Delikt en Delinkwent

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Delikt en Delinkwent
Datum 31-12-2011
Aflevering 10
TitelDominus litis
CiteertitelDD 2011, 79
Samenvatting1. In haar dissertatie heeft Spronken erop gewezen dat de visie van Melai op de verhouding tussen de verdachte en zijn raadsman brede steun heeft verworven. In zijn ‘Het strafgeding: polariteit en tegenspraak’ heeft Melai over die relatie onder meer het volgende opgemerkt:

‘Het is in het Nederlandse strafproces aan de kant van de verdediging de verdachte — en niet de raadsman — die als dominus litis optreedt. De raadsman heeft immers niet tot taak — zoals de curator in het burgerlijk recht met het oog op de belangen van een handelingsonbekwame — plaatsvervullend een tekort in de conditie van de verdachte te compenseren, maar de raadsman draagt daarentegen een element van deskundigheid bij waarover de verdachte voor de weloverwogen bepaling van zijn proceshouding en de behandeling van zijn zaak moet kunnen beschikken. Voor zover art. 331 Sv inhoudt dat elke bevoegdheid van de verdachte op de terechtzitting ook aan zijn raadsman toekomt, moet dat voorschrift dan ook worden gelezen onder het voorbehoud dat de raadsman op de terechtzitting geen andere macht heeft dan de verdachte (uitdrukkelijk of stilzwijgend) voor goed houdt.’
Auteur(s)A.A. Franken
Pagina1109-1117
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelVoorafgaande en gelijktijdige medeplichtigheid. Enkele opmerkingen over HR 22 maart 2011, NJ 2011, 342
CiteertitelDD 2011, 80
SamenvattingArtikel 48 van het Wetboek van Strafrecht omschrijft twee vormen van medeplichtigheid:

‘Als medeplichtigen van een misdrijf worden gestraft:
1º zij die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf;
2º zij die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf.’
Auteur(s)H.D. Wolswijk
Pagina1118-1138
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelDe toetsing van bestuursbesluiten door de strafrechter
CiteertitelDD 2011, 81
SamenvattingDe strafrechter beoordeelt bij de vraag of het bewezenverklaarde een strafbaar feit oplevert (de kwalificatievraag) in voorkomende gevallen ook de rechtmatigheid van bestuursbesluiten die medebepalend zijn voor een strafbaar feit. Deze besluiten kunnen bestaan uit door het bestuur vastgestelde lagere regelgeving, maar ook uit beleidsregels, concretiserende besluiten van algemene strekking en uit beschikkingen. De strafrechter toetst de rechtmatigheid van deze besluiten aan het geschreven en ongeschreven recht. Opvallend is dat hij daarbij — zo lijkt het — verder gaat dan zijn collega bestuursrechter.
Auteur(s)L.J.J. Rogier
Pagina1139-1153
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBoekbespreking
TitelM. Moerings, Een veilige terugkeer in de samenleving. ‘Dat zal ons een zorg zijn’ (afscheidsrede Leiden), Den Haag: Boom Lemma Uitgevers 2011
CiteertitelDD 2011, 82
Auteur(s)J. Hendriks
Pagina1154-1157
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBoekbespreking
TitelH. Olásolo, The Role of the International Criminal Court in Preventing Atrocity Crimes through Timely Intervention
CiteertitelDD 2011, 83
Samenvatting From the Humanitarian Intervention and Ex Post Facto Judicial Institutions to the Notion of Responsibility to Protect and the Preventative Role of the International Criminal Court (oratie Utrecht), 18 oktober 2010 (niet gepubliceerd)
Auteur(s)H.G. van der Wilt
Pagina1158-1164
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekFinancieel-economisch strafrecht
TitelFinancieel-eocnomisch strafrecht
CiteertitelDD 2011, 84
Samenvatting1. Inleiding

De vorige rubriek financieel-economisch strafrecht was geheel gewijd aan de rechtsontwikkeling ter zake van voorwetenschap. Na deze uitdieping van een specialistisch thema meende de deelredactie dat het weer tijd is voor een overzicht over de volle breedte van het financieel-economisch strafrecht. In dat kader zullen zoveel mogelijk vanuit een helikopterperspectief de recente ontwikkelingen worden geschetst ter zake van witwassen, voordeelontneming, (faillissements)fraude en bijzondere initiatieven, zoals het onlangs ingevoerde permanent toezicht op rechtspersonen en (de discussie over) het conceptwetvoorstel tot strafbaarstelling van het oproepen tot een bankrun. Tenslotte komt ook voorwetenschap aan de orde, echter uitsluitend voor zover het ontwikkelingen betreft die zich hebben voorgedaan na publicatie van de vorige rubriek in december 2010.
