Is werkgever aan werknemer een billijke vergoeding verschuldigd door werknemer illegale werkzaamheden te laten verrichten?

In de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: het hof) van 11 mei 2023 zijn twee vragen aan de orde: is de functie van werknemer komen te vervallen en heeft werknemer recht op een billijke vergoeding?

Feiten en omstandigheden
De werkgever in deze zaak exploiteert een coffeeshop. De werknemer is op 1 januari 2016 in dienst getreden bij werkgever. Samen met X, een collega, verzorgde werknemer de logistieke werkzaamheden voor werkgever. Zij verrichtte de werkzaamheden in de woning van X. Op 11 augustus 2021 heeft de politie een inval gedaan in de woning van X. In de woning is een meer dan toegestane hoeveelheid softdrugs aangetroffen. De woning is als gevolg daarvan voor de duur van drie maanden gesloten. Hierdoor was de werklocatie van werknemer gesloten. De werkzaamheden van werknemer zijn gedurende de sluiting van de woning op een nieuwe locatie voortgezet. De werknemer heeft in de tussentijd in de joint-fabriek van werkgever, die zich boven de coffeeshop bevindt, gewerkt. Op 3 november 2021 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden met al het personeel van de werkgever. In deze bijeenkomst heeft de werkgever het personeel op de hoogte heeft gebracht van de aankomende sluiting van de coffeeshop voor de duur van in ieder geval negen maanden als gevolg van een sanctie door de burgemeester. Werkgever heeft de medewerkers een keuze aangeboden: in dienst blijven of een vaststellingsovereenkomst ondertekenen. Op 10 november 2021 heeft werknemer aangegeven dat hij een beëindigingsovereenkomst aan zal gaan. Vervolgens heeft de werkgever twee maanden later een ontslagaanvraag bij het UWV ingediend. Het UWV heeft op 7 maart 2022 toestemming gegeven voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst. Werknemer heeft in eerste aanleg de rechtbank verzocht tot het toekennen van een billijke vergoeding. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen. Werknemer heeft hoger beroep ingesteld.

Oordeel van het hof
De werknemer is het oneens met het oordeel van de kantonrechter dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet in strijd is met artikel 7:669 lid 3 onder a BW (ontslag vanwege bedrijfseconomische redenen). De werknemer heeft in hoger beroep aangevoerd dat de werkgever nog in november 2022 producten in dezelfde verpakkingen (zakjes) met dezelfde productcodes verhandelde als toen de werknemer haar functie nog uitoefende. Daaruit blijkt volgens de werknemer dat de tot haar functie behorende werkzaamheden anders dan de werkgever stelt niet elders zijn belegd en dus dat haar functie niet is komen te vervallen. De werkgever heeft ter zitting in hoger beroep erkend dat nog dezelfde zakjes werden gebruikt, maar daarover aangevoerd dat zij de betreffende zakjes met productcodes leeg aan de externe partij aan wie zij de productie- en logistieke activiteiten heeft uitbesteed ter beschikking heeft gesteld en dat die deze gevuld met wiet of hasj in de toegestane hoeveelheden aan haar terug levert. De werkgever heeft volgens het hof onvoldoende onderbouwd dat binnen haar organisatie geen productie- en logistieke activiteiten meer plaatsvonden. Dat is niet komen vast te staan. Hierdoor is ook niet komen vast te staan dat de functie van werknemer is komen te vervallen. De opzegging van de arbeidsovereenkomst is daarom in strijd met artikel 7:669 lid 3 sub a BW.

Daarnaast kent het hof, in tegenstelling tot de kantonrechter, een billijke vergoeding aan de werknemer toe. De werknemer heeft daarnaast aangevoerd dat het ernstig verwijtbaar is dat de werkgever haar werkzaamheden heeft laten verrichten, namelijk het verwerken van de (groter dan toegestane) handelsvoorraad van de werkgever tot verkoopklare zakjes hasj en wiet, die, naar achteraf moet worden vastgesteld en door de werkgever is erkend, illegaal waren. Een goed werkgever draagt aan een werknemer geen werkzaamheden op als die werknemer door de werkzaamheden uit te voeren een strafbaar feit pleegt. De werkgever die dat wel doet, handelt ernstig verwijtbaar. Tussen partijen is niet in geschil dat vanaf de door de burgemeester opgelegde sanctie bekend was dat de werkzaamheden die werknemer voor de sluiting verrichtte, in elk geval deels illegaal waren en dat werknemer geen illegale activiteiten wilde verrichten. Herstel van de arbeidsovereenkomst zou, nu niet is komen vast te staan dat de functie van werknemer en de daarbij behorende illegale werkzaamheden zijn komen te vervallen, tot gevolg (kunnen) hebben dat zij opnieuw de bij wet verboden gedragingen zou moeten gaan verrichten, met alle risico’s van dien. Dat kan niet van werknemer worden gevergd. Werkgever had dan ook in overleg met werknemer moeten zoeken naar een invulling van de arbeidsovereenkomst waarbij werknemer gevrijwaard zou blijven van het plegen van strafbare feiten. Dat is niet gebeurd. Het hof kent aan werknemer een billijke vergoeding ter hoogte van €12.500,- bruto toe.

Heeft u naar aanleiding van het voorgaande vragen? Neem dan gerust contact met ons op.

Auteur: Emma Eijkelenboom

Next Post Previous Post