Rechtbank Midden-Nederland, 30-08-2017 / 16/994012-14 (P)
ECLI:NL:RBMNE:2017:4352
- Inhoudsindicatie
- Een 40-jarige man uit Rhenen heeft zich ruim vier jaar lang schuldig gemaakt aan belastingfraude en het gebruiken van valse jaarrekeningen. De rechtbank Midden-Nederland veroordeelt de man tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 16 maanden en een taakstraf van 240 uur. Zijn 69-jarige vader is vrijgesproken. De advocaat van de 40-jarige man voerde aan dat er geen opzet in het spel was omdat de verschillen in de onjuiste belastingaangiften een gevolg waren van een verkeerd onderbouwde schatting. Uit het dossier blijkt echter dat de verschillen tussen het geclaimde en daadwerkelijke bedrag aanzienlijk zijn. In totaal gaat het om een bedrag van ruim 600.000 euro aan teveel teruggevraagde omzetbelasting. De rechtbank oordeelt dat het niet opzettelijk handelen volstrekt onaannemelijk is. Naast de belastingfraude heeft de man met valse jaarrekeningen geprobeerd om bij de bank kredieten te laten doorlopen. In principe kunnen voor deze strafbare feiten onvoorwaardelijke celstraffen worden opgelegd. De man verklaart veel spijt te hebben van de verkeerde keuzes die hij heeft gemaakt. Die maakte hij toen zijn bedrijven in financieel slecht weer verkeerden. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat de zaak ruim drieënhalf jaar heeft geduurd en de man zijn leven inmiddels weer op de rails heeft. De 69-jarige vader van de man is vrijgesproken omdat uit het dossier niet blijkt dat hij betrokken was bij de financiële administratie. Ook is er geen bewijs dat hij op enige manier betrokkenheid had bij het opstellen en indienen van onjuiste belastingaangiften en valse jaarrekeningen.
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Uitspraakdatum
- 2017-08-30
- Publicatiedatum
- 2017-08-30
- Zaaknummer
- 16/994012-14 (P)
- Procedure
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtsgebied
- Strafrecht
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
- Viditax (FutD), 06-09-2017
- FutD 2017-2234
Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/994012-14 (P)
in de strafzaak tegen
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats] aan de [adres].
1ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 16 augustus 2017. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem.
2TENLASTELEGGING
De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging en de wijziging van de tenlastelegging zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 20 april 2009 tot en met 31 juli 2013 al dan
niet samen met een ander of anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan, danwel opdracht heeft gegeven tot, het opzettelijk onjuist doen van een groot aantal aangiften omzetbelasting, waaronder de aangiften omzetbelasting voor [BV 1] en [BV 2] en [BV 3];
Feit 2: in de periode november en/of december 2010 al dan niet samen met een ander of anderen gebruik heeft gemaakt van valse/vervalste (rapporten inzake de) jaarrekeningen 2009 van [BV 4], [BV 3] en [BV 5];
3VOORVRAGEN
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
De officier van justitie acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten en heeft daartoe de hierna te noemen verweren gevoerd.
4.3
In de ten laste gelegde periode was verdachte bestuurder (alleen en zelfstandig bevoegd) van [BV 2]
In de periode van 31 oktober 2011 tot en met 31 juli 2013 heeft de Belastingdienst te Apeldoorn elektronisch de aangiften over de tijdvakken eerste kwartaal 2009 tot en met het tweede kwartaal van 2013 van [BV 1] ontvangen.
In de periode van 31 oktober 2011 tot en met 31 juli 2013 heeft de Belastingdienst te Apeldoorn elektronisch de aangiften over de tijdvakken eerste kwartaal 2009 tot en met 2e kwartaal 2013 ontvangen van [BV 2]
Ten aanzien van het eerste kwartaal van 2009 is daarbij een voorbelasting van € 9.743,00 opgegeven en een omzetbelasting van - € 6.893,00
- € 5.034,00.
Op 26 februari 2014 heeft de FIOD de administratie van [BV 2] in beslag genomen.
