomen.

Artikel 60

Gezamenlijke onderzoeken

1.   De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging kan gezamenlijke onderzoeken starten en leiden, met deelname van een of meer andere betrokken digitaledienstencoördinatoren:

a)

op eigen initiatief, om een vermeende inbreuk op deze verordening door een bepaalde aanbieder van tussenhandeldiensten in verscheidene lidstaten te onderzoeken; of

b)

op aanbeveling van de digitaledienstenraad naar aanleiding van een verzoek van ten minste drie digitaledienstencoördinatoren die op basis van een redelijk vermoeden beweren dat een bepaalde aanbieder van tussenhandeldiensten een inbreuk heeft begaan die nadelige gevolgen heeft voor afnemers van de dienst in hun lidstaten.

2.   Een digitaledienstencoördinator die aantoont een legitiem belang te hebben bij deelname aan een gezamenlijk onderzoek krachtens lid 1, kan daarom verzoeken. Het gezamenlijk onderzoek wordt afgesloten binnen drie maanden na de instelling ervan, tenzij anders overeengekomen tussen de deelnemers.

De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging deelt zijn voorlopige standpunt over de vermeende inbreuk uiterlijk een maand na afloop van de in de eerste alinea bedoelde termijn mee aan alle digitaledienstencoördinatoren, de Commissie en de raad. In zijn voorlopige standpunt houdt hij rekening met de inzichten van alle overige digitaledienstencoördinatoren die aan het gezamenlijke onderzoek hebben deelgenomen. Indien van toepassing bevat het voorlopige standpunt tevens de overwogen handhavingsmaatregelen.

3.   De digitaledienstenraad kan de zaak verwijzen naar de Commissie krachtens artikel 59, indien:

a)

de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging zijn voorlopige standpunt niet binnen de in lid 2 vastgelegde termijn heeft meegedeeld;

b)

de digitaledienstenraad het wezenlijk oneens is met het door de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging meegedeelde voorlopig standpunt; of

c)

de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging niet onverwijld na de aanbeveling van de digitaledienstenraad krachtens lid 1, punt b een gezamenlijk onderzoek heeft gestart.

4.   Tijdens het gezamenlijke onderzoek werken de digitaledienstencoördinatoren te goeder trouw samen, en houden zij waar van toepassing rekening met de aanwijzingen van de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging en de aanbeveling van de raad. De digitaledienstencoördinatoren van de plaats van bestemming die deelnemen aan het gezamenlijk onderzoek kunnen, op verzoek of na raadpleging van de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging, hun in artikel 51, lid 1, bedoelde onderzoeksbevoegdheden uitoefenen ten aanzien van de aanbieders van tussenhandeldiensten die betrokken zijn bij de vermeende inbreuk, wat betreft informatie en gebouwen die zich op hun grondgebied bevinden.

AFDELING 3

Europese Raad voor digitale diensten

Artikel 61

Europese Raad voor digitale diensten

1.   Een onafhankelijke adviesgroep van digitaledienstencoördinatoren wordt opgericht voor het toezicht op aanbieders van tussenhandeldiensten, genaamd de “Europese Raad voor digitale diensten” (de “digitaledienstenraad”).

2.   De digitaledienstenraad adviseert de digitaledienstencoördinatoren en de Commissie overeenkomstig deze verordening om de volgende doelstellingen te verwezenlijken:

a)

bijdragen aan de consistente toepassing van deze verordening en effectieve samenwerking tussen de digitaledienstencoördinatoren en de Commissie met betrekking tot onder deze verordening vallende aangelegenheden;

b)

het coördineren van en bijdragen aan de richtsnoeren en analyse van de Commissie en de digitaledienstencoördinatoren en andere bevoegde autoriteiten over opkomende kwesties op de interne markt met betrekking tot onder deze verordening vallende aangelegenheden;

c)

het bijstaan van de digitaledienstencoördinatoren en de Commissie bij het toezicht op zeer grote onlineplatforms.

Artikel 62

Structuur van de digitaledienstenraad

1.   De digitaledienstenraad is samengesteld uit de digitaledienstencoördinatoren, die worden vertegenwoordigd door hoge ambtenaren. Indien een of meer lidstaten geen digitaledienstencoördinator hebben aangesteld, is dit geen reden voor de digitaledienstenraad om zijn taken uit hoofde van deze verordening niet te kunnen uitvoeren. Indien het nationale recht hierin voorziet, kunnen andere bevoegde autoriteiten die naast de digitaledienstencoördinator met specifieke operationele verantwoordelijkheden voor de toepassing en handhaving van deze verordening zijn belast, deelnemen aan de raad. Andere nationale autoriteiten kunnen voor de bijeenkomsten worden uitgenodigd wanneer de besproken onderwerpen relevant zijn voor hen.

2.   De digitaledienstenraad wordt voorgezeten door de Commissie. De Commissie roept de vergaderingen bijeen en stelt de agenda op in overeenstemming met de taken van de digitaledienstenraad krachtens deze verordening conform het reglement van orde ervan. Indien de digitaledienstenraad wordt verzocht een aanbeveling krachtens deze verordening vast te stellen, stelt hij het verzoek onmiddellijk ter beschikking van de andere digitaledienstencoördinatoren via het in artikel 85 uiteengezette informatie-uitwisselingssysteem.

3.   Elke lidstaat heeft één stem. De Commissie heeft geen stemrecht.

De digitaledienstenraad stelt zijn besluiten vast bij gewone meerderheid. Bij de vaststelling van een aanbeveling voor de Commissie als bedoeld in artikel 36, lid 1, eerste alinea, stemt de digitaledienstenraad binnen 48 uur na het verzoek van de voorzitter van de raad.

4.   De Commissie biedt administratieve en analytische ondersteuning voor de activiteiten van de digitaledienstenraad krachtens deze verordening.

5.   De digitaledienstenraad kan deskundigen en waarnemers uitnodigen om zijn vergaderingen bij te wonen, en kan samenwerken met andere organen, bureaus, agentschappen en adviesgroepen van de Unie, en waar passend met externe deskundigen. De digitaledienstenraad maakt de resultaten van deze samenwerking openbaar.

6.   De digitaledienstenraad kan in voorkomend geval belanghebbenden raadplegen en maakt de resultaten van een dergelijke raadpleging openbaar.

