AB Rechtspraak Bestuursrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift AB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum 29-03-2019
Aflevering 13
RubriekHvJ EU
TitelHvJ EU 19-12-2018, C-219/17
CiteertitelAB 2019/129
SamenvattingPrudentieel toezicht op kredietinstellingen
Samenvatting (Bron)Arrest van het Hof (Grote kamer) van 19 december 2018.#Silvio Berlusconi en Finanziaria d'investimento Fininvest SpA (Fininvest) tegen Banca d'Italia en Istituto per la Vigilanza Sulle Assicurazioni (IVASS).#Verzoek van de Consiglio di Stato om een prejudiciele beslissing.#Prejudiciele procedure - Harmonisatie van de wetgevingen - Prudentieel toezicht op kredietinstellingen - Verwerving van een gekwalificeerde deelneming in een kredietinstelling - Procedure die wordt geregeld door richtlijn 2013/36/EU en door de verordeningen (EU) nr. 1024/2013 en nr. 468/2014 - Samengestelde administratieve procedure - Exclusieve beslissingsbevoegdheid van de Europese Centrale Bank (ECB) - Beroep ingesteld tegen voorbereidende handelingen van de bevoegde nationale autoriteit - Beweerdelijke schending van het gezag van gewijsde van een nationale beslissing.#Zaak C-219/17.
AnnotatorR. Stijnen
UitspraakECLI:EU:C:2018:1023
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekHoge Raad
TitelHoge Raad 05-01-2018
CiteertitelAB 2019/130
SamenvattingOvereenkomsten tussen chemiebedrijf en netbeheerder m.b.t. transformatoren die verbinding vormen met elektriciteitsnet. Zijn die overeenkomsten nietig wegens strijd met de wet (art. 3:40 BW)?
Samenvatting (Bron)Energierecht. Goederenrecht. Overeenkomsten tussen chemiebedrijf en netbeheerder m.b.t. transformatoren die verbinding vormen met elektriciteitsnet. Zijn die overeenkomsten nietig wegens strijd met de wet (art. 3:40 BW)? Zijn de transformatoren bestanddeel van een net als bedoeld in art. 5:20 lid 2 BW? Belang van de begripsomschrijving van net in art. 1 Elektriciteitswet 1998. Moest hof behandeling van het hoger beroep aanhouden in afwachting van de uitkomst van bestuursrechtelijke procedures? Samenhang met 16/03556
AnnotatorM.A.M. Dieperink
UitspraakECLI:NL:HR:2018:1
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekABRvS
TitelRaad van State 17-10-2018
CiteertitelAB 2019/131
SamenvattingAfwijzing handhavend optreden tegen veerpont
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 31 oktober 2016 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen de veerpont tussen Kessel en Reuver afgewezen.
AnnotatorT.E.P.A. Lam
UitspraakECLI:NL:RVS:2018:3383
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekABRvS
TitelRaad van State 01-10-2018
CiteertitelAB 2019/132
SamenvattingVerblijfsvergunning asiel verleend
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 5 april 2017 heeft de staatssecretaris, voor zover hier van belang, de vreemdeling een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend.
AnnotatorP.R. Rodrigues
UitspraakECLI:NL:RVS:2018:3171
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekABRvS
TitelRaad van State 22-08-2018
CiteertitelAB 2019/133
SamenvattingPercelen vallen buiten Natuurbeheerplan Noord-Holland 2017, subsidie
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 27 september 2016 heeft het college het Natuurbeheerplan Noord-Holland 2017 vastgesteld.
AnnotatorJ. Wieland
UitspraakECLI:NL:RVS:2018:2808
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekABRvS
TitelRaad van State 12-09-2018
CiteertitelAB 2019/134
SamenvattingWijziging van het Natuurbeheerplan 2017, subsidie
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 12 december 2016 heeft het college de 1e partiële wijziging van het Natuurbeheerplan 2017 vastgesteld.
AnnotatorJ. Wieland
UitspraakECLI:NL:RVS:2018:2957
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekABRvS
TitelRaad van State 19-09-2018
CiteertitelAB 2019/135
SamenvattingWijziging van het Natuurbeheerplan Overijssel, subsidie
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 27 september 2016 heeft het college een wijziging van het Natuurbeheerplan Overijssel (hierna ook: het plan) vastgesteld.
AnnotatorJ. Wieland
LinkVolledige tekst annotatie (stijladvocaten.nl)
UitspraakECLI:NL:RVS:2018:3038
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 10-01-2019
CiteertitelAB 2019/136
SamenvattingDeskundige beoordeelt vermoeidheidsklachten die tot beperking van de arbeidsduur moeten leiden
Samenvatting (Bron)De Raad heeft een deskundige benoemd, die als expertise verzekeringsgeneeskunde heeft. De conclusies van de deskundige berusten op een uitgebreid en zorgvuldig onderzoek en zijn overtuigend gemotiveerd, aan de hand van medisch onderzoek en met inachtneming van de over appellante beschikbare medische informatie. Deskundige wordt met name in staat geacht de zwaarte van de beperkingen te beoordelen. Anderzijds moet hij ook goed in staat worden geacht de klachten van appellante te objectiveren. Hij heeft afdoende gemotiveerd waarom de vermoeidheidsklachten van appellante ook tot beperking van de arbeidsduur moeten leiden, maar waarom op de overige items van de FML geen extra beperkingen moeten worden aangenomen. Uwv en de rechtbank zijn uitgegaan van een onjuiste belastbaarheid van appellante op 24 februari 2014. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd. Uwv zal worden opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
AnnotatorA.C. Hendriks
UitspraakECLI:NL:CRVB:2019:115
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 27-12-2018
CiteertitelAB 2019/137
SamenvattingWGA-loonaanvullingsuitkering ten onrechte vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 68%.
Samenvatting (Bron)WGA-loonaanvullingsuitkering ten onrechte vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 68%. Geen deugdelijke motivering. De Raad begrijpt de opvattingen van de door de hem geraadpleegde deskundige en de verzekeringsarts zo, dat zij het erover eens zijn dat appellant een conversiestoornis heeft maar van mening verschillen over de kwalificatie van deze stoornis in het kader van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. Er ontbreekt een overtuigende toelichting van het Uwv op zijn stelling dat er aanleiding bestaat om de deskundige ook niet te volgen in de niet door de verzekeringsarts becommentarieerde beperkingen, waaronder die ten aanzien van klant- en patiëntcontacten. Uit het oordeel dat de geselecteerde functie van huishoudelijk medewerker niet geschikt is volgt dat aan de schatting niet langer drie functies ten grondslag liggen.
AnnotatorA.C. Hendriks
UitspraakECLI:NL:CRVB:2018:4261
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 19-12-2018
CiteertitelAB 2019/138
SamenvattingBegeleiding bij vervoer
Samenvatting (Bron)Afbakening Wmo 2015 en Wlz. Begeleiding bij vervoer voor participatie.
AnnotatorC.W.C.A. Bruggeman
UitspraakECLI:NL:CRVB:2018:3933
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 19-12-2018
CiteertitelAB 2019/139
SamenvattingCcollege heeft terecht beslist niet gehouden te zijn om een maatwerkvoorziening te verstrekken
Samenvatting (Bron)Aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 2.3.5, zesde lid, van de Wmo 2015 is voldaan. Het college heeft daarom terecht beslist niet gehouden te zijn om een maatwerkvoorziening te verstrekken. Omdat appellante een hogere ondersteuningsbehoefte voor huishoudelijke verzorging heeft dan gedekt wordt door de Wlz heeft college geen aanleiding gezien om een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 te verstrekken. Het college heeft de aangevraagde maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp op die grond in redelijkheid kunnen weigeren.
AnnotatorC.W.C.A. Bruggeman
UitspraakECLI:NL:CRVB:2018:4226
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 19-12-2018
CiteertitelAB 2019/140
SamenvattingCollege heeft terecht beslist niet gehouden te zijn om een maatwerkvoorziening te verstrekken, het college was echter wel bevoegd dat te doen
Samenvatting (Bron)Aan appellante is een verblijfsindicatie toegekend op grond van de Wlz die wordt verzilverd door middel van een pgb. Dit pgb is opgehoogd met een bedrag voor hulp bij het huishouden. MPT is niet aan de orde. Het college heeft terecht beslist niet gehouden te zijn om een maatwerkvoorziening te verstrekken, het college was echter wel bevoegd dat te doen. De Raad begrijpt het bestreden besluit aldus dat het college in hetgeen appellante heeft aangevoerd, zoals samengevat in 3, geen aanleiding ziet om een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 te verstrekken. Het college heeft de aangevraagde voorziening hulp bij het huishouden op die grond in redelijkheid kunnen weigeren.
AnnotatorC.W.C.A. Bruggeman
UitspraakECLI:NL:CRVB:2018:4305
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtbanken
TitelRechtbank Midden-Nederland 24-05-2018
CiteertitelAB 2019/141
SamenvattingGebiedsverbod
Samenvatting (Bron)Voorlopige voorziening, gebiedsverbod van 10 maart 2018 tot 10 juni 2018, Ernstige vrees verdere verstoring openbare orde, woonrecht, afgewezen Artikel 172a, eerste lid, aanhef en onder a, Gemeentewet, artikel 8 EVRM en artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM. Verzoeker heeft een privaatrechtelijk geschil met zijn zoon over het eigendom en gebruik van de woonwagen. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat er de afgelopen jaren rond de woning sprake is geweest van een verstoring van de openbare orde en overlast. De woon- en leefomgeving heeft hier ernstig onder te lijden. Gelet op de uitlatingen van verzoeker (doodsbedreigingen), en tegelijkertijd die van zijn zoon die binnenkort vrijkomt uit de gevangenis, heeft verweerder ernstige vrees dat dit zich zal herhalen. Om verdere verstoringen van de openbare te voorkomen heeft verweerder besloten aan zowel verzoeker als zijn zoon een gebiedsverbod op te leggen voor drie maanden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een individuele ernstige, dan wel herhaaldelijk individuele openbare orde verstoring door verzoeker en sprake is van ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde. Gelet hierop is verweerder in beginsel bevoegd een gebiedsverbod op te leggen. Dit gebiedsverbod is onvoldoende om een ongerechtvaardigde inbreuk op artikel 8 van het EVRM of artikel 1 van eerste Protocol bij het EVRM aan te nemen, omdat verzoeker ten tijde van het opleggen van het gebiedsverbod niet zijn privéleven uitoefende vanuit de woonwagen / op het adres dat valt onder het gebiedsverbod. Dat verzoeker de wens heeft om weer in de woonwagen te gaan wonen, de woonwagen inmiddels weer bewoonbaar zou zijn en dat hij aanspraak maakt op het eigendom van de woonwagen en de standplaats huurt, is onvoldoende. Genoemde artikelen staan voorlopig oordelend niet in de weg aan het opleggen van het gebiedsverbod. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het gebiedsverbod in bezwaar waarschijnlijk stand zal houden. Het gebiedsverbod wordt dus hangende de bezwaarfase niet geschorst. Afwijzen verzoek.
AnnotatorA.E. Schilder , J.G. Brouwer
UitspraakECLI:NL:RBMNE:2018:2287
Artikel aanvragenVia Praktizijn