In de periode van 31 oktober 2011 tot en met 31 juli 2013 heeft de Belastingdienst te Apeldoorn de elektronisch de aangiften over de tijdvakken eerste kwartaal 2009 tot en met het tweede kwartaal van 2013 van [BV 3] ontvangen.
Ten aanzien van het eerste kwartaal van 2009 is daarbij een voorbelasting van € 15.435,00 opgegeven en - € 15.435,00 aan omzetbelasting
Op 26 februari 2014 heeft de FIOD de administratie van [BV 3] in beslag genomen.
Uit dit onderzoek volgt dat al de kwartaalaangiften omzetbelasting in voornoemde periode onjuist zijn ingediend, omdat er telkens een te hoog bedrag aan voorbelasting is geclaimd.
De FIOD heeft ook onderzoek gedaan naar de aangiften omzetbelasting van de andere [BV's] in de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 juni 2013. Uit dit onderzoek komt naar voren dat voor deze bv’s het grootste deel van de kwartaalaangiften in die periode onjuist is ingediend en dat een te hoog bedrag aan omzetbelasting is teruggevraagd.
De vader van verdachte, [medeverdachte], heeft verklaard dat zijn zoon de administratie deed van alle bv’s en ook alle aangiften omzetbelasting.
Uit het dossier volgt echter dat de verschillen tussen de geclaimde voorbelasting en het daadwerkelijke recht op teruggaaf op basis van de betaalde facturen aanzienlijk zijn. De verklaring van verdachte dat hij steeds een onderbouwde schatting maakte en niet opzettelijk heeft gehandeld is dan ook volstrekt onaannemelijk.
Het is de verplichting van de belastingplichtige, in dit geval de [BV's], om juist en volledig aangifte te doen. Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat opzettelijk niet aan deze verplichting is voldaan. De [BV's] zijn hiervoor strafbaar op grond van artikel 69, tweede lid van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen. Ook overigens valt het opzettelijk doen van de onjuiste aangiften omzetbelasting toe te rekenen aan de [BV's]. Het doen van aangiften omzetbelasting is immers bij uitstek een handeling die wordt verricht in de sfeer van de rechtspersoon, nu deze gedraging past in de normale bedrijfsvoering. Nu verdachte degene was die de financiële administratie van de bv’s verzorgde en in die rol opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan namens de [BV's], heeft hij feitelijk leiding gegeven aan die verboden gedragingen.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Er zijn geen aanknopingspunten dat verdachte het onder 1 bewezenverklaarde feit samen met een ander dan wel anderen heeft begaan. Van dit onderdeel wordt verdachte vrijgesproken.
“
De aanbiedingsbrieven bij de stukken met betrekking tot [BV 3] en [BV 5] bevatten dezelfde tekst, met dien verstande dat in plaats van [BV 4] de naam van de betreffende bv staat vermeld en de datum “november 2010” betreft .
Uit de verklaring van [C], werkzaam bij [bedrijfsnaam], gevestigd te [vestigingsplaats], volgt dat de (rapporten inzake de) jaarrekening(en) 2009 van voormelde bedrijven niet door hem of zijn collega [B] zijn opgesteld. De rapporten zijn qua opmaak gelijk aan het format dat het accountantskantoor gebruikt.
Verdachte heeft verklaard dat hij voormelde (rapporten inzake de) jaarrekening(en) 2009 zelf heeft opgesteld en hierbij als format het rapport inzake de jaarrekening 2008 gebruikte, dat hij eerder had ontvangen van voornoemd accountantskantoor.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de in de tenlastelegging genoemde (rapporten inzake de) jaarrekening(en) 2009 vals waren en dat verdachte deze valse stukken opzettelijk heeft gebruikt.
Bewijsoverweging
Met de tekst van de aanbiedingsbrieven en de afsluitende tekst van de rapporten inzake de jaarrekeningen 2009 heeft verdachte de indruk gewekt dat deze stukken afkomstig waren van [bedrijfsnaam]. De jaarrekeningen 2009 zijn direct achter de rapporten inzake de jaarrekeningen 2009 gevoegd. Er is dus sprake van een samenstel van documenten, waardoor ook de jaarrekeningen 2009 afkomstig lijken van [bedrijfsnaam].