Auteur(s)L. Backx , D. van der Landen
Pagina1165-1181
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekFiscaal strafrecht
TitelFiscaal strafrecht
CiteertitelDD 2011, 85
SamenvattingIn deze aflevering aandacht voor fiscaal strafrechtelijke beslissingen over de volgende onderwerpen: de verhouding tussen belastingheffing en de ontnemingsmaatregel; de vraag of artikel 69 Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) als impliciet kwaliteitsdelict moet worden beschouwd; het pleitbaar standpunt; straftoemetingsuitgangspunten bij fiscale delicten; en het (informeel) verschoningsrecht. Daarnaast wordt stilgestaan bij de voornemens van de Europese Commissie om opsporings- en vervolgingsautoriteitenen en rechters meer mogelijkheden te bieden bij de bestrijding van EU-fraude. Tot slot wordt nog kort ingegaan op de intussen (toch nog) ingevoerde strafbeschikking ter zake van fiscale delicten en de als gevolg hiervan aanpassing van de Aanmeldings- Transactie en Vervolgingsrichtlijn (ATV-richtlijnen).
Pagina1181-1186
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak EHRM
TitelRechtspraak EHRM
CiteertitelDD 2011, 86
SamenvattingDe twee meest beruchte strafrechtelijke zaken waarover het EHRM zich in de periode mei tot oktober 2011 heeft gebogen zijn zonder twijfel de zaak van het olieconcern OAO Neftyanaya Kompaniya YUKOS t. Rusland van 20 september 2011 en de zaak van haar voormalig CEO, tevens een van Ruslands bekendste oligarchen Khodorkovskiy t. Rusland van 31 mei 2011.
Auteur(s)L. van Lent
Pagina1187-1197
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelIn billijkheid meer of minder: een verkenning van de jurisprudentie betreffende schadevergoeding ex artikel 89 Sv
CiteertitelDD 2011, 87
SamenvattingOnder 1 is, vrij uitvoerig, een lezenswaardige beschikking van de rechtbank te Amsterdam opgenomen, zulks ter introductie van de problematiek: die van schadevergoeding na voorlopige hechtenis. In 2009 werd er 22,8 miljoen euro toegekend aan schadevergoeding voor voormalig verdachten. Daarvan diende 9,2 miljoen euro ter vergoeding van ondergane hechtenis, de overige 13,7 miljoen euro vormde de vergoeding voor gemaakte kosten voor juridische bijstand voor een raadsman, kosten voor het inschakelen van deskundigen, reiskosten et cetera. In zijn afscheidsrede, gehouden aan de Radboud Universiteit te Nijmegen, wees Buruma er, met een andere insteek dan het financiële aspect, al op ‘dat Nederland na Turkije, Italië en Zwitserland met 36 procent het grootste aandeel voorlopig gehechten in detentie heeft van de Europese landen met meer dan een miljoen inwoners. Het feit dat er regels zijn, betekent niet dat de overheid terughoudend is met inbreuken op rechten.’ In zo’n praktijk is te verwachten dat ook de afdeling ‘schadevergoeding na voorlopige hechtenis’ omvangrijk is en dat daarin veel geld omgaat.
