02 Feb 2023
blog

Fel verweer tegen geldigheid en toepassing van arbitragebeding slaagt niet

Blog

In een procedure bij de rechtbank Rotterdam gaat het om de vraag of er argumenten zijn om een arbitragebeding buiten toepassing te laten en de overheidsrechter zich toch bevoegd te achten om kennis te nemen van een geschil. De eisende partij voert zes gronden aan, welke door de rechtbank worden afgewezen. In dit geval is het arbitragebeding geldig en toepasbaar. Daarom dient de rechtbank zich onbevoegd te verklaren om kennis te nemen van de vorderingen.

Op 18 januari 2023 heeft de rechtbank Rotterdam een uitspraak gedaan in een geschil over de uitvoering van een beëindigingsovereenkomst betreffende een partnerschap bij een accountantskantoor.

 

Casus

In deze zaak gaat het om het volgende. Op enig moment heeft een accountant (A) met een accountantskantoor een zogenaamde aansluitingsovereenkomst gesloten, in het kader van een voortzetting van de samenwerking tussen A met een andere vennootschap.

 

Arbitragebeding

In die overeenkomst is een arbitraal beding opgenomen, waarin is bepaald dat alle geschillen die voortvloeien of verband houden met de overeenkomst – met uitsluiting van de gewone rechter – in arbitrage worden beslecht. A meent dat sprake is van onrechtmatig handelen en wanprestatie, onder meer vanwege het niet nakomen van een verplichting tot voldoening van managementvergoedingen. Op die grondslag vordert A schadevergoeding van het accountantskantoor. Overigens worden nog andere vorderingen op grond van andere overeenkomsten ingesteld, maar dit onderdeel van de procedure wordt buiten beschouwing gelaten. Hierna wordt enkel ingegaan op de ontstane discussie over (de rechtsgevolgen van) het arbitragebeding.

 

Rechtsvraag

Tussen partijen is niet in geschil dat het geschil onder het arbitragebeding valt. Tussen partijen is wel in geschil of de wederpartij zich op dit arbitraal beding mag beroepen.

 

Ingeval een partij in een procedure bij de rechterbank vóór alle weren een beroep doet op een arbitraal beding, dient de rechtbank zich in beginsel onbevoegd te verklaren (artikel 1022 Rv). Daarop is een uitzondering mogelijk, maar slechts wanneer de arbitrage-overeenkomst ongeldig is, het recht op een beroep te doen op het arbitragebeding is verwerkt of wanneer het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om een beroep op het arbitragebeding te doen.

 

Verweren tegen geldigheid en toepasselijkheid arbitragebeding

A voert zes gronden aan voor een beroep op deze uitzonderingen.

 

Geen vrijwillige afstand van toegang tot de overheidsrechter

A stelt niet vrijwillig afstand te hebben gedaan van toegang tot de overheidsrechter. Zo zou de overeenkomst onder druk zijn getekend, zonder dat A daaraan voorafgaand uitdrukkelijk op het arbitragebeding zou zijn gewezen. De rechtbank overweegt dat van die onvrijwillige afstand doening geen sprake is. A heeft de overeenkomst getekend en daarin is aangegeven dat hij door middel van ondertekening een bijlage waarin het arbitraal beding staat heeft ontvangen. Op grond van artikel 157 lid 2 Rv levert die ondertekening dwingend bewijs op dat A voorafgaand aan het ondertekenen van de overeenkomst de bijlage met het arbitragebeding heeft ontvangen. Hier staat tegenbewijs tegen open, maar A wordt tot het bijbrengen daarvan niet toegelaten. De rechtbank overweegt dat daar A daar onvoldoende belang bij heeft, nu hij niet heeft gesteld wat de gevolgen van de geldigheid van het arbitragebeding zouden moeten zijn indien vaststaat dat hij de bijlage met het arbitragebeding niet heeft ontvangen.

 

Erkenning van bevoegdheid overheidsrechter

Daarnaast stelt A dat de wederpartij door het in deze procedure vorderen van een volledige proceskostenveroordeling de bevoegdheid van de overheidsrechter heeft erkend en daarom het recht heeft verwerkt zich te beroepen op het arbitragebeding. Dit verweer wordt verworpen, omdat dit geen erkenning van de bevoegdheid van de overheidsrechter inhoudt.

 

Klokkenluidersregeling in EU-richtlijn

Ook beroept A zich op Richtlijn (EU) 2019/1937. Volgens A geeft deze richtlijn hem als klokkenluider (melder van inbreuken op het Unierecht) ‘aanvullende bescherming’ en zou de beoordeling van een geschil door arbiters in plaats van de gewone rechter een ongeoorloofde beperking in de rechten van die richtlijn betreffen. De rechtbank verwerpt ook dat verweer, reeds omdat de vorderingen die in deze procedure voorliggen niet onder het toepassingsbereik van die richtlijn vallen.

 

Artikel 6 EVRM

A stelt voorts dat het arbitraal beding hem afhoudt van een eerlijk proces (zie artikel 6 EVRM), onder meer omdat sprake is van onaanvaardbare hoge financiële drempel voor A om het geschil aan de arbiters voor te leggen en de arbiters onvoldoende onafhankelijk zijn van de wederpartij dan wel hun advocaten. De rechtbank gaat daar niet in mee, omdat uit de stukken volgt dat A maandelijks een winstaandeel van € 40.000 ontving en op 1 juli 2021 (om een niet in de uitspraak toegelichte reden) driekwart miljoen euro heeft ontvangen van de wederpartij. In het licht daarvan lag het volgens de rechtbank op de weg van A om de gestelde onaanvaardbare hoge financiële drempel nader te onderbouwen en die onderbouwing ontbreekt. Aangaande de gestelde onvoldoende onafhankelijkheid wijst de rechtbank op het bestaan van voldoende wettelijke waarborgen voor een eerlijk proces (waaronder toetsing van een arbitraal vonnis door de overheidsrechter).

 

Zwarte lijst van algemene voorwaarden

Daarnaast beroept A zich op de zwarte lijst van onredelijk bezwarende bedingen in algemene voorwaarden, omdat een van die bedingen betreft het beding dat een geschil wordt beslecht door een ander de overheidsrechter. Het beroep hierop faalt, omdat A het arbitraal beding in het kader van de uitoefening van zijn beroep of bedrijf heeft aanvaard en A vanwege die hoedanigheid geen beroep toekomt op de zwarte lijst.

 

Strijdigheid met openbare orde

Tot slot beroept A zich op de nietigheid van het arbitraal beding, omdat dat in strijd is met de openbare orde. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat A niet aan zijn stelplicht heeft voldaan. A heeft geen feitelijke gesteld waaruit volgt dat het arbitraal beding strijdig is met de openbare orde.

 

Conclusie

De slotsom is dat alle zes verweren van A worden afgewezen. Het arbitraal beding is geldig en toepasbaar. Hierdoor is de rechtbank niet bevoegd kennis te nemen van het geschil en dient A zich te wenden tot de door partijen aangewezen arbiters. De rechtbank veroordeelt A niet in de reële proceskosten vanwege misbruik van procesrecht, omdat niet kan worden gesteld dat A op voorhand moest begrijpen dat zijn vorderingen geen kans van slagen zouden hebben. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de vorderingen.

Keywords

Aansprakelijkheidsrecht
Arbitrage
Arbitragebeding
Forumkeuze

Auteur(s)

Aaron Bouman

Advocaat bij Van Iersel Luchtman Advocaten te 's-Hertogenbosch