Nederlands Juristenblad

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift Nederlands Juristenblad
Datum 22-10-2020
Aflevering 36
RubriekVooraf
TitelCorona-corvee voor farmaceuten
CiteertitelNJB 2020/2404
SamenvattingMocht de farmaceutische industrie niet uit zichzelf gehoor geven aan de recente oproep van de WHO tot het delen van kennis en exclusieve rechten tegen eerlijke tarieven, dan zou een dwanglicentie al op de plank moeten liggen.
Auteur(s)J.E.J. Prins
LinkVolledige tekst artikel (njb.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekWetenschap
TitelAfschaffing van geborgde waterschapszetels gestoeld op drijfzand? Over de taak en democratische legitimatie van het waterschap als communicerende vaten
CiteertitelNJB 2020/2405
SamenvattingTegenwoordig lijkt te worden aangenomen dat de focus van het waterschap verschuift van het waterbeheer in een bepaald gebied naar het klimaatbestendig maken van (delen van) Nederland. En daarmee van een specifiek belang naar een algemeen belang, wat afschaffing van de geborgde zetels in het waterschapsbestuur zou rechtvaardigen. Maar welke wettelijke taak heeft het waterschap of zou het moeten hebben? Het antwoord hierop is volgens auteurs van wezenlijk belang voor de vraag welke vorm van democratische legitimatie bij de waterschapsorganisatie past. In deze bijdrage wordt dan ook deze fundamentele voorvraag ter discussie gesteld en wordt het systeem van de geborgde zetels in dat licht bezien. Hoewel beaamd wordt dat de rol van het waterschap met het oog op klimaatverandering belangrijker wordt, is de veronderstelling dat het waterschap er hierdoor allerlei nieuwe taken en verantwoordelijkheden bijkrijgt, en zodoende veralgemeniseert, onjuist. Door klimaatverandering zal het belang van het waterschap alleen maar toenemen. Vraagt dat niet juist om een bestuur waarin álle bij de taken betrokken belangen zijn vertegenwoordigd?
Auteur(s)K.M. Landman , F.A.G. Groothuijse , H.F.M.W. van Rijswick
LinkVolledige tekst artikel (zw14.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekPraktijk
TitelEmpirical Legal Studies in Nederland - Tussenstand en toekomst
CiteertitelNJB 2020/2406
SamenvattingHet verschijnen van de Nederlandse Encyclopedie Empirical Legal Studies is een mooie aanleiding om de stand op te maken van de empirical legal studies in Nederland en om een aantal lijnen te trekken naar de toekomst. Wat weten we anno 2020 over hoe het functioneren van het recht in Nederland wordt onderzocht? Hoe bruikbaar is de kennis die de afgelopen 25 jaar is verzameld voor de rechtspraktijk en waar zou het ELS-onderzoek zich in de toekomst op moeten richten? We zoeken in deze bijdrage een antwoord op die vragen op basis van de ruim dertig bijdragen aan de Encyclopedie.
Auteur(s)B. Marseille , M. Smit , A. Akkermans , C. Bijleveld , M. Malsch
LinkVolledige tekst artikel (vu.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOpinie
TitelEen koloniaal residu in de Grondwet
CiteertitelNJB 2020/2407
SamenvattingDe positie van het Caribisch deel van het Koninkrijk is eigenaardig geregeld in het Statuut en de Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden. Een herziening is wenselijk om ook in constitutionele zin te borgen dat de landen binnen het Koninkrijk gelijkwaardige partners zijn.
Auteur(s)W. Jong
LinkVolledige tekst artikel (NJB.nl)
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOpinie
Titel‘Veel psychiatrische diagnoses kloppen niet’
CiteertitelNJB 2020/2408
SamenvattingVerkeerde psychiatrische diagnoses zijn in de GGZ al vervelend en mogelijk nadelig voor patiënten, in de forensische sector kunnen de gevolgen nog veel groter zijn. Immers, een tbs-maatregel moet volgens de wet voldoen aan twee criteria: er moet sprake zijn van een stoornis en er moet vanuit gegaan worden dat er recidivegevaar bestaat.
