AB Rechtspraak Bestuursrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift AB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum 02-01-2015
Aflevering 1
RubriekHvJ EU
TitelHvJ EU 13-02-2014, C-69/13, ECLI:EU:C:2014:71
CiteertitelAB 2015/1
SamenvattingTerugvorderingbeschikking. De nationale rechter kan bepalen dat de staatssteun € 0 is.
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 13 februari 2014.#Mediaset SpA tegen Ministero dello Sviluppo economico.#Verzoek van het Tribunale civile di Roma om een prejudiciele beslissing.#Prejudiciele verwijzing - Staatssteun - Subsidie voor de aanschaf of de huur van digitale decoders - Beschikking van de Commissie waarbij een steunregeling onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard - Terugvordering - Bepaling van het terug te vorderen bedrag - Rol van de nationale rechter - Inaanmerkingneming door de nationale rechter van de standpunten die de Commissie in het kader van de uitvoering van haar beschikking heeft ingenomen - Beginsel van loyale samenwerking.#Zaak C-69/13.
AnnotatorA.A. al Khatib
Linkvolledige tekst annotatie (Stibbe.com)
UitspraakECLI:EU:C:2014:71
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekHoge Raad
TitelHoge Raad 28-03-2014
CiteertitelAB 2015/2
SamenvattingOnrechtmatige overheidsdaad. Aansprakelijkheid voor weigering exploitatievergunning. Relativiteit en derde-belanghebbenden.
Samenvatting (Bron)Onrechtmatige overheidsdaad. Burgemeester weigert aan exploitant prostitutiebedrijf vergunningen voor exploitatie raambordelen. Besluiten in beroep vernietigd wegens motiveringsgebrek (art. 7:12 Awb). Onrechtmatig jegens eigenaar panden die ruimtes verhuurt aan exploitant? Belanghebbende? Formele rechtskracht. Strekking geschonden norm (motiveringsplicht). Art. 6:163 BW.
AnnotatorC.N.J. Kortmann
UitspraakECLI:NL:HR:2014:767
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekABRvS
TitelRaad van State 24-09-2014
CiteertitelAB 2015/3
SamenvattingKiesrecht; registratie aanduiding politieke partij.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 29 augustus 2014 heeft het centraal stembureau op verzoek van de vereniging Onafhankelijke Partij Alkmaar de aanduiding Onafhankelijke Partij Alkmaar (OPA) in het register, bedoeld in artikel G 3, eerste lid, van de Kieswet, ingeschreven.
AnnotatorP.J. Stolk
UitspraakECLI:NL:RVS:2014:3535
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekABRvS
TitelRaad van State 17-09-2014
CiteertitelAB 2015/4
SamenvattingOpenbaarheid en internationale betrekkingen; geen noodzaak tot contact met buitenlandse autoriteiten.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 3 april 2013 heeft de staatssecretaris een verzoek van [appellant sub 2] om openbaarmaking van correspondentie tussen de Afghaanse ambassadeur en het Ministerie van Veiligheid en Justitie van 20 november 2012 en 25 februari 2013 en alle correspondentie tussen de Nederlandse ambassade te Kabul en het Ministerie van Vluchtelingenzaken van Afghanistan in het dossier met V-nummer [.], gedeeltelijk afgewezen.
AnnotatorP.J. Stolk
UitspraakECLI:NL:RVS:2014:3439
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekABRvS
TitelRaad van State 24-09-2014
CiteertitelAB 2015/5
SamenvattingAlgemeen verbindend voorschrift. Openstellingsbesluit subsidieregeling is algemeen verbindend voorschrift.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 18 september 2012 heeft het college subsidieplafonds, aanvraagperioden en tarieven voor het begrotingsjaar 2013, alsmede bepalingen over de toepasselijkheid van subsidieplafonds, ten behoeve van de in dit besluit vermelde subsidieregelingen vastgesteld (Prov. Blad 2012, nr. 13; hierna: het Openstellingsbesluit).
AnnotatorJ. Wolswinkel
UitspraakECLI:NL:RVS:2014:3465
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekABRvS
TitelRaad van State 27-08-2014
CiteertitelAB 2015/6
SamenvattingOmgevingsvergunning. Strijd met bestemmingsplan. Kruimelgeval. Weigering op basis van beleidsregel.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 5 februari 2013 heeft het college geweigerd omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen van een bijgebouw op het perceel [locatie] te Eindhoven (hierna: het perceel).
AnnotatorA.G.A. Nijmeijer
UitspraakECLI:NL:RVS:2014:3234
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCRvB
TitelCentrale Raad van Beroep 10-09-2014
CiteertitelAB 2015/7
SamenvattingCeci n’est pas une pipe/een aanvraag; beslistermijn en ingangsdatum uitkering.
