Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht
Datum 15-05-2015
Aflevering 5
RubriekEditorial
TitelVerboden onderscheid bij hoogtechnologisch draagmoederschap?
CiteertitelFJR 2015/25
SamenvattingOp 28 januari 2015 heeft het College voor de Rechten van de Mens in twee zaken uitspraken gedaan (oordeelnr. 2015-6 en 2015-7 (28-01-2015)). In feite betreft het dezelfde zaak waarbij eenzelfde verzoek tot medische behandeling aan twee behandelcentra is voorgelegd. Het gaat om de volgende zaak. Twee samenwonende mannen (wensouders) hebben een kinderwens. Zij hebben twee vriendinnen bereid gevonden hen te helpen bij het vervullen van die wens. Vriendin 1 is bereid verzoekers te helpen met een eiceldonatie. Vriendin 2 is bereid als draagmoeder het kind te dragen. De eicel van vriendin 1 zou dan door middel van in-vitrofertilisatie (hierna: IVF) worden bevrucht met het zaad van verzoeker 1. Het embryo dat daarmee wordt gevormd, zou dan vervolgens worden teruggeplaatst in de baarmoeder van vriendin 2.
LinkVolledige tekst uitspraak (CRM)
LinkVolledige tekst uitspraak (CRM)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArtikelen
TitelNieuws uit het westen: meerouderschap en draagmoederschap in British Columbia
CiteertitelFJR 2015/27
SamenvattingIn 2013 is in de Canadese provincie British Columbia nieuwe familierechtwetgeving in werking getreden: de Family Law Act, met daarin een regeling voor draagmoederschap, meerouderschap en meeroudergezag. Gezien de discussie in Nederland over deze onderwerpen en de instelling van de Staatscommissie Herijking Ouderschap in april 2014, is het interessant om deze wetgeving nader kritisch te bestuderen om te bezien of de Nederlandse wetgever hier inspiratie uit kan putten.
Auteur(s)M.J. Vonk
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekNotitie
TitelWet donorgegevens kunstmatige bevruchting: administratieve helderheid gekoppeld aan een vaag doel
CiteertitelFJR 2015/28
SamenvattingKunstmatige inseminatie met donorzaad is een praktijk die in Europa (en de rest van de wereld) twee verschillende reguleringsregimes kent. Er zijn landen die inseminatie met zaad van een anonieme donor toestaan en landen die dat niet doen. Nederland behoort tot die laatste groep. Het probleem dat wetgevers met het verbod op anonieme zaaddonatie trachten op te lossen, is dat van kinderen die informatie willen hebben over de man met behulp van wiens zaad zij zijn verwekt. In dit artikel bespreek ik de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (WDKB) door middel van een rechtsvergelijking. Het doel van deze rechtsvergelijking is meer zicht te krijgen op de wet, op haar karakter en haar eventuele tekortkomingen. Er zijn twee Europese landen die het meest in aanmerking komen voor de rechtsvergelijking: Zweden en Oostenrijk. Dat zijn de enige landen die de verplichte registratie van donorgegevens al aanzienlijk langer kennen dan Nederland. De rechtsvergelijking betreft de tekst van de drie wetten, de bedoelingen en de effecten.
Auteur(s)H.A.M. Weyers
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekNotitie
TitelAmbtshalve rechterlijke beoordeling van de rechten van het kind voortvloeiend uit artikel 8 EVRM?
CiteertitelFJR 2015/29
SamenvattingBij elke rechterlijke beslissing die een kind raakt dient het belang van het kind de eerste overweging te zijn. Kinderen zullen echter niet in elke rechterlijke procedure die hun artikel 8 EVRM rechten raakt over een onafhankelijke procesvertegenwoordiger beschikken terwijl het belang van kinderen bij de bescherming van hun recht op een ongestoord gezinsleven niet altijd gelijk is aan het belang van hun ouders of wettelijke vertegenwoordigers. Wie behoort in dat geval voor de rechten van het kind op te komen in een rechterlijke procedure? Is het een taak van de rechter om deze rechten ambtshalve te betrekken in zijn beoordeling terwijl daar geen beroep op is gedaan? In deze bijdrage wordt ingegaan op deze vraag en wordt bekeken of de rechter hiertoe bevoegd is.
Auteur(s)M. Chébti
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekKroniek Jurisprudentie
TitelKroniek Pensioen & Toekomstvoorzieningen
CiteertitelFJR 2015/30
SamenvattingDe van echt scheidende DGA en diens ex-partner hebben te maken met de afstortingsjurisprudentie, zoals door de Hoge Raad in 2007 principieel geformuleerd. De introductie van de afstortingsverplichting heeft ook allerlei daarmee samenhangende vragen expliciet gemaakt, zoals de gevolgen van de “echte waardering van de pensioenverplichtingen” voor de waardering van de BV aandelen in het kader van de verdeling of verrekening daarvan. Verder kennen de pensioenvraagstukken gevolgen voor de alimentatie alsmede wat er redelijkerwijs aan de onderneming aan middelen kan worden onttrokken. In deze bijdrage komt de jurisprudentie aan bod van het afgelopen jaar (2014-heden), waarbij vanzelfsprekend een selectie is gemaakt van de meest in het oog springende casuïstiek. Verder is ook interessante jurisprudentie opgenomen inzake enkele andere “toekomstvoorzieningen”, zoals betreffende de lijfrenteverzekering en een levenslooptegoed. De behandelde uitspraken zijn voorzien van een FJR-vindplaats (bijv. FJR 2015/30.3), waardoor online de uitspraak ook beschikbaar komt.
Auteur(s)F.H. van der Kamp
Artikel aanvragenVia Praktizijn