Auteur(s)Y.M. van den Berg-Lotz
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - EHRM
TitelEHRM, 26-05-2020, 48781/12
CiteertitelNJB 2020/2412
SamenvattingMensenrechten. Smaad. Onpartijdigheid rechter. Koulias tegen Cyprus
UitspraakECLI:CE:ECHR:2020:0526JUD004878112
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (civiele kamer)
TitelHoge Raad 02-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2413
SamenvattingAutersrecht. Collectieve beheersorganisatie Lira.
Samenvatting (Bron)Auteursrecht. Geschil tussen collectieve beheersorganisatie (cbo) voor auteurs van teksten enerzijds en kabelexploitanten en belangenvereniging voor producenten van filmwerken, omroeporganisaties en distributeurs anderzijds. Vermoeden van overdracht auteursrechten op filmwerken aan producent (art. 45d (oud) Aw); hoe verhoudt dit zich tot een eerdere overdracht door auteur van al zijn rechten aan een cbo? Collectief rechtenbeheer op grond van art. 26a Aw en art. 9 lid 1 SatKabRichtlijn; moet worden teruggekomen van de uitspraak Norma/NLKabel (HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:735) dat doorgifte via de kabel als bedoeld in art. 1 lid 3 SatKabRichtlijn een eerdere openbaarmakingshandeling (eerste uitzending) veronderstelt?
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1548
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 02-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2414
SamenvattingMeer gedaagden. Verzet.
Samenvatting (Bron)Procesrecht. Subjectieve cumulatie. Verstek en verzet. Werkt het door de ene gedaagde ingestelde verzet tegen een verstekvonnis ook door in de verhouding tussen de oorspronkelijk eiser en de andere gedaagden? Regel van openbare orde. Ambtshalve onderzoek in hoger beroep.
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1546
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 02-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2415
SamenvattingOverheidsaansprakelijkheid.
Samenvatting (Bron)Overheidsaansprakelijkheid. Onrechtmatige rechtspraak. Schending van Unierecht in uitspraak ABRvS? Vreemdelingenrecht. Art. 1F Vluchtelingenverdrag. Art. 12 lid 2 Definitierichtlijn. HvJEU 9 november 2010, C-57/09 en C-101/09, ECLI:EU:C:2010:661 (Duitsland/B en D). Individuele beoordeling door bevoegde autoriteit?
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1538
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 02-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2416
SamenvattingOnteigening van een perceel bouwland.
Samenvatting (Bron)Onteigeningsrecht; schadeloosstelling. Geldt als uitgangspunt dat het voordeel dat de onteigenaar als gevolg van aanwezigheid van winbare bodembestanddelen heeft, bij helfte moet worden verdeeld tussen de onteigenaar en de onteigende? Samenhang met zaak 19/02697.
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1543
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 02-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2417
SamenvattingOnteigening. Bodembestanddelen.
Samenvatting (Bron)Onteigeningsrecht; schadeloosstelling. Geldt als uitgangspunt dat het voordeel dat de onteigenaar als gevolg van aanwezigheid van winbare bodembestanddelen heeft, bij helfte moet worden verdeeld tussen de onteigenaar en de onteigende? Samenhang met zaak 19/02696.
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1542
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 02-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2418
SamenvattingWvggz. Verzoek om zorgmachtiging door officier.
Samenvatting (Bron)Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Zorgmachtiging. Mag geneesheer-directeur van accommodatie waar betrokkene verblijft als psychiater medische verklaring opstellen? Art. 5:8 Wvggz; art. 5 en 6 EVRM.
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1545
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 09-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2419
SamenvattingAanvang verjaringstermijn.
Samenvatting (Bron)Vermogensrecht. Verjaring van rechtsvordering tot vergoeding van schade wegens ondeugdelijk belastingadvies. Aanvang korte verjaringstermijn (art. 3:310 lid 1 BW). Moment waarop benadeelde voldoende zekerheid heeft verkregen dat schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon. Ontbreken van de kennis en het inzicht die nodig zijn om de deugdelijkheid van een geleverde prestatie te beoordelen; juridische beoordeling?
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1603
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 09-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2420
SamenvattingLegitieme portie.
