Rubriek | Arbeidsrecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 17-07-2020 |
Citeertitel | JIN 2020/130 ![]() |
Samenvatting | Billijke vergoeding, New Hairstyle II, Plaatsvervangers, Gevalsvergelijking en New Hairstyle II. |
Samenvatting (Bron) | Arbeidsrecht; procesrecht. Vervolg op HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187. Vordering billijke vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen van werkgever. Klacht over behandeling bij hof door combinatie met twee raadsheren-plaatsvervangers. Positie raadsheer-plaatsvervanger (Wet RO). |
Annotator | A. Merks ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2020:1312 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Arbeidsrecht |
---|---|
Titel | Rechtbank Midden-Nederland 06-07-2020 |
Citeertitel | JIN 2020/131 ![]() |
Samenvatting | Transitievergoeding. d-grond, g-grond, i-grond, |
Samenvatting (Bron) | ontbinding i-grond, cumulatiegrond, verhoging transitievergoeding, disfunctioneren, verstoorde arbeidsverhouding. |
Annotator | Y.L. Smit ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RBMNE:2020:2705 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 28-07-2020 |
---|---|
Citeertitel | JIN 2020/132 ![]() |
Samenvatting | Correctiemogelijkheid draagkrachtloos inkomen, Aanvaardbaarheidstoets, Verwijtbaarheid en vermijdbaarheid. |
Samenvatting (Bron) | aanpassing zorgregeling, kinderalimentatie, forfaitair systeem, niet-vermijdbare lasten, aanvaardbaardheidstoets, vrijwillige schuldsanering. |
Annotator | V.T.M. Smeets ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:GHARL:2020:5935 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Personen- en familierecht |
---|---|
Titel | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26-08-2020 |
Citeertitel | JIN 2020/133 ![]() |
Samenvatting | Bevel terugverhuizen, Eenhoofdig gezag. |
Samenvatting (Bron) | Verhuizing moeder voordat de vader met het (gezamenlijk) gezag was belast, geen grond voor bevel terugverhuizing. |
Annotator | R.A.H. Vullings ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:GHARL:2020:6696 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Ondernemingsrecht |
---|---|
Titel | Gerechtshof Amsterdam 20-05-2020 |
Citeertitel | JIN 2020/134 ![]() |
Samenvatting | Ondernemingskamer, Enquête, Afwijzing verzoek. |
Samenvatting (Bron) | OK; enquête; afwijzing verzoek |
Annotator | A.M. Dumoulin-Siemens ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:GHAMS:2020:1248 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Ondernemingsrecht |
---|---|
Titel | Rechtbank Rotterdam 29-07-2020 |
Citeertitel | JIN 2020/135 ![]() |
Samenvatting | Stichtingenrecht, Ontslag bestuurder, Besluitvorming, Vernietiging ontslagbesluit, Redelijkheid en billijkheid, Hoorplicht. |
Samenvatting (Bron) | ontslag bestuurslid stichting ontslagbesluit in strijd met redelijkheid en billijkheid (artikel 2:8 BW) wegens schending hoorplicht vernietiging ontslagbesluit (artikel 2:15 lid 1, aanhef en onder b BW) benoeming nieuwe bestuursleden strijd met statutair vereiste van voordracht door het bestuur nietigheid benoemingsbesluit wegens strijd met statuten (artikel 2:14 lid 1 BW) vordering tot rectificatie niet gemotiveerd gesteld waarom onjuiste mededelingen onrechtmatig zijn vordering tot rectificatie afgewezen |
Annotator | J.R. Torenbosch ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RBROT:2020:6844 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Civiel recht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 10-07-2020 |
Citeertitel | JIN 2020/136 ![]() |
Samenvatting | Verbintenissenrecht, Financieel recht, Promontoria-zaken, Overdraagbaarheid van vordering van een bank aan een niet-bank, Zorgplicht bank bij overdracht vordering aan een niet-bank, Overgang zorgplichten naar niet-bank, Verweermiddelen debitor cessus. |
Samenvatting (Bron) | Prejudiciële vraag (art. 392 Rv). Vermogensrecht. Financieel recht. Is vordering van een bank uit geldlening overdraagbaar aan een niet-bank? Art. 3:83 lid 1 BW. Inhoud gecedeerde vordering. Art. 6:142 en 6:144 BW. Zorgplichten bank. Zorgplichten niet-bank. Verweermiddelen schuldenaar (art. 6:145 BW). Redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 BW). |
Annotator | S. Lubberhuizen ![]() ![]() |