Auteur(s)P.C. Bogert
Pagina1198-1224
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelRechtbank Amsterdam, 21-10-2010, 13/047698-04 RK: 10/2888 en 10/2889
CiteertitelDD 2011, 87.1
Samenvatting‘BESCHIKKING
op de verzoeken ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
(…)

Inhoud van het verzoekschrift.
- Artikel 89 Sv -
Het verzoek strekt tot het toekennen van een bedrag van € 2.775,- ter vergoeding van de schade die verzoeker ten gevolge van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis stelt te hebben geleden.

(…)

De officier van justitie heeft het navolgende aangevoerd.
Samenvatting (Bron)Vordering tot schadevergoeding ex 89 Sv na sepot toegewezen. Ingevolge artikel 90, eerste lid Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. Het moet gaan om objectieve omstandigheden. Daar waar verzekering en voorlopige hechtenis zijn toegepast, zonder dat een straf of maatregel is gevolgd, moet er in beginsel steeds vanuit worden gegaan dat de belangen van verzoeker onevenredig zwaar zijn geschaad. Van dat uitgangspunt kan worden afgeweken op grond van de specifieke aan verzoeker toe te rekenen omstandigheden van het geval. Er is de rechtbank niet gebleken van aan verzoeker toe te rekenen omstandigheden, die zouden meebrengen dat geen gronden van billijkheid aanwezig zijn aan verzoeker een schadevergoeding toe te kennen.
Pagina1198-1202
UitspraakECLI:NL:RBAMS:2010:BO7705
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelGerechtshof Arnhem, 03-05-2004, AVNR 7367-03
CiteertitelDD 2011, 87.2
Samenvatting‘8. Verzoeker heeft zeer langdurig in voorlopige hechtenis gezeten ter zake van de verdenking de brand gesticht te hebben die de vuurwerkramp in Enschede heeft veroorzaakt. Deze detentie zal, mede gelet op de ernst van de onderhavige zaak, bijzonder en aanmerkelijk meer dan naar evenredigheid van haar duur ontwrichtend zijn geweest voor het leven van verzoeker en zal, naar aan te nemen valt, nog lange tijd gevolgen hebben voor verzoeker. Door gebrek aan medewerking van verzoeker, door het afleggen van aantoonbaar onjuiste verklaringen en door zich ten opzichte van medegedetineerden op een manier uit te laten die zijn betrokkenheid bij het ontstaan van de ramp suggereerde, heeft hij echter voor een deel bijgedragen aan het voortduren van de voorlopige hechtenis.’
Samenvatting (Bron)Beslissing op het verzoek van André de V. tot schadevergoeding ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, na vrijspraak in hoger beroep van de verdenking van brandstichting bij vuurwerkramp te Enschede.
Pagina1203-1203
UitspraakECLI:NL:GHARN:2004:AO8765
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelGerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-02-2006, 20-000303-05
CiteertitelDD 2011, 87.3
SamenvattingVerzoeker — anesthesioloog in opleiding — heeft aan [betrokkene] die, na een omvangrijk herseninfarct te hebben gehad, stervende was en ten aanzien van wie het voeren van een abstinerend en palliatief beleid was afgesproken, een hoeveelheid van ongeveer 20 milligram morfine toegediend en enige tijd later een hoeveelheid van ongeveer 5 milligram dormicum, zulks omdat hij — [betrokkene] — te kampen had met ernstige ademhalingsproblemen en daardoor ernstig te lijden had. Korte tijd na de toediening van de dormicum is hij overleden. Verzoeker is vervolgens terzake van moord in verzekering en voorlopige hechtenis gesteld.
Samenvatting (Bron)In de bijzondere omstandigheden van het geval acht het hof gronden van billijkheid aanwezig om een vergoeding toe te kennen die hoger is dan het bedrag dat gebruikelijk wordt toegekend voor ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Het hof heeft daarbij, naast hetgeen is overwogen, in het bijzonder rekening gehouden met de omstandigheid dat het voor verzoeker buitengewoon ingrijpend moet zijn geweest om als arts terzake van moord in verzekering en voorlopige hechtenis te worden gesteld, terwijl hij naar eer en geweten had gehandeld.
Pagina1203-1204
UitspraakECLI:NL:GHSHE:2006:AV1634
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelRechtbank Rotterdam, 07-11-2006, 10/000328-04 Beschikking op verzoekschrift ex art. 89 Sv
CiteertitelDD 2011, 87.4
Samenvatting‘Verzoeker en diens raadsman hebben in het verzoekschrift en ter zitting bijzondere omstandigheden geschetst, welke een hogere vergoeding rechtvaardigen. Hierbij is van belang dat voor schadevergoeding ex artikel 89, eerste lid, Sv alleen in aanmerking komt de schade die direct verband houdt met de ten onrechte ondergane hechtenis. Daarvan moet worden onderscheiden schade die is veroorzaakt door het feit dat verzoeker voor een bepaald feit is vervolgd, met alle maatschappelijke gevolgen van dien. Naar het oordeel van de rechtbank moet het grootste deel van de door verzoeker gestelde immateriële schade geacht worden het gevolg te zijn van de vervolging van verzoeker voor een terroristisch misdrijf en de grote publieke aandacht die dat gegeven met zich heeft gebracht en niet het gevolg van de in dat verband ondergane hechtenis. (...)
Samenvatting (Bron)Beschikking op verzoekschrift ex artikel 89 Wetboek van Strafvordering van Nadir A., vrijgesproken verdachte in de zaken tegen de zogenoemde Hofstadgroep.
Pagina1204-1204
UitspraakECLI:NL:RBROT:2006:AZ4924
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelRechtbank Utrecht, 21-12-2006, 16/510739-05
CiteertitelDD 2011, 87.5
Samenvatting‘De rechtbank ziet in deze bijzondere strafzaak aanleiding om een hogere dan de gebruikelijke vergoeding van 16 dagen à € 95,-- toe te kennen. De rechtbank komt tot een hogere vergoeding, nu verzoeker gedetineerd is geweest wegens verdenking van het gepleegd hebben van een zeer ernstig delict jegens een familielid en de rechtbank ervan uitgaat dat in het kader van het strafrechtelijk onderzoek verzoeker “stevig aan de tand is gevoeld”. De rechtbank is van oordeel dat verzoeker alles in aanmerking genomen een vergoeding voor ondergane verzekering en voorlopige hechtenis toekomt van € 8.000,--.’
Samenvatting (Bron)Toekenning schadevergoeding boven het gebruikelijke bedrag, omdat verzoeker "stevig aan de tand is gevoeld". Ex. art. 89 Sv.
Pagina1204-1204
UitspraakECLI:NL:RBUTR:2006:AZ5018
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelGerechtshof Arnhem, 22-01-2007, AVNR: 11097
CiteertitelDD 2011, 87.6
Samenvatting‘3. Namens appellant is als grief tegen de beschikking van de rechtbank aangevoerd dat ten onrechte geen hogere vergoeding dan de forfaitaire bedragen is toegekend. De inverzekeringstelling heeft een grote impact op appellant gehad. Ook is de inverzekeringstelling voor appellant, die werkzaam was als politieagent, heel aangrijpend geweest. Voor het overige heeft de raadsvrouw van appellant volhard bij hetgeen in het inleidend verzoekschrift is aangevoerd en verzocht.
Samenvatting (Bron)Het enkele feit dat appellant ten tijde van de inverzekeringstelling werkzaam was als politieagent, maakt de impact van de inverzekeringstelling voor appellant niet groter dan voor een ieder die deze moet ondergaan. Geen hogere vergoeding dan de gebruikelijke forfaitaire vergoeding.
Pagina1205-1205
UitspraakECLI:NL:GHARN:2007:BE8954
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelGerechtshof Arnhem, 19-03-2007, AVNR: 11225
CiteertitelDD 2011, 87.7
Samenvatting‘9. Het hof ziet geen aanleiding om een hogere vergoeding toe te kennen dan de gebruikelijke forfaitaire vergoeding. Het enkele feit dat appellant ten tijde van de inverzekeringstelling minderjarig was, maakt niet dat appellant aanspraak kan maken op een hogere dan de standaardvergoeding.’
