Titel | Raad van State 21-05-2014 |
---|---|
Citeertitel | AB 2014/254 ![]() |
Samenvatting | Onweersproken gesteld dat overtreding niet feitelijk is begaan en handeling kan appellante niet worden toegerekend, nu aannemelijk is dat een derde de afvalstoffen op onjuiste wijze ter inzameling heeft aangeboden. |
Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 31 mei 2013 heeft het college zijn beslissing om op 29 mei 2013 spoedeisende bestuursdwang jegens [appellante] toe te passen wegens het door haar in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag (hierna: de Afvalstoffenverordening) aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat van de kosten van de toepassing van bestuursdwang een bedrag van 119,00 voor rekening van [appellante] komt. |
Annotator | C.M.M. van Mil ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2014:1841 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Raad van State 14-05-2014 |
---|---|
Citeertitel | AB 2014/255 ![]() |
Samenvatting | Met de bepalingen in de Wob is de inmenging in art. 10 lid 1 EVRM bij wet voorzien. |
Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 28 januari 2011 heeft het college een verzoek van [appellant] om openbaarmaking van een advies van Trip Advocaten over de financiële risico's van beëindiging van raamprostitutie (hierna: het advies), afgewezen. |
Annotator | E.J. Daalder ![]() ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2014:1708 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Raad van State 14-05-2014 |
---|---|
Citeertitel | AB 2014/256 ![]() |
Samenvatting | Geen gerechtvaardigd vertrouwen, geen voortdurende, gesubsidieerde activiteiten. |
Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 10 mei 2012 heeft de minister een aanvraag van de SCAS om subsidie voor de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012 afgewezen. |
Annotator | W. den Ouden ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2014:1731 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Raad van State 14-05-2014 |
---|---|
Citeertitel | AB 2014/257 ![]() |
Samenvatting | Geen gerechtvaardigd vertrouwen, geen voortdurende, gesubsidieerde activiteiten. |
Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 10 januari 2012 heeft het college de door SGJ voor het jaar 2012 aangevraagde projectsubsidie van 412.123 afgewezen. |
Annotator | W. den Ouden ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2014:1725 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Raad van State 16-10-2013 |
---|---|
Citeertitel | AB 2014/258 ![]() |
Samenvatting | Beëindigingsbesluit gecombineerd met beschikking tot subsidieverlening, geen verschoonbare termijnoverschrijding. |
Samenvatting (Bron) | Bij brief van 26 juni 2012 heeft het college aan de stichting medegedeeld dat met ingang van 1 januari 2013 geen subsidie meer zal worden verleend voor nieuwe cliënten. |
Annotator | W. den Ouden ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2013:1569 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Raad van State 16-04-2014 |
---|---|
Citeertitel | AB 2014/259 ![]() |
Samenvatting | Een dwangsombeschikking ex art. 4:18 Awb betreft geen op aanvraag genomen beschikking; een ingebrekestelling betreft geen aanvraag ex art. 4:17 lid 1 Awb. |
Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 18 januari 2012 heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat hij een dwangsom van 550,00 aan [appellanten] is verschuldigd wegens het niet tijdig nemen van een beschikking als bedoeld in artikel 4:18 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). |
Annotator | R. Ortlep ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2014:1290 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Raad van State 03-04-2013 |
---|---|
Citeertitel | AB 2014/260 ![]() |
Samenvatting | Volledige heroverweging. Het buiten toepassing laten van art. 7:11 Awb vanwege voorrang van het Unierecht. |
Samenvatting (Bron) | Mededeling dat subsidie voor het jaar 2010, die op grond van de SNL is verleend, niet wordt uitbetaald, bevat een besluit in de zin van art. 1:3, lid 1 Awb. Gelet op voornoemde bepalingen uit Verordening EG/1122/2009, bestond geen ruimte in bezwaar alsnog de subsidie uit te betalen, omdat het verzoek daartoe een verzoek tot wijziging van de Gecombineerde Opgave inhield en na 9 juni 2010 is gedaan. Dat ingevolge art. 7:11 Awb in bezwaar een volledige heroverweging dient te plaats te vinden waarbij in beginsel ruimte bestaat om gemaakte fouten te herstellen, doet daar niet aan af, nu op grond van nationale wetgeving niet aan Europese wetgeving kan worden voorbijgegaan. De