Jurisprudentie Bodem

Uitgever Sdu
Tijdschrift Jurisprudentie Bodem
Datum 30-12-2020
Aflevering 8
TitelRaad van State 28-10-2020
CiteertitelJBO 2020/111
SamenvattingBodembeschrming, Opslag, PGS.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 10 april 2018 heeft het college van gedeputeerde staten van Utrecht geweigerd om voorschrift 8.4A uit de omgevingsvergunning van 18 juni 2013 te wijzigen en heeft het ambtshalve aan voorschrift 8.4A een nieuw lid toegevoegd. [appellante] heeft een inrichting voor de op- en overslag van vloeibare brandstoffen op de locatie [locatie] in Utrecht. In de tankput bevinden zich acht bovengrondse cilindrische opslagtanks voor (bio)benzine, (bio)diesel, gasolie en petroleum en negen bovengrondse additieventanks voor klasse 1 en klasse 3 vloeistoffen. De bodem van de tankput is niet vloeistofkerend uitgevoerd. Het gaat in deze procedure over de verplichting van vloeistofkerendheid van de bodem van de tankput. Voor de op- en overslag van gevaarlijke stoffen zijn richtlijnen opgesteld in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen. Deze PGS richtlijnen zijn vermeld als Nederlands informatiedocument over best beschikbare technieken (BBT) in de bijlage bij de Ministeriële regeling omgevingsrecht.
Annotator Redactie
UitspraakECLI:NL:RVS:2020:2516
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRechtbank Noord-Nederland 09-11-2020
CiteertitelJBO 2020/112
SamenvattingOmgevingsvergunning, Omgevingsvisie.
Samenvatting (Bron)Omgevingsvergunning voor het realiseren van een zonnepark van bijna 32 hectare, voor een periode van 25 jaar. Bouwen en handelen in strijd met regels van de ruimtelijke ordening. In de ruimtelijke onderbouwing is de toepasselijke regelgeving ook onder ogen gezien, waarbij is geconcludeerd dat ook aan de relevante kaders is voldaan. Het bestreden besluit is niet in strijd met de Omgevingsvisie Drenthe 2018. Eiseressen hebben niet concreet gemaakt wat de cumulatieve gevolgen van de zonneparken zouden zijn en waarom die gevolgen strijdig zouden zijn met de provinciale regelgeving. Aldus is onvoldoende gebleken van cumulatieve gevolgen van beide, naast elkaar gelegen zonneparken. Eiseressen hebben onvoldoende concreet gemotiveerd dat en op welk punt het bestreden besluit niet zou voldoen aan de eisen die artikel 2.24, onder a, van de Provinciale Omgevingsverordening 2018 stelt. De rechtbank is om die reden van oordeel dat met de ruimtelijke onderbouwing en het rapport landschappelijke inpassing in voldoende mate is komen vast te staan dat de realisatie van het zonnepark gebeurt op een wijze die passend is binnen het landschap en dat wordt voldaan aan artikel 2.24, onder a, van de Provinciale Omgevingsverordening 2018. Het bestreden besluit voldoet ook aan artikel 2.24, onder b, van de Provinciale Omgevingsverordening 2018. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door de raad beoogde productie van zonne-energie niet uitsluitend kan worden gerealiseerd met behulp van gebouwgebonden installaties en zonneparken in bestaand stedelijk gebied en dat treden 1 en 2 van de zonneladder zijn doorlopen. De rechtbank is van oordeel dat voldaan is aan de inspanningsverplichting om een zo groot mogelijk maatschappelijk draagvlak te verwerven en dat daarmee ook trede 3 van de zonneladder is doorlopen. Gelet op de gemotiveerde betwisting van verweerder, hebben eiseressen hun stelling dat effectuering van de onderhavige vergunning leidt tot verdringing en blokkering van de door de gemeente gewenste voorkeuropties, onvoldoende onderbouwd. Onvoldoende is gebleken dat het besluit niet uitvoerbaar is (in die zin dat het zonnepark binnen drie jaren in werking zou kunnen treden). Beide zonneparken zijn niet als één productie-installatie aan te merken. Aldus heeft verweerder zich terecht bevoegd geacht om op de aanvraag van vergunninghoudster te beslissen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende concreet beschreven hoe en op welke manier het zonnepark landschappelijk wordt beheerd. Het onderhoudsplan kan ook dienen als grondslag om handhavend op te treden. Daarmee is de landschappelijke inpassing voldoende gewaarborgd. De rechtbank ziet geen grond om te oordelen dat het Activiteitenbesluit en de zonneladder aan een milieubeoordeling moeten zijn onderworpen. Het beroep is ongegrond.
Annotator Redactie
UitspraakECLI:NL:RBNNE:2020:3840
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 14-10-2020
CiteertitelJBO 2020/113
SamenvattingBodemtoets bestemmingsplan.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 20 september 2018 heeft de raad van de gemeente Loon op Zand het bestemmingsplan "Wereld van de Efteling 2030" vastgesteld. Het bestemmingsplan "Wereld van de Efteling 2030" voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor het attractiepark van de Efteling, daaraan verbonden verblijfsaccommodaties, een golfterrein, bos- en natuurgebied en enkele (agrarische) percelen. Het plan maakt daarnaast een uitbreiding mogelijk, die globaal bestaat uit: een uitbreiding van het attractiepark in oostelijke en westelijke richting, de aanleg van een nieuwe parkeervoorziening aan de westzijde en het parkeren op afstand aan de oostzijde, een uitbreiding van verblijfsrecreatieve voorzieningen, een aanpassing van de golfbaan en aanpassingen van de infrastructuur in de vorm van onder meer een verlegging van de Horst en de aanleg van een nieuwe zuidelijke ontsluiting. In het Masterplan Wereld van de Efteling 2030 van januari 2017 is vastgelegd dat de uitbreiding in drie fasen moet plaatsvinden.
Annotator Redactie
UitspraakECLI:NL:RVS:2020:2439
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 04-11-2020
CiteertitelJBO 2020/114
SamenvattingBouwstoffen, Opslag, Omgevingsvergunning.
Samenvatting (Bron)Bij het besluit van 27 februari 2019 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant Chijnsgoed en anderen onder meer gelast om de overtreding van artikel 10.40, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet milieubeheer (last 5) te beëindigen en beëindigd te houden met de verplichting tot betaling van een dwangsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. De inrichting ligt aan de Pastoor P. Thijssenlaan 43 in Sterksel. Voor de inrichting geldt onder meer een op 9 november 2006 verleende omgevingsvergunning voor, kort weergegeven, het in werking hebben van een inrichting voor de opslag, overslag en het bewerken van grondstoffen, bouwstoffen, afvalstoffen en mest en voor loonwerk en aanverwante werkzaamheden. Tijdens controles heeft het college binnen deze inrichting onder meer overtreding van artikel 10.40, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet milieubeheer.
Annotator Redactie
UitspraakECLI:NL:RVS:2020:2603
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 04-11-2020
CiteertitelJBO 2020/115
SamenvattingOmgevingswet.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 26 september 2019 heeft de raad van de gemeente Diemen het bestemmingsplan "CHW-bestemmingsplan Holland Park Zuid" vastgesteld. Het plangebied betreft een deel van het Holland Park in het zuiden van Diemen, tegen de grens van de gemeente Amsterdam. Dit gebied was voorheen onderdeel van een kantorenpark, dat stamt uit de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw. Het plangebied kent een hoge leegstand als gevolg van vraaguitval op de kantorenmarkt. Mede omdat er grote alternatieve locaties voor kantoren in de nabijheid liggen, zoals de Zuidas, verwacht de raad niet dat het plangebied zich als kantorenpark kan herstellen. Gelet hierop beoogt de raad met het bestemmingsplan de transformatie van het kantorenpark naar een woongebied. Daartoe wordt aan de noordoostzijde van het gebied, tussen de stations Diemen Zuid en Verrijn Stuartweg, de woonwijk Holland Park ontwikkeld. In deze wijk zullen 1.500 woningen en 6.438 m² aan ondersteunende voorzieningen worden gerealiseerd.
Annotator Redactie
UitspraakECLI:NL:RVS:2020:2604
Artikel aanvragenVia Praktizijn