Samenvatting (Bron)Het enkele feit dat appellant ten tijde van de inverzekeringstelling minderjarig was, maakt niet dat appellant aanspraak kan maken op een hogere dan de standaardvergoeding voor schade die hij heeft geleden ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis.
Pagina1205-1205
UitspraakECLI:NL:GHARN:2007:BE8951
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelRechtbank 's-Gravenhage, 24-03-2009, 09/757155-07
CiteertitelDD 2011, 87.8
Samenvatting‘Verzoeker heeft aangevoerd dat hij recht heeft op een hogere vergoeding dan de gebruikelijke vergoeding omdat er in de strafzaak tegen verdachte onevenredig veel media aandacht is geweest, dat hij van meet af aan de verdenkingen stellig heeft ontkend en dat hij werd verdacht van een misdrijf waar een levenslange gevangenisstraf op staat. Daarnaast heeft verzoeker aangevoerd dat hij zijn oude leven niet kan hervatten, heeft moeten verhuizen en wordt bedreigd en beledigd.
Samenvatting (Bron)Verzoek ex art 89 Sv Gelet op de ernst van het feit waarvan verzoeker verdacht werd (onder andere overtreding van artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht) in combinatie met de duur van het voorarrest en bijzondere omstandigheden zoals weergegeven in voornoemd vonnis, zijn naar het oordeel van de rechtbank gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker een hogere vergoeding dan de standaardvergoeding toe te kennen.
Pagina1205-1206
UitspraakECLI:NL:RBSGR:2009:BK7679
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelRechtbank Amsterdam, 27-01-2010, 13/997140-05 RK: 09/4787; 10/554
CiteertitelDD 2011, 87.9
Samenvatting‘In raadkamer heeft de raadsman aangevoerd dat verzoeker het als zeer zwaar heeft ervaren dat hij verdacht werd van een drievoudige moord. Zijn omgeving is hem met andere ogen gaan bekijken. Daarnaast is de zaak breed uitgemeten in de media. Verzoeker heeft daardoor het gevoel gekregen dat ook mensen die hem niet kenden een oordeel over hem hadden. De combinatie van 14 maanden detentie, de berichtgeving in de media, het idee dat hem een proces boven zijn hoofd hing en de omstandigheid dat zijn relatie is uitgegaan, maakt dat het billijk is om verzoeker een hogere vergoeding toe te kennen dan de standaardvergoeding.
Samenvatting (Bron)Verdachte is vrijgesproken van het hem telastegelegde. Op grond van de Europeesrechtelijke jurisprudentie met betrekking tot de onschuldpresumptie, mag de rechter zich bij de beoordeling van verzoekschriften om schadevergoedingen niet uitlaten over de eventuele schuld van de verzoeker aan de verweten feiten. Dit ligt evenwel anders als het gaat om uitlatingen over de gronden van verdenking die er jegens verzoeker bestonden. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de jurisprudentie van het EHRM echter worden afgeleid dat de onschuldpresumptie er aan in de weg staat om de gronden van verdenking mee te wegen in een verzoekschriftprocedure ex artikel 89 en 591a Sv, als er sprake is van een onherroepelijke vrijspraak. Ten aanzien hiervan heeft het EHRM immers overwogen dat even the voicing of suspicions niet meer is toegestaan. De officier van justitie heeft aangevoerd dat verzoeker de verdenking die jegens hem bestond in stand heeft gelaten doordat hij geen enkele verklaring heeft willen afleggen. Dit zwijgrecht kan verzoeker in de onderhavige procedure worden tegengeworpen aldus de officier van justitie. De rechtbank deelt dit standpunt, gelet op voorgaande overwegingen, niet. Bij de beoordeling van het verzoekschrift kan immers, gelet op de onschuldpresumptie na een onherroepelijke vrijspraak, het eventuele voortbestaan van een verdenking geen rol meer spelen. De rechtbank acht derhalve gronden van billijkheid aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van 22.005,-. Voor het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift zal de rechtbank de standaardvergoeding toe kennen.
Pagina1206-1206
UitspraakECLI:NL:RBAMS:2010:BL1670
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelGerechtshof Arnhem, 15-03-2010, AVNR: 1173-09
CiteertitelDD 2011, 87.10
Samenvatting‘9. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan appellante een hogere vergoeding dan de gebruikelijke forfaitaire vergoeding moet worden toegekend. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat appellante ten tijde van de detentie hoogzwanger was en als gevolg van de detentie doodsangsten heeft uitgestaan die tot op heden nog na-ijlen. Nu de zaak tegen de echtgenoot van appellant in Duitsland nog niet is geëindigd en daardoor nog onduidelijk is wat er met de zaak tegen appellante in Duitsland zal gebeuren, verergeren de psychische klachten van appellante nog steeds. De psychische problemen die appellante thans ondervindt, zijn volgens de raadsman het gevolg van haar verblijf in detentie. De raadsman acht gronden van billijkheid aanwezig om de gebruikelijke vergoeding te verhogen met een factor vijf.
Samenvatting (Bron)89 Sv Het hof stelt voorop dat bij de toekenning van een vergoeding onderscheid moet worden gemaakt tussen de schade die zijn oorzaak vindt in de verdenking en vervolging en de schade door de vrijheidsbeneming. Naar het oordeel van het hof is onvoldoende aannemelijk geworden dat de namens appellante gestelde psychische schade, die tot een hogere vergoeding zou nopen, het gevolg is van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Het verzoek wordt in zoverre afgewezen. Het hof ziet evenwel, gelet op de bijzondere omstandigheid dat appellante bij aanvang van de detentie zeven maanden zwanger wasaanleiding om aan appellante een hogere vergoeding toe te kennen dan de gebruikelijke forfaitaire vergoeding.
Pagina1206-1207
UitspraakECLI:NL:GHARN:2010:BL9141
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelRechtbank Maastricht, 03-12-2010, 03/704220-09
CiteertitelDD 2011, 87.11
SamenvattingVerzoekster is van mening -kort en zakelijk weergegeven- dat haar een hogere schadevergoeding wegens ten onrechte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd moet worden toegekend, nu de jegens haar toegepaste dwangmiddelen ingrijpende gevolgen hebben gehad. Deze zaak is zeer belastend voor de (psychische en fysieke) gezondheid van haar geweest, blijkens het schrijven van [Dr. S.]. Zo is haar bloeddruk sedertdien niet meer in orde maar vooral heeft zij op advies en aandringen van haar huisarts psychische hulp moeten zoeken. Verzoekster is van mening dat een vergoeding van € 285,00 per dag (factor 3) op zijn plaats is, nu deze bejaarde dame zeer ernstig heeft geleden onder de verdenking, de langdurige behandeling van de zaak en het feit dat ondanks dat het dossier, naar de mening van de verdediging, niet tot een veroordeling kon leiden de officier van justitie tot het moment van het requisitoir wachtte om de zelfde mening te ventileren en pas meer dan een jaar na aanhouding van verzoekster de rechtbank om vrijspraak te verzoeken.
Samenvatting (Bron)verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
Pagina1207-1208
UitspraakECLI:NL:RBMAA:2010:BQ3821
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelGerechtshof Amsterdam, 07-03-2011, 00914-10 en 00918-10
CiteertitelDD 2011, 87.12
Samenvatting‘Het hof overweegt dat weliswaar ten laste van verzoeker bewezen is verklaard dat hij als ongewenst vreemdeling in Nederland heeft verbleven, doch dat hetgeen het hof in het arrest van 13 april 2010 heeft overwogen met betrekking tot de strafbaarheid van verzoeker meebrengt dat er billijkheidsgronden zijn voor toekenning van een vergoeding voor de schade die verzoeker ten gevolge van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis heeft geleden.
