Rechtbank Midden-Nederland, 20-04-2017 / 16/707210-16 (P)
ECLI:NL:RBMNE:2017:1996
- Inhoudsindicatie
- Veroordeling terzake artikel 3B, 2B en C Opiumwet en wederspannigheid
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Uitspraakdatum
- 2017-04-20
- Publicatiedatum
- 2018-07-19
- Zaaknummer
- 16/707210-16 (P)
- Procedure
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtsgebied
- Strafrecht
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
Afdeling straf-, familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/707210-16 (P)
in de strafzaak tegen
geboren op [1993] te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein
1ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 april 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
2TENLASTELEGGING
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
3VOORVRAGEN
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
De officier van justitie acht de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie baseert zich daarbij ten aanzien van de feiten 4 en 5 op de onder verdachte aangetroffen harddrugs, de gegevens verkregen naar aanleiding van het onderzoek aan de onder verdachte in beslag genomen dealtelefoon, de verklaring van getuige [getuige 1] en het gegeven dat verdachte past binnen het door getuige [getuige 1] gegeven signalement. Ten aanzien van de feiten 2 en 3 baseert hij zich op de onder verdachte aangetroffen harddrugs, de gegevens verkregen naar aanleiding van het onderzoek aan de onder verdachte in beslag genomen dealtelefoon en de verklaringen van de diverse getuigen, wiens namen afkomstig zijn uit de contactenlijst van de dealtelefoon. Ten aanzien van feit 6 baseert hij zich op de door de betreffende verbalisanten opgemaakte processen-verbaal van bevindingen. Ten zien van feit 1 baseert hij zich op de gegevens verkregen naar aanleiding van het onderzoek aan de onder verdachte in beslag genomen dealtelefoon, de verklaring van en de herkenning van verdachte door getuige [getuige 2] , wiens gegevens zijn aangetroffen in de contactenlijst van de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon, alsmede het onder verdachte aangetroffen handelsgeld.
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de onder feit 1 tenlastegelegde periode naast softdrugs ook in harddrugs heeft gehandeld. Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van dat onderdeel van de tenlastelegging.
4.2
De verdediging heeft bepleit dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de onder 1, 2, 4 en 6 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Verdachte dient te worden vrijgesproken van deze feiten. De verdediging heeft daartoe het volgende aangevoerd:
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte degene was die op weg was naar de onbekend gebleven junkachtige persoon om deze van drugs te voorzien. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte drugs heeft geleverd aan [getuige 1] of andere personen.
Niet kan worden vastgesteld dat de onder verdachte in beslag genomen Nokia telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] , gedurende de ten laste gelegde periode ook daadwerkelijk door verdachte werd gebruikt. De verklaringen van de gehoorde getuigen lopen voor wat betreft signalement, bijnamen en de wijze van verplaatsen van de betreffende dealer zodanig uiteen dat op basis daarvan onmogelijk kan worden vastgesteld dat verdachte daadwerkelijk – steeds – de bezorger van de drugs was.
Het enkele feit dat verdachte op 6 oktober 2016 zijn hand - alvorens de verbalisant de handboei goed kon sluiten - zijn hand lostrok uit de handboei en zich op 28 juli 2014 zou hebben losgerukt is onvoldoende om het handelen van verdachte te kwalificeren als geweld in de zin van artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht (Sr.)
Op basis van het dossier kan het door getuige [getuige 2] genoemde telefoonnummer niet gekoppeld worden aan één van de onder verdachte in beslaggenomen telefoons. Evenmin kan worden vastgesteld wat het telefoonnummer van [getuige 2] zelf is en hoe [getuige 2] is geïdentificeerd als gebruiker van het nummer dat als het contact “ [naam contactpersoon] ” in de telefoon van verdachte opgeslagen zou staan. Gelet op de omstandigheden in deze zaak kan de met getuige [getuige 2] gehouden enkelvoudige fotoconfrontatie niet zonder meer als betrouwbaar aangemerkt worden. Voorts kan op basis van het dossier niet vastgesteld worden dat hetgeen verdachte aan [getuige 2] geleverd zou hebben, daadwerkelijk hasj betrof.
