Bewijslast valsheid onderhandse akte

Bewijslast valsheid onderhandse akte

Een partij beriep zich op de bewijskracht als onderhandse akte van een document dat uit twee bladzijden bestaat. Slechts de tweede bladzijde is ondertekend. Het hof oordeelde dat de eerste bladzijde niet geldt als akte, omdat de wederpartij gemotiveerd heeft gesteld dat hij deze eerste bladzijde niet kent.
De Hoge Raad vernietigt en oordeelt dat artikel 156 lid 1 Rv óók ziet op een meer bladzijden tellend stuk dat uitsluitend aan het slot daarvan is ondertekend. De rechter kan evenwel op grond van de omstandigheden van het geval, zoals onverklaard gebleven onregelmatigheden in de tekst van de akte of op grond van de onwaarschijnlijkheid van stellingen van degene die de akte inroept, oordelen dat, behoudens tegenbewijs, moet worden aangenomen dat die tekst geheel of ten dele later boven de handtekening is geplaatst.