Samenvatting (Bron)Erfrecht. Legitieme portie. Erflaatster heeft bedrag ingebracht in een stichting naar het recht van Liechtenstein, waarvan zij zelf en na haar overlijden twee van haar zonen begunstigden zijn. Moet met deze begunstiging bij de berekening van de legitimaire massa en legitieme portie krachtens art. 4:65 BW rekening worden gehouden? Is het hof buiten de rechtsstrijd getreden door de begunstiging als een legaat te behandelen? Motiveringsklachten.
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1589
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 09-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2421
SamenvattingLuchtvaart. Geannuleerde vlucht.
Samenvatting (Bron)Procesrecht. Compensatie voor passagiers luchtvaartmaatschappij op grond van EG-Verordening 261/2004 wegens annulering vlucht. Uitspraak kantonrechter waartegen geen hoger beroep open staat (art. 332 Rv); Small claims-Verordening. Ontvankelijkheid in cassatie; uitbreiding beperkte cassatiegronden (art. 80 lid 1 RO) tot schending EU-recht?
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1591
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 09-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2422
SamenvattingOntvankelijkheid in cassatie. Enquêteprocedure.
Samenvatting (Bron)Ondernemingsrecht. Enquêteprocedure. Is tijdig ingesteld cassatieberoep tegen door de ondernemingskamer getroffen voorzieningen niet-ontvankelijk op de grond dat de enquêteprocedure nadien onherroepelijk is geëindigd?
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1593
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 09-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2423
SamenvattingWet zorg en dwang. Voortgezet verblijf.
Samenvatting (Bron)Wet zorg en dwang (Wzd). Machtiging tot voortgezet verblijf (art. 24 Wzd). Verzoek ingediend na verstrijken geldigheidsduur voorafgaande machtiging. Gevolgen voor geldigheidsduur machtiging. Ziekte van Huntington; anticipatie op vermelding als gelijkgestelde aandoening (art. 1 lid 4 Wzd) in Besluit zorg en dwang; vgl. HR 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1289 en ECLI:NL:HR:2020:1309 (Korsakov).
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1601
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (strafkamer)
TitelHoge Raad 29-09-2020
CiteertitelNJB 2020/2424
SamenvattingSamenloop (art. 57 Sr) bij ´verkrachting, meermalen gepleegd´ (art. 242 Sr).
Samenvatting (Bron)Verkrachting (meermalen gepleegd) door meermalen en op meerdere wijzen lichaam van slachtoffer seksueel binnen te dringen, art. 242 Sr. 1. Meerdaadse samenloop a.b.i. art. 57 Sr? Belang bij cassatie? 2. Omzetting vervangende hechtenis in gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel, art. 36f Sr. Ad 1. Art. 242 Sr heeft betrekking op dwingen tot ondergaan van meervoud van handelingen. Daarom heeft als uitgangspunt te gelden dat in geval van bewezenverklaring van (gelijktijdig en op dezelfde plaats) handelen in strijd met die bepaling geen samenloopvraagstuk rijst, omdat dan sprake is van een uit delictsomschrijving voortvloeiende enkelvoudige kwalificatie (vgl. ECLI:NL:HR:2017:1113). Uit bewijsvoering volgt dat bewezenverklaarde handelingen kort na elkaar en op nagenoeg dezelfde plaats hebben plaatsgevonden. s Hofs oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan meermalen verkrachten van slachtoffer, is daarom niet z.m. begrijpelijk. Dit behoeft echter niet tot cassatie te leiden, omdat hof bij strafoplegging kennelijk i.h.b. het oog heeft gehad op omstandigheid dat verdachte meermalen en op meerdere wijzen lichaam van slachtoffer seksueel is binnengedrongen. Hof heeft deze omstandigheid, hetgeen hof met inachtneming van hetgeen hiervoor is vooropgesteld kon doen, in strafverzwarende zin in aanmerking genomen. Verder ligt opgelegde gevangenisstraf van 1.260 dagen, waarvan 523 dagen voorwaardelijk, ver onder strafmaximum van 12 jaren dat van toepassing is als geen sprake is van meerdaadse samenloop. Ad 2. HR ambtshalve: Hof heeft verdachte verplichting opgelegd om aan Staat ten behoeve van in arrest genoemd slachtoffer in arrest vermeld bedrag te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door in arrest genoemd aantal dagen hechtenis. HR zal s hofs uitspraak ambtshalve vernietigen v.zv. daarbij vervangende hechtenis is toegepast overeenkomstig hetgeen is beslist in ECLI:NL:HR:2020:914. HR bepaalt dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast.