Ook kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat er sprake is medeplegen en van handel in harddrugs.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de onder 3 en 5 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Op 28 juli 2014 zagen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een man telefoneren in een telefooncel. De man vertoonde de uiterlijke kenmerken van een harddrugsverslaafde. Van de telefooncel was ambtshalve bekend dat deze regelmatig gebruikt werd om contact te maken met drugsdealers. De man vertelde de verbalisanten desgevraagd dat hij heroïne gebruikte en dat hij daarom “ [naam ] ” had gebeld op nr. [telefoonnummer] . Hij omschrijft [naam ] als een getinte man, vermoedelijk Marokkaanse komaf, beetje gezet postuur, bol gezicht met een beginnende baard, ongeveer 180 cm lang. Hij had met “ [naam ] ” afgesproken bij het stadhuis. Met meerdere collega’s werd daarop een groot gebied afgezet. Motoragent [verbalisant 3] hield vervolgens een persoon staande die voldeed aan het opgegeven signalement. De persoon gaf op te zijn genaamd [verdachte] .
Aan de onder verdachte in beslag genomen goederen
- - het goed onder SINnummer AAGD1554NL, bestaande uit één zakje wit poeder van in totaal 3,90 gram, cocaïne bevat;
- - het goed onder SINnummer AAGD1553NL, bestaande uit 1 bolletje wit poeder van in totaal 0,35 gram, cocaïne bevat;
- - het goed onder SINnummer AAGD1552NL, bestaande uit 13 bruine bolletjes van in totaal 2,60 gram, heroïne bevat.
Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij op 28 juli 2014 twee telefoons van het merk Samsung bij zich had en dat er drugs in zijn onderbroek zijn aangetroffen.
Uit het onderzoek aan de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon van het merk Samsung met telefoonnummer [telefoonnummer] volgt dat de telefoon actief is geweest in de periode van 26 maart 2014 tot en met 28 juli 2014. Direct na de ingebruikname van de telefoon is contact opgenomen met een groot aantal telefoonnummers die in gebruik waren bij bekende harddruggebruikers. In totaal vonden er in de genoemde periode 8191 contacten plaats met tegennummers.
[getuige 1] heeft verklaard dat hij tot 26 mei 2014 dagelijks heroïne kocht bij “ [naam ] ”. Het telefoonnummer van [naam ] was [telefoonnummer] . [naam ] had de drugs altijd weggestopt in zijn kruis.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 28 juli 2014 op weg was naar een harddrugsgebruiker met wie hij kort daarvoor telefonisch contact had gehad. Verdachte had cocaïne bij zich en 13 bolletjes heroïne. In de telefoon die verdachte bij zich had en waarmee hij kort voor zijn aanhouding telefonisch contact met vorenbedoelde harddrugsgebruiker had gehad, bleken, bij analyse, meerdere bekende harddrugsgebruikers naar voren te komen, met wie veelvuldig contact is geweest in de periode van 26 maart tot en met 28 juli 2014.
De harddrugsgebruiker met wie de meeste contacten hebben plaatsgevonden, getuige [getuige 1] , heeft verklaard dat hij via het telefoonnummer van verdachte dagelijks heroïne kocht.
Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 26 maart tot en met 28 juli 2014 harddrugs heeft gedeald, temeer nu verdachte, geconfronteerd met deze feiten, geen enkele verklaring heeft afgelegd.
De rechtbank is, met de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten op basis waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte samen heeft gewerkt met anderen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit onderdeel van het onder feit 4 ten laste gelegde.
Verbalisant [verbalisant 4] zag op 6 oktober 2016 een junkachtig type op de [adres] te Amersfoort. Het was verbalisant ambtshalve bekend dat de [adres] in verband wordt gebracht met overtredingen van de Opiumwet. 15 minuten later stond de man er nog. Doordat de man kennelijk op iemand stond te wachten, erg onrustig was, druk aan het telefoneren was, kreeg verbalisant de indruk dat de man op drugs stond te wachten. Verbalisant reed via een omweg naar de [adres] , zag dat de man er niet meer stond, en zag vanaf het portiek een man op een scooter wegrijden. Verbalisant zag dat de man op een witkleurige scooter reed, getint was, een gezet postuur en kort opgeschoren zwart haar had. Verbalisant gaf het signalement door en hoorde even later dat iemand die aan het signalement voldeed staande gehouden was.
- - een geldbedrag bestaande uit: 3 x € 5,00; 7 x € 10,00; 18 x € 20,00 en 6 x € 50,00 en 1 x € 1,00;
- - in de broek en onderbroek van verdachte: een sealbag met envelopjes, een sealbag met plastic zakjes met poeder en een sealbag met envelopjes.
Aan de onder verdachte in beslag genomen goederen
- - het goed onder SINnummer AAIN4356NL, in totaal 3,61 gram, cocaïne bevat;
- - het goed onder SINnummer AAKA2866NL, in totaal 5,60 gram, cocaïne bevat;
- - het goed onder SINnummer AAKA2865NL, in totaal 9,23 gram, cocaïne bevat;
- - het goed onder SINnummer AAKA2868NL, bestaande uit 3 bruine bolletjes, in totaal 0,35 gram, heroïne bevat.
Uit het onderzoek aan de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon van het merk Nokia met telefoonnummer [telefoonnummer] volgt dat in de telefoon sms-berichten zijn aangetroffen die duiden op drugshandel. De wijze van opslaan van contacten kwam overeen met het gebruikelijke beeld in dealtelefoons, zo waren namen aan locaties gekoppeld zodat de gebruiker wist op welke plaatsen er gebruikelijk werd afgesproken.
2016 vonden er contacten plaats met diverse tegennummers. Dit betroffen nagenoeg alleen contacten met tegennummers die in gebruik zijn bij bekende harddrugsgebruikers. In de periode van 4 augustus 2016 tot en met 6 oktober 2016 vonden er 6788 contacten plaats.
[getuige 3] heeft tegenover verbalisant [verbalisant 5] verklaard dat hij op donderdag 6 oktober 2016 telefonisch contact zocht met zijn vaste dealer op telefoonnummer [telefoonnummer] . Hij had sinds een jaar contact met deze dealer. Het signalement van deze dealer was: Noord-Afrikaans, gezet postuur en kort donker haar.
[getuige 4] heeft verklaard dat hij zijn drugs kocht van een dikkere jongen, deze jongen nam vanaf 6 oktober 2016 zijn telefoon niet meer op.
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij sinds 7 weken cocaïne kocht bij een jongen in Amersfoort.
De raadsman heeft gesteld dat niet vastgesteld kan worden dat de betreffende telefoon reeds langere tijd in het bezit was van verdachte en al die tijd door hem werd gebruikt. Bovendien loopt het door de diverse getuigen opgegeven signalement van hun dealer zodanig uiteen dat op basis daarvan onmogelijk kan worden vastgesteld dat verdachte daadwerkelijk – steeds – de bezorger van de drugs was.
De rechtbank gaat voorbij aan dit verweer. Zij overweegt daartoe dat de telefoon met het nummer [telefoonnummer] onder verdachte in beslag is genomen. Voornoemde getuigen hebben verklaard dat zij dit telefoonnummer belden als zij drugs wilden kopen. De beschrijving die de getuigen [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] van hun dealer geven, is sterk gelijkend en komt overeen met de bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] met betrekking tot het signalement van verdachte ten tijde van aanhouding. Dat andere getuigen een (deels) afwijkende beschrijving van hun dealer hebben gegeven die niet geheel overeenkomt met het signalement van verdachte doet daaraan niet af.
Daar komt nog bij dat de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] hebben verklaard dat zij op 6 oktober 2016 - de dag dat verdachte werd aangehouden – geprobeerd hebben hun dealer te bellen maar geen contact meer met hem konden krijgen.
Verdachte heeft zelf geen enkele verklaring willen afleggen over de onder hem in beslag genomen telefoon.
De rechtbank acht gelet op voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 4 augustus 2016 tot en met 6 oktober 2016 heeft gehandeld in cocaïne en heroïne en dat verdachte op 6 oktober 2016 de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheid cocaïne en heroïne in zijn bezit had.
Verdachte [verdachte] werd op 28 juli 2014 in Amersfoort aangehouden en vastgepakt door verbalisant [verbalisant 1] . Verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 3] namen verdachte over. Op het moment dat verbalisant [verbalisant 3] verdachte wilde boeien voelde verbalisant [verbalisant 6] dat verdachte zich losrukte en wegrende. Verbalisant [verbalisant 6] rende achter verdachte aan en kon verdachte weer vastpakken. Verbalisant voelde dat verdachte zich bleef verzetten.
