Tijdschrift voor Bouwrecht

Uitgever Instituut voor Bouwrecht
Tijdschrift Tijdschrift voor Bouwrecht
Datum 30-09-2014
Aflevering 9
RubriekGastcolumn
Titel‘Architect aan zet’
CiteertitelTBR 2014/141
SamenvattingHoe kunnen architecten zo veel mogelijk verantwoordelijk worden gemaakt voor de toetsing van het ontwerp aan wet- en regelgeving en het toezicht op de bouwplaats? Dat is de hoofdvraag van het onderzoeksproject ‘Architect aan zet’, dat gaande is in de Gemeente Rotterdam en dat in samenspraak met verschillende marktpartijen is opgezet.
Auteur(s)S. van Gulijk
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikelen
TitelHet wetsvoorstel Omgevingswet: de beperkingen van een wetenschappelijke beoordeling
CiteertitelTBR 2014/142
SamenvattingDe minister heeft op 17 juni 2014 het wetsvoorstel voor de Omgevingswet aangeboden aan de Tweede Kamer. Het wetgevingsproces begon in 2011, toen de minister in een brief aan de Kamer uiteenzette wat haar voornemens waren met het omgevingsrecht. In drie jaar is een ontwerp van wet geschreven dat de pretentie heeft het omgevingsrecht zeer ingrijpend te veranderen, vooral door een verdere integratie. Het hoofddoel is het samenbundelen en vereenvoudigen van het versnipperde omgevingsrecht, waardoor de inzichtelijkheid, de voorspelbaarheid en het gebruiksgemak van dat recht zouden worden vergroot.
Auteur(s)J. Struiksma
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikelen
TitelDe financiële en economische crisis toch een onvoorziene omstandigheid?
CiteertitelTBR 2014/143
SamenvattingIn september 2010 schreef auteur een artikel over de vraag of de financiële en economische crisis als onvoorziene omstandigheid ex art. 6:258 BW kan worden ingeroepen bij projectontwikkeling. Op basis van de destijds beschikbare jurisprudentie kwam auteur, kort gezegd, tot de conclusie dat dat niet zo was. Intussen heeft de rechtspraak niet stilgestaan, en is meer over het onderwerp geschreven. Anders lijkende uitspraken en waarneembare tegengeluiden roepen de vraag op of auteur moet terugkomen op mijn eerdere conclusie. Auteur beantwoordt die vraag hierna, waarbij hij ingaat op drie recente uitspraken, namelijk Rechtbank Overijssel 18 juni 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:3528, Rechtbank Noord-Nederland 4 april 2014, BR 2014/85 en Rechtbank Midden-Nederland 11 september 2013, PRG 2013/277, en waarbij auteur enkele opinies bespreekt die van de eerder door hem gesignaleerde bestendige lijn afwijken.
Auteur(s)B.D.A. Zwart
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikelen
TitelWoningcorporaties worden na herziening van de Woningwet aanbestedingsplichtig
CiteertitelTBR 2014/144
SamenvattingNadat er meer dan tien jaar over was gesproken, werd het wetsvoorstel Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting op 5 juli 2012 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft op 2 oktober 2012 een voorlopig verslag uitgebracht en wacht op de memorie van antwoord. De minister voor Wonen en Rijksdienst heeft bij brief van 11 maart 2013 gemeld, dat hij graag in de memorie van antwoord verband wilde leggen met beoogde wijzigingen, die hij in de vorm van een novelle aan de Tweede Kamer wilde aanbieden. Op 11 februari 2014 kwam minister Blok met de conceptnovelle en op 20 juni 2014 is de definitieve novelle aangeboden aan de Tweede Kamer.
Auteur(s)E.H.E.J. Wijnen
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikelen
TitelDe nieuwe aanbestedingsrichtlijnen (deel 2)
CiteertitelTBR 2014/145
SamenvattingDit is het tweede deel van het artikel waarin de nieuwe aanbestedingsrichtlijnen, die op 28 maart 2014 zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese unie, centraal staan. In het eerste deel, dat is gepubliceerd in de vorige aflevering van dit tijdschrift, zijn de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van richtlijn 2014/24//EU (de ‘Klassieke Richtlijn’) besproken. In dit deel worden de wijzigingen ten opzichte van richtlijn 2014/25/EU (de ‘Richtlijn Nutssectoren’) behandeld, alsmede de geheel nieuwe richtlijn 2014/23/EU (de ‘Richtlijn Concessies’).