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1522
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 29-09-2020
CiteertitelNJB 2020/2425
SamenvattingOntnemingsprocedure.
Samenvatting (Bron)Profijtontneming, w.v.v. uit deelnemen aan criminele organisatie die zich bezighield met het op grote schaal verkopen en afleveren van softdrugs. Onschuldpresumptie bij ontneming uit andere/soortgelijke feiten ex art. 36e.2 (oud) Sr. In strafzaak is o.m. bewezenverklaard dat betrokkene in periode 19-7-2012 tot en met 27-11-2012 zich schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan organisatie die tot oogmerk heeft plegen van misdrijven. Hof heeft kennelijk geoordeeld dat voldoende aanwijzingen bestaan dat betrokkene ook voorafgaand aan die periode in 2011 en 2012 heeft deelgenomen aan criminele organisatie, waarbij die deelneming kan worden aangemerkt als ander strafbaar feit ex art. 36e.2 Sr en v.zv. het gaat om periode voor 1-7-2011, als soortgelijk feit a.b.i. art. 36e.2 (oud) Sr. Op ontnemingsprocedure is art. 6.1 EVRM van toepassing. Dat betekent o.m. dat ook in ontnemingsprocedure (mede in art. 6.2 EVRM gewaarborgde) recht van persoon om voor onschuldig te worden gehouden, totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan, dient te worden gerespecteerd (vgl. ECLI:NL:HR:1995:ZD0312 en EHRM nr. 41087/98). HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2010:BK3424 m.b.t. karakter van en bewijsrechtelijke regels in ontnemingsprocedure. Art. 6 EVRM staat er daarbij niet aan in de weg dat rechter in ontnemingsprocedure gebruik maakt van bewijsrechtelijke vermoedens en dat bewijslast t.z.v. schatting van w.v.v. op redelijke en billijke wijze wordt verdeeld tussen OM en betrokkene (vgl. ECLI:NL:HR:2002:AE1182). O.g.v. art. 36e.2 Sr kan ontnemingsmaatregel mede betrekking hebben op voordeel dat betrokkene heeft verkregen door middel van of uit baten van andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat deze door betrokkene zijn begaan. Indien rechter in ontnemingsprocedure oordeelt dat voldoende aanwijzingen bestaan dat betrokkene andere strafbare feiten a.b.i. art. 36e.2 Sr heeft begaan, dient (totstandkoming van) dat oordeel binnen hiervoor bedoelde eigen kader voor bewijs in ontnemingsprocedure in overeenstemming te zijn met onschuldpresumptie. In art. 36e.2 Sr bedoelde voldoende aanwijzingen mogen daarom niet door rechter worden aangenomen indien niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat andere strafbare feiten door betrokkene zijn begaan. Tevens behoort betrokkene gelegenheid te hebben aan te (doen) voeren dat en waarom er onvoldoende aanwijzingen bestaan dat andere strafbare feiten door hem zijn begaan. O.g.v. (vaststellingen in) bewijsvoering heeft hof geoordeeld dat betrokkene, die in 2011 en 2012 inkomsten genoot uit coffeeshop, ook in die periode betrokken is geweest bij ruimschoots en structureel overtreden van gedoogvoorwaarden. Gelet hierop en in het licht van wat hiervoor is overwogen, getuigt s hofs daarin besloten liggende oordeel dat sprake is van voldoende aanwijzingen a.b.i. art. 36e.2 Sr van deelneming aan criminele organisatie door betrokkene voorafgaand aan bewezenverklaarde periode, niet van onjuiste rechtsopvatting en is het niet onbegrijpelijk. Volgt verwerping. Samenhang met 18/00790 P, 18/00791 P, 18/00792, 18/00793, 18/00795 P, 18/00914 P en 18/01230 P. Vervolg op ECLI:NL:HR:2016:408 (strafzaak).
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1523
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 06-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2426
SamenvattingVuurwapengeweld. Verweer agent.