7.   De digitaledienstenraad stelt zijn reglement van orde vast na goedkeuring door de Commissie.

Artikel 63

Taken van de digitaledienstenraad

1.   Wanneer dit noodzakelijk is om de in artikel 61, lid 2, uiteengezette doelstellingen te verwezenlijken, verricht de digitaledienstenraad met name de volgende taken:

a)

het ondersteunen van de coördinatie van gezamenlijke onderzoeken;

b)

het ondersteunen van de bevoegde autoriteiten bij de analyse van verslagen en resultaten van controles van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines, die krachtens deze verordening moeten worden doorgegeven;

c)

het overeenkomstig deze verordening uitbrengen van standpunten, aanbevelingen of adviezen aan digitaledienstencoördinatoren, met name rekening houdend met de vrijheid van aanbieders van tussenhandeldiensten om diensten aan te bieden;

d)

het adviseren van de Commissie over de in artikel 66 bedoelde maatregelen en het aannemen van adviezen betreffende zeer grote onlineplatforms of zeer grote onlinezoekmachines overeenkomstig deze verordening;

e)

het ondersteunen en bevorderen van de ontwikkeling en uitvoering van Europese normen, richtsnoeren, verslagen, sjablonen en gedragscodes, in nauwe samenwerking met de relevante belanghebbenden, zoals bepaald in deze verordening, onder meer door standpunten, aanbevelingen of adviezen uit te brengen over met artikel 44 verband houdende aangelegenheden, en het signaleren van opkomende kwesties met betrekking tot onder deze verordening vallende aangelegenheden.

2.   Digitaledienstencoördinatoren en, indien van toepassing, andere bevoegde autoriteiten die de aan hen gerichte adviezen, verzoeken of aanbevelingen die door de digitaledienstenraad zijn goedgekeurd, niet opvolgen, vermelden bij de rapportage krachtens deze verordening of bij het nemen van hun relevante besluiten, naargelang het geval, de redenen voor deze keuze, met inbegrip van een verklaring over de onderzoeken, acties en maatregelen die zij hebben uitgevoerd.

AFDELING 4

Toezicht, onderzoek, handhaving en monitoring met betrekking tot aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines

Artikel 64

Ontwikkelen van deskundigheid en capaciteiten

1.   De Commissie ontwikkelt, in samenwerking met de digitaledienstencoördinatoren en de raad, deskundigheid en capaciteiten op Unieniveau, onder meer door waar toepasselijk personeel uit de lidstaten te detacheren.

2.   Bovendien coördineert de Commissie, in samenwerking met de digitaledienstencoördinatoren en de raad, de beoordeling van systemische en opkomende kwesties in de hele Unie betreffende zeer grote onlineplatforms of zeer grote onlinezoekmachines die verband houden met onder deze verordening vallende aangelegenheden.

3.   De Commissie kan de digitaledienstencoördinator, de digitaledienstenraad en andere organen, bureaus en agentschappen van de Unie met relevante deskundigheid vragen de beoordeling van systemische en opkomende kwesties in de hele Unie uit hoofde van deze verordening te staven.

4.   De lidstaten werken samen met de Commissie, met name via hun respectieve digitaledienstencoördinatoren en, in voorkomend geval, via andere bevoegde autoriteiten, onder meer door hun deskundigheid en capaciteiten ter beschikking te stellen.

Artikel 65

Handhaving van verplichtingen van aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines

1.   Teneinde te kunnen onderzoeken of de in deze verordening vastgelegde verplichtingen worden nageleefd door aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines, kan de Commissie de in deze afdeling vastgelegde onderzoeksbevoegdheden uitoefenen, zelfs voordat zij een procedure krachtens artikel 66, lid 2, inleidt. Zij kan deze bevoegdheden uitoefenen op eigen initiatief dan wel naar aanleiding van een verzoek krachtens lid 2 van dit artikel.

2.   Wanneer een digitaledienstencoördinator een reden heeft om te vermoeden dat een aanbieder van een zeer groot onlineplatform of van een zeer grote onlinezoekmachine de bepalingen van afdeling 5 van hoofdstuk III, of systematisch eender welke bepalingen van deze verordening heeft geschonden op een wijze die ernstige gevolgen heeft voor de afnemers van de dienst in zijn lidstaat, kan hij bij de Commissie een verzoek indienen om de zaak te beoordelen via het in artikel 85 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem.

3.   Een verzoek krachtens lid 2 wordt naar behoren gemotiveerd en vermeldt ten minste:

a)

het contactpunt van de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine, zoals bedoeld in artikel 11;

b)

een beschrijving van de relevante feiten, de betrokken bepalingen van deze verordening en de redenen waarom de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden vermoedt dat de aanbieder van het zeer grote onlineplatforms of van de zeer grote onlinezoekmachine deze verordening heeft geschonden, met inbegrip van een beschrijving van de feiten waaruit blijkt dat de vermeende inbreuk van systemische aard is;

c)

alle overige informatie die de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden relevant acht, in voorkomend geval ook op eigen initiatief verzamelde informatie.

Artikel 66

De inleiding van procedures door de Commissie en samenwerking bij onderzoeken

1.   De Commissie kan een procedure inleiden met het oog op de mogelijke vaststelling van besluiten krachtens de artikelen 73 en 74 met betrekking tot het relevante gedrag van de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine die er door de Commissie van wordt verdacht inbreuk te hebben gemaakt op bepalingen van deze verordening.

2.   Indien de Commissie besluit een procedure krachtens lid 1 van dit artikel in te leiden, stelt zij alle digitaledienstencoördinatoren en de digitaledienstenraad via het in artikel 85 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem daarvan in kennis, alsook de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine.

De digitaledienstencoördinatoren verstrekken aan de Commissie, onverwijld nadat zij in kennis zijn gesteld van het inleiden van de procedure, alle informatie waarover zij beschikken over de aan de orde zijnde inbreuk.

De inleiding van een procedure door de Commissie krachtens lid 1 van dit artikel ontslaat de digitaledienstencoördinator of waar toepasselijk elke bevoegde autoriteit van zijn of haar bevoegdheid tot toezicht op en handhaving van deze verordening krachtens artikel 56, lid 4.

3.   Bij de uitoefening van haar onderzoeksbevoegdheden uit hoofde van deze verordening kan de Commissie verzoeken om de individuele of gezamenlijke steun van de bij de vermeende inbreuk betrokken digitaledienstencoördinatoren, met inbegrip van de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging. De digitaledienstencoördinator die een dergelijk verzoek heeft ontvangen en elke andere bevoegde autoriteit die er door de digitaledienstencoördinator bij betrokken is, werken loyaal en tijdig samen met de Commissie en hebben het recht om hun in artikel 51, lid 1, bedoelde onderzoeksbevoegdheden uit te oefenen ten aanzien van de betrokken aanbieder het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine, wat betreft informatie, personen en bedrijfsruimten die zich op het grondgebied van hun lidstaat bevinden en in overeenstemming met het verzoek.