De rechtbank is, anders van de verdediging, van oordeel dat het handelen van verdachte, te weten het zich losrukken uit de greep van verbalisant [verbalisant 6] , aangemerkt kan worden als het zich met geweld verzetten tegen zijn aanhouding, zoals bedoeld in artikel 180 Sr.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 28 juli 2014 met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 28 juli 2014 heeft schuldig gemaakt aan wederspannigheid ten aanzien van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 1] . Het dossier biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verbalisanten verdachte vasthadden en dat verdachte zich uit hun greep losrukte of enige andere geweldshandeling tegen hen heeft verricht.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 6 oktober 2016 heeft schuldig gemaakt aan wederspannigheid. Het dossier biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte vanaf het moment dat hij werd aangehouden zich heeft losgerukt, dan wel enige andere geweldshandeling heeft verricht. Verbalisant [verbalisant 4] maakt daarvan geen melding en uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] volgt enkel dat verdachte voor het sluiten van de handboeien, zijn hand daaruit trok en wegrende.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
Op 9 januari 2017 werd verdachte in Amersfoort aangehouden door de verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] .
- - een mobiele telefoon, merk Nokia, kleur blauw,
- - een mobiele telefoon, merk Apple iPhone, kleur roze.
In het kader van het onderzoek aan de onder verdachte in beslag genomen iPhone werd de gespreksgeschiedenis onderzocht tussen de telefoon van verdachte en het telefoonnummer [telefoonnummer] , behorende bij [A] ..
[A] Bel [bijnaam] . In die zwarte jas in kk ligt assi. En pak Bankoe. Ze komt shell amsterdamseweg. Aan de zijkant.
[A] Asi op by my
[verdachte] Jaa ik ga halen
[A] Oke man. Banko 3 die chick
[verdachte] Oke. Waar moet ik zijn
[A] Garage. Eempl. Bij die strook. Hek Achter.
Verbalisant: In het gesprek lijkt [A] [verdachte] opdracht te geven voor 3 banko te gaan leveren op het Eemplein nabij de garage. Bank of bankoe staat binnen de straattaal voor 50 euro.
[verdachte] waar jij. 20 die chick. Bij die kerk
[A] Kan je gaan. Ben bij [B]
[verdachte] Weloe. Ervoer
[A] Oke vraag of het zo kan. 20m
[verdachte] Ja zget ze. Naast die zaak. Banko wil ze
[verdachte] Oke is goed.
[A] Oke. Kan je morgen 7 bar pakken
[verdachte] K heb BK 2 dagen geleden 7 bar gegeven. 760
[A] Heb je daar niks meer
[verdachte] Laag. Barki of zo
[A] Ok. Hoeveel assi lag daar nog
[verdachte] 350 dacht ik
[A] en assie papiere
[verdachte] 40. En krijg van iemand een barki. Morgen denk ik
Barkie/Bar 100 euro
Laag weinig
Assi Hasj
Papieren geld
[A] Kan je gamma gaan 3x banko. Chickie
[verdachte] Oke
[A] Hoelang
[verdachte] Rij nu bij stadhuis. Waar precies. Achter of gewoon parkish
[A] Parkeerplaats. Gamma
[A] Ham wil 12 voor bankoe. Ik ga zeggen kan niet. Zeg heb weinig assi of zo kan niet
[verdachte] Ben he gek of zo. Bankoe 7 stuks
[A] Oh zo Jaa
[verdachte] of 3 voor 20
[A] Ja zeg heb weinig assi
[verdachte] Mierik geven 3v2
[A] Okee
[verdachte] Ik ga rijden jo
In de periode van 15 november 2016 tot en met 8 januari 2017 zijn door verdachte – al dan niet in straattaal – gesprekken met anderen gevoerd waarin gesproken wordt over hash, hoeveelheden, prijzen en plaatsen waar hash afgeleverd moet worden.
Uit het onderzoek aan de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon van het merk Nokia volgt dat in de telefoon sms-berichten zijn aangetroffen die duiden op drugshandel. De berichten waren aanwezig vanaf 17 december 2016.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij vanaf midden december hasj kocht bij een dealer die hij kende onder de naam “ [naam ] ” in Amersfoort. Het signalement van zijn dealer was: een Marokkaanse gozer, kort opgeschoren haar, stevig postuur en hij reed op een witte scooter.