Samenvatting (Bron)Poging tot doodslag door als politieagent 2 maal kogel af te vuren in de richting van aan te houden verdachte, waarbij een kogel het achterhoofd van die persoon heeft geraakt/geschampt en tweede kogel diens (onder)lichaam is binnengedrongen (art. 287 Sr). Handelen ter uitvoering van wettelijk voorschrift, art. 42 Sr. Toegepast geweld verenigbaar met beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit? In een geval als het onderhavige, waarin politieambtenaar wordt vervolgd wegens geweldsmisdrijf omdat hij ter aanhouding van verdachte vuurwapengeweld heeft aangewend, volgt uit juridisch kader dat succesvol beroep op art. 42 Sr slechts mogelijk is als is gehandeld overeenkomstig de mede in art. 7.1 en 7.5 Politiewet tot uitdrukking gebrachte beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Hof is ervan uitgegaan dat verdachte in de gegeven omstandigheden bevoegd was om slachtoffer aan te houden op verdenking van poging tot doodslag op een of meer politieambtenaren door met auto op hen in te rijden en dat deze aanhoudingsbevoegdheid in zijn algemeenheid gebruik van gepast geweld met zich kan brengen. M.b.t. door verdachte toegepast geweld heeft hof o.m. vastgesteld dat verdachte 2 maal met vuurwapen heeft geschoten terwijl slachtoffer auto had verlaten en alleen en ongewapend (voorovergebogen) wegrende. Een afgevuurde kogel schampte of raakte het achterhoofd van slachtoffer, de andere raakte diens (onder)lichaam; daarbij vuurde verdachte in de richting van woonwijk/winkelgebied, waar mensen liepen. Verder heeft hof vastgesteld dat op dat moment geen sprake was van enig acuut dreigend gevaar. Daarnaast heeft hof vastgesteld dat zichtbaar vlakbij verdachte politiebus stond, met daarin 2 verbalisanten die achtervolging hadden kunnen inzetten teneinde slachtoffer aan te houden. s Hofs op deze omstandigheden gebaseerde oordeel dat beroep op strafuitsluitingsgrond van art. 42 Sr niet slaagt omdat verdachte zijn bevoegdheid om aanhoudingsvuur te gebruiken heeft overschreden door in strijd te handelen met beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, geeft niet blijk van onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Volgt verwerping.
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1488
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 06-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2427
SamenvattingInvulling begrip 'krachtens wettelijk voorschrift’.
Samenvatting (Bron)Opzettelijk niet voldoen aan ambtelijk bevel van motoragent door bestuurder van auto, art. 184.1 Sr. Bevoegdheid tot preventief fouilleren in veiligheidsrisicogebied o.b.v. WWM. Krachtens wettelijk voorschrift a.b.i. art. 184 Sr? Art. 184.1 Sr eist krachtens wettelijk voorschrift gegeven bevel of gedane vordering. Dergelijk voorschrift moet uitdrukkelijk inhouden dat betrokken ambtenaar gerechtigd is tot geven van bevel of doen van vordering (vgl. ECLI:NL:HR:2008:BB4108). O.g.v. art. 151b.1 Gemeentewet kan OvJ in veiligheidsrisicogebied o.m. bevoegdheid ex art. 51.3 WWM toepassen. Die bevoegdheid heeft betrekking op onderzoeken van vervoermiddelen op wapens of munitie. Met het oog op toepassen van o.m. deze bevoegdheid kunnen opsporingsambtenaren o.g.v. art. 51.4 WWM van bestuurders van voertuigen en van schippers van vaartuigen vorderen dat deze vervoermiddelen tot stilstand brengen, vervoermiddelen naar door hen aangewezen plaats overbrengen en overeenkomstig hun aanwijzingen ter zake medewerking verlenen. Bewezenverklaring houdt in dat bevel van daar genoemde ambtenaar van politie is gegeven ex art.151b Gemeentewet en art. 50, 51 en 52 WWM. Daarmee heeft hof kennelijk geoordeeld dat in bewezenverklaring bedoeld bevel is gegeven krachtens de in art. 51.4 WWM neergelegde bevoegdheid van opsporingsambtenaar om van bestuurder van voertuig te vorderen dat deze voertuig tot stilstand brengt zodat voertuig kan worden onderzocht op aanwezigheid van wapens of munitie. In aanmerking genomen dat uit b.m. blijkt dat bevel door opsporingsambtenaar is gegeven in veiligheidsrisicogebied a.b.i. art. 151b Gemeentewet waar last van OvJ a.b.i. art. 51.3 WWM van kracht was en gelet op wat hiervoor is overwogen, getuigt s hofs oordeel dat in bewezenverklaring bedoeld bevel is gegeven krachtens wettelijk voorschrift a.b.i. art. 184.1 Sr, niet van onjuiste rechtsopvatting. Het is ook niet onbegrijpelijk. Volgt verwerping. CAG: anders.