4.   De Commissie verstrekt de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging en de digitaledienstenraad alle relevante informatie over de uitoefening van de in de artikelen 67 tot en met 72 bedoelde bevoegdheden, evenals haar voorlopige bevindingen zoals bedoeld in artikel 79, lid 1. De digitaledienstenraad deelt zijn standpunt over die voorlopige bevindingen met de Commissie binnen de in artikel 79, lid 2, vastgestelde termijn. De Commissie houdt in haar besluit zoveel mogelijk rekening met de eventuele standpunten van de raad.

Artikel 67

Verzoeken om inlichtingen

1.   Ter uitvoering van de taken die haar krachtens deze afdeling zijn toegewezen, kan de Commissie met een eenvoudig verzoek of bij besluit eisen dat de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine, evenals alle andere natuurlijke of rechtspersonen die handelen voor met hun handel, bedrijf, ambacht of beroep verband houdende doeleinden en die redelijkerwijs kennis kunnen hebben van informatie met betrekking tot de vermeende inbreuk, met inbegrip van organisaties die de in artikel 37 en artikel 75, lid 2, bedoelde controles uitvoeren, dergelijke informatie binnen een redelijke termijn verstrekken.

2.   Bij het toezenden van een eenvoudig verzoek om informatie aan de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine dan wel aan een andere persoon als bedoeld in lid 1 van dit artikel, vermeldt de Commissie de rechtsgrond voor en het doel van het verzoek, geeft zij aan om welke informatie wordt verzocht, bepaalt zij de termijn waarbinnen de informatie moet worden verstrekt en stelt zij de in artikel 74 bedoelde geldboeten voor het aanleveren van onjuiste, onvolledige of misleidende informatie vast.

3.   Indien de Commissie van de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine dan wel van een andere persoon als bedoeld in lid 1 van dit artikel, informatie verlangt door middel van een besluit, vermeldt zij de rechtsgrond voor en het doel van het verzoek, geeft zij aan om welke informatie wordt verzocht en bepaalt zij de termijn waarbinnen de informatie moet worden verstrekt. Zij vermeldt ook de in artikel 74 bedoelde geldboeten en vermeldt de in artikel 76 bedoelde dwangsommen of legt deze dwangsommen op. Het besluit wijst voorts op het recht om tegen het besluit beroep in te stellen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.

4.   De betrokken aanbieders van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine dan wel een andere persoon als bedoeld in lid 1, of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen, vennootschappen of bedrijven, of indien ze geen rechtspersoonlijkheid hebben, de personen die gemachtigd zijn om hen krachtens de wet of hun statuten te vertegenwoordigen, verstrekken de gevraagde informatie namens de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine dan wel namens een andere persoon als bedoeld in lid 1. Naar behoren gemachtigde advocaten kunnen de verlangde informatie verstrekken namens hun cliënten. De cliënten blijven volledig aansprakelijk indien de verstrekte informatie onvolledig, onjuist of misleidend is.

5.   Op verzoek van de Commissie verstrekken de digitaledienstencoördinatoren en andere bevoegde autoriteiten de Commissie alle inlichtingen die zij nodig heeft om de haar op grond van deze afdeling opgedragen taken te vervullen.

6.   Na het versturen van het eenvoudige verzoek of het in lid 1 van dit artikel bedoelde besluit, zendt de Commissie onverwijld een afschrift daarvan toe aan de digitaledienstencoördinatoren, via het in artikel 85 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem.

Artikel 68

Bevoegdheid om te horen en verklaringen af te nemen

1.   Ter uitvoering van de taken die haar uit hoofde van deze afdeling zijn toegewezen, kan de Commissie een natuurlijke of rechtspersoon horen die ermee instemt te worden gehoord om informatie te verzamelen over het onderwerp van een onderzoek met betrekking tot de vermeende inbreuk. De Commissie heeft het recht om dit gesprek met passende technische middelen vast te leggen.

2.   Indien het in lid 1 bedoelde gesprek plaatsvindt in andere gebouwen dan die van de Commissie, stelt zij de digitaledienstencoördinator van de lidstaat waar het gesprek plaatsvindt daarvan in kennis. Indien de digitaledienstencoördinator hierom verzoekt, mogen zijn functionarissen bijstand verlenen aan de functionarissen en andere begeleidende personen die door de Commissie zijn gemachtigd om het gesprek te voeren.

Artikel 69

Bevoegdheid om inspecties uit te voeren

1.   Ter uitvoering van de taken uit te voeren die haar uit hoofde van deze afdeling zijn toegewezen, kan de Commissie alle nodige inspecties uitvoeren in de gebouwen van de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine of van een andere persoon als bedoeld in artikel 67, lid 1.

2.   De functionarissen en andere begeleidende personen die door de Commissie gemachtigd zijn om een inspectie uit te voeren, zijn bevoegd om:

a)

alle gebouwen, terreinen en vervoermiddelen van de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine of van de andere betrokkene te betreden;

b)

de boeken en alle andere registers betreffende de aanbieding van de betrokken dienst, ongeacht de drager waarop zij opgeslagen, te controleren;

c)

in eender welke vorm afschriften of uittreksels van die boeken en andere registers te maken of te verkrijgen;

d)

te verlangen dat de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine of de andere betrokkene toegang verschaft tot en uitleg geeft over zijn organisatie, werking, IT-systemen, algoritmen, gegevensverwerking en handelspraktijken, en de gegeven toelichtingen te registreren of te documenteren;

e)

gebouwen die worden gebruikt voor doeleinden die verband houden met de handel, het bedrijf, de ambacht of het beroep van de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine of van de andere betrokkene, evenals boeken of andere registers, voor de duur van en zover vereist voor de inspectie te verzegelen;

f)

vertegenwoordigers of personeelsleden van de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine of de andere betrokkene te verzoeken om toelichting bij feiten of documenten die verband houden met het voorwerp en het doel van de inspectie, en om hun antwoorden vast te leggen;

g)

vragen te richten tot vertegenwoordigers of personeelsleden in verband met het voorwerp en het doel van de inspectie, en om hun antwoorden vast te leggen.

3.   Inspecties kunnen worden uitgevoerd met de hulp van controleurs of deskundigen die krachtens artikel 72, lid 2, door de Commissie zijn aangewezen, en van de digitaledienstencoördinator of andere bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie wordt verricht.

4.   Indien de gevraagde boeken of andere registers in verband met de aanbieding van de betrokken dienst niet volledig worden getoond of de antwoorden op de uit hoofde van lid 2 van dit artikel gestelde vragen onjuist, onvolledig of misleidend zijn, oefenen de door de Commissie tot het uitvoeren van een inspectie gemachtigde functionarissen en andere begeleidende personen hun bevoegdheden uit na overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van de inspectie en de in de artikelen 74 en 76 bedoelde sancties zijn vermeld. De Commissie stelt de digitaledienstencoördinator van de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie zal worden uitgevoerd, geruime tijd vóór de inspectie hiervan in kennis.

