Gemeentestem

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Gemeentestem
Datum 29-08-2012
Aflevering 7374
RubriekRedactioneel
TitelBES-eilanden in constitutioneel vacuüm
CiteertitelGst. 2012, 81
SamenvattingOp de BES-eilanden - Bonaire, Sint Eustatius en Saba - is een groeiend ongenoegen over de nieuwe positie als onderdeel van Nederland. De BES-bewoners hadden gehoopt op een positie die vergelijkbaar is met die van de Europese Nederlanders, maar die hoop is de bodem in geslagen.
Auteur(s)D.J. Elzinga
Pagina397-397
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikelen
TitelDe nieuwe regels voor DAEB en staatssteun en hun betekenis voor decentrale overheden (deel I). Een overzicht van de begrippen en de regelgeving
CiteertitelGst. 2012, 82
SamenvattingIn deze bijdrage wordt een beschrijving gegeven van de nieuwe regels voor DAEB en staatssteun van Eurocommissaris Almunia, die dit jaar zijn vastgesteld, een nieuw Vrijstellingsbesluit en nieuwe Kaderregeling. Deze regels, en de uitleg die de Commissie daarbij geeft, bieden voor decentrale overheden in het algemeen, en gemeenten in het bijzonder, nieuwe mogelijkheden, maar bevatten ook meer uitgewerkte voorschriften. In een tweede bijdrage (Gst. 2012/89) gaan wij nader in op een aantal relevante punten voor gemeenten die bij de praktische toepassing van de DAEB de-minimisvrijstelling, het Vrijstellingsbesluit en de Kaderregeling aan de orde komen. Daarbij wordt onder meer aandacht besteed aan aspecten van marktfalen en eisen van aanbesteding bij DAEB.
Auteur(s)M. Aalbers , B. Hessel
Pagina398-406
LinkVolledige tekst artikel (europadecentraal.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelRaad van State, 16-11-2011, 201101375/1/H3
CiteertitelGst. 2012, 83
SamenvattingBesluit. Waarschuwing gebaseerd op wettelijke grondslag. Geen besluit bij gebreke van een rechtsgevolg. Intrekking vergunning.
Samenvatting (Bron)Bij brief van 2 december 2009 heeft het college aan [appellante] een officiële waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Verordening op de woning- en kamerbemiddelingsbureaus 2006 (hierna: de Verordening).
AnnotatorL.J.M. Timmermans
Pagina407-410
UitspraakECLI:NL:RVS:2011:BU4598
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelEuropees Hof voor de Rechten van de Mens, 15-05-2012, 49458/06
CiteertitelGst. 2012, 84
SamenvattingAanwijzing veiligheidsrisicogebied en preventieve fouillering. Bezwaar van niet-uitputting van nationale rechtsmiddelen tegen de aanwijzing wordt verworpen. Geen schending van art. 8 EVRM door aanwijzing. Geen sprake van aantasting van bewegingsvrijheid in de zin van art. 2 Vierde Protocol EVRM.

(Ferdinand Josef Colon / Nederland)
AnnotatorL.J.J. Rogier
Pagina410-422
UitspraakECLI:CE:ECHR:2012:0515JUD004945806
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelRaad van State, 16-05-2012, 201106958/1/A3
CiteertitelGst. 2012, 85
SamenvattingTijdelijk huisverbod. Toets rechter. In dit geval is niet komen vast te staan dat het in art. 2 Wth bedoelde gevaar dan wel de dreiging daarvan zich voordeed. Burgemeester ten onrechte bevoegd geacht tot het opleggen van een huisverbod. Afdeling kent immateriële schadevergoeding toe.
Samenvatting (Bron)Opleggen huisverbod aan appellante. De Afdeling stelt vast dat het huisverbod aan appellante is opgelegd naar aanleiding van een aangifte van de partner. Partner heeft toen tegenover de hulpofficier verklaard dat hij lijdt aan de ziekte van Parkinson, dat appellante hem uit zijn rolstoel heeft geslagen en vervolgens heeft geweigerd hem overeind te helpen. Daarbij heeft hij letsel opgelopen aan zijn arm. Hij heeft verder verklaard dat appellante zijn identiteitskaart en bankpas heeft afgenomen en de financiën beheert. Voorts heeft hij verklaard dat zij bij een ander incident zijn keel heeft dichtgeknepen en dat hij zich thuis niet veilig voelt. Daartegenover staat de door appellante na de oplegging van het huisverbod gegeven verklaring, dat zij geen geweld heeft gebruikt en geen bedreigende uitlatingen heeft gedaan. Zij heeft voorts verklaard dat bij de partner gedragsveranderingen zijn opgetreden waardoor hij steeds agressiever en achterdochtiger werd. Voorts volgt uit het RiHG dat appellante verbaasd reageerde op het voornemen tot het opleggen van een huisverbod. Hieruit kan afdoende worden afgeleid dat appellante de verklaring van de partner niet heeft onderschreven. De Afdeling onderkent dat appellante tijdens de aanhouding en de verhoren niet in alle opzichten adequaat heeft gereageerd, doch schrijft dit toe aan enige mate van ontreddering bij appellante ten gevolge van de aanhouding en de insluiting. De Afdeling is voorts van oordeel dat de burgemeester uit deze tegenstrijdige verklaringen ten onrechte heeft afgeleid dat de aanwezigheid van appellante in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar opleverde voor de veiligheid van de partner, althans daarop ten onrechte