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1554
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 06-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2428
SamenvattingOpenbaar Ministerie niet-ontvankelijkheid.
Samenvatting (Bron)Medewerking weigeren aan bevel ademonderzoek, art. 163.2 WVW 1994. Beroep op niet-ontvankelijkheid OM. Heeft mondelinge mededeling van hoofdagent gerechtvaardigd vertrouwen gewekt bij verdachte dat hij niet zou worden vervolgd? HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2012:BX4280 en ECLI:NL:HR:2012:BW5002 m.b.t. opportuniteitsbeginsel, zeer beperkte ruimte voor inhoudelijke rechterlijke toetsing van vervolgingsbeslissing en uitzonderlijke gevallen waarin aan OM toe te rekenen uitlatingen bij verdachte gerechtvaardigd vertrouwen hebben gewekt dat hij niet (verder) zal worden vervolgd. Indien verweer wordt gevoerd dat aan toezegging van opsporingsambtenaar gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat vervolging achterwege zal blijven, moet rechter doen blijken te hebben onderzocht of sprake was van gestelde toezegging door opsporingsambtenaar dat geen vervolging zou worden ingesteld en zo ja, of verdachte op die toezegging mocht vertrouwen (vgl. ECLI:NL:HR:2015:513). Rechter mag onderzoek of sprake was van gestelde toezegging door opsporingsambtenaar achterwege laten, wanneer hij van oordeel is dat hetgeen over die toezegging is aangevoerd (ware het juist) niet hiervoor bedoelde gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt. Hof heeft verweer dat door hoofdagent tegen verdachte is gezegd dat deze niet zou worden vervolgd en dat daardoor bij verdachte gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat hij niet zou worden vervolgd, verworpen. Hof heeft echter niet blijk gegeven van hiervoor bedoelde onderzoek of sprake is van gestelde toezegging door opsporingsambtenaar, nu het in de kern slechts zonder enige concretisering heeft verwezen naar procesdossier. Hof heeft ook niet overwogen dat (ware die stelling juist) die toezegging niet erechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt. s Hofs oordeel dat OM ontvankelijk is in vervolging, is daarom niet toereikend gemotiveerd. Volgt vernietiging en terugwijzing.
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1563
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 06-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2429
SamenvattingOpenbaar Ministerie niet-onvankelijk.
Samenvatting (Bron)Medeplegen uitkeringsfraude, art. 227b Sr. Beroep op niet-ontvankelijkheid OM. Heeft OM gehandeld in strijd met Aanwijzing sociale zekerheidsfraude door verdachte te vervolgen, nu benadelingsbedrag in administratieve procedure is vastgesteld op nihil? Bij beantwoording van vraag of OM terecht heeft geoordeeld dat voldaan is aan criteria van Aanwijzing, moet worden uitgegaan van gegevens die t.t.v. vervolgingsbeslissing aan OM bekend waren (vgl. ECLI:NL:HR:2012:BT2105). Hof heeft vastgesteld dat t.t.v. vervolgingsbeslissing o.b.v. toen bekend zijnde gegevens over benadelingsbedrag, was voldaan aan criteria van Aanwijzing. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk. Daaraan doet niet af dat op later moment in administratieve procedure daadwerkelijk benadelingsbedrag alsnog op 0 is gesteld. Volgt verwerping. Samenhang met 19/02801.
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1496
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 06-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2430
SamenvattingSamenloop van niet-ontvankelijkheden.