5.   Tijdens inspecties kunnen door de Commissie gemachtigde functionarissen of andere begeleidende personen, de door de Commissie aangewezen controleurs en deskundigen, evenals de digitaledienstencoördinator of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie wordt uitgevoerd, eisen dat de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine dan wel een andere betrokkene uitleg geven over de organisatie, de werking, het IT-systeem, de algoritmen, de gegevensverwerking en de handelspraktijken ervan, en kunnen zij vragen stellen aan haar belangrijkste personeelsleden.

6.   De aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine, dan wel een andere betrokken natuurlijke of rechtspersoon moet zich onderwerpen aan een inspectie die bij besluit van de Commissie is gelast. In het besluit wordt vermeld wat het voorwerp en het doel van de inspectie zijn en op welke datum de inspectie aanvangt, en wordt gewezen op de in de artikelen 74 en 76 vastgestelde sancties alsook op het recht om tegen het besluit beroep in te stellen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie. Alvorens een dergelijk besluit te nemen, raadpleegt de Commissie de digitaledienstencoördinator van de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie zal worden uitgevoerd.

7.   De functionarissen van de digitaledienstencoördinator van de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie moet worden uitgevoerd en andere door hem gemachtigde of benoemde personen verlenen op verzoek van die digitaledienstencoördinator of van de Commissie actief bijstand aan de functionarissen en andere begeleidende personen die door de Commissie in verband met de inspectie zijn gemachtigd. Daartoe beschikken zij over de in lid 2 genoemde bevoegdheden.

8.   Indien de functionarissen en andere door de Commissie gemachtigde begeleidende personen vaststellen dat de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine of de andere betrokkene zich verzet tegen een krachtens dit artikel gelaste inspectie, verleent de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie moet worden uitgevoerd de functionarissen of andere begeleidende personen, op hun verzoek en overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat, de nodige bijstand, waaronder in de vorm van door een bevoegde rechtshandhavingsinstantie genomen dwangmaatregelen, indien toepasselijk uit hoofde van dat nationale recht, om hen in staat te stellen de inspectie uit te voeren.

9.   Indien het nationale recht van de betrokken lidstaat voorschrijft dat voor de in lid 8 bedoelde bijstand de toestemming van een nationale rechterlijke instantie vereist is, wordt die toestemming gevraagd door de digitaledienstencoördinator van die lidstaat, op verzoek van de functionarissen en andere door de Commissie gemachtigde begeleidende personen. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.

10.   Indien om toestemming als bedoeld in lid 9 wordt verzocht, toetst de nationale rechterlijke instantie waarbij de zaak aanhangig is het besluit van de Commissie op zijn authenticiteit en gaat zij na of de voorgenomen dwangmaatregelen niet willekeurig zijn noch buitensporig in verhouding tot het voorwerp van de inspectie. Bij het uitvoeren van dergelijke controles kan de nationale rechterlijke instantie de Commissie rechtstreeks of via de digitaledienstencoördinator van de betrokken lidstaat om nadere uitleg verzoeken, met name over de redenen die de Commissie heeft om te vermoeden dat een inbreuk is gepleegd op deze verordening, alsook over de ernst van de vermeende inbreuk en over de aard van de betrokkenheid van de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine, dan wel de andere betrokkene. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van de inspectie in twijfel trekken, noch gegevens uit het Commissiedossier verlangen. De rechtsgeldigheid van het besluit van de Commissie kan enkel worden getoetst door het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Artikel 70

Voorlopige maatregelen

1.   In het kader van procedures die kunnen leiden tot de aanneming van een besluit van niet-naleving krachtens artikel 73, lid 1, kan de Commissie, indien er sprake is van urgentie vanwege het risico van ernstige schade voor de afnemers van de dienst, bij besluit voorlopige maatregelen gelasten tegen de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine op basis van een eerste vaststelling van een inbreuk.

2.   Een uit hoofde van lid 1 gegeven besluit is gedurende een bepaalde periode van toepassing en kan worden verlengd voor zover dit nodig en dienstig is.

Artikel 71

Toezeggingen

1.   Indien de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine tijdens de procedure uit hoofde van deze afdeling toezeggingen doet om de naleving van de desbetreffende bepalingen van deze verordening te waarborgen, kan de Commissie deze toezeggingen bij besluit bindend maken voor de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine en verklaren dat er geen redenen zijn om verder op te treden.

2.   De Commissie kan, op verzoek of op eigen initiatief, de procedure heropenen:

a)

indien er een wezenlijke verandering optreedt in de feiten waarop het besluit was gebaseerd;

b)

indien de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine in strijd met zijn toezeggingen handelt; of

c)

indien het besluit was gebaseerd op onvolledige, onjuiste of misleidende informatie die werd verstrekt door de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine of een andere persoon als bedoeld in artikel 67, lid 1.

3.   Indien de Commissie van oordeel is dat de toezeggingen die door de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine zijn gedaan, niet volstaan om de daadwerkelijke naleving van de desbetreffende bepalingen van deze verordening te waarborgen, wijst zij die toezeggingen bij het afsluiten van de procedure in een met redenen omkleed besluit af.

Artikel 72

Toezichtsmaatregelen

1.   Voor de uitvoering van de taken die haar uit hoofde van deze afdeling zijn toegewezen, kan de Commissie de nodige maatregelen nemen om toezicht te houden op de daadwerkelijke uitvoering en naleving van deze verordening door aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines. De Commissie kan hen gelasten toegang te verlenen tot en uitleg te geven over hun databanken en algoritmen. Dergelijke maatregelen kunnen inhouden dat aan de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine de verplichting wordt opgelegd alle documenten te bewaren die noodzakelijk worden geacht voor de beoordeling van de uitvoering en naleving van de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen.

2.   De maatregelen krachtens lid 1 kunnen de aanstelling omvatten van onafhankelijke externe deskundigen en controleurs, en met goedkeuring van de betrokken autoriteit door deskundigen en controleurs van bevoegde nationale autoriteiten, om de Commissie bij te staan bij het toezicht op de daadwerkelijke uitvoering en naleving van de desbetreffende bepalingen van deze verordening en om de Commissie specifieke deskundigheid of kennis te verschaffen.

Artikel 73

Niet-naleving

1.   De Commissie stelt een niet-nalevingsbesluit vast wanneer zij constateert dat de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine niet voldoet aan een of meer van de volgende punten:

a)

de desbetreffende bepalingen van deze verordening;

b)

alle krachtens artikel 70 gelaste voorlopige maatregelen;

c)

de toezeggingen waaraan krachtens artikel 71 een bindend karakter is verleend.

2.   Alvorens het besluit krachtens lid 1 vast te stellen, deelt de Commissie haar voorlopige bevindingen mee aan de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine. In de voorlopige bevindingen licht de Commissie de maatregelen toe die zij overweegt te nemen of die de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine volgens haar moet nemen om doeltreffend gevolg te geven aan de voorlopige bevindingen.

3.   In het krachtens lid 1 vastgestelde besluit gelast de Commissie de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat het besluit krachtens lid 1 binnen een daarin genoemde redelijke termijn wordt nageleefd en om informatie te verstrekken over de maatregelen die die aanbieder voornemens is te nemen om aan het besluit te voldoen.

4.   De betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine verstrekt de Commissie een beschrijving van de maatregelen die hij heeft genomen om ervoor te zorgen dat het besluit krachtens lid 1 wordt nageleefd wanneer zij ten uitvoer worden gelegd.

5.   Indien de Commissie vaststelt dat niet is voldaan aan de voorwaarden van lid 1, sluit zij het onderzoek bij besluit af. Het besluit is onmiddellijk van toepassing.

Artikel 74

Geldboeten

1.   In het in artikel 73 bedoelde besluit kan de Commissie aan de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine geldboeten opleggen die niet meer bedragen dan 6 % van zijn totale wereldwijde jaaromzet in het voorgaande boekjaar, indien zij vaststelt dat de aanbieder opzettelijk of uit onachtzaamheid:

a)

inbreuk pleegt op de desbetreffende bepalingen van deze verordening;

b)

nalaat een besluit waarbij uit hoofde van artikel 70 voorlopige maatregelen worden gelast, na te leven; of

c)

nalaat een toezegging waaraan krachtens artikel 71 bij besluit een bindend karakter is verleend, na te komen.

2.   De Commissie kan een besluit vaststellen waarbij aan de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine of aan een andere natuurlijke of rechtspersoon als bedoeld in artikel 67, lid 1, geldboeten worden opgelegd die niet meer bedragen dan 1 % van de totale jaarlijkse inkomsten of wereldwijde omzet in het voorgaande boekjaar, indien de hij opzettelijk of uit onachtzaamheid:

a)

onjuiste, onvolledige of misleidende informatie verstrekt in antwoord op een eenvoudig verzoek of een verzoek bij een besluit krachtens artikel 67;

b)

nalaat het bij besluit gedane verzoek om informatie binnen de gestelde termijn te beantwoorden;

c)

door een personeelslid verstrekte onjuiste, onvolledige of misleidende informatie niet binnen de door de Commissie gestelde termijn corrigeert, of verzuimt of weigert volledige informatie te verstrekken;

d)

weigert zich aan een inspectie krachtens artikel 69 te onderwerpen;

e)

nalaat de door de Commissie krachtens artikel 72 vastgestelde maatregelen na te leven; of

f)

nalaat de voorwaarden voor inzage in het dossier van de Commissie krachtens artikel 79, lid 4, na te leven.

3.   Alvorens het besluit krachtens lid 2 van dit artikel vast te stellen, deelt de Commissie haar voorlopige bevindingen mee aan de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine of aan een andere persoon als bedoeld in artikel 67, lid 1.

4.   Bij de bepaling van het bedrag van de geldboete houdt de Commissie rekening met de aard, de ernst, de duur en de herhaling van de inbreuk en, voor de krachtens lid 2 opgelegde geldboeten, met de vertraging die in de procedure is ontstaan.

Artikel 75

Verscherpt toezicht op remedies ter bestrijding van inbreuken op in hoofdstuk III, afdeling 5 vastgelegde verplichtingen

1.   Indien de Commissie krachtens artikel 73 een besluit neemt over een inbreuk op een van de bepalingen van hoofdstuk III, afdeling 5, door een aanbieder van een zeer groot onlineplatform of van een zeer grote onlinezoekmachine, maakt zij gebruik van het in dit artikel vastgestelde systeem voor verscherpt toezicht. Daarbij houdt zij zoveel mogelijk rekening met alle adviezen van de digitaledienstenraad krachtens dit artikel.

2.   In het in artikel 73 genoemde besluit eist de Commissie van de betrokken aanbieder van een zeer groot onlineplatform of van een zeer grote onlinezoekmachine dat hij binnen een in het besluit vastgestelde redelijke termijn een actieplan opstelt met de nodige maatregelen die volstaan om de inbreuk te beëindigen of te verhelpen, en dit meedeelt aan de digitaledienstencoördinator, de Commissie en de raad. Die maatregelen omvatten de toezegging om een onafhankelijke controle uit te voeren in overeenstemming met artikel 37, leden 3 en 4, met betrekking tot de uitvoering van de overige maatregelen, en vermelden de identiteit van de controleurs, alsook de controlemethode, het tijdschema en de opvolging van de controle. De maatregelen kunnen in voorkomend geval ook een toezegging bevatten om een toepasselijke gedragscode overeenkomstig artikel 45 te hanteren.

3.   Binnen een maand na ontvangst van het actieplan deelt de digitaledienstenraad zijn advies over het actieplan mee aan de Commissie. Binnen een maand na ontvangst van dat advies beslist de Commissie of de in het actieplan vervatte maatregelen volstaan om de inbreuk te beëindigen of te verhelpen, en stelt zij een redelijke termijn vast voor de uitvoering daarvan. In dat besluit wordt rekening gehouden met de eventuele toezegging om toepasselijke gedragscodes na te leven. De Commissie monitort vervolgens de uitvoering van het actieplan. Daartoe deelt de betrokken aanbieder van een zeer groot onlineplatform of van een zeer grote onlinezoekmachine het controlerapport nadat het beschikbaar wordt onverwijld met de Commissie en houdt hij de Commissie op de hoogte van de stappen die worden ondernomen om het actieplan uit te voeren. Indien dit voor dergelijke monitoring noodzakelijk is, kan de Commissie van de betrokken aanbieder van een zeer groot onlineplatform of van een zeer grote onlinezoekmachine eisen dat hij binnen een door de Commissie vastgestelde redelijke termijn aanvullende informatie verstrekt.

De Commissie houdt de digitaledienstenraad en de digitaledienstencoördinator op de hoogte van de uitvoering van het actieplan en het toezicht daarop.

4.   De Commissie kan de nodige maatregelen nemen overeenkomstig deze verordening, en met name artikel 76, lid 1, punt e), en artikel 82, lid 1, indien:

a)

de betrokken aanbieder van een zeer groot onlineplatform of van een zeer grote onlinezoekmachine geen actieplan, controlerapport, noodzakelijke actualiseringen of andere vereiste aanvullende informatie verstrekt binnen de toepasselijke termijn;

b)

de Commissie het voorgestelde actieplan afwijst omdat het van mening is dat de daarin vervatte maatregelen niet volstaan om de inbreuk te beëindigen of te verhelpen; of

c)

de Commissie op grond van het controlerapport, actualiseringen of aanvullende gegevens die haar zijn verstrekt of andere haar ter beschikking staande relevante informatie van oordeel is dat de uitvoering van het actieplan niet volstaat om de inbreuk te beëindigen of te verhelpen.

Artikel 76

Dwangsommen

1.   De Commissie kan een besluit vaststellen waarbij aan de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine of aan een andere persoon als bedoeld in artikel 67, lid 1, naargelang het geval, dwangsommen worden opgelegd die niet meer bedragen dan 5 % van de gemiddelde dagelijkse inkomsten of de wereldwijde jaaromzet in het voorgaande boekjaar per dag, berekend vanaf de in het besluit gestelde datum om hen te verplichten om:

a)

correcte en volledige informatie te verstrekken naar aanleiding van een besluit waarbij informatie wordt gevraagd krachtens artikel 67;

b)

zich te onderwerpen aan een inspectie die de Commissie bij een besluit krachtens artikel 69 heeft gelast;

c)

een krachtens artikel 70, lid 1, gelast besluit houdende voorlopige maatregelen na te leven;

d)

toezeggingen waaraan krachtens artikel 71, lid 1, bij besluit een verbindend karakter is verleend, na te komen;

e)

een krachtens artikel 73, lid 1, gelast besluit na te leven, indien toepasselijk met inbegrip van de daarin vervatte vereisten met betrekking tot het in artikel 75 bedoelde actieplan.

2.   Wanneer de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine of een andere persoon als bedoeld in artikel 67, lid 1, de verplichting is nagekomen waarvoor de dwangsom was opgelegd, kan de Commissie de definitieve dwangsom vaststellen op een bedrag dat lager is dan het bedrag dat uit het oorspronkelijke besluit zou voortvloeien.

Artikel 77

Verjaringstermijn voor het opleggen van sancties

1.   Voor de bij de artikelen 74 en 76 aan de Commissie verleende bevoegdheden geldt een verjaringstermijn van vijf jaar.

2.   De verjaringstermijn gaat in op de dag waarop de inbreuk is gepleegd. Bij voortdurende of voortgezette inbreuken gaat de verjaringstermijn echter pas in op de dag waarop de inbreuk is beëindigd.

3.   De verjaringstermijn voor de oplegging van geldboeten of dwangsommen wordt gestuit door elke handeling van de Commissie of de digitaledienstencoördinator ten behoeve van het onderzoek of de procedure met betrekking tot de inbreuk. Handelingen die de verjaringstermijn stuiten, zijn met name:

a)

verzoeken om informatie door de Commissie of door een digitaledienstencoördinator;

b)

inspectie;

c)

de inleiding van een procedure door de Commissie krachtens artikel 66, lid 1.

4.   Na elke stuiting gaat een nieuwe verjaringstermijn in. De verjaring voor de oplegging van geldboeten of dwangsommen treedt echter uiterlijk in op de dag waarop een termijn gelijk aan tweemaal de verjaringstermijn is verstreken zonder dat de Commissie een geldboete of een dwangsom heeft opgelegd. Deze termijn wordt verlengd met de periode gedurende welke de verjaringstermijn krachtens lid 5 werd gestuit.

5.   De verjaringstermijn voor de oplegging van geldboeten en dwangsommen wordt geschorst zolang over het besluit van de Commissie een procedure aanhangig is bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Artikel 78

Verjaringsperiode voor de uitvoering van sancties

1.   De bevoegdheid van de Commissie om krachtens de artikelen 74 en 76 genomen besluiten ten uitvoer te leggen, verstrijkt na vijf jaar.

2.   Deze periode gaat in op de dag waarop het besluit definitief wordt.

3.   De verjaringstermijn voor de uitvoering van sancties wordt gestuit:

a)

door de kennisgeving van een besluit waarbij het oorspronkelijke bedrag van de geldboete of de dwangsom wordt gewijzigd of waarbij een daartoe strekkend verzoek wordt afgewezen;

b)

door elke handeling van de Commissie of van een lidstaat op verzoek van de Commissie tot inning van de geldboete of de dwangsom.

4.   Na elke stuiting gaat een nieuwe verjaringstermijn in.

5.   De verjaringstermijn voor de uitvoering van sancties wordt geschorst zolang:

a)

betalingsfaciliteiten zijn toegestaan;

b)

de invordering van de betaling werd geschorst krachtens een beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie of van een nationale rechterlijke instantie.

Artikel 79

Recht om te worden gehoord en toegang tot het dossier

1.   Alvorens een besluit te nemen krachtens artikel 73, lid 1, artikel 74 of artikel 76, stelt de Commissie de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine of een andere persoon als bedoeld in artikel 67, lid 1, in de gelegenheid te worden gehoord over:

a)

voorlopige bevindingen van de Commissie, met inbegrip van alle zaken waartegen de Commissie bezwaren heeft gemaakt; en

b)

maatregelen die de Commissie eventueel voornemens is te nemen in het licht van de in punt a) bedoelde voorlopige bevindingen.

2.   De betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of de zeer grote onlinezoekmachine of een andere persoon als bedoeld in artikel 67, lid 1, kan zijn opmerkingen over de voorlopige bevindingen van de Commissie indienen binnen een redelijke termijn die de Commissie in haar voorlopige bevindingen heeft vastgesteld en die niet minder dan 14 dagen mag zijn.

3.   De Commissie baseert haar besluiten slechts op de bezwaren waarover de betrokkenen opmerkingen hebben kunnen maken.

4.   Het recht van verdediging van de betrokkenen wordt in de loop van de procedure ten volle geëerbiedigd. Zij zijn gerechtigd inzage in het dossier van de Commissie te krijgen onder de voorwaarden van een overeengekomen openbaarmaking, met inachtneming van het legitieme belang van de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine of een andere betrokkene bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Bij onenigheid tussen de partijen is de Commissie bevoegd om besluiten te nemen tot vaststelling van de voorwaarden van openbaarmaking. Het recht tot inzage in het dossier van de Commissie geldt niet voor vertrouwelijke informatie en interne documenten van de Commissie, de raad, digitaledienstencoördinatoren, andere bevoegde instellingen of andere lidstatelijke autoriteiten. Het recht van toegang geldt met name niet voor correspondentie tussen de Commissie en die autoriteiten. Niets in dit lid belet de Commissie om voor het bewijs van een inbreuk noodzakelijke informatie bekend te maken of te gebruiken.

