Geen voorrecht in de verhouding tot 403-moedermaatschappij

Geen voorrecht in de verhouding tot 403-moedermaatschappij

De Hoge Raad werd gevraagd een oordeel te geven over de vraag of een voorrecht in verband met de vordering tussen de groepsmaatschappij en de schuldeiser ook 'doorwerkt' in de verhouding tussen de moedermaatschappij en de schuldeiser. De schuldeiser had als werknemer een vordering uit hoofde van een arbeidsovereenkomst op de groepsmaatschappij als werkgever. De werknemer stelde zich op het standpunt dat haar vorderingsrecht ten opzichte van de moedermaatschappij bevoorrecht was, omdat aan de loonvordering een wettelijke voorrecht is verbonden. De Hoge Raad wijst dat standpunt af.