Auteur(s)B.J.H. Blaisse-Verkooyen , F. Francois , E. Verweij
LinkVolledige tekst artikel (Pot Jonker Advocaten)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie - Ruimtelijke ordeningsrecht
TitelRaad van State 21-05-2014 (Beheersverordening Den Haag)
CiteertitelTBR 2014/149
SamenvattingBeheersverordening. Overgangsrecht
Samenvatting (Bron)Bij afzonderlijke besluiten van 10 augustus 2011 heeft het college [wederpartij sub 1] en anderen gelast de permanente bewoning dan wel nachtverblijf van de tuinhuisjes op het volkstuinencomplex "Rijn Schie" aan de Westvlietweg 10 te Den Haag (hierna: de volkstuinhuizen) uiterlijk op 1 september 2012 dan wel 1 september 2016 te staken en gestaakt te houden, onder oplegging van een dwangsom van 6.000,00 per dag dat niet aan de last is voldaan met een maximum van 30.000,00.
AnnotatorW.J.M. Herber , T.E.P.A. Lam
UitspraakECLI:NL:RVS:2014:1821
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie - Ruimtelijke ordeningsrecht
TitelRaad van State 23-07-2014 (Bestemmingsplan Gemert-Bakel)
CiteertitelTBR 2014/150
SamenvattingRaad heeft zich op standpunt gesteld dat in het plan een voorwaardelijke verplichting moet worden opgenomen over realisering en instandhouding van groenstrook. Voorwaardelijke verplichting is echter niet in de planregels opgenomen. Gelet op standpunt raad is ten onrechte geen voorwaardelijke verplichting in de planregels opgenomen nu de aanleg en instandhouding van de groenstrook niet anderszins in het publiekrechtelijke spoor is gewaarborgd. Tussen gemeente en Elsendorp Holding B.V. gesloten overeenkomst is geen publiekrechtelijke weg die waarborgt dat groenstrook zal worden aangelegd en in stand gehouden. Strijd met art. 3:2 Awb (zorgvuldigheidsbeginsel). Geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien nu tussen partijen geen overeenstemming bestaat over inrichting van de groenstrook. Minimale afstand van stacaravans en chalets tot naast gelegen stacaravans en chalets moet ten minste 4 m bedragen. Niet gemotiveerd waarom deze afstand minder dan 4 m mag zijn ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - minder dan 4 m’. Strijd met art. 3:46 Awb (motiveringsbeginsel). Plan maakt op meer locaties plaatsing van verlichtingsarmaturen mogelijk dan raad heeft beoogd. Strijd met art. 3:2 Awb. Plaatsing van reclamezuilen. Appellant is van oordeel dat beperkingen moeten worden gesteld aan informatie die op de reclamezuilen kan worden weergegeven. Bepaling waarin inhoud van weer te geven informatie wordt beperkt mist ruimtelijke relevantie. Proceskostenveroordeling
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 10 oktober 2013, kenmerk 600437, heeft de raad het bestemmingsplan "Recreatiepark Elsendorp" vastgesteld.
AnnotatorH.J. de Vries
UitspraakECLI:NL:RVS:2014:2783
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie - Ruimtelijke ordeningsrecht
TitelRaad van State 30-07-2014 (Bestemmingsplan Bladel)
CiteertitelTBR 2014/151
SamenvattingIn zienswijze geen schending van onder meer gelijkheidsbeginsel aangevoerd. Beroepsgrond heeft geen betrekking op besluitonderdeel. Art. 6:13 Awb staat niet aan indiening beroepsgrond in de weg. Ontvankelijk. Beperking maximale omvang stalruimte. Voor bepaling omvang is aansluiting gezocht bij Nederlandse grootte-eenheden (Nge). Nge’s zijn niet ruimtelijk relevant. Raad had moeten motiveren welke concrete ruimtelijke belangen zich verzetten tegen de door appellanten gewenste uitbreidingen. Strijd met art. 3:46 Awb (motiveringsgebrek). Vernietiging en voorlopige voorziening. Proceskostenveroordeling
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 16 mei 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Bladel 2010, tweede herziening 2013" vastgesteld.
AnnotatorH.J. de Vries
UitspraakECLI:NL:RVS:2014:2830
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie - Milieurecht
TitelRaad van State 09-04-2014 (Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem)
CiteertitelTBR 2014/152
SamenvattingAanwijzing Natura 2000-gebied, uitleg ecologisch geheel, aanwezigheid van alle kwalificerende habitats en soorten in alle deelgebieden niet verplicht
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 23 mei 2013, kenmerk PDN/2013-071, heeft de staatssecretaris het gebied "Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem" aangewezen als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, vierde lid, van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG L 206; hierna: de Habitatrichtlijn).
UitspraakECLI:NL:RVS:2014:1239
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie - Milieurecht
TitelRaad van State 11-06-2014 (Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Naardermeer)
CiteertitelTBR 2014/153
SamenvattingAanwijzing Natura 2000-gebied, bestaand gebruik, mogelijkheid om deelgebieden waar geen kwalificerende habitats en soorten voorkomen op te nemen in een Natura 2000-gebied
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 23 mei 2013 heeft de staatssecretaris het gebied "Naardermeer" aangewezen als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, vierde lid, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB 1992 L 206), zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/105/EG van de Raad van 20 november 2006 (PB 2006 L 363; hierna: de Habitatrichtlijn). Bij dit besluit heeft de staatssecretaris verder het besluit tot aanwijzing van het gebied "Naardermeer" als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, eerste lid, van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PB 1979 L 103), zoals vervangen door Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB 2010 L 20; hierna: Vogelrichtlijn), gewijzigd.
AnnotatorS.D.P. Kole
UitspraakECLI:NL:RVS:2014:2071
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie - Milieurecht
TitelHvJ EU 15-05-2014, C-521/12, ECLI:EU:C:2014:330 (Beantwoording prejudiciële vragen Afdeling inzake tracébesluit Rijksweg A2, ’s-Hertogenbosch-Eindhoven)
CiteertitelTBR 2014/154
SamenvattingArrest Hof van Justitie inzake prejudiciële vragen ABRvS. Beoordeling van gevolgen van plan of project voor Natura 2000-gebied Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek’. Nieuw areaal habitat is geen mitigerende maatregel, maar een compenserende maatregel. Als er sprake is van compenserende maatregel, dan kan die enkel een rol spelen in het kader van artikel 6 lid 4 Habitatrichtlijn (de ADC-toets)
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 15 mei 2014.#T. C. Briels e.a. tegen Minister van Infrastructuur en Milieu.#Verzoek van de Raad van State (Nederland) om een prejudiciele beslissing.#Prejudiciele verwijzing - Milieu - Richtlijn 92/43/EEG - Artikel 6, leden 3 en 4 - Instandhouding van natuurlijke habitats - Speciale beschermingszones - Beoordeling van de gevolgen van een plan of een project voor een beschermd gebied - Vergunning voor een plan of een project voor een beschermd gebied - Compenserende maatregelen - Natura 2000-gebied ,Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek' - Project voor het trace van Rijksweg A2 ,'s-Hertogenbosch-Eindhoven'.#Zaak C-521/12.
AnnotatorM.A.A. Soppe , J. Gundelach
UitspraakECLI:EU:C:2014:330
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie - Grondbeleid
TitelGerechtshof Arnhem-Leeuwarden 05-08-2014 (Hypotheekhouder belanghebbende?)
CiteertitelTBR 2014/155
SamenvattingOnteigening. Positie hypotheekhouder in administratieve fase onteigeningsprocedure
Samenvatting (Bron)Onteigening. Aan de orde is de vraag of de hypotheekhouder in de administratieve fase van de onteigeningsprocedure moet worden aangemerkt als belanghebbende. Gelet op de bijzondere positie die de hypotheekhouder in de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure is toegekend is het hof van oordeel dat de hypotheekhouder een onvoldoende belang heeft om in de administratieve fase als derde belanghebbende te kunnen worden aangemerkt. Uitleg van het systeem van de Onteigeningswet en van artikel 3:13 Awb. Op grond van de devolutieve werking gaat het hof vervolgens over tot bespreking van de overige bezwaren van de eigenaren. Gemeente heeft voldoende pogingen in het werk gesteld om met de eigenaren tot overeenstemming te komen. Het hof spreekt de vervroegde onteigening uit.
AnnotatorB.S. ten Kate
UitspraakECLI:NL:GHARL:2014:6234
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie - Aanneming van werk
TitelNederlands Arbitrage Instituut 03-12-2013, 3936 (Beroepsaansprakelijkheid adviseur I)
CiteertitelTBR 2014/156
SamenvattingRenovatie en nieuwbouw concernlocatie. Professionele opdrachtgever. Fouten en onvolkomenheden bij de gemeente ingediende stukken. Vertraging afgifte bouwvergunning. Positie van betrokken adviseurs
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie - Aanneming van werk
TitelRechtbank Gelderland 08-01-2014 (Beroepsaansprakelijkheid adviseur II)
CiteertitelTBR 2014/157
SamenvattingNieuwbouw verzorgingscentrum. Overkraging. Maatvoering en feitelijke situatie. Controle gegevens door architect
Samenvatting (Bron)Vraag of gedaagde is tekortgeschoten bij de uitvoering van de aan haar verstrekte opdracht tot het verrichten van stedenbouwkundige en architectenwerkzaamheden.