Link | Volledige tekst annotatie (stonewater.nl)![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2020:1274 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Civiel recht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 10-07-2020 |
Citeertitel | JIN 2020/137 ![]() |
Samenvatting | Verbintenissenrecht, Financieel recht, Promontoria-zaken, Overdraagbaarheid van vordering van een bank aan een niet-bank, Zorgplicht bank bij overdracht vordering aan een niet-bank, Overgang zorgplichten naar niet-bank, Verweermiddelen debitor cessus. |
Samenvatting (Bron) | Prejudiciële vraag (art. 392 Rv). Vermogensrecht. Financieel recht. Is vordering van een bank uit geldlening overdraagbaar aan een niet-bank? Art. 3:83 lid 1 BW. Inhoud gecedeerde vordering. Art. 6:142 en 6:144 BW. Zorgplichten bank. Zorgplichten niet-bank. Verweermiddelen schuldenaar (art. 6:145 BW). Redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 BW). |
Annotator | S. Lubberhuizen ![]() ![]() |
Link | Volledige tekst annotatie (stonewater.nl)![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2020:1276 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Civiel recht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 10-07-2020 |
Citeertitel | JIN 2020/138 ![]() |
Samenvatting | Procesrecht, Exhibitievordering, Maatstaf rechtsbetrekking. |
Samenvatting (Bron) | Procesrecht. Exhibitievordering in niet-IE-zaak (art. 843a Rv). Maatstaf voor aannemen van rechtsbetrekking in de zin van art. 843a Rv bij gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad. |
Annotator | A.F. Veldhuis ![]() ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2020:1251 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Ondernemingsrecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 17-07-2020 |
Citeertitel | JIN 2020/139 ![]() |
Samenvatting | Personenvennootschap, Verjaring, Stuiting van verjaring vordering op vof en haar vennoten, Uitleg van jegens vof gerichte stuitingshandeling. |
Samenvatting (Bron) | Personenvennootschap. Verjaring. Stuiting van verjaring vordering op vof en haar vennoten. Afzonderlijke stuiting nodig? Uitleg van jegens vof afgelegde stuitingsverklaring. |
Annotator | R.A.G. de Vaan ![]() |
Link | Volledige tekst annotatie (TK.nl)![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2020:1315 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Ondernemingsrecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 17-07-2020 |
Citeertitel | JIN 2020/140 ![]() |
Samenvatting | Verjaring, Verlengingsgrond, Vereffening in en heropening van faillissement. |
Samenvatting (Bron) | Verbintenissenrecht; verjaring. Vordering op rechtspersoon die na faillietverklaring door insolventie is ontbonden en vervolgens is opgehouden te bestaan (art. 2:19 lid 1, onder c, en lid 6 BW), terwijl de mogelijkheid bestaat dat de vereffening in faillissement wordt heropend (art. 194 Fw). Geldt gedurende de periode dat de rechtspersoon is opgehouden te bestaan, voor de verjaring een verlengingsgrond als bedoeld in art. 3:320 BW? |
Annotator | H.A. de Bruijn ![]() ![]() |
Link | Volledige tekst annotatie (Stonewater.nl)![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2020:1310 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Strafrecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 01-09-2020 |
Citeertitel | JIN 2020/141 ![]() |
Samenvatting | Geen opgave van de redenen die in het bijzonder hebben geleid tot de keuze van het opleggen van een vrijheidsbenemende straf. |
Samenvatting (Bron) | Strafmotivering, art. 359.6 Sv. De strafoverweging van het hof bevat i.s.m. art. 359.6 Sv geen opgave van de redenen die i.h.b. hebben geleid tot de keuze van het opleggen van een vrijheidsbenemende straf. Dat verzuim leidt o.g.v. art. 359.8 Sv tot nietigheid (vgl. ECLI:NL:HR:2016:2191). Volgt partiële vernietiging en terugwijzing. |
Annotator | C. van Oort ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2020:1346 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Strafrecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 01-09-2020 |
Citeertitel | JIN 2020/142 ![]() |
Samenvatting | Zijn foto’s van naakte verdachte met daarop zijn geklede kinderen aan te merken als kinderporno? |
