Jurisprudentie Bodem

Uitgever Sdu
Tijdschrift Jurisprudentie Bodem
Datum 20-04-2019
Aflevering 2
RubriekRaad van State
TitelRaad van State 02-01-2019
CiteertitelJBO 2019/33
SamenvattingDecontaminatieprocedure.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 20 juli 2016 heeft Veritas het aan [appellante sub 1] verleende certificaat voor het verrichten van asbestsaneringswerkzaamheden ingetrokken wegens overtredingen aan de [locatie 1] in Uden.
AnnotatorD. van der Meijden
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:14
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 08-01-2019
CiteertitelJBO 2019/34
SamenvattingLandbouwpercelen.
Samenvatting (Bron)Bestuurlijke boete Meststoffenwet. Tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond; percelen niet in het kader van een normale bedrijfsvoering bij het bedrijf in gebruik. Geen aanleiding voor verdere matiging boete. Overschrijding redelijke termijn.
AnnotatorD. van der Meijden
UitspraakECLI:NL:CBB:2019:14
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCBB
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 09-01-2019
CiteertitelJBO 2019/35
SamenvattingFosfaatrecht, Verkleining bedrijf.
Samenvatting (Bron)Meststoffenwet: artikelen 21b, eerste en derde lid; Artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP). Fosfaatrechten; beoordeling van beroep op artikel 1 van het EP. Geen inbreuk op artikel 1 van het EP aangenomen. Het bedrijf van appellante is vanaf 2013 fors gegroeid, van circa 197 melkkoeien en jongvee gemiddeld in 2013 naar in totaal 332 melkkoeien en jongvee op de peildatum in 2015. Een deel van de groei was dus al gerealiseerd en voor die aanwas zijn ook rechten verleend. Verweerder heeft gemotiveerd geopperd dat een deel van het huidige bedrijf kan worden afgestoten of verkleind. Daarbij neemt het College in aanmerking dat de waarde van de voor die aanwas toegekende (extra) rechten een (groot) deel van het (mogelijke) verlies kan opvangen. Dat verkleining of afstoot daarom niet wenselijk wordt geacht vanwege de door appellante gewenst toekomstige opvolging door (een van) de zoons, is wellicht begrijpelijk, maar voor de beoordeling of sprake is van een onevenredige last is de situatie van de door de regulering getroffen melkveehouder zelf maatgevend en niet de positie van mogelijke opvolgers in het bedrijf.
AnnotatorD. van der Meijden
UitspraakECLI:NL:CBB:2019:1
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 09-01-2019
CiteertitelJBO 2019/36
SamenvattingFosfaatrecht.
Samenvatting (Bron)Meststoffenwet: artikelen 21b, eerste en derde lid, Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet: Ingevolge artikel 72, eerste lid; Artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP). Fosfaatrechten; startersregeling exceptieve toets, beoordeling van beroep op artikel 1 van het EP. Voorwaarde van artikel 72, zesde lid, van het Uitvoeringsbesluit hoeft niet buiten toepassing te blijven. Van een willekeurige voorwaarde, of strijd met het gelijkheidsbeginsel, is naar het oordeel van het College geen sprake. Geen inbreuk op artikel 1 van het EP aangenomen. Het College is van oordeel dat in dit geval de financiële gevolgen van de invoer van het fosfaatrechtenstelsel op grond van ondernemersrisico voor appellanten moeten blijven. Ten tijde van het sluiten van de overeenkomst tot aankoop van het melkveebedrijf, in april 2015, was daarbij genoegzaam bekend dat in 2014 de melkveeveestapel fors was toegenomen en het, sectorale, fosfaatplafond nagenoeg was bereikt, terwijl de melkveestapel in 2015 verder groeide. Van een professionele ondernemer mag verwacht worden dat deze zich op de hoogte stelt van deze gegevens. Appellanten konden dan ook in redelijkheid niet verwachten dat er geen nadere productiebeperkende en mogelijk kostbare maatregelen zouden worden ingevoerd. Desondanks zijn appellanten zeer grote investeringen aangegaan voor een zeer omvangrijk melkveebedrijf. De hoge lasten en het feit dat aan het bedrijf geen fosfaatrecht is toegekend maken het aannemelijk dat appellanten in een zeer moeilijke situatie zullen komen te verkeren en wellicht enkel de mogelijkheid rest om, delen van, het bedrijf en de bijbehorende grond te verkopen, met mogelijk verlies, maar in deze omstandigheden ziet het College geen aanleiding te oordelen dat van een individuele onevenredige last sprake is. Van overige bijzondere omstandigheden om reden waarvan de situatie van appellanten strijd oplevert met artikel 1 van het EP is het College niet gebleken.
AnnotatorD. van der Meijden
UitspraakECLI:NL:CBB:2019:2
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCBB
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 09-01-2019
CiteertitelJBO 2019/37
SamenvattingStrijd met eigendomsartikel.
Samenvatting (Bron)Meststoffenwet: artikelen 21b, eerste en derde lid; Artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP). Fosfaatrechten; beoordeling van beroep op artikel 1 van het EP. Geen inbreuk op artikel 1 van het EP aangenomen. Niet aannemelijk is gemaakt dat de door appellant beoogde omvang van het bedrijf om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk was. Verweerder heeft er naar het oordeel van het College in dit geval terecht op gewezen dat appellant een groot risico heeft genomen door fors te willen uitbreiden en, in weerwil van de ook voor appellant geldende voorzienbaarheid van maatregelen om de mestproductie te beperken, vast te houden aan de geplande forse uitbreiding. Daarbij neemt het College in aanmerking dat appellant al een lopend bedrijf had en 12.321 kg fosfaatrecht aan appellant is toegekend op basis van in totaal 414 stuks melkkoeien en jongvee.
AnnotatorD. van der Meijden
UitspraakECLI:NL:CBB:2019:3
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 09-01-2019
CiteertitelJBO 2019/38
SamenvattingKnelgeval.
Samenvatting (Bron)Meststoffenwet: artikelen 21b, eerste lid, 23, derde lid, 23, zesde lid; Artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP). Fosfaatrechten; beoordeling van beroep op knelgevallenregeling ingevolge artikel 23, zesde lid, van de Msw en beroep op artikel 1 van het EP. Beroep op de knelgevallenregeling slaagt niet. Het fosfaatrecht van appellante was op de peildatum, 2 juli 2015, niet minimaal vijf procent lager dan daarvoor gebruikelijk. De tekst van artikel 23, zesde lid, dwingt niet tot de conclusie dat verweerder bij de beoordeling rekening moet houden met op de peildatum door ziekte (deels) nog niet gerealiseerde uitbreidingsplannen van appellante. Geen inbreuk op artikel 1 van het EP aangenomen. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat de beëindiging van haar melkveebedrijf het gevolg is van het fosfaatrechtenstelsel.
AnnotatorD. van der Meijden
UitspraakECLI:NL:CBB:2019:4
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 09-01-2019
CiteertitelJBO 2019/39
SamenvattingVergunning.
Samenvatting (Bron)Meststoffenwet: artikelen 21b, eerste lid, 23, derde lid; Artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP). Fosfaatrechten; beoordeling van beroep op artikel 1 van het EP. Inbreuk op artikel 1 van het EP aangenomen. Aangenomen wordt dat appellant ten gevolge van het fosfaatrechtenstelsel een zware financiële last ondervindt. Het gaat om een omschakeling van de varkenstak van het bedrijf naar uitbreiding van de melkveetak, mede ingegeven door het overlijden van de echtgenote van appellant. Deze keuze is begrijpelijk. In het kader van artikel 1 van het EP is niet zonder betekenis dat geen voorziening is getroffen voor het omzetten van varkensrechten in fosfaatrechten. Het betrof een in bedrijfseconomische zin beperkte uitbreiding. In het licht van deze omstandigheden mag appellant de voorzienbaarheid van het fosfaatrechtenstelsel niet ten volle worden tegengeworpen.
AnnotatorD. van der Meijden
UitspraakECLI:NL:CBB:2019:5
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 09-01-2019
CiteertitelJBO 2019/40
SamenvattingGefaseerde groei.