Samenvatting (Bron)Profijtontneming. Rangorde niet-ontvankelijkheden in cassatie. Betrokkene n-o in beroep nu geen middelen zijn ingediend of OM n-o in vordering wegens overlijden betrokkene in cassatie? Volgens aan HR overgelegd uittreksel van akte van burgerlijke stand is betrokkene na 60-dagentermijn voor indiening schriftuur overleden. Mede gelet op wetsgeschiedenis moet art. 69 Sr zo worden uitgelegd dat door dood van betrokkene niet alleen recht tot instellen of voortzetten van strafvervolging tegen hem vervalt maar ook recht tot aanvangen of voortzetten van procedure tegen hem tot ontneming van w.v.v. (vgl. ECLI:NL:HR:2008:BC6732). OM n-o in vordering. Samenhang met 18/00173, 18/00190 P en 18/02120.
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1555
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Hoge Raad (belastingkamer)
TitelHoge Raad 02-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2431
SamenvattingNiet-ontvankelijkverklaring cassatieberoep .
Samenvatting (Bron)Beroep ingesteld namens erfgenamen; niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van een machtiging. Kosten verklaring van erfrecht prohibitief? Tegemoetkoming mogelijk op grond van art. 56, lid 2, letter c, Wet op het Notarisambt
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1531
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 09-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2432
SamenvattingHoren in bezwaar. Keuze van locatie.
Samenvatting (Bron)Artikel 7:2 Awb, horen in bezwaar. Reisafstand.
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1597
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 09-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2433
SamenvattingImmateriëleschadevergoeding.
Samenvatting (Bron)Overschrijding redelijke termijn en art. 7:10, lid 4, letter b, Awb; instemming met verder uitstel is op zichzelf beschouwd geen bijzondere omstandigheid.
UitspraakECLI:NL:HR:2020:1574
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Raad van State
TitelRaad van State 16-09-2020
CiteertitelNJB 2020/2434
SamenvattingBevoegdheid rechter-plaatsvervanger.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 17 januari 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam geweigerd Florwel B.V. een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruiken van de begane grond, met inbegrip van een aanbouw, ten behoeve van wonen van het gebouw op het perceel [locatie] in Amsterdam. Florwel is eigenaar van het perceel en heeft op 28 oktober 2015 een omgevingsvergunning aangevraagd om de begane grond van het gebouw op het perceel, met inbegrip van de aan de tuinzijde gelegen aanbouw, te gebruiken ten behoeve van wonen. Op 25 januari 2016 heeft Florwel een omgevingsvergunning voor bouwen aangevraagd om het voormalig atelier op de begane grond van het gebouw op het perceel aan te passen ten behoeve van een woning voor kamergewijze verhuur.
UitspraakECLI:NL:RVS:2020:2231
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 28-09-2020
CiteertitelNJB 2020/2435
SamenvattingGoede procesorde geldt ook in vreemdelingenzaken.
Samenvatting (Bron)Bij besluiten van 6 maart 2018 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanvragen om de vreemdelingen een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
UitspraakECLI:NL:RVS:2020:2299
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - Centrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 08-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2436
SamenvattingAmbtenarenrecht. Ziekte.
Samenvatting (Bron)Regeling uitkering chroom-6 Defensie, onderzoek RIVM, hardheidsclausule. De aanvraag van appellant is afgewezen op de grond dat geen sprake is van een aandoening die voorkomt op de lijst van bijlage 2 van de Regeling. De omstandigheid dat aan appellant op grond van de Coulanceregeling wel een tegemoetkoming is toegekend brengt niet met zich dat hij ook in aanmerking komt voor een tegemoetkoming op grond van de Regeling. Het gaat immers om een andere regeling, waarbij van belang is dat bijlage 2 van de Regeling die hier aan de orde is, tot stand is gekomen naar aanleiding van een diepgaander onderzoek van het RIVM naar de causaliteit. De conclusie van het (geactualiseerde) rapport van het RIVM is dat het nog onvoldoende duidelijk is of chroom-6 andere irreversibele ziekten door een verstoord immuunsysteem kan veroorzaken (anders dan allergisch contacteczeem, allergische astma, allergische rhinitis en chronische longziekten). In wat appellant naar voren heeft gebracht ziet de Raad geen grond voor de conclusie dat de staatssecretaris zich niet in redelijkheid heeft mogen baseren op het (geactualiseerde) onderzoek van het RIVM. De omstandigheid dat er (vooralsnog) onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing aanwezig is, kan naar het oordeel van de Raad niet worden aangemerkt als een omstandigheid waarin de staatssecretaris aanleiding had behoren te vinden om de hardheidsclausule toe te passen.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:2294
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 08-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2437
SamenvattingHardheidsclausule.
Samenvatting (Bron)Coulanceregeling chroom VI defensie, onderzoek NCvB en reactie RIVM, hardheidsclausule. De aanvraag van betrokkene is afgewezen op de grond dat geen sprake is van een aandoening die is genoemd in bijlage II van de Coulanceregeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard. De door de rechtbank gehanteerde toepassing van de hardheidsclausule brengt mee dat de lijst van bijlage II wordt uitgebreid met aandoeningen zonder (medisch) wetenschappelijke onderbouwing die als uitgangspunt voor de Coulanceregeling en bijlage II wordt gehanteerd. Dat een (medisch) wetenschappelijke onderbouwing niet aanwezig is, heeft de staatssecretaris gemotiveerd toegelicht met de reacties van het RIVM, waarin het RIVM concludeert dat de conclusie dat er voldoende beperkte aanwijzingen zijn om aan te nemen dat er een verband bestaat tussen leiomyosarcoom en blootstelling aan chroom VI, wetenschappelijk gezien niet is gerechtvaardigd. De omstandigheid dat er (vooralsnog) onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing aanwezig is, kan naar het oordeel van de Raad niet worden aangemerkt als een omstandigheid waarin de staatssecretaris aanleiding had behoren te vinden om de hardheidsclausule toe te passen. De rechtbank is ten onrechte tot het oordeel gekomen dat de staatssecretaris op grond van de hardheidsclausule een tegemoetkoming aan betrokkene had moeten toekennen.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:2292
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 29-09-2020
CiteertitelNJB 2020/2438
SamenvattingSociale zekerheid bijstand. Algemene bijstand.
Samenvatting (Bron)Intrekken na opschorten. Dagelijks bestuur heeft niet aannemelijk gemaakt dat aangetekend opschortingsbesluit op uitkeringsadres is aangeboden. Track en trace code van PostNL is niet meer geldig.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:2308
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 30-09-2020
CiteertitelNJB 2020/2439
SamenvattingZorg en ziektekosten. Medische informatie.
Samenvatting (Bron)Uit hetgeen partijen ter zitting van de Raad hebben meegedeeld, leidt de Raad af dat partijen onvoldoende belang hebben om het besluit van 14 september 2018 op grond van de artikelen 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de beoordeling te betrekken. Voorop staat dat de voor de beoordeling van belang zijnde periode in deze zaak loopt van 7 maart 2017 (datum aanvraag) tot en met 11 december 2017 (datum bestreden besluit). Uit de aanwezige informatie volgt dat het ontwikkelingsniveau van betrokkene over de periode vanaf 2015/2016 tot en met 17 september 2018 steeds rond het niveau van een driejarige is geweest. Van datzelfde niveau was dus ook sprake ten tijde van de periode die hier in geding is. Daarmee was, retrospectief oordelend, ook destijds al sprake van een ernstige verstandelijke beperking en een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid vanwege de irreversibele hersenschade. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2020:2326
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtspraak - College van Beroep voor het bedrijfsleven
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 24-09-2020
CiteertitelNJB 2020/2440
SamenvattingSKAL. Decertificering van percelen van biologisch pluimveebedrijf.
Samenvatting (Bron)artikel 29, eerste lid, Verordening 834/2007 verlenen bio-certificaat artikel 30 Verordening 834/2007 intrekking certificaat Decertificering Glyfosaat, pleksgewijze bespuiting
UitspraakECLI:NL:CBB:2020:661
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 06-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2441
SamenvattingIndustrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling.
Samenvatting (Bron)Regeling nationale EZ-subsidies, algemene groepsvrijstellingsverordening, joint industry projects, subsidieverlening, industrieel onderzoek of experimenteel ontwikkeling?
UitspraakECLI:NL:CBB:2020:678
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 06-10-2020
CiteertitelNJB 2020/2442
SamenvattingPrioriteitstelling in het kader van doelmatigehandhaving is toegestaan.
Samenvatting (Bron)Afwijzing verzoek handhaving. Prioriteitstelling is toegestaan in het kader van doelmatige handhaving. Telecommunicatiewet
UitspraakECLI:NL:CBB:2020:662
Artikel aanvragenVia Praktizijn