De verdediging heeft gesteld dat de stukken die verdachte heeft opgesteld en vervolgens heeft ingediend bij de bank slechts concepten waren. Ook als dit het geval zou zijn, doet dit echter niet af aan een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit. Verdachte heeft met de door hem ingediende valse stukken de indruk gewekt dat deze zijn opgesteld door een accountant. Dat wordt niet anders als die valse stukken (slechts) concepten zouden zijn geweest.
Er zijn geen aanknopingspunten dat verdachte het onder 2 bewezenverklaarde feit samen met een ander dan wel anderen heeft begaan. Van dit onderdeel zal verdachte worden vrijgesproken.
5BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
[BV 1] en [BV 2] en [BV 3]
op tijdstippen in de periode 20 april 2009 tot en met 31 juli 2013 te Nederland, telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als
bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten een groot aantal elektronische aangiften voor de omzetbelasting, waaronder
ten name van [BV 1] over het
- eerste kwartaal 2009 en
- derde kwartaal 2011 en
- tweede kwartaal 2013 en
ten name van [BV 2] over het
- eerste kwartaal 2009 en
- derde kwartaal 2011 en
- tweede kwartaal 2013 en
ten name van [BV 3] over het
- eerste kwartaal 2009 en
- derde kwartaal 2011 en
- tweede kwartaal 2013
onjuist heeft gedaan,
immers hebben die bv’s telkens opzettelijk op aan de
Belastingdienst te Apeldoorn gezonden aangiftebiljetten
omzetbelasting over genoemde perioden, bij de vraag totaal
omzetbelasting een te laag bedrag opgegeven,
terwijl dat feit telkens er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven
aan welk bovenomschreven strafbare feiten hij, verdachte, telkens feitelijk leiding heeft gegeven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2.
hij op tijdstippen in of omstreeks november en december 2010 te
Rhenen, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse
rapporten inzake de jaarrekeningen 2009 en jaarrekeningen 2009 van [BV 4] en
van [BV 3] en van [BV 5],
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst, terwijl uit dat
gebruik enig nadeel kon ontstaan,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat die rapporten en jaarrekeningen
werden aangeboden aan de ABNAMRO bank ten behoeve van voortgang van de
kredietverstrekking aan die bv’s en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op die rapporten en de aanbiedingsbrief bij die jaarrekeningen vermeld
staat dat zij behandeld en/of verstuurd zijn door [B] en/of [C]
, beiden werkzaam bij [bedrijfsnaam].
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
6STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
7STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8OPLEGGING VAN STRAF
8.1
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
De verdediging heeft verzocht om oplegging van een taakstraf. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Verder heeft de verdediging een aantal persoonlijke omstandigheden van verdachte aangevoerd.Tot slot heeft de verdediging een voorwaardelijk verzoek gedaan. Indien verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf, dient nader onderzoek plaats te vinden naar de mogelijkheden van elektronische detentie.
8.3
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende ruim vier jaar feitelijk leidinggegeven aan belastingfraude, gepleegd door meerdere bv’s. Het gaat om een groot aantal onjuiste aangiften. Uit het dossier volgt dat het totale benadelingsbedrag neerkomt op ongeveer € 600.000,-. Daarnaast heeft hij gebruik gemaakt van valse jaarrekeningen, door deze aan te bieden aan een bank ten behoeve van de voorgang van kredietverstrekking. Dit zijn ernstige misdrijven, waarmee de integriteit van het financieel en economisch verkeer wordt aangetast. Het reguliere handels- en betalingsverkeer wordt door dergelijke feiten ondermijnd en de maatschappij wordt veel schade toegebracht. Niet voor niets kunnen dergelijke feiten worden bestraft met een forse, onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is in beginsel dan ook passend. Er zijn echter verschillende omstandigheden die in het voordeel van verdachte moeten worden meegewogen.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 16 mei 2017, blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Verder is gebleken dat verdachte door de slechte financiële omstandigheden waarin de bedrijven zich bevonden verkeerde keuzes heeft gemaakt. Hij heeft verklaard daar veel spijt van te hebben.
