De afwijkende aanzegverplichting binnen het onderwijs: oppassen geblazen!

docent

Sinds 2015 kennen we de zogenaamde aanzegverplichting. Deze wettelijke verplichting houdt in dat de werkgever uiterlijk 1 maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (van minimaal 6 maanden) de werknemer schriftelijk moet laten weten of de arbeidsovereenkomst wel of niet wordt voortgezet. Komt de werkgever deze verplichting niet (tijdig) na, leidt dit tot schadeplichtigheid. Binnen het onderwijs gelden er echter afwijkende regels omtrent deze aanzegverplichting. Een recente kwestie maakt duidelijk dat het de onderwijsinstelling duur komt te staan als men hiermee de mist in gaat.

Onderwijsinstelling gaat de mist in

De werkneemster in kwestie was per 1 augustus 2020 bij een basisschool in dienst getreden als groepsleerkracht op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 12 maanden met uitzicht op onbepaalde tijd. De onderwijsinstelling was niet tevreden over haar functioneren; hier zijn ook diverse gesprekken over gevoerd en de werkneemster heeft een onvoldoende beoordeling ontvangen. Bij brief van 30 juni 2021 laat de onderwijsinstelling de werkneemster weten dat de arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd. De werkneemster stapt daarop naar de rechter, omdat volgens haar in strijd met de toepasselijke Cao PO is gehandeld en uiteindelijk komt de zaak zelfs voor het hof Amsterdam.

Aan de hand van de Cao PO komt het hof tot een duidelijk oordeel. Op basis van artikel 3.3 lid 3 Cao PO geldt een aanzegtermijn van 2 maanden bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met uitzicht op onbepaalde tijd. De onderwijsinstelling was dus te laat met de aanzegging. Lid 4 van voornoemd artikel maakt tevens de sanctie duidelijk: het dienstverband wordt verlengd voor dezelfde periode. Kortom: de arbeidsovereenkomst van de werkneemster was automatisch met 12 maanden verlengd tot 1 augustus 2022.

Overigens was de onderwijsinstelling volgens het hof niet ook nog de aanzegvergoeding verschuldigd, nu de cao een voor de werkneemster gunstige afwijkende regeling kent en deze de wettelijke bepaling dan ook terzijde schuift. Een doekje voor het bloeden.

De aanzegtermijn in de diverse onderwijscao’s

De afwijkende aanzegverplichting in de CAO PO staat niet op zichzelf. In de diverse cao’s binnen het onderwijs zijn afwijkende regelingen opgenomen omtrent het aanzeggen van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met uitzicht op onbepaalde tijd. Hoewel een dergelijk soort arbeidsovereenkomst een bijzonder soort lijkt te zijn, vormt dit binnen het onderwijs – met uitzondering van het mbo – het uitgangspunt van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Enkel in bepaalde (voorgeschreven) gevallen kan een ‘reguliere’ arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, dus zonder uitzicht op onbepaalde tijd, worden overeengekomen. Daarvoor geldt wel gewoon de wettelijke aanzegverplichting. Hoe het per cao in het onderwijs geregeld is, leest u hieronder.

Cao PO

Zoals uit de behandelde casus blijkt, geldt in het primair onderwijs de regel dat dat de onderwijsinstelling de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met uitzicht op onbepaalde tijd uiterlijk 2 maanden voor de einddatum moet aanzeggen. Als de onderwijsinstelling nalaat deze beslissing tijdig te nemen, wordt de werknemer met ingang van de bedoelde einddatum geacht werkzaam te zijn in een verlengd dienstverband voor bepaalde tijd onder dezelfde voorwaarden.

Cao VO

Binnen het voortgezet onderwijs geldt dezelfde regeling als binnen het primair onderwijs. De Cao VO bepaalt in artikel 9.2 dat de onderwijsinstelling de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met uitzicht op onbepaalde tijd uiterlijk 2 maanden voor de einddatum moet aanzeggen. Doet de onderwijsinstelling dat niet tijdig, dan wordt de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd verlengd met dezelfde duur als de voorgaande arbeidsovereenkomst.

Cao MBO

De Cao MBO is binnen het onderwijs de vreemde eend in de bijt. Hier geldt het reguliere wettelijk kader van artikel 7:668 lid 3 BW. De onderwijsinstelling moet de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd uiterlijk 1 maand voor de einddatum aanzeggen. Doet zij dat niet, dan is zij de werknemer een vergoeding van een maandsalaris verschuldigd. Zegt de onderwijsinstelling te laat aan, dan is zij een evenredige vergoeding verschuldigd.

Cao HBO

In het hoger beroepsonderwijs is de regeling omtrent de aanzegging nog strikter dan in het primair en voortgezet onderwijs. Artikel D-3 bepaalt dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met uitzicht op onbepaalde tijd automatisch wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, tenzij uit de laatste beoordeling blijkt dat de werknemer onvoldoende functioneert of zwaarwegende bedrijfsbelangen zich verzetten tegen de omzetting. Of de onderwijsinstelling zich op deze uitzondering beroept of de arbeidsovereenkomst wel in een voor onbepaalde tijd omzet, moet de onderwijsinstelling uiterlijk 4 maanden (!) voor de einddatum laten weten. Met andere woorden: voor de onderwijsinstelling in het hbo geldt een aanzegtermijn van 4 maanden. Is de onderwijsinstelling te laat, dan volgt een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

Cao NU

Net als het mbo sluit het universitair onderwijs in de CAO NU aan bij het wettelijk kader van artikel 7:668 lid 3 BW. De universiteit moet de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd uiterlijk 1 maand voor de einddatum aanzeggen. Doet zij dat niet, dan is zij de werknemer een vergoeding van een maandsalaris verschuldigd. Doet zij te laat, is zij een evenredige vergoeding verschuldigd.

De aanzegverplichting binnen het onderwijs is dus een bijzondere. Een foutje ligt al snel op de vloer, met vervelende gevolgen voor de onderwijsinstelling. Een goede toepassing van de cao is dan ook essentieel. Wij kunnen u daarbij helpen.

 

Heeft u vragen over de aanzegverplichting of andere arbeidsrechtelijke zaken binnen het onderwijs? Neemt u dan contact op met de collega’s van team Onderwijs, Joost Schunselaar of Fons Smid.

Heeft u vragen of wilt u een afspraak maken?