5.   De krachtens de artikelen 67, 68 en 69 verzamelde informatie wordt alleen voor de toepassing van deze verordening gebruikt.

Artikel 80

Bekendmaking van besluiten

1.   De Commissie maakt de besluiten die zij krachtens artikel 70, lid 1, artikel 71, lid 1, en de artikelen 73, 74, 75 en 76 neemt, bekend. In de bekendmaking worden de namen van de partijen en de belangrijkste inhoud van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, vermeld.

2.   Bij de bekendmaking wordt met het oog op de bescherming van hun vertrouwelijke informatie rekening gehouden met de rechten en legitieme belangen van de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine, van elke andere persoon zoals bedoeld in artikel 67, lid 1, en van eventuele derden.

Artikel 81

Beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Unie

Overeenkomstig artikel 261 VWEU heeft het Europees Hof van Justitie volledige rechtsmacht ter zake van beroep tegen besluiten van de Commissie waarbij geldboeten of dwangsommen zijn opgelegd. Het kan de opgelegde geldboete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.

Artikel 82

Verzoeken om toegangsbeperkingen en samenwerking met nationale rechterlijke instanties

1.   Indien alle bevoegdheden krachtens deze afdeling om een einde te maken aan een inbreuk op deze verordening zijn uitgeput, de inbreuk voortduurt en ernstige schade veroorzaakt die niet kan worden vermeden door de uitoefening van andere uit hoofde van het Unierecht of het nationale recht beschikbare bevoegdheden, kan de Commissie de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging van de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine verzoeken om op te treden krachtens artikel 51, lid 3.

Alvorens een dergelijk verzoek in te dienen bij de digitaledienstencoördinator, nodigt de Commissie belanghebbenden uit om binnen een termijn van niet minder dan 14 werkdagen schriftelijke opmerkingen in te dienen, waarin de maatregelen worden beschreven die zij voornemens zijn om aan te vragen en de beoogde geadresseerde of geadresseerden daarvan te identificeren.

2.   Indien de coherente toepassing van deze verordening dit vereist, kan de Commissie, op eigen initiatief, schriftelijke opmerkingen indienen bij de in artikel 51, lid 3, bedoelde bevoegde gerechtelijke autoriteit. Met toestemming van de gerechtelijke autoriteit in kwestie kan zij ook mondelinge opmerkingen maken.

Uitsluitend ter voorbereiding van haar opmerkingen kan de Commissie die gerechtelijke autoriteit verzoeken alle documenten die nodig zijn voor de beoordeling van de zaak, toe te zenden of te doen toezenden.

3.   Wanneer een nationale rechterlijke instantie uitspraak doet over een zaak waarover de Commissie reeds een besluit heeft genomen uit hoofde van deze verordening, mag die nationale rechterlijke instantie geen beslissing nemen die in strijd is met dat besluit van de Commissie. Ook moeten nationale rechterlijke instanties vermijden beslissingen te nemen die in strijd zouden kunnen zijn met een door de Commissie overwogen besluit in een uit hoofde van deze verordening door haar ingeleide procedure. Daartoe kan een nationale rechterlijke instantie beoordelen of het noodzakelijk is haar procedure op te schorten. Dit doet geen afbreuk aan artikel 267 VWEU.

Artikel 83

Uitvoeringshandelingen met betrekking tot tussenkomst van de Commissie

Met betrekking tot de tussenkomst van de Commissie waarop deze afdeling betrekking heeft, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen met betrekking tot de praktische regelingen voor:

a)

de procedure krachtens de artikelen 69 en 72;

b)

de in artikel 79 bedoelde hoorzittingen;

c)

de in artikel 79 bedoelde overeengekomen openbaarmaking van informatie.

Alvorens bepalingen krachtens de eerste alinea van dit artikel vast te stellen, maakt de Commissie het ontwerp daarvan bekend en verzoekt zij alle belanghebbenden haar hun opmerkingen te doen toekomen binnen de termijn die zij daarin vaststelt en die niet korter mag zijn dan een maand. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 88 bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

AFDELING 5

Gemeenschappelijke voorschriften voor de uitvoering

Artikel 84

Beroepsgeheim

Onverminderd de uitwisseling en het gebruik van informatie als bedoeld in dit hoofdstuk, maken de Commissie, de digitaledienstenraad, de bevoegde lidstatelijke autoriteiten en hun respectieve ambtenaren, personeelsleden en andere personen die onder hun toezicht werken, en alle andere betrokken natuurlijke of rechtspersonen, met inbegrip van de controleurs en deskundigen die krachtens artikel 72, lid 2, zijn aangesteld, geen informatie openbaar die zij krachtens deze verordening hebben verkregen of uitgewisseld en die onder het beroepsgeheim vallen.

Artikel 85

Informatie-uitwisselingssysteem

1.   De Commissie voorziet en onderhoudt een betrouwbaar en veilig informatie-uitwisselingssysteem ter ondersteuning van de communicatie tussen digitaledienstencoördinatoren, de Commissie en de digitaledienstenraad. Andere bevoegde autoriteiten kunnen toegang tot dit systeem krijgen, indien dit voor hen noodzakelijk is voor de uitvoering van de hun overeenkomstig deze verordening opgedragen taken.

2.   De digitaledienstencoördinatoren, de Commissie en de digitaledienstenraad maken krachtens deze verordening voor alle communicatie gebruik van het informatie-uitwisselingssysteem.

3.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast ter bepaling van de praktische en operationele regelingen voor de werking van het informatie-uitwisselingssysteem en de interoperabiliteit met andere relevante systemen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 88 bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 86

Vertegenwoordiging

1.   Onverminderd Richtlijn (EU) 2020/1828 of alle andere vormen van vertegenwoordiging uit hoofde van het nationale recht, hebben afnemers van tussenhandeldiensten ten minste het recht een orgaan, organisatie of vereniging te machtigen namens hen de door deze verordening verleende rechten uit te oefenen, op voorwaarde dat het orgaan, de organisatie of vereniging aan al de volgende voorwaarden voldoet:

a)

zij werken zonder winstoogmerk;

b)

zij zijn rechtsgeldig opgericht overeenkomstig het recht van een lidstaat;

c)

hun statutaire doelstellingen omvatten een legitiem belang om ervoor te zorgen dat deze verordening wordt nageleefd.

2.   Aanbieders van onlineplatforms nemen de nodige technische en organisatorische maatregelen om te verzekeren dat klachten die namens afnemers van de dienst via de in artikel 20, lid 1, genoemde mechanismen zijn ingediend door de in lid 1 van dit artikel bedoelde organen, organisaties of verenigingen, prioritair en onverwijld worden verwerkt en afgehandeld.