maatschap heeft nog aangevoerd dat het niet mogelijk was in de elektronische Gecombineerde Opgave bij de vraag of zij uitbetaling van de subsidie aanvraagt het vakje "ja" aan te kruisen. Dat betekent echter niet dat het te laat indienen van het betaalverzoek was te wijten aan overmacht of dat zich uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in art. 75 van Verordening EG/1122/2009 voordeden, die het college noopten de subsidie alsnog uit te betalen. De vraag of een kennelijke fout als bedoeld in art. 4, lid 3, van Verordening EG/1975/2006 is gemaakt, is, gelet op de bewoordingen daarvan, eerst aan de orde als een betalingsaanvraag is ingediend. De Gecombineerde Opgave was geen betalingsaanvraag, nu de maatschap bij de vraag of zij betaling van de subsidie aanvraagt, het vakje "nee" heeft aangekruist. Voorts is niet gebleken van feiten en omstandigheden waaruit het college had moeten afleiden dat de maatschap desalniettemin beoogde uitbetaling te vragen. De enkele omstandigheid dat aan haar subsidie was verleend, is daarvoor onvoldoende, omdat een subsidieontvanger om verscheidene redenen van het indienen van een betalingsaanvraag kan afzien en het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het niet aan hem is te treden in de motieven die een subsidieontvanger daarvoor heeft. Voor de beoordeling of zich een kennelijke fout heeft voorgedaan als bedoeld in art. 4, lid 3 van Verordening EG/1975/2006, is derhalve geen plaats. |
Annotator | R. Ortlep ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2013:BZ7617 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Raad van State 27-03-2014 |
---|---|
Citeertitel | AB 2014/261 ![]() |
Samenvatting | Het belang van het kind is ten onrechte niet betrokken in het asielbesluit, maar de rechtsgevolgen van het besluit blijven in stand. |
Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 10 mei 2012 heeft de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, voor zover hier van belang, een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. |
Annotator | D. Beltman ![]() |
Link | Volledige tekst annotatie (Rijksuniversiteit Groningen)![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2014:1108 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Raad van State 06-03-2014 |
---|---|
Citeertitel | AB 2014/262 ![]() |
Samenvatting | Bij beoordeling van de geloofwaardigheid van geloofsovergang is het uitgangspunt dat aan deze overgang een welbewuste en weloverwogen keuze ten grondslag ligt. |
Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 29 augustus 2012 heeft de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, voor zover van belang, een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht. |
Annotator | R. Bruin ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2014:847 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 14-05-2014 |
---|---|
Citeertitel | AB 2014/263 ![]() |
Samenvatting | Procederen over procederen: voor ontvangst aangetekende uitnodiging getekend? |
Samenvatting (Bron) | Nu niet kan worden aangenomen dat de uitnodiging voor de zitting van 31 oktober 2012 te bestemder plaatse is aangekomen, moet het er voor worden gehouden dat appellante niet in staat is gesteld op de zitting van de Raad haar standpunt toe te lichten. Appellante heeft daarom terecht gesteld dat haar recht op een eerlijk proces is geschonden. |
Annotator | L.J.A. Damen ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2014:1663 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Raad van State 07-05-2014 |
---|---|
Citeertitel | AB 2014/264 ![]() |
Samenvatting | Procederen over procederen: besluit werkelijk verzonden naar postbus? |
Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 12 maart 2012 heeft het college aan [appellant] een tegemoetkoming in planschade ter hoogte van 12.700,00 vermeerderd met de wettelijke rente toegekend wat betreft perceel [locatie 1] te Nieuw-Vennep. |
Annotator | L.J.A. Damen ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2014:1626 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Raad van State 06-11-2013 |
---|---|
Citeertitel | AB 2014/265 ![]() |
Samenvatting | Een verzoek om toezending van stukken moet worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van art. 1:3 lid 1 Awb, als daarin expliciet en onder verwijzing naar de Wob wordt gevraagd om openbaarmaking van een stuk. |
Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 20 januari 2012 heeft de korpsbeheerder geweigerd een dwangsom vast te stellen. |
Annotator | L.M. Koenraad ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2013:1810 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Raad van State 12-02-2014 |
