Het Unierecht en de beleidsvrijheid van het UWV in geval van bedrijfseconomisch ontslag

Het Unierecht en de beleidsvrijheid van het UWV in geval van bedrijfseconomisch ontslag

In geval van een collectief ontslag ontstaat vanuit Europeesrechtelijk perspectief een spanningsveld. De in het EU-recht verankerde vrijheden van de werkgever staan tegenover het recht van werknemers om beschermd te worden tegen onredelijk ontslag.
De casus die in deze bijdrage centraal staat is de Griekse zaak AGET Iraklis uit 2016. In deze zaak was de werkgever om bedrijfseconomische redenen voornemens over te gaan tot sluiting van één van haar vestigingen wegens teruglopende bouwactiviteiten met als gevolg het ontslag van 236 werknemers. Goedkeuring van overheidswege van het ontslag bleef uit op grond van (i) de omstandigheden op de arbeidsmarkt, (ii) de situatie van de onderneming en (iii) het belang van de nationale economie.
Recent is gebleken dat ook duidelijk aan de economie gerelateerde overwegingen een rol kunnen spelen. Wanneer een werkgever een beroep heeft gedaan op de NOW-regeling en (toch) overgaat tot ontslag, ondervindt hij niet alleen de financiële gevolgen daarvan zoals voorzien in de NOW-regeling. Het EU-recht vereist dat de ontslagprocedure concrete toetsingscriteria kent. Het is de vraag of de toets die het UWV in Nederland aanlegt voldoende concreet is.