AnnotatorF.R.A. Schaaf
UitspraakECLI:NL:RBGEL:2014:1702
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie - Overig privaatrecht
TitelGerechtshof Arnhem-Leeuwarden 25-02-2014 (Faillissement tijdens bouw)
CiteertitelTBR 2014/158
SamenvattingAannemer gaat tijdens bouw failliet. Niet gestand doen wederkerige overeenkomst. Betalingsverplichting reeds verricht maar nog niet afgeronde werkzaamheden?
Samenvatting (Bron)GIW-garantieregeling. Aannemingssom betaalbaar in termijnen afhankelijk van de voortgang van bouw woning. Depot van bedrag gelijk aan laatste termijn, 10% van de aannemingssom, onder notaris. Aannemer (Avabouw B.V.) gaat tijdens de bouw failliet. Curator doet de overeenkomst niet gestand. Opdrachtgever laat de woning door een andere aannemer afbouwen.
AnnotatorB.M.E. Cox , N.C. Ogg
LinkVolledige tekst annotatie (ONS Advocaten)
UitspraakECLI:NL:GHARL:2014:1423
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekJurisprudentie - Overig privaatrecht
TitelRechtbank Zeeland-West-Brabant 24-07-2013 (Terreinbeheer bungalowpark)
CiteertitelTBR 2014/159
SamenvattingRecreatiebungalows bungalowpark. Terreinbeheer. Mandeligheid. Opzegging lidmaatschap beheersvereniging. Verplichting betaling bijdrage. Redelijkheid en billijkheid
Samenvatting (Bron)Deelvonnis, zie ook eindvonnis ECLI:NL:RBZWB:2013:7544 parkbijdrage bungalowpark op grond van ongerechtvaardigde verrijking na einde lidmaatschap parkvereniging Via een kettingbeding wordt de koper A van een bungalow verplicht lid van de parkvereniging van een bungalowpark. A weigert de satellietschotel van zijn bungalow te verwijderen. Wegens ongenoegen over tuinonderhoud betaalt A een klein deel van de parkbijdrage niet. Er is verschil van mening over het vervangen van de CV-ketel. De parkvereniging legt A een boete van 11.300,- op. A zegt zijn lidmaatschap van de parkvereniging op. De parkvereniging vordert verwijdering van de schotel, betaling van de resterende parkbijdrage en de boete en op basis van ongerechtvaardigde verrijking tevens resterende parkbijdragen na de beëindiging van het lidmaatschap door A. De vorderingen op basis van het lidmaatschap worden afgewezen. Mandeligheid verschaft de parkvereniging geen bevoegdheden voor het beheer van de bungalows, de statuten van de parkvereniging wel. A. heeft destijds toestremming gekregen voor het plaatsen van de schotel. Een geldig besluit tot intrekking van deze toestemming is niet genomen. Wegens tekortschietend tuinonderhoud behoeft A de resterende parkbijdrage van 2010 niet te betalen. Daarmee ontbreken de grond voor de boete. Niet wordt aanvaard dat A door het kopen van een bungalow met de verplichting om lid te worden van de parkvereniging bij voorbaat moet worden geacht te hebben ingestemd met alles wat in de toekomst over het beheer zal worden besloten. Daarom wordt de verrijking niet vastgesteld op het bedrag van de parkbijdrage. Voor de vorderingen op basis van ongerechtvaardigde verrijking dient in navolging van het arrest hof Den Bosch 19 april 2011, LJN BQ2225 onderscheid te worden gemaakt tussen de basisinfrastructuur en de centrumvoorzieningen. A heeft ingezien dat hij na het einde van zijn lidmaatschap moet betalen voor diverse parkvoorzieningen. Na beoordeling van de diverse posten wordt beslist dat A voor de parkbijdrage 2011 nog een klein bedrag moet betalen. De beslissing over de parkbijdrage 2012 wordt uitgesteld. Zie daarvoor voormeld eindvonnis.
UitspraakECLI:NL:RBZWB:2013:7543
Artikel aanvragenVia Praktizijn