Samenvatting (Bron)Meststoffenwet: artikelen 21b, eerste lid, 23, derde lid; Artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP). Fosfaatrechten; beoordeling van beroep op artikel 1 van het EP. Geen inbreuk op artikel 1 van het EP aangenomen. Anders dan appellante heeft aangevoerd, vormt de generieke korting van 8,3% op zichzelf geen onevenredige last. Het bepaalde in artikel 70a, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit betekent niet dat de korting voor niet grondgebonden bedrijven in het kader van het fosfaatrechtenstelsel buiten toepassing zou moeten blijven ten aanzien van appellante. Al aangenomen het door het appellante gestelde causale verband tussen het fosfaatrechtenstelsel en het door haar geprognosticeerde negatieve resultaat voor de komende jaren, komt het College tot het oordeel dat in dit geval geen sprake is van het bestaan van een individuele disproportionele last. Het gaat blijkbaar om een keuze voor gefaseerde groei. In een dergelijk geval, en nu niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die zouden moeten leiden tot een ander oordeel, is er geen grond om, in weerwil van de ook voor appellante geldende voorzienbaarheid van maatregelen om de mestproductie te beperken, te concluderen tot een schending van artikel 1 van het EP.
AnnotatorD. van der Meijden
UitspraakECLI:NL:CBB:2019:6
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 09-01-2019
CiteertitelJBO 2019/41
SamenvattingVergunning.
Samenvatting (Bron)Meststoffenwet: artikelen 21b, eerste lid, 23, derde lid; Artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP). Fosfaatrechten; beoordeling van beroep op artikel 1 van het EP. Geen inbreuk op artikel 1 van het EP aangenomen. Vast staat dat appellante op de peildatum 2 juli 2015 niet beschikte over de vereiste NB-vergunning voor het beoogde aantal melkkoeien en jongvee. Het College is van oordeel dat in gevallen als de onderhavige, waarin op de peildatum nog niet over alle voor het rechtsgeldig functioneren van de uitbreiding benodigde vergunningen wordt beschikt en op het verkrijgen van een of meer van die vergunningen is vooruitgelopen met het doen van al dan niet omkeerbare investeringsbeslissingen, in beginsel geen ruimte is om aan te nemen dat sprake is van een schending van artikel 1 van het EP. Dat er in het geval van appellante sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan in dit geval niettemin anders zou moeten worden geoordeeld, is niet gebleken.
AnnotatorD. van der Meijden
UitspraakECLI:NL:CBB:2019:7
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 22-01-2019
CiteertitelJBO 2019/42
SamenvattingBestuurlijke boete.
Samenvatting (Bron)Meststoffenwet. Boete. Niet tot het bedrijf behorende landbouwgrond. Niet de feitelijke beschikkingsmacht om teelt- en bemestingsplan op elkaar af te stemmen. De bepalingen in de grondgebruiksovereenkomst beperken de vrijheid om over de percelen te beschikken.
AnnotatorD. van der Meijden
UitspraakECLI:NL:CBB:2019:32
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRaad van State
TitelRaad van State 30-01-2019, 201806777/1/A2
CiteertitelJBO 2019/43
SamenvattingDierlijke meststoffen.
AnnotatorD. van der Meijden
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 16-01-2019
CiteertitelJBO 2019/44
SamenvattingArcheologie.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 23 maart 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Landhuis Spreeuwenburg, Taalstraat" vastgesteld.
AnnotatorD. van der Meijden
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:116
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 30-01-2019
CiteertitelJBO 2019/45
SamenvattingArcheologie.
Samenvatting (Bron)Bij tussenuitspraak van 11 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1223, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na de verzending daarvan de daarin omschreven gebreken in het besluit van 20 april 2017 waarbij het bestemmingsplan "Welgelegen III" (hierna: het plan) is vastgesteld, te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
AnnotatorD. van der Meijden
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:237
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRechtbank Oost-Brabant 15-01-2019
CiteertitelJBO 2019/46
SamenvattingOmgevingsvergunning.
Samenvatting (Bron)Supermarkt Budel. De gemeente heeft de omgevingsvergunning voor een supermarkt geweigerd, onder meer omdat de parkeerplaatsen bij de supermarkt liggen op de bestemming wonen buiten de functieaanduiding supermarkt (op hetzelfde perceel). In dit bestemmingsplan is geen onderscheid gemaakt tussen parkeren ten behoeve van een supermarkt en parkeren ten behoeve van een woning. De tekst van de planregel laat het parkeren voor een supermarkt buiten de functieaanduiding rechtstreeks toe. Een bestemmingsplan vormt een inperking van de gebruiksmogelijkheden van de eigenaar van het perceel. Een inperking kan, uit oogpunt van rechtszekerheid, niet te ruim worden uitgelegd, ook niet op basis van een vermeende ruimtelijke uitstraling. Verweerder heeft terecht vastgesteld dat de aanvraag in strijd is met de planregels met betrekking tot de bestemmingen Waarde-archeologie 3en Waarde-archeologie 4 omdat een groter bouwwerk is gebouwd maar heeft ten onrechte niet op de aanvraag voor afwijken van het bestemmingsplan beslist. Dat is in strijd met het fair play beginsel en artikel 2.10, tweede lid van de Wabo. Verweerder moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van de uitspraak op straffe van een dwangsom.
UitspraakECLI:NL:RBOBR:2019:121
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRechtbank Oost-Brabant 20-12-2018
CiteertitelJBO 2019/47
SamenvattingBeheerplan.
Samenvatting (Bron)beheerplan Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux. In het bestreden besluit heeft verweerder onvoldoende onderzocht of de uitgezonderde maatregelen vergroten van de kwelflux in het maaiveld nabij de Keersop en het verhogen van de grondwaterstanden in relatie tot de aanwezigheid van een voormalige stortplaats een (onbedoeld) negatief effect kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000 gebied. Verder is het huidig maaibeleid uitgezonderd van vergunningplicht maar is niet beschreven wat dit beleid inhoudt. Tot slot is een maatregel genoemd die vervolgens niet noodzakelijk wordt geacht om de instandhoudingsdoelstellingen te halen. Het beheerplan wordt vernietigd voor zover deze maatregelen zijn uitgezonderd van de vergunningplicht in hoofdstuk 2 en de verboden in hoofdstuk 3.
UitspraakECLI:NL:RBOBR:2018:6396
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 23-01-2019
CiteertitelJBO 2019/48
SamenvattingOmgevingsvergunning (bouwen).
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 26 september 2017 heeft het college aan Solarfields Nederland B.V. omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een zonnepark op het perceel Waterlanden, kadastraal bekend Goor, sectie A, nummers 1757, 3274, 3275 en 3276, te Goor (hierna: het perceel).
AnnotatorD. van der Meijden
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:178
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 31-01-2019
CiteertitelJBO 2019/49
SamenvattingAardgaswinning, Seismische gevolgen.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 14 november 2018 heeft de minister onder het stellen van voorschriften en beperkingen ingestemd met het door de Nederlandse Aardolie Maatschappij (hierna: NAM) ingediende winningsplan Groningen Gasveld 2018-2019 (hierna: het instemmingsbesluit).
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:279
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 30-01-2019
CiteertitelJBO 2019/50
SamenvattingMestopslag.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 12 mei 2016 heeft het college een korting toegepast van 9% op de subsidie agrarisch natuur- en landschapsbeheer die [wederpartij] heeft aangevraagd in 2015.
AnnotatorD. van der Meijden
UitspraakECLI:NL:RVS:2019:272
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRechtbank Oost-Brabant 18-01-2019
CiteertitelJBO 2019/51
SamenvattingLasten onder dwangsom.
Samenvatting (Bron)Invordering dwangsommen Beroepszaak tegen lasten onder dwangsom en samenhangende invorderingsbesluiten over diverse overtredingen op een agrarisch bedrijf.
AnnotatorD. van der Meijden
UitspraakECLI:NL:RBOBR:2019:239
Artikel aanvragenVia Praktizijn