AFDELING 6

Gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen

Artikel 87

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in de artikelen 24, 33, 37, 40 en 43 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor vijf jaar met ingang van 16 november 2022. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 24, 33, 37, 40 en 43 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een krachtens de artikelen 24, 33, 37, 40 en 43 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met drie maanden verlengd.

Artikel 88

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité (“het Comité inzake digitale diensten”). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 89

Wijzigingen van Richtlijn 2000/31/EG

1.   De artikelen 12 tot en met 15 van Richtlijn 2000/31/EG worden geschrapt.

2.   Verwijzingen naar de artikelen 12 tot en met 15 van Richtlijn 2000/31/EG gelden als verwijzingen naar respectievelijk de artikelen 4, 5, 6 en 8 van deze verordening.

Artikel 90

Wijziging van Richtlijn (EU) 2020/1828

Aan bijlage I bij Richtlijn (EU) 2020/1828, wordt het volgende punt toegevoegd:

“68)

Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een interne markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (PB L 277 van 27.10.2022, blz. 1).”.

Artikel 91

Herziening

1.   Uiterlijk op 18 februari 2027 evalueert de Commissie het mogelijke effect van deze verordening op de ontwikkeling en economische groei van kleine en middelgrote ondernemingen, en brengt zij hierover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

Uiterlijk op 17 november 2025 evalueert de Commissie de volgende punten en brengt zij hierover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité:

a)

de toepassing van artikel 33, met inbegrip van de reikwijdte van aanbieders van tussenhandeldiensten die onder de in afdeling 5 van hoofdstuk III van deze verordening uiteengezette verplichtingen vallen;

b)

de wisselwerking van deze verordening met andere rechtshandelingen, met name de in artikel 2, lid 3 en lid 4, genoemde handelingen.

2.   Uiterlijk op 17 november 2027 en vervolgens om de vijf jaar evalueert de Commissie deze Verordening en brengt zij hierover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

In dit verslag wordt meer met name ingegaan op:

a)

de toepassing van lid 1, tweede alinea, punten a) en b);

b)

de bijdrage van deze verordening aan de verdieping en efficiënte werking van de interne markt voor tussenhandeldiensten, met name met betrekking tot de grensoverschrijdende aanbieding van digitale diensten;

c)

de toepassing van de artikelen 13, 16, 20, 21, 45 en 46;

d)

de reikwijdte van de verplichtingen voor kleine en micro-ondernemingen;

e)

de doeltreffendheid van de toezichts- en handhavingsmechanismen;

f)

de gevolgen voor de eerbiediging van het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie.

3.   Het in de leden 1 en 2 bedoelde verslag gaat in voorkomend geval vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening.

4.   In het in lid 2 van dit artikel bedoelde verslag evalueert de Commissie eveneens de jaarverslagen over de activiteiten van de digitaledienstencoördinatoren die krachtens artikel 55, lid 1, aan de Commissie en de digitaledienstenraad worden verstrekt, en brengt zij daarover verslag uit.

5.   Voor de toepassing van lid 2 sturen de lidstaten en de digitaledienstenraad informatie op verzoek van de Commissie.

6.   Bij de uitvoering van de in de lid 2 bedoelde evaluaties houdt de Commissie rekening met de standpunten en bevindingen van het Europees Parlement, de Raad, en van andere relevante instanties of bronnen, en besteedt zij specifiek aandacht aan kleine en middelgrote ondernemingen en de positie van nieuwe concurrenten.

7.   Uiterlijk op 18 februari 2027 voert de Commissie, na raadpleging van de digitaledienstenraad, een beoordeling uit van de werking van de digitaledienstenraad en van de toepassing van artikel 43, en brengt zij hierover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité, waarbij rekening wordt gehouden met de eerste jaren van toepassing van de verordening. Op basis van de bevindingen en zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van de digitaledienstenraad, gaat dat verslag, waar passend, vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening met betrekking tot de structuur van de digitaledienstenraad.

Artikel 92

Vervroegde toepassing op aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines

Deze verordening is van toepassing op aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines zoals aangewezen krachtens artikel 33, lid 4, vanaf vier maanden na de kennisgeving aan de in artikel 33, lid 6, bedoelde betrokken aanbieder indien die datum eerder valt dan 17 februari 2024.

Artikel 93

Inwerkingtreding en toepassing

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Deze verordening is van toepassing met ingang van 17 februari 2024.

De artikelen 24, leden 2, 3 en 6, artikel 33, leden 3 tot en met 6, artikel 37, lid 7, artikel 40, lid 13, artikel 43 en de afdelingen 4, 5 en 6 van hoofdstuk IV zijn evenwel van toepassing met ingang van 16 november 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 19 oktober 2022.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

M. BEK


(1)  PB C 286 van 16.7.2021, blz. 70.

(2)  PB C 440 van 29.10.2021, blz. 67.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 5 juli 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 4 oktober 2022.

(4)  Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (richtlijn inzake elektronische handel) (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).

(5)  Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1).

(7)  Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) 2019/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 98/2013 (PB L 186 van 11.7.2019, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) 2019/1150 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandeldiensten (PB L 186 van 11.7.2019, blz. 57).

(10)  Verordening (EU) 2021/784 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud (PB L 172 van 17.5.2021, blz. 79).

(11)  Verordening (EU) 2021/1232 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juli 2021 betreffende een tijdelijke afwijking van sommige bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG ten aanzien van het gebruik van technologieën door aanbieders van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten voor de verwerking van persoonsgegevens en andere gegevens ten behoeve van de bestrijding van online seksueel misbruik van kinderen (PB L 274 van 30.7.2021, blz. 41).

(12)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

(13)  Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 345 van 27.12.2017, blz. 1).

(14)  Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1).

(15)  Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4).

(16)  Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (“richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).

(17)  Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).

(18)  Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 63).

(19)  Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29).

(20)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(21)  Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10).

(22)  Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 45).

(23)  Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG (PB L 130 van 17.5.2019, blz. 92).

(24)  Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36).

(25)  Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

(26)  Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (PB L 335 van 17.12.2011, blz. 1).

(27)  Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1).

(28)  Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad (PB L 88 van 31.3.2017, blz. 6).

(29)  Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53).

(30)  Richtlijn (EU) 2021/514 van de Raad van 22 maart 2021 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (PB L 104 van 25.3.2021, blz. 1).

(31)  Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (PB L 80 van 18.3.1998, blz. 27).

(32)  Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PB L 157 van 15.6.2016, blz. 1).

(33)  Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG (PB L 409 van 4.12.2020, blz. 1).

(34)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(35)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(36)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(37)  PB C 149 van 27.4.2021, blz. 3.

(38)  Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 70).

(39)  Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1).

(40)  Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).

(41)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).