Samenvatting (Bron) | Vervaardigen en bezit kinderporno, art. 240b.1 Sr. Bestanddeel afbeelding van seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken. Zijn fotos van naakte verdachte met daarop zijn geklede kinderen aan te merken als kinderporno? Hof heeft vastgesteld dat op in bewezenverklaring vermelde, door verdachte als selfie vervaardigde afbeeldingen penis van verdachte zichtbaar is en dat deze stijf is dan wel door verdachte in zijn hand wordt gehouden. Verder zijn op deze fotos telkens 1 of 2 jonge kinderen van verdachte, die zich in zijn directe nabijheid bevinden, herkenbaar in beeld gebracht. In dat verband heeft hof vastgesteld dat uit aard van afbeeldingen blijkt dat aanwezigheid van kinderen niet min of meer toevallig is maar dat zij (deels) het onderwerp vormen van de fotos. Daarnaast heeft hof vastgesteld dat fotos telkens onmiskenbaar seksuele lading hebben. O.b.v. o.m. deze vaststellingen heeft hof geoordeeld dat op afbeeldingen sprake is van seksuele gedraging van verdachte en dat afbeeldingen, door de wijze en plaats waarop kinderen zijn afgebeeld alsmede uit foto's sprekende seksuele ambiance, seksuele strekking hebben waarvan deze kinderen deel uitmaken. s Hofs op deze (niet onbegrijpelijke) vaststellingen en oordelen gebaseerde conclusie dat bij fotos telkens sprake is van afbeelding van seksuele gedraging waarbij iemand is betrokken die leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, geeft niet blijk van onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Enkele omstandigheid dat kinderen op deze fotos zelf niet naakt zijn afgebeeld en daarop zelf geen seksuele handelingen verrichten, maakt dit niet anders. Volgt verwerping. CAG: anders. |
Annotator | C. van Oort ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2020:1347 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Strafrecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 15-09-2020 |
Citeertitel | JIN 2020/143 ![]() |
Samenvatting | Wanneer is er sprake van een schriftuur in de zin van artikel 410 jo. 416 Sv? |
Samenvatting (Bron) | Art. 416.2 Sv na veroordeling t.z.v. rijden onder invloed (art. 8.5 WVW 1994) en rijden terwijl overgifte rijbewijs is gevorderd (art. 9.7 WVW 1994). Dubbel verstek. Dient (ná 14-dagentermijn maar vóór tz. in h.b.) door raadsman van verdachte naar hof gezonden faxbericht (h.b. is gericht tegen bewezenverklaring en strafmaat), dat zich bij stukken van geding bevindt, te worden aangemerkt als schriftuur houdende grieven? In art. 416.2 Sv bedoeld geval dat verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend doet zich niet voor indien schriftuur buiten in art. 410.1 Sv genoemde termijn van 14 dagen na instelling van h.b. maar wel voorafgaand aan tz. in h.b is ingediend (vgl. ECLI:NL:HR:2013:585). Hetzelfde geldt indien dergelijke schriftuur kennelijk met het oog op naderende tz. in h.b. niet op griffie van gerecht dat vonnis heeft gewezen maar op griffie van hof waar zaak in h.b. dient, is ingediend (vgl. ECLI:NL:HR:2019:1480). Hof heeft mede op de grond dat door verdachte geen schriftuur houdende grieven is ingediend, verdachte ex art. 416.2 Sv n-o verklaard in ingesteld h.b. Uit namens verdachte naar hof gezonden faxbericht moet echter worden afgeleid dat namens verdachte schriftuur houdende grieven is ingediend. s Hofs andersluidende oordeel is daardoor onbegrijpelijk. Volgt vernietiging en terugwijzing. |
Annotator | C. van Oort ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2020:1415 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Bestuursrecht |
---|---|
Titel | EHRM, 12-12-2019, 32141/10 |
Citeertitel | JIN 2020/144 ![]() |
Samenvatting | Intrekking van uitkering, Terugvordering van uitkering, Fout van overheidsorgaan, Recht op eigendom, Proportionaliteit. |
Annotator | D.G.J. Sanderink ![]() |
Uitspraak | ECLI:CE:ECHR:2019:1212JUD003214110 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Bestuursrecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 07-04-2020 |
Citeertitel | JIN 2020/145 ![]() |
Samenvatting | Proceskostenvergoeding, Criterium, Vergoeding voor redelijkerwijs gemaakte kosten, Beoordelingsvrijheid. |
Samenvatting (Bron) | Cassatie in het belang van de wet. Aanspraak op proceskostenvergoeding in Wet Mulder zaken. Hof heroverweegt zijn vaste jurisprudentie door aansluiting te zoeken bij regeling van art. 591a Sv i.p.v. bij jurisprudentie van bestuursrechters t.a.v. art. 8:75 Awb. Is s hofs beslissing om voortaan uitsluitend proceskostenvergoeding toe te kennen indien inleidende beschikking a.b.i. art. 13a Wahv wordt vernietigd, juist? T.a.v. proceskostenvergoeding ex art. 13a Wahv komen alleen die kosten voor vergoeding in aanmerking die andere partij redelijkerwijs heeft moeten maken. Daarbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat dit het geval is als betrokkene geheel of gedeeltelijk in het gelijk is gesteld. Bij het bepalen van het antwoord op de vraag wanneer daarvan sprake is, komt hof een grote mate van beoordelingsvrijheid toe, mede gelet op het eigenstandige karakter van Wahv. Hof heeft als criterium geformuleerd - waarbij het aansluiting heeft gezocht bij de regeling van de vergoeding van kosten ex art. 591 Sv - dat de vraag of betrokkene in het gelijk is gesteld alleen bevestigend is te beantwoorden als inleidende beschikking is vernietigd. Deze maatstaf is in zijn algemeenheid niet juist, omdat daaronder ook situaties kunnen worden gebracht waarin betrokkene materieel wel geheel of gedeeltelijk in het gelijk is gesteld en de kosten dus in zoverre als regel redelijkerwijs voor vergoeding in aanmerking zouden moeten komen, ook zonder dat inleidende beschikking is vernietigd. In dit verband zij opgemerkt dat voor proceskostenvergoeding ook aanleiding kan bestaan indien bijvoorbeeld het sanctiebedrag lager of op nihil wordt vastgesteld of indien inleidende beschikking wordt gewijzigd wat betreft de omschrijving van de gedraging en de feitcode. Voor gevallen waarin weliswaar de beslissing van Ktr of OvJ wegens het niet of onvoldoende nageleefd zijn van procedurele voorschriften wordt vernietigd, doch onderliggende (boete)beschikking niet, en betrokkene te dien aanzien inhoudelijk in het geheel niet in het gelijk is gesteld, kan - bijvoorbeeld vanwege het ontbreken van voldoende rechtens te respecteren belang van betrokkene - aanleiding bestaan vergoeding redelijkerwijs achterwege te laten, zoals hof heeft gedaan. Denkbaar is ook dat hof in de aard en ernst van de verzuimen of gebreken die tot vernietiging van beslissing van Ktr of OvJ nopen aanleiding vindt om voor door betrokkene daadwerkelijk gemaakte proceskosten redelijkerwijs enig bedrag t.z.v. (deel van) die kosten toe te kennen. Daarbij zij aangetekend dat hof in deze situaties uit een oogpunt van eenvoud en voorspelbaarheid zou kunnen bepalen voor gelijksoortige gevallen waarin betrokkene daadwerkelijk proceskosten heeft gemaakt (voortaan) bepaald (of op bepaalde wijze te berekenen) bedrag aan vergoeding van die kosten toe te kennen. Hof heeft onjuiste maatstaf gehanteerd. Volgt vernietiging in het belang van de wet. |
Annotator | J.H. Keinemans ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2020:563 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Bestuursrecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 15-05-2020 |
Citeertitel | JIN 2020/146 ![]() |
Samenvatting | Meerkosten belastingheffing en -invordering bij opzettelijk doen van onjuiste aangiften, Privaatrechtelijk verhaal, Onaanvaardbare doorkruising publiekrechtelijke regeling. |
Samenvatting (Bron) | Overheidsprivaatrecht. Kostenverhaal door overheid o.g.v. onrechtmatige daad. Kan de Staat vergoeding vorderen van de meerkosten die hij moet maken ten gevolge van opzettelijk onjuiste belastingaangiften? Onaanvaardbare doorkruising publiekrecht? HR 11 december 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0788 (Bluskosten Vlissingen). |
Annotator | L.J.M. Timmermans ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2020:890 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Bestuursrecht |
---|---|
Titel | Centrale Raad van Beroep 25-03-2020 |
Citeertitel | JIN 2020/147 ![]() |
Samenvatting | Socialezekerheidsrecht, Schadevergoeding, Causaal verband, Bewijslast, ‘Eigen keuze’-problematiek. |
Samenvatting (Bron) | Verzoek om schadevergoeding na tussenuitspraak en nieuwe besluit op bezwaar, waarbij volledig aan bezwaren van appellant is tegemoetgekomen. Bij toetsing gestelde schade wordt aansluiting gezocht bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht, vaste rechtspraak. Bewijs causaal verband ligt bij appellant. Het causaal verband tussen de gestelde schade en de onrechtmatige besluiten, in de zin van een conditio sine qua non-verband, is niet aannemelijk gemaakt. Verzoek om schadevergoeding moet worden afgewezen. Uwv veroordeeld in proceskosten. |
Annotator | C.N.J. Kortmann ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2020:754 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |