Michel Plug Michel Plug

In de praktijk komt het geregeld voor dat een eigenaar van een perceel een bouwplan wil uitvoeren dat niet past binnen de planregels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Wil het bevoegde bestuursorgaan hier niet aan meewerken, dan wordt het bouwplan al snel onuitvoerbaar. In het bestuursrecht is het immers nagenoeg onmogelijk om af te dwingen dat het bevoegde orgaan, vaak het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad, gebruikmaakt van zijn bevoegdheid, bijvoorbeeld om bij omgevingsvergunning af te wijken van een bestemmingsplan of om een bestemmingsplan te wijzigen.

Dat een bestuursorgaan in beginsel niet kan worden gedwongen van zijn bevoegdheid gebruik te maken neemt echter niet weg dat hij zijn weigering goed moet motiveren. Als het bestuursorgaan weigert gebruik te maken van zijn bevoegdheid en bijvoorbeeld verwijst naar beleidsdocumenten die de weigering niet ondersteunen, dan kunnen de kansen voor degene die wil bouwen zich soms keren. Hoe werkt dit in de praktijk? In deze blog bespreek ik een recente uitspraak waarin de weigering van de gemeenteraad om een bestemmingsplan vast te stellen centraal stond.

Waar gaat de uitspraak over?

Op 1 maart 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een uitspraak over het besluit van de gemeenteraad van Renkum om het bestemmingsplan ‘Hartenseweg 7, 2021’ niet vast te stellen gedaan (ECLI:NL:RVS:2023:836). Deze uitspraak heeft betrekking op de wens van twee bewoners van de gemeente Renkum om een woning te bouwen, waarvoor het bestemmingsplan moest worden gewijzigd. De gemeenteraad had daar weinig trek in en wees het verzoek van deze bewoners af. De gemeenteraad verzuimde echter om zijn weigeringsbesluit goed te motiveren.

Weigeringsgronden

De Afdeling heeft overwogen dat de gemeenteraad aan het besluit om het bestemmingsplan niet vast te stellen een aantal weigeringsgronden ten grondslag heeft gelegd. Kort samengevat heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan niet vastgesteld, omdat het bouwen van een woning niet in overeenstemming zou zijn met het Landschapsbasisplan 2017 (hierna: het LBP), de Omgevingsvisie Renkum 2040 (hierna: de omgevingsvisie), de Strategische Visie 2040 en de Ruimtelijke Visie 2025. Het perceel waar het om draaide, ligt in het Renkums Beekdal, waar nieuwe bebouwing niet is toegestaan.

Geen deugdelijke motivering

Op 12 oktober 2022 heeft de Afdeling in een tussenuitspraak over het besluit van de gemeenteraad van Renkum om het bestemmingsplan ‘Hartenseweg 7, 2021’ niet vast te stellen (ECLI:NL:RVS:2022:2920) overwogen dat de gemeenteraad niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het LBP, de omgevingsvisie, de Strategische Visie 2040 en de Ruimtelijke Visie 2025 zich zouden verzetten tegen het mogelijk maken van een woning op het perceel. Omdat de weigeringsgronden ten aanzien van het LBP en de omgevingsvisie geen stand kunnen houden, heeft de Afdeling in de tussenuitspraak ook overwogen dat de raad niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de algemene weigeringsgrond over het Renkums Beekdal in de weg staat aan de vaststelling van het plan. De Afdeling heeft de gemeenteraad opgedragen om alsnog het weigeringsbesluit te voorzien van een toereikende motivering, dan wel in plaats daarvan een ander besluit te nemen.

Omgevingsvisie

In de omgevingsvisie is niet bepaald dat er nergens in het landschap nieuwe bebouwing of een nieuwe functie mogelijk zou zijn. In paragraaf 4.6 van de omgevingsvisie is bovendien vermeld dat bij de afweging tussen aanwezige waarden en maatschappelijk belang de afweging, wat het meest noodzakelijke geacht wordt, uit kan vallen ten gunste van onder andere woningbouw, die uit de bebouwde kom naar het buitengebied verplaatst kan worden, waardoor binnen de kernen meer ruimte ontstaan voor woningbouw. Ontwikkelingen vergen maatwerk en zo goed mogelijke landschappelijke inpassingen aldus de omgevingsvisie.

De Afdeling overweegt dat bij de vraag of nieuwe bebouwing in het landschap kan worden opgericht een afweging moet worden gemaakt tussen de aanwezige waarden en het maatschappelijk belang. De gemeenteraad heeft in dit geval echter geen afweging gemaakt als bedoeld in paragraaf 4.6 van de omgevingsvisie, terwijl de gemeenteraad op grond van artikel 4:84 van de Awb in beginsel is gehouden om te handelen naar zijn eigen beleidsregels. De raad is ook niet ingegaan op de locatie-specifieke omstandigheden en de planologische mogelijkheden die het bestemmingsplan "Renkum - Heelsum 2013" al biedt. Daar komt bij dat op grond van het bestemmingsplan "Renkum - Heelsum 2013" een vergelijkbaar gebouw kan worden teruggebouwd.

Conclusie

De Afdeling komt tot de conclusie dat de gemeenteraad niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de omgevingsvisie zich verzet tegen het mogelijk maken van een woning op het perceel zoals voorzien in het niet vastgestelde bestemmingsplan. Dit betekent dat de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken in het bestreden besluit niet zijn hersteld.

Het gevolg van de uitspraak is dat de gemeenteraad een nieuw besluit zal moeten nemen. Als de gemeenteraad wil volharden in zijn weigeringsbesluit, dan zal hij dat besluit deugdelijk moeten motiveren. Daarin is de gemeenteraad in elk geval tot nu toe niet geslaagd.

___________________________________________

Heeft u vragen of opmerkingen naar aanleiding van deze blog? Neem dan contact op met Michel Plug of een van onze andere specialisten op het gebied van het omgevingsrecht.