Verbalisant [verbalisant 5] heeft op 17 januari 2017 [getuige 2] als getuige gehoord. Het telefoonnummer van [getuige 2] was naar voren gekomen in het onderzoek naar verdachte [verdachte] . [getuige 2] verklaarde dat het telefoonnummer, welk telefoonnummer bij verdachte [verdachte] in gebruik was, toebehoorde aan een dealer die hij kende onder de naam [naam ] . Omdat zowel het telefoonnummer, het postuur en de witte scooter overeenkwamen met verdachte, werd door verbalisant een foto van verdachte [verdachte] aan getuige [getuige 2] getoond. Hij hoorde dat [getuige 2] verklaarde: “Ja dat is hem, 100%”.
De raadsman heeft gesteld dat het door getuige [getuige 2] genoemde telefoonnummer niet gekoppeld kan worden aan één van de onder verdachte in beslaggenomen telefoons. Evenmin kan worden vastgesteld wat het telefoonnummer van [getuige 2] zelf is en hoe [getuige 2] is geïdentificeerd als gebruiker van het nummer dat als het contact “ [naam contactpersoon] ” in de telefoon van verdachte opgeslagen zou staan.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat [getuige 2] een van de contacten is afkomstig uit de onder verdachte in beslag genomen Nokia telefoon.
Voorts bleek uit de onderzochte sms-berichten van de Nokia dat verdachte veel contact had met een contact dat was ingevoerd in de telefoon onder de naam “ [naam contactpersoon] ”. Dit bleek [getuige 2] te zijn. Dat het betreffende telefoonnummer van de onder verdachte in beslag genomen Nokia-telefoon niet in het dossier is vermeld en evenmin het telefoonnummer van [getuige 2] doet daaraan niet af. De rechtbank ziet geen redenen om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van het door verbalisant [verbalisant 5] op ambtseed opgemaakte proces-verbaal.
De raadsman heeft gesteld dat gelet op de omstandigheden in deze zaak de met getuige [getuige 2] gehouden enkelvoudige fotoconfrontatie niet zonder meer als betrouwbaar aangemerkt kan worden.
De rechtbank is, met de raadsman, van oordeel dat behoedzaam dient te worden omgegaan met de waarde die aan een enkelvoudige fotoconfrontatie wordt toegekend.
De rechtbank acht de herkenning door getuige [getuige 2] echter betrouwbaar nu deze steun vindt in andere bewijsmiddelen. Zo past verdachte in het signalement dat getuige [getuige 2] van zijn dealer heeft gegeven en is [getuige 2] één van de contacten in de contactenlijst van de onder verdachte in beslaggenomen Nokia telefoon.
De raadsman heeft gesteld dat op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat hetgeen verdachte aan [getuige 2] geleverd zou hebben, daadwerkelijk hasj betrof.
De rechtbank overweegt dat uit de verklaring van getuige [getuige 2] volgt dat hij meerdere keren hasj van verdachte heeft gekocht. Uit de gesprekgeschiedenis van de onder verdachte in beslag genomen iPhone (onder andere gesprekken van 6 januari 2017 en 8 januari 2017) volgt dat hij op verschillende momenten beschikte over “assie” (de rechtbank begrijpt dat dit straattaal is voor hasj). Voorts was verdachte op het moment dat hij op 6 oktober 2016 (feit 2) werd aangehouden in het bezit van hasj. De rechtbank acht het op grond van het vorenstaande niet aannemelijk dat verdachte iets anders dan hasj aan [getuige 2] heeft geleverd.
De rechtbank acht gelet op voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 15 november 2016 tot en met 9 januari 2017 heeft gehandeld in hasj.
De rechtbank is, met de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en één of meer anderen. Voorts kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte in de periode van 15 november 2016 tot en met 9 januari 2017 naast hasj ook handelde in harddrugs. Het dossier biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van voornoemde onderdelen van het onder feit 1 ten laste gelegde.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
5BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 15 november 2016 tot en met 9 januari 2017 te Amersfoort, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, gebruikershoeveelheden hasj zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
in de periode van 4 augustus 2016 tot en met 6 oktober 2016 te Amersfoort, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, gebruikershoeveelheden cocaïne en/of heroïne, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
op 6 oktober 2016 te Amersfoort opzettelijk aanwezig, heeft gehad gebruikershoeveelheden cocaïne - te weten 3,61 gram en 5,60 gram en 9,23 gram (in totaal 18,44 gram) cocaïne - en 3 gebruikershoeveelheden heroïne - te weten, 0,35 gram heroïne - zijnde cocaïne en heroïne, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
in de periode van 26 maart 2014 tot en met 28 juli 2014 te Amersfoort, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, telkens gebruikershoeveelheden cocaïne en/of heroïne, zijnde middelen als bedoeld bij de in de Opiumwet behorende lijst I;
op 28 juli 2014 te Amersfoort opzettelijk aanwezig, heeft gehad meerdere gebruikershoeveelheden cocaïne - te weten 3,9 gram en 0,35 gram (aldus in totaal 4,25 gram) cocaïne – en 13 gebruikershoeveelheden heroïne - te weten 2,6 gram heroïne -, zijnde cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
hij zich, met geweld heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, immers heeft hij, verdachte:
- zich op 28 juli 2014 te Amersfoort, na zijn aanhouding door [verbalisant 6] , hoofdagent, los gerukt/getrokken en is hij, verdachte, weggerend en bleef hij, verdachte, zich vervolgens verzetten tegen zijn aanhouding.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1, 2, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
6STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Telkens: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Telkens: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
wederspannigheid.
7STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
8.1
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht.
8.2
De verdediging heeft bepleit bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het beperkte en gedateerde strafblad van verdachte, het reclasseringsrapport en het feit dat voor de onder 6 ten laste gelegde wederspannigheid gevangenisstraf niet passend is. Voorts dient rekening gehouden te worden met de overschrijding van de redelijke termijn ten aanzien van de feiten uit 2014.
8.3
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de handel in soft- en harddrugs, gepleegd in verschillende periodes, en het in bezit hebben van aanzienlijke hoeveelheden harddrugs. Daarnaast heeft verdachte zich in 2014 met geweld verzet tegen zijn aanhouding. Door het handelen in harddrugs is verdachte mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die het
gebruik van verdovende middelen veroorzaken. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een gevaar oplevert voor de volksgezondheid en dat de handel daarin wordt omgeven door (overige) criminaliteit.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij tot tweemaal toe, nadat hij was aangehouden voor het bezit van en de handel in harddrugs, verder is gegaan met de handel in verdovende middelen. Verdachte heeft ook nadien op geen enkel moment laten zien het kwalijke van zijn handelen in te zien. Verdachte heeft zich enkel en alleen laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt geboden. De rechtbank heeft daarbij gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die als vertrekpunt van denken bij het dealen in harddrugs gedurende een periode van 6 tot 12 maanden uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
De rechtbank houdt met betrekking tot de persoon van verdachte bij de straftoemeting rekening met het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Voorts heeft de rechtbank gelet op een de verdachte betreffend advies van Reclassering Nederland van 3 april 2017. Verdachte heeft volgens dat rapport geen vast werk, dagbesteding, huisvesting en inkomen. De reclassering adviseert verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringscontact, een verblijf bij de stichting Exodus, het hebben van een dagbesteding en het stabiliseren van zijn financiën. Verdachte heeft aangegeven te zullen meewerken aan een eventueel reclasseringstoezicht en heeft bevestigd dat hij hulp nodig heeft om zijn leven op een andere wijze in te vullen. De rechtbank acht het met de reclassering noodzakelijk dat verdachte aansluitend op zijn detentie door de reclassering wordt begeleid om zijn leven op de rails te krijgen. Dit om de kans op herhaling van het plegen van strafbare feiten in de toekomst te beperken. Zij ziet hierin, alsmede de jeugdige leeftijd van verdachte, aanleiding om ten gunste van verdachte van voornoemde oriëntatiepunten af te wijken en een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Tot slot houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een strafvervolging op grond van artikel 6 EVRM tot een berechting moet komen, voor wat betreft de feiten 4, 5 en 6. Verdachte is op 28 juli 2014 in verzekering gesteld. Daaraan heeft hij in redelijkheid de verwachting kunnen ontlenen dat tegen hem door het openbaar ministerie een strafvervolging zou worden ingesteld. Gelet op de datum van dit vonnis wordt de redelijke termijn van 2 jaar met bijna 9 maanden overschreden. Indien deze termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een straf gelijk aan de eis van de officier van justitie hebben opgelegd. In de overschrijding van de redelijke termijn ziet de rechtbank aanleiding tot vermindering van de straf met twee weken.
Gelet op artikel 21 Sr zal de rechtbank de op te leggen straf daarom in weken uitdrukken.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 52 weken, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 15 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden passend en geboden.
9BESLAG
De officier van justitie heeft de verbeurd verklaring gevorderd van alle onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoons.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de in beslag genomen telefoons.