Samenvatting (Bron)Ingangsdatum WIA-uitkering. Aanvraagdatum. Nu appellant naar aanleiding van de brief van het Uwv van 25 oktober 2010, waarin was vermeld dat hij voor 21 november 2010 een WIA-uitkering kon aanvragen, een (nagenoeg compleet) re-integratieverslag heeft opgestuurd, blijkt hieruit voldoende duidelijk dat appellant beoogde een WIA-uitkering aan te vragen.
AnnotatorL.J.A. Damen
UitspraakECLI:NL:CRVB:2014:2994
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCRvB
TitelCentrale Raad van Beroep 24-11-2014
CiteertitelAB 2015/8
SamenvattingNulla poena sine lege. Het overgangsrecht van de Wet aanscherping blijft wegens strijd met internationale bepalingen buiten toepassing. De Wet aanscherping voorziet in sociale zekerheidszaken niet in een gefixeerde boete. Volle evenredigheidstoets. De CRvB onderscheidt vier aflopende vormen van verwijtbaarheid en koppelt daar boetepercentages aan van 100% tot 25% van het benadelingsbedrag.
Samenvatting (Bron)Overgangsrecht Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-regelgeving-uitgangspunten bij indringender beoordeling evenredigheid van de bestuurlijke boete. 1. Het handelen of nalaten in strijd met de inlichtingenverplichting voor en na 1 januari 2013 kan - los van elkaar - bestraft worden met een boete naar het dan geldende sanctieregime. Het toepassen van het zwaardere sanctiestelsel zoals dat geldt na 1 januari 2013 op handelen of nalaten verricht voor 1 januari 2013 is in strijd met artikel 7, eerste lid, tweede zin, van het EVRM en artikel 15, eerste lid, tweede zin, van het IVBPR. 2. Er is geen toereikende basis om te oordelen dat sprake is van een wettelijk vastgestelde boete. Ook onder de werking van de Wet aanscherping op te leggen moeten boetes op het terrein van de sociale zekerheid volledig worden getoetst met inachtneming van artikel 5:46, tweede lid, van de Awb. Dat in de nota van toelichting bij het Besluit aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-regelgeving te lezen is dat de bestuurlijke boete in beginsel op de hoogte van het benadelingsbedrag wordt vastgesteld, dat de ernst van de overtreding hierbij aan dat bedrag is gerelateerd, en dat artikel 5:46, tweede lid, van de Awb niet van toepassing is, leidt niet tot een ander oordeel. Die interpretatie van de lagere wetgever is niet te rijmen met de in de wetsgeschiedenis van de Wet aanscherping weergegeven toelichting. Die wetgever heeft klaarblijkelijk willen bepalen dat het aspect ernst van de overtreding van de inlichtingenverplichting voortaan een boete van 100% van het benadelingsbedrag en, bij recidive, 150% van dat bedrag rechtvaardigt. Door echter met artikel 27, achtste lid, van de WW in combinatie met artikel 2a van het Boetebesluit socialezekerheidswetten bestuursorganen wel beleidsvrijheid te laten om het aspect verwijtbaarheid nader in beleidsregels te regelen, kan hier niet worden gezegd dat de wet voor een overtreding van de inlichtingenverplichting exact voorschrijft hoe hoog de bestuurlijke boete moet zijn. 3. Redengevend voor de Wet aanscherping is geweest dat het destijds bestaande sanctiestelsel onvoldoende ontmoedigende werking heeft op de categorie doelbewuste en calculerende fraudeurs. Volgens de wetgever moet echter ook worden voorkomen dat de aanscherping van bestuurlijke boeten leidt tot een onbalans tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke afdoening. 4. Het vanaf 1 januari 2013 in het sociale zekerheidsrecht gecreëerde boeteregime vraagt om een indringender toets aan het evenredigheidsbeginsel, omdat de voor de hoogte van de boete aan het benadelingsbedrag te relateren percentages sterk zijn verhoogd en per die datum het tot dan toe geldende maximumboetebedrag van 2.269,- is vervallen. 5. Voor strafrechtelijke beboeting van fraude met socialezekerheidsuitkeringen en -toeslagen op grond van artikel 227a of artikel 227b van het Wetboek van Strafrecht is het kunnen aantonen van opzet essentieel. Het opzettelijk niet naar waarheid gegevens verstrekken of het opzettelijk nalaten tijdig gegevens te verstrekken wordt als misdrijf gekwalificeerd en met veel zwaardere straffen bedreigd dan wanneer het gaat om overtredingen die strafbaar zijn gesteld in artikel 447c of artikel 447d van het Wetboek van Strafrecht (verstrekken van onware gegevens voor uitkering of nalaten tijdig gegevens te verstrekken). Daarvoor geldt het vereiste van opzet niet. Voor de genoemde opzetdelicten is bestraffing mogelijk met een geldboete van de vijfde categorie en voor de andere delicten is dat een geldboete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Bij bestuursrechtelijke beboeting van fraude met toeslagen in het kader van inkomensafhankelijke regelingen wordt onderscheid gemaakt tussen verzuimen en vergrijpen. In de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt inlichtingenverzuim bestraft tot een in die wet genoemd maximumbedrag. Bij opzet of grove schuld wordt het niet, onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens of inlichtingen bestraft met een boete van ten hoogste 100 procent van het bedrag dat van de belanghebbende in verband met dat verzuim is of zou zijn teruggevorderd, mits de Belastingdienst/Toeslagen de aanwezigheid van opzet of grove schuld stelt en bewijst. Bij recidive is dat 150 procent van het daar bedoelde bedrag. 6. Gelet op 3, 4 en 5 ligt het in de rede om alleen ten aanzien van overtreders, aan wie vanaf 1 januari 2013 opzettelijk handelen of opzettelijk nalaten in strijd met de inlichtingenverplichting kan worden verweten, 100% van het benadelingsbedrag in artikel 2 van Boetebesluit socialezekerheidswetten als uitgangspunt te nemen bij de afstemming op het aspect van de verwijtbaarheid. Alleen indien opzet kan worden aangetoond is er sprake van een zo zware verwijtbaarheid, dat deze in het kader van de evenredigheidstoets het opleggen van het maximumbedrag in beginsel zou kunnen rechtvaardigen. Is er geen sprake van opzet maar wel van grove schuld bij overtreders, dan is de verwijtbaarheid minder groot en is 75% van dat bedrag een passend uitgangspunt. Is er geen sprake van opzet en ook niet van grove schuld, dan is 50% van het benadelingsbedrag een passend uitgangspunt bij de afstemming op het aspect verwijtbaarheid van overtreders. In geval van recidive is nuancering op het aspect van de verwijtbaarheid evenzeer noodzakelijk. De dan verweten gedragingen zullen dan weer opnieuw op de aanwezigheid van opzet of grove schuld bij de overtreder moeten worden beoordeeld. Bij de afstemming op het aspect van verwijtbaarheid zal ten slotte moeten worden bezien of, en zo ja, op grond van een van de criteria genoemd in artikel 2a van het Boetebesluit socialezekerheidswetten of om een andere reden sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Dan is de mate van verwijtbaarheid beperkt en 25% van het benadelingsbedrag een passend uitgangspunt bij de afstemming op het aspect verwijtbaarheid. 7. Van de onder 6 genoemde uitgangspunten moet worden afgeweken, indien de omstandigheden van het geval dit nodig maken. Als in plaats van strafvervolging een bestuurlijke boete wordt opgelegd, kan het Uwv geen hogere boete opleggen dan de maximale geldboete die de strafrechter op grond van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht zou hebben kunnen opleggen. 8. Voor de vraag of een boete in verband met de draagkracht van de overtreder moet worden gematigd wordt verwezen naar een arrest van de Hoge Raad van 28 mei 2014 en naar een bestendige gedragslijn van het Uwv over verlaging van de boete wegens financiële omstandigheden. 9. Volle toetsing van de hoogte van de boete leidt in dit geval tot een verlaging van de oorspronkelijk op 14.658,01 vastgestelde boete tot 2.000,-.
AnnotatorR. Stijnen
UitspraakECLI:NL:CRVB:2014:3754
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtbanken
TitelRechtbank Midden-Nederland 26-08-2014
CiteertitelAB 2015/9
SamenvattingLex certa-beginsel. Wet aanscherping. Door omissie is het Boetebesluit socialezekerheidswetten niet in werking getreden voor boetes uit hoofde van de WWB.
Samenvatting (Bron)Boete van 950,35 vanwege schending inlichtingenplicht tijdens Wwb-uitkering in periode 1 maart 2013 tot en met 31 juli 2013. Verweerder heeft de boetehoogte, gebaseerd op artikel 18a, eerste lid, van de Wwb, gesteld op de hoogte van het benadelingsbedrag. Boetebesluit socialezekerheidswetten voor Wwb-zaken, vermoedelijk door een wetstechnische fout, niet per 1 januari 2013 maar pas per 1 juli 2014 in werking getreden. Evenredigheid: omdat in deze zaak de Wwb zoals gewijzigd met de Wet aanscherping wel, maar het Boetebesluit niet van toepassing is en dus de hoogte van de bestuurlijke boete wel bij wettelijk voorschrift is gemaximeerd, maar niet is vastgesteld op een gefixeerd bedrag, wordt het kader voor de toets aan het evenredigheidsbeginsel gevormd door artikel 5:46, tweede lid, van de Awb. Relevante factoren zijn de aard en de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid, de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd en de omstandigheden ten tijde van de boeteoplegging. Het bestuursorgaan en in volgende instantie de rechter moeten op deze wijze een omvattende evenredigheidsbeoordeling maken, waarbij zij de relevante feiten en omstandigheden passen binnen dit kader van factoren en ook het gelijkheidsbeginsel en een consistente boeteoplegging bewaken. De rechtbank acht in deze zaak een boete van 300,- evenredig.
AnnotatorR. Stijnen
UitspraakECLI:NL:RBMNE:2014:3785
Artikel aanvragenVia Praktizijn