---|---|
Citeertitel | AB 2014/266 ![]() |
Samenvatting | Een verzoek om toezending van stukken moet worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van art. 1:3 lid 1 Awb, als daarin expliciet en onder verwijzing naar de Wob wordt gevraagd om openbaarmaking van een stuk. |
Samenvatting (Bron) | Bij brief van 17 september 2012 heeft de minister het verzoek van [appellant] om documenten toegewezen en meegedeeld dat het verzoek is doorgezonden voor zover de gevraagde documenten niet in het bezit zijn van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (hierna: CVOM). |
Annotator | L.M. Koenraad ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2014:465 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Raad van State 06-03-2013 |
---|---|
Citeertitel | AB 2014/267 ![]() |
Samenvatting | Toegang tot de rechter. In bijzondere gevallen kan worden geoordeeld dat de belanghebbende met het achterwege laten van betaling van griffierecht niet in verzuim is. Analoge toepassing van verdragsrechten. |
Samenvatting (Bron) | Met de heffing van het griffierecht in bestuursrechtelijke zaken heeft de wetgever onder meer beoogd dat rechtzoekenden aan de hand van de daaraan verbonden kosten een zorgvuldige afweging maken of het zin heeft een zaak aan de bestuursrechter voor te leggen (zie Kamerstukken II, 1984/85, nr. 3, blz. 6 en Kamerstukken II, 1991/92, 22 495, nr. 3, blz. 125). Daarbij is de wetgever ervan uitgegaan dat heffing van griffierecht niet tot gevolg mag hebben dat aan bepaalde groepen rechtzoekenden in feite de toegang tot de bestuursrechter wordt ontnomen (Kamerstukken II, 1991/92, 22 495, nr. 3, blz. 125). Hieruit moet worden afgeleid dat de wetgever is uitgegaan van gevallen waarin de betrokkenen over de financiële middelen beschikken om het verschuldigde griffierecht te betalen, en dus in staat zijn de daaruit voortvloeiende last af te wegen tegen het nut van het voeren van een gerechtelijke procedure. In het algemeen kan worden aangenomen dat de regeling in het bestuursrecht over heffing van griffierecht, inclusief de thans daarbij behorende bedragen aan griffierecht, van dien aard is dat rechtzoekenden daarmee de toegang tot de rechter niet wordt ontnomen. Dit laat echter onverlet dat zich gevallen kunnen voordoen waarin heffing van het ingevolge de wet verschuldigde bedrag aan griffierecht het voor de rechtzoekende onmogelijk, althans uiterst moeilijk maakt om gebruik te maken van een door de wet opengestelde rechtsgang. In een dergelijk geval kan de hiervoor in overweging 2.1 bedoelde, door de wetgever beoogde, afweging naar haar aard niet plaatsvinden. Mede gelet op het belang dat in een rechtsstaat toekomt aan de toegang tot een onafhankelijke rechterlijke instantie, welk belang mede ten grondslag ligt aan artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, kan daarom in een dergelijk geval ook buiten de werkingssfeer van de genoemde artikelen niet worden aanvaard dat een (hoger) beroep wegens het niet betalen van griffierecht niet-ontvankelijk wordt verklaard. Binnen het kader van de hier toepasselijke wettelijke regeling kan dit worden bereikt door aan te nemen dat de betrokkene in deze gevallen met het achterwege laten van een betaling van griffierecht niet in verzuim is, als bedoeld in artikel 51, vierde lid van de Wet op de Raad van State. |
Annotator | R. Stijnen ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2013:BZ4443 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Raad van State 14-05-2014 |
---|---|
Citeertitel | AB 2014/268 ![]() |
Samenvatting | Omgevingsvergunning. Aanhaken natuurbeschermingswetvergunning. Meerdere verklaringen van geen bedenkingen. Relativiteit. |
Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 5 juli 2012 heeft het college aan [belanghebbende] een omgevingsvergunning verleend voor een vleeskalverenstal en de uitbreiding van een jongveestal en melkveestallen op het perceel [locatie] te Hollandsche Rading (hierna: het perceel). |
Annotator | A.G.A. Nijmeijer ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2014:1734 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Raad van State 05-03-2014 |
---|---|
Citeertitel | AB 2014/269 ![]() |
Samenvatting | Bestemmingsplan. Alternatieve nestplaatsen vogels. Voorkomen overtreding. |
Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 27 mei 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Var-West 2013" (hierna: het plan) vastgesteld. |
Annotator | R. Benhadi ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2014:780 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |