Rechtbank Overijssel, 15-09-2015 / 08.770045-15 (P)
ECLI:NL:RBOVE:2015:4276
- Inhoudsindicatie
- Verdachte heeft in een zwembad in Deventer een minderjarig meisje aangerand. Verdachte heeft bij de glijbaan het minderjarige meisje onverhoeds vastgepakt en haar bij haar schaamstreek betast. De rechtbank acht een werkstraf voor de duur van 60 uur, te vervangen door 30 dagen hechtenis, passend en geboden.
- Instantie
- Rechtbank Overijssel
- Uitspraakdatum
- 2015-09-15
- Publicatiedatum
- 2015-09-15
- Zaaknummer
- 08.770045-15 (P)
- Procedure
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtsgebied
- Strafrecht
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.770045-15 (P)
Datum vonnis: 15 september 2015
geboren op [geboortedag] 1952 te [geboorteplaats] (Iran),
wonende te [woonplaats] , [adres] .
1Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 september 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Grooters en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
2De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
3De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.1
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 60 uren te vervangen door 30 dagen hechtenis.
4.2
Verdachte heeft verklaard dat hij op 15 februari 2015 in het zwembad De Scheg te Deventer was en dat hij bij de glijbaan tegen een meisje is aangebotst en dat hij zich niet kan herinneren waar hij het meisje heeft aangeraakt.
Verdachte heeft voorts aangeven dat hij zich kan vinden in de door de officier van justitie geformuleerde strafeis.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, wettig en overtuigend bewijs opleveren dat verdachte op 15 februari 2015 in het zwembad – nadat hij haar bij het bovenbeen had vastgepakt - onverhoeds de schaamstreek van de 15-jarige [slachtoffer] heeft betast. Dit bewijs ziet de rechtbank in de aangifte van [slachtoffer] en de de auditu-verklaringen van getuige [getuige 1] en badmeester [getuige 2] .
De rechtbank stelt vast dat aangeefster gedetailleerd en consistent heeft verklaard. De rechtbank heeft geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen, temeer daar de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] de verklaring van aangeefster ondersteunen, in het bijzonder waar [getuige 1] verklaart over de emotionele toestand waarin aangeefster verkeerde toen ze uit de glijbaan kwam en direct aan hem vertelde wat verdachte had gedaan.
Ten slotte draagt ook de verklaring van verdachte zelf bij aan de overtuiging van de rechtbank dat hij het ten laste gelegde heeft begaan. Immers, bij de politie en ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij inderdaad in het zwembad bij de glijbaan tegen aangeefster is aangekomen en haar daarbij heeft aangeraakt – waarbij hij niet heeft ontkend dat dit bij haar schaamstreek was - welke verklaring een gedeeltelijke bevestiging is van de verklaring van aangeefster. De lezing van verdachte dat er sprake is geweest van – in het voorbijgaan – terloops aanraken van aangeefster legt de rechtbank terzijde. De hierboven aangegeven gemoedstoestand van aangeefster strookt met haar lezing van het vastpakken door verdachte van haar bovenbeen, gevolgd door het betasten van en knijpen in haar schaamstreek.
De rechtbank overweegt voorts dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het doel van de zedelijkheidswetgeving is het beschermen van de seksuele integriteit van personen die daartoe op een bepaald moment, dan wel in het algemeen, zelf niet in staat zijn. Voorts blijkt dat de wetgever handelingen van seksuele aard strafbaar heeft willen stellen, voor zover die in strijd zijn met de sociaal ethische norm.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het betasten van de schaamstreek als ontuchtige handeling worden beschouwd, nu het een handeling betreft van seksuele aard, in strijd met de sociaal-ethische norm. Het motief van verdachte speelt geen rol bij de vraag of sprake is van een ontuchtige handeling. Bepalend is of het slachtoffer door de handeling in haar seksuele schaamtegevoel wordt gekwetst en of dit ook in de maatschappij in het algemeen zo wordt gevoeld. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan – zoals ook uit de aangifte is gebleken - bij het betasten van de schaamstreek van aangeefster in het zwembad sprake geweest.
Het ten laste gelegde kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.4
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
5De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Het misdrijf:
6De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
7De op te leggen straf of maatregel
7.1
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft in een zwembad in Deventer een minderjarig meisje aangerand. Verdachte heeft bij de glijbaan het minderjarige meisje onverhoeds vastgepakt en haar bij haar schaamstreek betast. Verdachte heeft door zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het jonge slachtoffer en tevens heeft hij bij het slachtoffer een gevoel van angst en onveiligheid teweeggebracht. Het is algemeen bekend dat met name minderjarigen dergelijke inbreuken als (nog) ingrijpender ervaren dan volwassenen. Verdachte heeft zich ten tijde van het plegen van het feit laten leiden door zijn eigen seksuele drang, zonder zich op dat moment te bekommeren om de gevolgen van zijn handelen voor het jonge slachtoffer. De rechtbank rekent verdachte dit handelen aan.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van:
- - een reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering d.d. 2 juni 2015, opgemaakt door M. Huisman en
- - het uittreksel justitieel documentatieregister d.d. 4 augustus 2015.
Uit het reclasseringsadvies is gebleken dat verdachte sinds 2012 in Nederland is in het kader van gezinshereniging. Deze gezinshereniging is niet goed verlopen en verdachte is vervolgens meerdere keren met justitie in aanraking gekomen vanwege huiselijk geweld en eergerelateerd geweld. Voorts is gebleken dat verdachte in het AZC te Almere heeft gezeten en ten tijde van de zitting in FPC Veldzicht te Balkbrug verblijft en dat bij verdachte sprake is van forse psychische problematiek.
De reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte een (voorwaardelijke) gevangenisstraf op te leggen, omdat niet duidelijk is in hoeverre verdachte binnen een asielprocedure een werkstraf kan uitvoeren. De rechtbank zal desondanks in dit geval – conform de eis van de officier van justitie – volstaan met oplegging van een werkstraf, nu verdachte ter terechtzitting uitdrukkelijk heeft verklaard bereid én in staat te zijn om een werkstraf uit te voeren.
De rechtbank acht gelet op al het hiervoor overwogene in het onderhavige geval dan ook een werkstraf voor de duur van 60 uur, te vervangen door 30 dagen hechtenis, passend en geboden.
8De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22b en 22c van het Wetboek van Strafrecht.
9De beslissing
De rechtbank:
- - verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- - verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- - verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- - verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:het misdrijf: Feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
- - verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
- - veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 60 uren;
- - beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns - Schipper, voorzitter, mr. F. van der Maden en mr. L.J. Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 september 2015.
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland dienst regionale recherche met registratienummer PL0600-2015079227. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 15 februari 2015
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 15 februari 2015
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 15 februari 2015
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 15 februari 2015
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 1 september 2015