Samenvatting (Bron)Maatstaf voor schadevergoeding ex art. 89 Sv in geval van ongewenst vreemdeling. Materiele en immateriele schade? Normbedragen LOVS in casu geen billijke tegemoetkoming. LJN: BM2321 en LJN: BM2325.
Pagina1208-1208
UitspraakECLI:NL:GHAMS:2011:BP7257
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelRechtbank Haarlem, 19-03-2009, 08/1289
CiteertitelDD 2011, 87.13
Samenvatting‘4. Beoordeling. De eerste vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet, is de vraag of de door verzoeker en het openbaar ministerie gesloten overeenkomst, als vervat in de onder 2 vermelde brief van 28 juli 2008, aan de ontvankelijkheid van verzoeker in het door hem ingediende verzoekschrift in de weg staat.
De rechtbank is van oordeel dat zulks het geval is en overweegt daartoe het volgende.
Samenvatting (Bron)Verzoek tot schadevergoeding niet ontvankelijk verklaard nu het openbaar ministerie en de verzoeker een overeenkomst hebben gesloten dat verzoekers geen verzoek tot schadevergoeding zouden indienen als de officier van justitie niet in hoger beroep zou gaan.
Pagina1209-1210
UitspraakECLI:NL:RBHAA:2009:BI0503
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelGerechtshof Arnhem, 10-06-2009, AVNR 942-08
CiteertitelDD 2011, 87.14
Samenvatting‘6. Uit het dossier komen — kort samengevat — de volgende relevante feiten en omstandigheden naar voren omtrent het verloop van de strafvervolging van verzoeker en diens verzekering en voorlopige hechtenis.
Samenvatting (Bron)Inhoudsindicatie 89 Sv: Verzoeker heeft volgens het hof de verzekering en voorlopige hechtenis grotendeels over zichzelf afgeroepen. Ook het voortduren van de voorlopige hechtenis kan naar het oordeel van het hof worden geweten aan de opstelling van verzoeker zelf. Het hof acht geen gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van de gevraagde vergoeding. Het hof zal daarom het verzoek integraal afwijzen.
Pagina1210-1210
UitspraakECLI:NL:GHARN:2009:BI8074
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelGerechtshof Amsterdam, 17-06-2009, R 388-08
CiteertitelDD 2011, 87.15
Samenvatting‘Bij vonnis van de rechtbank Haarlem van 13 november 2006 is de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard in de strafvervolging wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Derhalve is de zaak geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
Samenvatting (Bron)overweging onschuldpresumptie
Pagina1210-1211
UitspraakECLI:NL:GHAMS:2009:BJ4768
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelRechtbank Amsterdam, 24-02-2010, 13/997031-05
CiteertitelDD 2011, 87.16
Samenvatting‘De toekenning van schadevergoeding op grond van artikel 89 en 591a, tweede lid, Sv heeft steeds plaats indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Samenvatting (Bron)Verdachte is vrijgesproken van het hem telastegelegde. Op grond van de Europeesrechtelijke jurisprudentie met betrekking tot de onschuldpresumptie, mag de rechter zich bij de beoordeling van verzoekschriften om schadevergoedingen niet uitlaten over de eventuele schuld van de verzoeker aan de verweten feiten. Dit ligt evenwel anders als het gaat om uitlatingen over de gronden van verdenking die er jegens verzoeker bestonden. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de jurisprudentie van het EHRM echter worden afgeleid dat de onschuldpresumptie er aan in de weg staat om de gronden van verdenking mee te wegen in een verzoekschriftprocedure ex artikel 89 en 591a Sv, als er sprake is van een onherroepelijke vrijspraak. Ten aanzien hiervan heeft het EHRM immers overwogen dat even the voicing of suspicions niet meer is toegestaan. De officier van justitie heeft aangevoerd dat verzoeker de verdenking die jegens hem bestond in stand heeft gelaten doordat hij geen enkele verklaring heeft willen afleggen. Dit zwijgrecht kan verzoeker in de onderhavige procedure worden tegengeworpen aldus de officier van justitie. De rechtbank deelt dit standpunt, gelet op voorgaande overwegingen, niet. Bij de beoordeling van het verzoekschrift kan immers, gelet op de onschuldpresumptie na een onherroepelijke vrijspraak, het eventuele voortbestaan van een verdenking geen rol meer spelen. De rechtbank acht derhalve gronden van billijkheid aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van 25.785,-. Voor het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift zal de rechtbank de standaardvergoeding toe kennen.
Pagina1211-1212
UitspraakECLI:NL:RBAMS:2010:BM0977
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelGerechtshof Amsterdam, 26-03-2010, R 791-09
CiteertitelDD 2011, 87.17
Samenvatting‘Verzoeker, die deel uitmaakte van een hechte groep, de zogenoemde Hells Angels, heeft, evenals de andere verzoekers, gedurende de gehele procedure overwegend een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Met name wanneer er vragen werden gesteld die helderheid zouden kunnen verschaffen omtrent hetgeen zich heeft voorgedaan tijdens of na de meeting van 11 februari 2004 zwegen de verzoekers consequent en hardnekkig. Een verklaring van dit zwijgen kan worden gevonden in de voor de leden van de Hells Angels geldende “omerta”, de zwijgplicht, doorgaans op straffe van de dood. Uiteraard werpt het openbaar ministerie de verzoekers niet tegen dat zij een beroep deden op het hun toekomende zwijgrecht. De vraag is wel of met een te billijken beroep op het zwijgrecht ook de billijkheid van een schadevergoeding voor de vrijheidsbeneming is gegeven. Dat is, zo meent de advocaat-generaal, niet het geval.
Samenvatting (Bron)Hells Angels (Nomads Limburg). Verzoek 89 Sv na vrijspraak drievoudige moord, gronden van billijkheid en maatstaf ter zake bij gebruik zwijgrecht. Geen recht op schadevergoeding
Pagina1212-1213
UitspraakECLI:NL:GHAMS:2010:BL9373
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelGerechtshof Amsterdam, 01-04-2010, R 1449-09
CiteertitelDD 2011, 87.18
Samenvatting‘Naar het oordeel van het hof zijn er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, geen gronden van billijkheid aanwezig voor het toekennen van een vergoeding. Daarbij heeft het hof gelet op de inhoud van het dossier. Het hof acht het in het bijzonder van betekenis dat de verzoeker, van rechtsgeleerde bijstand voorzien, ervoor heeft gekozen tijdens het vooronderzoek vanaf 1 februari 2006 en tijdens het onderzoek ter terechtzitting vrijwel geen vraag omtrent hetgeen hem werd verweten, te beantwoorden; het stond de verzoeker vrij zich zo op te stellen, maar hij heeft daardoor de gelegenheid onbenut gelaten ertoe bij te dragen dat de ernstige bezwaren tegen hem, die aanleiding gaven tot de (voortgezette) toepassing van voorlopige hechtenis, zouden worden weggenomen. Vooral echter heeft het hof ook gelet op de motivering van de vrijspraak, opgenomen in voormeld arrest van 3 juli 2009.’
Samenvatting (Bron)Kolbakzaak. Verzochte vergoeding 89 Sv afgewezen.
Pagina1213-1213
UitspraakECLI:NL:GHAMS:2010:BM0586
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak
TitelRechtbank Zwolle, 23-03-2011, 07/440178-10
CiteertitelDD 2011, 87.19
Samenvatting‘De officier van justitie heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek tot schadevergoeding. Subsidiair heeft de officier van justitie de toewijzing van het verzoek gevorderd voor een bedrag dat vele malen lager ligt dan het verzochte.
Samenvatting (Bron)afwijzing ondanks vrijspraak, artikel 89 en 591a Sv, verzoek schadevergoeding voorlopige hechtenis, immateriële schade
Pagina1213-1214
UitspraakECLI:NL:RBZLY:2011:BR2027
Artikel aanvragenVia Praktizijn