een vermoeden daaromtrent heeft gebaseerd. Op grond van de verklaringen van de partner en appellante is aannemelijk dat de thuissituatie mede ten gevolge van de ziekte van de partner problematisch was. Over het door de partner gestelde incident zijn echter geen objectieve gegevens beschikbaar, bijvoorbeeld in de vorm van letsel of getuigenissen van derden, mogelijk van het ambulancepersoneel dat na het incident in de woning zou zijn geweest volgens de, ook op dit punt door appellante ter zitting van de Afdeling weersproken, verklaring van de partner. Derhalve bestaat derhalve geen enkele zekerheid over het gestelde incident. Voor de beoordeling van de feitelijke grondslag van het huisverbod is voorts van belang dat niet eerder aangifte is gedaan van huiselijk geweld. Van het door de partner gestelde eerdere incident waarbij appellante zijn keel zou hebben dichtgeknepen heeft de partner indertijd geen aangifte gedaan, ook dat incident is door appellante ontkend en ook daaromtrent zijn geen objectieve gegevens voorhanden. Aldus resteert de opmerking van appellante dat zij nu een reden had om de partner te vermoorden. Hoewel deze opmerking belastend is voor appellante, vindt de Afdeling daarin geen grond om in weerwil van het vorenoverwogene het relaas van partner voldoende aannemelijk te achten om als grondslag te kunnen dienen voor het opleggen van een huisverbod. Appellante heeft de uitlating gedaan nadat ze was aangehouden, op het politiebureau op uitgebreide wijze was gefouilleerd en haar was meegedeeld dat een en ander geschiedde op aangifte van de partner. Onder die omstandigheden kan niet worden uitgesloten dat sprake is van een ondoordachte uitbarsting, ingegeven door gevoelens van ontreddering. Hetgeen hiervoor is overwogen klemt temeer nu de burgemeester ter zitting bij de Afdeling desgevraagd heeft verklaard dat vanwege de voor oplegging van een huisverbod vereiste spoed, geen nader onderzoek is gedaan naar de gezondheidssituatie van de partner. Hij heeft verklaard dat hij ten tijde van de oplegging van het huisverbod niet wist dat de partner drie dagen per week naar de dagopvang ging. Eveneens heeft hij verklaard dat hij niet heeft geïnformeerd naar de verschijnselen die zich kunnen voordoen bij de ziekte van Parkinson. Naar het oordeel van de Afdeling kan het spoedeisend belang dat betrokken kan zijn bij het opleggen van een huisverbod er niet toe leiden dat de burgemeester nader onderzoek dat noodzakelijk is alvorens tot dit ingrijpende middel over te gaan achterwege laat. Nu de burgemeester dit niettemin heeft gedaan, is niet komen vast te staan dat het in art. 2 van de Wth bedoelde gevaar dan wel de dreiging daarvan zich voordeed en heeft de Rb. de burgemeester ten onrechte bevoegd geacht tot het opleggen van een huisverbod. Appellante heeft een huisverbod moeten dulden terwijl voor het opleggen van dat huisverbod geen bevoegdheid bestond. Gelet daarop bestaat naar het oordeel van de Afdeling aanleiding voor het toekennen van schadevergoeding. De omvang van de voor vergoeding in aanmerking komende schade stelt de Afdeling naar redelijkheid en billijkheid vast op een bedrag van 500,00. Dit bedrag is bepaald aan de hand van het aantal dagen dat appellante onrechtmatig in haar vrijheid is beperkt. Gegrond hoger beroep.
AnnotatorL.J.J. Rogier
Pagina422-427
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BW5975
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelRaad van State, 13-06-2012, 201200290/1/A2
CiteertitelGst. 2012, 86
SamenvattingBestuurlijke lus: van rechtswege verleende monumentenvergunning moet worden gewijzigd; niet gemotiveerd waarom in afwijking advies RACM aldus vergunning is verleend voor zwaailichten aan nieuw te plaatsen toegangshekken Kasteel Oud-Wassenaar.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 17 januari 2008 heeft het college aan de vereniging Vereniging van Eigenaren Park Oud Wassenaar (hierna: VvE Park Oud Wassenaar) een monumentenvergunning verleend voor het wijzigen van de toegangspoorten en het plaatsen van een hekwerk en het hierbij aanleggen van een hellingbaan op monument Buitenplaats Oud Wassenaar te Wassenaar.
AnnotatorJ.W. van Zundert
Pagina427-430
UitspraakECLI:NL:RVS:2012:BW8156
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie
TitelHoge Raad, 22-06-2012, 11/01017
CiteertitelGst. 2012, 87
SamenvattingNEN-normen zijn geen algemeen verbindende voorschriften als bedoeld in art. 89 lid 4 Gw en ar. 3 en 4 Bekendmakingswet. Verwijzing naar die normen in Bouwbesluit en Regeling Bouwbesluit maakt dat niet anders. Kenbaarheid NEN-normen uitsluitend via NNI.
Samenvatting (Bron)Bouwrecht. NEN-normen geen algemeen verbindende voorschriften; Bekendmakingswet niet van toepassing. Auteursrecht op NEN-normen; aanspraak op vergoeding proceskosten op de voet van art. 1019h Rv.
AnnotatorP.M.J. de Haan
Pagina431-436
UitspraakECLI:NL:HR:2012:BW0393
Artikel aanvragenVia Praktizijn