De rechtbank zal de na te noemen en onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoons verbeurd verklaren, nu de onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde feiten zijn begaan met behulp van deze telefoons, te weten:
- - Samsung, kleur blauw, goednummer PL0900-2014206483-1209599;
- - Nokia B1-5cb, kleur zwart, goednummer PL0900-2016311355-1805296;
- - iPhone 5, kleur grijs, goednummer PL0900-2016311355-1805297;
- - Apple iPhone s7, goednummer PL0900-2016311355-1876472;
- - Nokia, kleur blauw, goednummer PL0900-2016311355-1876473.
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de navolgende onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon, te weten:
- Samsung S, kleur wit, goednummer PL0900-2014206483-1209603.
10TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen
- - 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 57 en 180 van het Wetboek van Strafrecht en
- - 10 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder feit 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Telkens: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Telkens: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
wederspannigheid.
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie dagen na zijn invrijheidsstelling zal melden bij de Reclassering Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 100 te Utrecht, en zich zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* verplicht zal verblijven in/bij de Stichting Exodus of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering en zich zal houden aan het (dag) programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* mee zal werken aan het stabiliseren van zijn financiën en het verkrijgen en behouden van een structurele dagbesteding in de vorm van opleiding en/of werk, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van
de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
- verklaart de volgende mobiele telefoons verbeurd:
- - Samsung, kleur blauw, goednummer PL0900-2014206483-1209599;
- - Nokia B1-5cb, kleur zwart, goednummer PL0900-2016311355-1805296;
- - iPhone 5, kleur grijs, goednummer PL0900-2016311355-1805297;
- - Apple iPhone s7, goednummer PL0900-2016311355-1876472;
- - Nokia, kleur blauw, goednummer PL0900-2016311355-1876473.
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende mobiele telefoon
- Samsung S, kleur wit, goednummer PL0900-2014206483-1209603.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Spee, voorzitter, mrs. C.A.M. van Straalen en R.G.A. Beaujean, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 april 2017.
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 november 2016 tot en met 9 januari 2017 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen:
- ( telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) (een) gebruikershoeveelhe(i)d(en) hasj en/of wiet, zijnde (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, en/of
- ( telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) (een) gebruikershoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of heroïne, zijnde (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
2.
hij in of omstreeks de periode van 4 augustus 2016 tot en met 6 oktober 2016 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) (een) gebruikershoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of heroïne, in elk geval (telkens) een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 6 oktober 2016 te Amersfoort opzettelijk aanwezig, althans voorhanden, heeft gehad 49, althans meerdere, gebruikershoeveelheden cocaïne - te weten, althans, 3,61 gram en/of 5,60 gram en/of 9,23 gram (aldus in totaal 18,44 gram) cocaïne -, in elk geval een materiaal bevattende cocaïne, en/of 3, althans meerdere, gebruikershoeveelheden heroïne - te weten, althans, 0,35 gram heroïne -, in elk geval een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (een) middel(len) als bedoeld bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
4.
hij in of omstreeks de periode van 26 maart 2014 tot en met 28 juli 2014 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) (een) gebruikershoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of heroïne, in elk geval (telkens) een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
5.
hij op of omstreeks 28 juli 2014 te Amersfoort opzettelijk aanwezig, althans voorhanden, heeft gehad meerdere gebruikershoeveelheden cocaïne - te weten, althans, 3,9 gram en/of 0,35 gram (aldus in totaal 4,25 gram) cocaïne -, in elk geval een materiaal bevattende cocaïne, en/of 13, althans meerdere, gebruikershoeveelheden heroïne - te weten, althans, 2,6 gram heroïne -, in elk geval een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (een) middel(len) als bedoeld bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
6.
hij zich meermalen, althans eenmaal, met geweld heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, immers heeft hij, verdachte:
- zich op 28 juli 2014 te Amersfoort, na zijn aanhouding door [verbalisant 1] , hoofdagent, en/of [verbalisant 6] , hoofdagent, en/of [verbalisant 3] , hoofdagent, los gerukt/getrokken en is hij, verdachte, weggerend en/of bleef hij, verdachte, zich (vervolgens) verzetten tegen zijn aanhouding en/of;
- zich op 6 oktober 2016 te Amersfoort, na zijn aanhouding door [verbalisant 7] , agent, en/of [verbalisant 4] , hoofdagent, los gerukt/getrokken en is hij weggerend.
art 180 Wetboek van Strafrecht