Tot slot houdt de rechtbank bij de bepaling van de strafmaat rekening met het feit dat sinds het eerste verhoor van verdachte op 6 maart 2014 tot aan de einduitspraak bijna drieënhalf jaar is verstreken.
Hierdoor is de redelijke termijn met ongeveer anderhalf jaar overschreden. Verdachte heeft na een moeilijke periode in zijn leven inmiddels weer op de rails. Zo heeft hij onder meer nieuw werk gevonden.
Gelet op al deze omstandigheden zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en verdachte daarnaast veroordelen tot de maximale werkstraf.
Aan verdachte wordt opgelegd een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden en met een proeftijd van 2 jaren. Met oplegging van deze forse voorwaardelijke straf wordt benadrukt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten en wordt tegelijkertijd beoogd verdachte ervan te weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank legt daarnaast een taakstraf op voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, wordt hierop in mindering gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Gelet op voormelde straf kan het voorwaardelijke verzoek van de verdediging onbesproken blijven.
9TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en art. 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte strafbaar.
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 16 (zestien) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 (twee) uren taakstraf per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.M. Druijf, voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en
mr. R.C. Moed, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Rigter griffier, en is uitgesproken
op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2017.
Mr. drs. S.M. van Lieshout is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Aan verdachte wordt, na wijziging van de tenlastelegging die hierna cursief is weergegeven, ten laste gelegd dat:
1.
[BV 1] en/of [BV 2] en/of [BV 3]
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 20 april 2009 t/m 31
juli 2013 te Rhenen en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als
bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten (een)
ten name van [BV 1] over het
- eerste kwartaal 2009 (D-032blz 6) en/of
- derde kwartaal 2011 (D-032blz 16) en/of
- tweede kwartaal 2013 (D-032blz 23) en/of
ten name van [BV 2] over het
- eerste kwartaal 2009 (D-032blz29) en/of
- derde kwartaal 2011 (D-032blz39) en/of
- tweede kwartaal 2013 (D-032blz46) en/of
ten name van [BV 3] over het
- eerste kwartaal 2009 (D-032blz75) en/of
- derde kwartaal 2011 (D-032blz85) en/of
- tweede kwartaal 2013 (D-032blz92)
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft/hebben die bv's, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
althans alleen
(telkens) opzettelijk op het bij/aan de Inspecteur der belastingen of de
Belastingdienst te Apeldoorn ingeleverde/gezonden aangiftebiljet(ten)
omzetbelasting over genoemd(e) periode(n), bij (de vraag) totaal
omzetbelasting een negatief bedrag, althans (telkens) een te laag en/of
onjuist bedrag opgegeven,
terwijl dat feit (telkens) er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven
aan welk bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte, tezamen en in
vereniging met (een) ander(en)
(telkens) feitelijk leiding en/of opdracht heeft gegeven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks november en/of december 2010 te
Rhenen, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging meet (een) ander(en), althans alleen
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
rapport(en) inzake de jaarrekening(en) 2009 en/of jaarrekening(en) 2009
van [BV 4] (D012blz 2 t/m blz 14) en/of
van [BV 3] (D013blz 4 t/m 16) en/of
van [BV 5] (D013blz 30 t/m 46),
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, terwijl uit dat
gebruik enig nadeel kon ontstaan,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat die/dat rapport(en) en/of jaarrekeningen
werd(en) aangeboden aan de ABNAMRO bank ten behoeve van voortgang van de
kredietverstrekking (aan die bv('s)) en
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op die rapport(en) en/of de
aanbiedingsbrief bij die jaarrekening(en) en/of die jaarrekening(en) vermeld
staat dat zij behandeld en/of verstuurd zijn door [B] en/of [C]
(beiden werkzaam bij [bedrijfsnaam]);
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht