Rubriek | Arbeidsrecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 21-12-2018 |
Citeertitel | JIN 2019/35 ![]() |
Samenvatting | Onrechtmatige rechtspraak, Verzuim prejudiciële vragen te stellen, Leeftijdsdiscriminatie. |
Samenvatting (Bron) | Onrechtmatige rechtspraak? Vordering tegen Staat, gebaseerd op de stelling dat het arrest HR 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW3367 (waarin eisers in het ongelijk zijn gesteld) jegens eisers onrechtmatig is omdat is nagelaten prejudiciële vragen aan het HvJEU te stellen. Verplichting tot het stellen van prejudiciële vragen; art. 267 lid 3 VWEU; HvJEU 6 oktober 1982, ECLI:EU:C:1982:335 (Cilfit). Voorwaarden voor staatsaansprakelijkheid wegens rechtspraak in strijd met EU-recht; HvJEU 30 september 2003, ECLI:EU:C:2003:513 (Köbler). Motiveringsplicht voor afzien van prejudiciële vragen. Is Hoge Raad geschikt als cassatierechter in zaak waarin aansprakelijkheid voor eigen arrest aan de orde is? |
Annotator | J.C. Duyster ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2018:2396 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Arbeidsrecht |
---|---|
Titel | Gerechtshof Amsterdam 30-10-2018 |
Citeertitel | JIN 2019/36 ![]() |
Samenvatting | Concurrentiebeding, Schriftelijkheidsvereiste, Philips/Oostendorp. |
Samenvatting (Bron) | Concurrentiebeding niet geldig overeengekomen. In (eerste) contract bepaalde tijd staat vermeld dat indien en zodra ( if and when) een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zal worden afgesproken, op dat laatste contract een (thans al precies omschreven) concurrentiebeding van toepassing zal zijn. Vervolgens wordt bij (door werkgever opgestelde en door werknemer voor akkoord ondertekende) brief dat eerste tijdelijke contract tweemaal verlengd, waarbij in algemene zin wordt verwezen naar de toepasselijke voorwaarden uit het eerste contract. Vervolgens wordt door de werkgever een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangeboden, en door werknemer geaccepteerd, waarbij voor de toepasselijke voorwaarden alleen wordt verwezen naar de voorwaarden van het eerste contract, zonder dat die voorwaarden (waaronder het voorwaardelijke concurrentiebeding) worden genoemd en zonder dat dat eerste contract is bijgevoegd. Het hof oordeelt dat aldus niet is voldaan aan de door de Hoge Raad gestelde eisen om een geldig concurrentiebeding te sluiten. |
Annotator | E. Hagendoorn ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:GHAMS:2018:4034 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Arbeidsrecht |
---|---|
Titel | Rechtbank Amsterdam 10-10-2018 |
Citeertitel | JIN 2019/37 ![]() |
Samenvatting | Gerechtvaardigd belang, Verwerkingsverantwoordelijke, AVG, Autoriteit Persoonsgegevens, Verwerking, Persoonsgegevens, Privacy Publicatie: JIN 2019/37 (Sdu Jurisprudentie in Nederland), aflevering 3, 2019 Annotator: en Ook gepubliceerd in: |
Samenvatting (Bron) | Kort geding. Vordering verbod gebruik maken van in het kader van arbeidsconflict opgesteld rapport afgewezen. Geen strijd met AVG. Niet zonder meer aannemelijk dat onderzoeksbureau vergunning op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus nodig heeft. |
Annotator | T. van Liempd ![]() ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RBAMS:2018:7398 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Personen- en familierecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 21-12-2018 |
Citeertitel | JIN 2019/38 ![]() |
Samenvatting | Erfrecht, Procesrecht. |
Samenvatting (Bron) | Procesrecht. Erfrecht. Art. 4:218 lid 5 BW; art. 187 lid 1 Fw; art. 358 jo. 261 Rv. Verzet van erfgenaam tegen uitdelingslijst vereffenaar nalatenschap is door kantonrechter afgewezen. Welk rechtsmiddel staat open? |
Annotator | K.A. Boshouwers ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2018:2393 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Personen- en familierecht |
---|---|
Titel | Gerechtshof Amsterdam 18-12-2018 |
Citeertitel | JIN 2019/39 ![]() |
Samenvatting | Beëindiging samenleving, Kosten huishouding, Vermogensverschuivingen, Vergoedingsrechten. |
Samenvatting (Bron) | Kosten van de huishouding ex-samenwonenden zonder samenlevingscontract. |
Annotator | A.H. van Haga ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:GHAMS:2018:4829 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Personen- en familierecht |
---|---|
Titel | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 08-01-2019 |
Citeertitel | JIN 2019/40 ![]() |
Samenvatting | Co-ouderschap, Gezamenlijk gezag, Hoofdverblijfplaats minderjarige, Inschrijving in BRP, Gevolgen voor kinderbijslag, Gevolgen voor kindgebonden budget. |
Samenvatting (Bron) | Verzoek wijziging hoofdverblijfplaats wordt gewijzigd in verzoek inschrijven kind op adres vader in B.R.P. in verband met taalbarrière bij moeder en analfabetisme. Zorg- en opvoedingstaken zijn gelijkwaardig verdeeld. |
Annotator | L. van Straten ![]() |
Link | Volledige tekst artikel (Vanstratenfamilierecht.nl)![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:GHARL:2019:196 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Ondernemingsrecht |
---|---|
Titel | HvJ EU 06-02-2019, C-535/17 |
Citeertitel | JIN 2019/41 ![]() |
Samenvatting | Prejudiciële beslissing, Een Peeters/Gatzen-vordering valt onder Brussel I. |
Samenvatting (Bron) | Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 6 februari 2019.#NK, curateur aux faillites de PI Gerechtsdeurwaarderskantoor BV et PI tegen BNP Paribas Fortis NV.#Prejudiciele verwijzing - Justitiele samenwerking in burgerlijke zaken - Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken - Verordeningen (EG) nr. 44/2001 en (EG) nr. 1346/2000 - Respectieve werkingssfeer - Faillissement van een gerechtsdeurwaarder - Vordering van de curator belast met het beheer en de vereffening van de boedel.#Zaak C-535/17. |
Annotator | A.J. Kok ![]() |
Link | Volledige tekst annotatie (triplaw.nl)![]() |
Uitspraak | ECLI:EU:C:2019:96 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Ondernemingsrecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 15-02-2019 |
Citeertitel | JIN 2019/42 ![]() |
Samenvatting | Bestuurdersaansprakelijkheid, Beklamel-norm. |
Samenvatting (Bron) | Ondernemingsrecht; bestuurdersaansprakelijkheid. Vennootschap kan huurgarantie niet nakomen. Zijn bestuurders persoonlijk aansprakelijk omdat zij hebben bewerkt of toegelaten dat de vennootschap haar verplichtingen niet nakomt (HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758)? Onbekendheid bestuurders met rechtsregel van HR 15 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1244; verschil met periode na het arrest van 2013. |
Annotator | J.R. Everhardus ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2019:236 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Ondernemingsrecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 22-02-2019 |
Citeertitel | JIN 2019/43 ![]() |
Samenvatting | Pandrecht, Mogelijkheid tot stille en openbare verpanding in één pandakte. |
Samenvatting (Bron) | Pandrecht. Vestigingshandelingen voor stil pandrecht (met inachtneming van grondslagvereiste van art. 3:239 lid 1 BW voor pandrecht op toekomstige vorderingen) en openbaar pandrecht in één akte? Uitleg pandakte. |
Annotator | A. van Loon ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2019:268 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Ondernemingsrecht |
---|---|
Titel | Rechtbank Den Haag 23-01-2019 |
Citeertitel | JIN 2019/44 ![]() |
Samenvatting | Uitkering van dividend. |
Samenvatting (Bron) | vordering tot uitkering dividend afgewezen. |
Annotator | E. Baghery ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RBDHA:2019:926 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Civiel recht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 21-12-2018 |
Citeertitel | JIN 2019/45 ![]() |
Samenvatting | Afwijzing van verzoeken, Rolbeslissing, tussenbeschikking of eindbeschikking, Toepasselijkheid rechtsmiddelenverbod. |
Samenvatting (Bron) | Voorlopig getuigenverhoor. Afwijzing van verzoek om verhoor met gesloten deuren te laten plaatsvinden (art. 27 lid 1 Rv) en van verzoek om bevel dat geen processen-verbaal aan derden worden verstrekt (art. 28 lid 1, aanhef en onder a, Rv). Rolbeslissing, tussenbeschikking dan wel eindbeschikking? Toepasselijkheid van rechtsmiddelenverbod (art. 188 lid 2 Rv)? |
Annotator | M.A.J.G. Janssen ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2018:2395 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Civiel recht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 11-01-2019 |
Citeertitel | JIN 2019/46 ![]() |
Samenvatting | Procesrecht, Insolventierecht, Incidenteel verzoek in cassatie tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten, Is art. 224 Rv van toepassing in de verzetprocedure van art. 10 Fw. |
Samenvatting (Bron) | Procesrecht. Insolventierecht. Incidenteel verzoek in cassatie tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten. Is art. 224 Rv van toepassing in de verzetprocedure van art. 10 Fw? |
Annotator | G. te Winkel ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2019:36 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Civiel recht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 18-01-2019 |
Citeertitel | JIN 2019/47 ![]() |
Samenvatting | Notarieel tuchtrecht, Procesrecht, Staat in deze notarieel-tuchtrechtelijke zaak beroep in cassatie open. |
Samenvatting (Bron) | Notarieel tuchtrecht. Procesrecht. Cassatieberoep tegen oplegging tuchtmaatregel door hof. Uitsluiting van rechtsmiddelen; art. 94 lid 1 Wna. Doorbreking van rechtsmiddelenverbod; art. 6 EVRM. Ontvankelijkheid cassatieberoep. Oplegging van veel zwaardere sanctie in hoger beroep. Bestond mogelijkheid voor beklaagde zich daarover uit te laten? Hoor en wederhoor. Art. 107 lid 4 en 5 Wna. Samenhang met 16/05359 en 17/03575. |
Annotator | S.J.M. Bouwman ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2019:51 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Civiel recht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 18-01-2019 |
Citeertitel | JIN 2019/48 ![]() |
Samenvatting | Notarieel tuchtrecht, Procesrecht, Staat voor de klagers beroep in cassatie open, Herziening tuchtrechtelijke beslissing. |
Samenvatting (Bron) | Notarieel tuchtrecht. Procesrecht. Herzieningsverzoek na oplegging tuchtmaatregel; hof heropent behandeling tuchtzaak in hoger beroep. Ontvankelijkheid cassatieberoep; uitsluiting van rechtsmiddelen tegen beslissingen in hoger beroep in notariële tuchtzaken (art. 94 lid 1 Wna). Samenhang met 15/03129 en 17/03575. |
Annotator | S.J.M. Bouwman ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2019:52 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Civiel recht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 18-01-2019 |
Citeertitel | JIN 2019/49 ![]() |
Samenvatting | Notarieel tuchtrecht, Procesrecht, Staat tegen herzieningsbeslissing cassatieberoep open. |
Samenvatting (Bron) | Notarieel tuchtrecht. Procesrecht. Hof herziet eerdere tuchtrechtelijke beslissing en legt lichtere tuchtmaatregel op. Cassatieberoep ontvankelijk? Art. 94 lid 1 Wna. Samenhang met 15/03129 en 16/05359. |
Annotator | S.J.M. Bouwman ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2019:53 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Civiel recht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 25-01-2019 |
Citeertitel | JIN 2019/50 ![]() |
Samenvatting | Procesrecht, Schadebegroting. |
Samenvatting (Bron) | Procesrecht. Schadebegroting. Vraag of koopovereenkomst tot stand is gekomen. Hoger beroep tegen oordeel over bewijskracht akte in deelvonnis waartegen ook al in een eerder appel was opgekomen. Heeft het hof de 'éénkeerschieten'-regel (HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU3160) miskend? Daarnaast vordering tot vergoeding van schade. Begroting door hof aan de hand van op internet gevonden gegevens. Schending hoor en wederhoor? |
Annotator | M.A.J.G. Janssen ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2019:96 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Civiel recht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 25-01-2019 |
Citeertitel | JIN 2019/51 ![]() |
Samenvatting | Procesrecht, Beroepschrift tijdig ingediend bij juiste instantie. |
Samenvatting (Bron) | Procesrecht. Indiening beroepschrift per fax. Tijdstip van ontvangst. Gerecht met verschillende locaties; moet beroepschrift bij bepaalde locatie worden ingediend? Aansluiting bij HR 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2416. |
Annotator | M.A.J.G. Janssen ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2019:108 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Strafrecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 12-03-2019 |
Citeertitel | JIN 2019/52 ![]() |
Samenvatting | Consultatiebijstand en verhoorbijstand. |
Samenvatting (Bron) | Verduistering door wasmachine, koelkast en spiegel mee te nemen uit door verdachte gehuurde, deels gemeubileerde woning, art. 321 Sr. Salduz. Consultatierecht en verhoorbijstand t.a.v. uit anderen hoofde gedetineerde verdachte. 1. Is verdachte voorafgaand aan politieverhoor in gelegenheid gesteld advocaat te raadplegen? 2. Had Hof aan omstandigheid dat verdachte voorafgaand aan politieverhoor niet is gewezen op zijn recht op verhoorbijstand rechtsgevolg van bewijsuitsluiting moeten verbinden? Temporele werking Richtlijn 2013/48/EU. Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2018:2056 m.b.t. recht op consultatiebijstand en gevolgen van schending van dit recht en ECLI:NL:HR:2012:BW9264 m.b.t. uit anderen hoofde gedetineerde verdachte t.a.v. wie verdenking is gerezen van nieuw strafbaar feit. Hof heeft vastgesteld dat aan verdachte - die werd verdacht van verduistering en op dat moment uit anderen hoofde was gedetineerd - alvorens hem vragen zijn gesteld die betrekking hadden op diens betrokkenheid bij dat strafbare feit, is gevraagd of hij advocaat wilde raadplegen en dat verdachte daarop expliciet en ondubbelzinnig heeft geantwoord dat dat niet hoefde. Op grond daarvan heeft Hof geoordeeld dat verdachte gelegenheid heeft gehad advocaat te raadplegen en dat zijn recht op consultatiebijstand niet is geschonden. Dat oordeel geeft niet blijk van onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Omstandigheid dat verdachte direct voorafgaand aan stellen van vragen t.z.v. strafbaar feit waarvan hij werd verdacht (mondeling) werd geïnformeerd over zijn recht op consultatiebijstand, maakt dat niet anders. Ad 2. Hof heeft geoordeeld dat o.g.v. rechtspraak HR t.t.v. verhoor geen recht bestond op verhoorbijstand en dat het geen aanleiding ziet van die rechtspraak af te wijken. Aangehouden verdachte heeft sinds 22-12-2015 recht op verhoorbijstand (vgl. ECLI:NL:HR:2015:3608 en ECLI:NL:HR:2016:2018). Verdachte kon t.t.v. politieverhoor op 5-11-2013 noch aan art. 28 Sv, noch aan art. 6 EVRM een aanspraak op verhoorbijstand ontlenen. Ook aan Richtlijn kon verdachte geen aanspraak op verhoorbijstand ontlenen, nu t.t.v. politieverhoor omzettingstermijn van Richtlijn (tot 27 november 2016) nog niet verstreken. Dat die implementatietermijn thans wel is verstreken, brengt niet met zich dat recht op verhoorbijstand met terugwerkende kracht is komen te gelden voor politieverhoren die voordien hebben plaatsgevonden. Voornoemde rechtspraak betreft ook niet uitlegging van nationaal recht die, na verstrijken van omzettingstermijn, verwezenlijking van met Richtlijn nagestreefde doelstelling ernstig in gevaar zou kunnen brengen (vgl. ECLI:NL:HR:2017:1233). Opvatting dat aan omstandigheid dat politieverhoor heeft plaatsgevonden voorafgaand aan implementatie van Richtlijn of verstrijken van omzettingstermijn, terwijl verdachte daarbij geen aanspraak heeft kunnen maken op verhoorbijstand waarin die Richtlijn voorziet, rechtsgevolg van bewijsuitsluiting dient te worden verbonden, indien moment waarop rechter oordeelt in strafzaak m.b.t. feit waarop dat verhoor betrekking had, is gelegen na moment van implementatie of verstrijken van implementatietermijn, is onjuist. Richtlijn beoogt niet rechtsgevolgen te verbinden aan omstandigheid dat voor moment van implementatie van Richtlijn of verstrijken van omzettingstermijn politieverhoor heeft plaatsgevonden waarbij door verdachte geen aanspraak kon worden gemaakt op verhoorbijstand. Ook rechtspraak HvJ EU biedt geen steun aan deze opvatting. Gelet hierop wordt verzoek tot stellen van prejudiciële vragen aan het HvJ EU afgewezen. Volgt verwerping. |
Annotator | C. van Oort ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2019:341 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Strafrecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 12-03-2019 |
Citeertitel | JIN 2019/53 ![]() |
Samenvatting | Gelijktijdige oplegging bijzondere voorwaarde en vrijheidsbeperkende maatregel. |
Samenvatting (Bron) | Bedreiging (art. 285.1 Sr), belaging (art. 285b.1 Sr) en belediging (art. 266.1 Sr) van ex-vriendin. Hof heeft aan verdachte t.z.v. deze feiten contactverbod t.a.v. ex-vriendin en gebiedsverbod opgelegd als bijzondere voorwaarde bij voorwaardelijke taakstraf (niet dadelijk uitvoerbaar), terwijl Hof t.z.v. dezelfde feiten hetzelfde contact- en gebiedsverbod heeft opgelegd als vrijheidsbeperkende maatregel (dadelijk uitvoerbaar), art. 14c.2.5, 14c.2.6 en 38v Sr. 1. Contact- en gebiedsverbod als bijzondere voorwaarde en vrijheidsbeperkende maatregel voor dezelfde feiten toegestaan? 2. Ambtshalve: Duur vervangende hechtenis, art. 38w.3 Sr. Ad 1. Opvatting dat het rechter niet vrijstaat om m.b.t. dezelfde persoon gelijktijdig contactverbod en gebiedsverbod op te leggen zowel ex art. 14c Sr (als bijzondere voorwaarde) als ex art. 38v Sr (als vrijheidsbeperkende maatregel), vindt geen steun in het recht (vgl. ECLI:NL:HR:2019:338). Ad 2. Hof heeft verdachte t.z.v. bewezenverklaarde feiten o.m. veroordeeld tot vrijheidsbeperkende maatregel van 1 jaar. Daarbij heeft Hof bevolen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan maatregel wordt voldaan en bepaald dat duur van deze vervangende hechtenis 3 dagen bedraagt voor iedere keer dat niet aan maatregel wordt voldaan, met maximum van 1 jaar. Art. 38w.3 Sr houdt in dat totale duur van tenuitvoergelegde vervangende hechtenis bij opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel ten hoogste 6 maanden bedraagt. Door Hof bepaalde maximale duur van vervangende hechtenis is met dit voorschrift in strijd. HR leest bestreden uitspraak met verbetering van die misslag en verstaat dat Hof maximale duur van vervangende hechtenis bij opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel heeft bepaald op 6 maanden. |
Annotator | C. van Oort ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2019:340 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Strafrecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 12-03-2019 |
Citeertitel | JIN 2019/54 ![]() |
Samenvatting | Schuld als bedoeld in art. 307 Sr. |
Samenvatting (Bron) | OM-cassatie. Vrijspraak verdachte t.z.v. dood door schuld door in haar woning in Nederhorst den Berg op vrijwillige basis voor haar vriendin, in tegenstelling tot verdachte onbekend met (werking van) GHB, in theeglas GHB in te schenken zonder deze nauwkeurig af te meten, ten gevolge waarvan vriendin is overleden, art. 307.1 Sr. Levert verstrekken van ongecontroleerde hoeveelheid GHB onaanvaardbaar gezondheidsrisico op waardoor verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig heeft gehandeld? HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2015:952 m.b.t. invulling schuld. Hof heeft vastgesteld dat slachtoffer (volwassen vrouw die onbekend was met werking van GHB) wel eens GHB wilde proberen, dat verdachte GHB in theeglas heeft ingeschonken en gemengd met cola aan slachtoffer heeft verstrekt waarna slachtoffer GHB zelf desbewust en vrijwillig heeft ingenomen, dat exacte hoeveelheid van aan slachtoffer verstrekte GHB niet kan worden bepaald en dat verdachte eerder van dezelfde GHB vergelijkbare of grotere hoeveelheden heeft gebruikt en dat dit altijd goed is gegaan. In s Hofs overwegingen ligt als zijn niet onbegrijpelijke oordeel besloten dat - anders dan is tlgd. - niet is komen vast te staan dat verdachte aan slachtoffer een (te) grote hoeveelheid, althans meer dan een gemiddelde gebruikershoeveelheid heeft verstrekt. Hof heeft vervolgens geoordeeld dat GHB weliswaar is vermeld op bij Opiumwet behorende lijst I en door wetgever wordt beschouwd als drug waarvan gebruik onaanvaardbaar risico voor (volks)gezondheid oplevert, maar dat gelet op hiervoor genoemde omstandigheden verstrekken aan slachtoffer van GHB niet een zodanig onaanvaardbaar gezondheidsrisico met zich bracht dat dood van slachtoffer aan haar schuld in de zin van art. 307 Sr is te wijten. Dat - met waarderingen van feitelijke aard verweven - oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Volgt verwerping. CAG: anders. |
Annotator | C. van Oort ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2019:336 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Bestuursrecht |
---|---|
Titel | HvJ EU 04-10-2018, C-416/17 |
Citeertitel | JIN 2019/55 ![]() |
Samenvatting | Prejudiciële procedure, Niet-nakoming verwijzingsplicht door hoogste nationale rechter, Cilfit-uitzonderingen, Staatsaansprakelijkheid en Köbler, Motiveringsplicht op grond van EHRM-rechtspraak. |
Samenvatting (Bron) | Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 4 oktober 2018.#Europese Commissie tegen Franse Republiek.#Niet-nakoming - Artikelen 49 en 63 VWEU en artikel 267, derde alinea, VWEU - Opeenvolgende belastingheffingen - Verschil in behandeling naargelang van de lidstaat van vestiging van de kleindochteronderneming - Teruggaaf van de onterecht ingehouden roerende voorheffing - Vereisten aan het bewijs van het recht op een dergelijke teruggaaf - Bovengrens aan het recht op teruggaaf - Discriminatie - Nationale rechter die in laatste aanleg uitspraak doet - Verplichting tot prejudiciele verwijzing.#Zaak C-416/17. |
Annotator | J. Krommendijk ![]() |
Uitspraak | ECLI:EU:C:2018:811 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Bestuursrecht |
---|---|
Titel | HvJ EU 07-11-2018, C-293/17, C-294/17 |
Citeertitel | JIN 2019/56 ![]() |
Samenvatting | Programma Aanpak Stikstof, Het instrument programmatische aanpak is verenigbaar met de Habitatrichtlijn, Voorwaarde is wel dat de passende beoordeling voldoet aan de eisen die art. 6 lid 3 Habitatrichtlijn daaraan stelt, Als een activiteit significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied is sprake van een project als bedoeld in art. 6 lid 3 Habitatrichtlijn, Uitleg begrip project als bedoeld in art. 6 lid 3 Habitatrichtlijn, Van één verrichting is sprake bij een gemeenschappelijk doel, continuïteit en volledige overeenstemming. |
Samenvatting (Bron) | Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 7 november 2018.#Cooperatie Mobilisation for the Environment UA en Vereniging Leefmilieu tegen College van gedeputeerde staten van Limburg en College van gedeputeerde staten van Gelderland.#Prejudiciele verwijzing - Richtlijn 92/43/EEG - Instandhouding van de natuurlijke habitats en van de wilde flora en fauna - Speciale beschermingszones - Artikel 6 - Passende beoordeling van de gevolgen van een plan of project voor een gebied - Nationaal programma voor de aanpak van stikstof - Begrippen ,project' en ,passende beoordeling' - Integrale beoordeling voordat individueel toestemming wordt verleend aan agrarische bedrijven die stikstofdepositie veroorzaken.#Zaak C-293/17. |
Annotator | R.H.W. Frins ![]() |
Uitspraak | ECLI:EU:C:2018:882 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Bestuursrecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 28-09-2018 |
Citeertitel | JIN 2019/57 ![]() |
Samenvatting | Onrechtmatige overheidsdaad, Aanvullende rechtsbescherming burgerlijke rechter ten opzichte van strafrechter, Voorzieningen uitsluitend met het oog op de procesvoering. |
Samenvatting (Bron) | Bevoegdheidsverdeling burgerlijke rechter en strafrechter. Strafrechtelijke vervolging tegen agenten wegens doodslag; strafrechter oordeelt het noodzakelijk dat de agenten om veiligheidsredenen anoniem in strafzaak optreden. Vordering van nabestaanden in kort geding dat aan hen de namen van de verdachte agenten worden bekendgemaakt met het oog op uitoefening van slachtofferrechten in strafproces. Art. 112 lid 1 Grondwet; aanvullende rechtbescherming door burgerlijk rechter. Geen plaats voor voorzieningen door burgerlijke rechter met betrekking tot procesvoering bij andere rechter. |
Annotator | R.J.N. Schlössels ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2018:1806 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Bestuursrecht |
---|---|
Titel | Raad van State 10-10-2018 |
Citeertitel | JIN 2019/58 ![]() |
Samenvatting | Handhavingsverzoek huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten, Bestuursdwang, Gemeentelijk handhavingsbeleid, Stappenplan, Redelijkheid stappenplan. |
Samenvatting (Bron) | Bij brief van 21 februari 2016 hebben [wederpartij A] en [wederpartij B] het college verzocht om handhavend op te treden tegen de huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten op het bungalowpark De Stille Wille te Meijel. |
Annotator | M.R. Kruisselbrink ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2018:3273 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |