Rubriek | Arbeidsrecht |
---|---|
Titel | HvJ EU 15-07-2021, C‑804/18 en C‑341/19 |
Citeertitel | JIN 2021/133 ![]() |
Samenvatting | Gelijke behandeling, Hoofddoek, Religie, Godsdienst, Rechtvaardigingsgrond, Bewijslast, Vrijheid van ondernemerschap. |
Samenvatting (Bron) | Arrest van het Hof (Grote kamer) van 15 juli 2021.#IX tegen WABE eV.#Prejudici?le verwijzing - Sociale politiek - Richtlijn 2000/78/EG - Gelijke behandeling in arbeid en beroep - Verbod van discriminatie op grond van religie of overtuiging - Interne regel van een particuliere onderneming die het zichtbaar dragen van enig politiek, levensbeschouwelijk of religieus teken of het dragen van grote, opvallende politieke, levensbeschouwelijke of religieuze tekens op het werk verbiedt - Directe of indirecte discriminatie - Evenredigheid - Afweging tussen de godsdienstvrijheid en andere grondrechten - Rechtmatigheid van het neutraliteitsbeleid van de werkgever - Noodzaak om het bestaan van een economisch nadeel voor de werkgever aan te tonen.#Zaak C-804/18. |
Annotator | D. Schwartz ![]() |
Uitspraak | ECLI:EU:C:2021:594 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Arbeidsrecht |
---|---|
Titel | Gerechtshof Den Haag 13-07-2021 |
Citeertitel | JIN 2021/134 ![]() |
Samenvatting | Leaseauto, Mobiliteitsregeling, Privégebruik, Loonbegrip, Arbeidsongeschiktheid, Compensatie. |
Samenvatting (Bron) | Arbeidsrecht. Kg. Art. 392 Rv. Art. 7:629 BW staat niet in de weg aan afspraak dat na zes maanden ziekte van werknemer de leaseauto moet worden ingeleverd. Werkgever is niet gehouden daarmee gepaard gaande verlies privégebruik van de auto te vergoeden. |
Annotator | S.P. van Kempen ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:GHDHA:2021:1577 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Arbeidsrecht |
---|---|
Titel | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 27-07-2021 |
Citeertitel | JIN 2021/135 ![]() |
Samenvatting | Gewoonlijk werkland, IPR, Toepasselijk recht, Transport, Grensoverschrijdend, Nauwere banden, Gezichtspunten, Koelzch en Schlecher. |
Samenvatting (Bron) | Verwijzing na cassatie. Toepasselijk recht op arbeidsovereenkomsten van Hongaarse vrachtwagenchauffeurs in dienst van een Hongaarse zustervennootschap van een Nederlands transportbedrijf. Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:2165 Hof Den Bosch: ECLI:NL:GHSHE:2017:1874 |
Annotator | L. Smit ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:GHARL:2021:7206 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Arbeidsrecht |
---|---|
Titel | Rechtbank Midden-Nederland 05-08-2021 |
Citeertitel | JIN 2021/136 ![]() |
Samenvatting | Partijbedoeling, Kwalificatie arbeidsovereenkomst, Overeenkomst van opdracht, Gezagsverhouding, Vennootschapsrechtelijk ontslagbesluit. |
Samenvatting (Bron) | Geschil tussen een bank en haar statutair bestuurder/CFO over beëindiging van hun rechtsverhouding. Arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht? Groen/Schoevers en X./gemeente Amsterdam: uitleg van de overeengekomen wederzijdse rechten en verplichtingen en de kwalificatie van de overeenkomst. De rol van de bedoeling van partijen. Schijn en wezen. Organisatorische inbedding. Vernietigbaar vennootschapsrechtelijk ontslagbesluit? Vernietigbare opzegging van de overeenkomst? Schadeplichtigheid van bank jegens bestuurder? |
Annotator | S. Tan ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RBMNE:2021:3667 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Personen- en familierecht |
---|---|
Titel | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 17-08-2021 |
Citeertitel | JIN 2021/137 ![]() |
Samenvatting | Kinderalimentatie, Hoofdregel verdeling draagkracht onderhoudsplichtige, Stelplicht. |
Samenvatting (Bron) | Verdeling draagkracht over de kinderen in beginsel gelijk- over alle kinderen Verdeling van de huwelijksgemeenschap. |
Annotator | M. Kemmers ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:GHARL:2021:7927 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Personen- en familierecht |
---|---|
Titel | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24-08-2021 |
Citeertitel | JIN 2021/138 ![]() |
Samenvatting | Vaststelling partneralimentatie, Ingangsdatum, Behoefte en behoeftigheid. |
Samenvatting (Bron) | Vaststelling partneralimentatie, jusvergelijking. |
Annotator | A.J. Begthel ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:GHARL:2021:8155 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Rechtbank Zeeland-West-Brabant 24-08-2021 |
---|---|
Citeertitel | JIN 2021/139 ![]() |
Samenvatting | Vernietiging erkenning door kind, Belangenafweging family life, Minder strikte maatstaf verwekker. |
Samenvatting (Bron) | Aanvullend verzoek bijzondere curator tot vernietiging erkenning. Verzoek wordt, na belangenafweging, toegewezen. Geen gerechtelijke vaststelling ouderschap, nu weg van erkenning open staat en geen sprake is van bijzonder belang bij gerechtelijke vaststelling ouderschap. Gezamenlijk gezag vervalt van rechtswege na in kracht van gewijsde gaan van beslissing ten aanzien van de vernietiging van de erkenning. Omdat die rechtsgevolgen op zijn vroegst pas intreden na drie maanden, is het hoofdverblijf bij moeder bepaald en vervangende toestemming verleend voor inschrijving school. Tussen het kind en de voormalige juridische vader wordt een omgangsregeling vastgesteld. |
Annotator | A. Bouwmeester ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RBZWB:2021:4537 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Insolventierecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 09-07-2021 |
Citeertitel | JIN 2021/140 ![]() |
Samenvatting | Bestuurdersaansprakelijkheid wegens schending boekhoudplicht, Bewijsvermoeden art. 2:248 lid 2 BW, Kennelijk onbehoorlijk bestuur. |
Samenvatting (Bron) | Ondernemingsrecht. Bestuurdersaansprakelijkheid wegens schending boekhoudplicht (art. 2:10 BW). Kan bewijsvermoeden van art. 2:248 lid 2 BW ontzenuwd worden door aannemelijk te maken dat handelingen van een bestuurder die op zichzelf geen kennelijk onbehoorlijk bestuur opleveren, een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn? |
Annotator | R.J.W. Analbers ![]() ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2021:1099 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Insolventierecht |
---|---|
Titel | Rechtbank Limburg 28-04-2021 |
Citeertitel | JIN 2021/141 ![]() |
Samenvatting | Aansprakelijkheid van bestuurders, Onbehoorlijke taakvervulling bestuurder, Medebeleidsbepaler. |
Samenvatting (Bron) | Onbehoorlijke taakvervulling bestuurder (art. 2:248). Aandeelhouder wordt als medebeleidsbepaler in de zin van lid 7 van art. 2:248 BW aangemerkt. |
Annotator | J.A. Terstegge ![]() |
Link | Volledige tekst annotatie (EUR.nl)![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RBLIM:2021:3797 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Burgerlijk procesrecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 18-06-2021 |
Citeertitel | JIN 2021/142 ![]() |
Samenvatting | Verbintenissenrecht, Procesrecht, Maatstaf uitleg franchiseovereenkomst, Wilsvertrouwensleer, Passeren van bewijsaanbod. |
Samenvatting (Bron) | Verbintenissenrecht. Procesrecht. Geschil over financiële afrekening tussen franchisegever (supermarktketen) en ruim 240 franchisenemers en de vereniging van franchisenemers. Hof wijst vrijwel alle vorderingen van de franchisenemers af. Klachten over de gehanteerde maatstaf bij de uitleg van de franchiseovereenkomst, over de uitleg van daarin gehanteerde begrippen en over het passeren van bewijsaanbod. |
Annotator | R.J.G. Mengelberg ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2021:957 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Strafrecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 14-09-2021 |
Citeertitel | JIN 2021/143 ![]() |
Samenvatting | Ondervragingsrecht. Post-Keskin. |
Samenvatting (Bron) | Belaging (art. 285b.1 Sr) en bedreiging (art. 285.1 Sr) van medewerkers van gemeente Gouda. Post-Keskin. Afwijzing van ttz. in h.b. gedaan getuigenverzoek (4 personen) o.b.v. noodzakelijkheidscriterium. 1. Afwijzing op tz. in h.b. toereikend gemotiveerd? 2. Gebruik van getuigenverklaringen voor het bewijs. Schending ondervragingsrecht? Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2021:576 (post-Keskin) m.b.t. beoordeling van verzoeken tot oproepen en horen van getuigen door feitenrechter in situatie dat zon verzoek betrekking heeft op getuige t.a.v. wie verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al (in vooronderzoek of anderszins) verklaring heeft afgelegd met belastende strekking. s Hofs oordeel dat verzoek tot horen van personen als getuigen met inachtneming van noodzakelijkheidscriterium wordt afgewezen omdat onvoldoende is onderbouwd waarom horen van belang is voor enige door hof te nemen beslissing, is niet z.m. begrijpelijk, omdat aan verzoek ten grondslag is gelegd dat verklaringen van getuigen belastend zijn voor verdachte en dat verdachte tlgd. belagingen en bedreiging betwist. Ad 2. Hof heeft er niet blijk van gegeven te hebben nagegaan of procedure in haar geheel voldoet aan het door art. 6 EVRM gewaarborgde recht op eerlijk proces. In dat verband is van belang dat hof geen overwegingen heeft gewijd aan gewicht van verklaring van de getuigen, binnen geheel van resultaten van strafvorderlijk onderzoek, voor bewezenverklaring en bestaan van compenserende factoren, terwijl uit voorgaande blijkt dat hof zijn oordeel omtrent reden dat ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend m.b.t. getuige van wie verklaring voor bewijs wordt gebruikt , ontoereikend heeft gemotiveerd. De enkele omstandigheid dat hof in zijn beoordeling ook het stadium waarin verzoek is gedaan in aanmerking heeft genomen, kan zonder nadere motivering niet tot ander oordeel leiden. Volgt vernietiging en terugwijzing. CAG: anders. |
Annotator | C. van Oort ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2021:1253 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Hoge Raad 14-09-2021 |
---|---|
Citeertitel | JIN 2021/144 ![]() |
Samenvatting | Motivering toekenning immateriële schadevergoeding. |
Samenvatting (Bron) | Bedreiging van 2 politieagenten door op snelweg in zijn auto met hoge snelheid politieauto van weg te drukken, art. 285.1 Sr. Vorderingen benadeelde partijen t.z.v. immateriële schade. Is sprake van aantasting in persoon op andere wijze a.b.i. art. 6:106.b BW? HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2019:793 en HR:2019:376 m.b.t. aantasting in persoon op andere wijze. In s hofs overwegingen ligt besloten dat aard en ernst van normschending en gevolgen daarvan voor b.p.s meebrengen dat van aantasting in persoon op andere wijze sprake is. Dit oordeel getuigt niet van onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk in het licht van aard en ernst van bewezenverklaarde bedreiging, waarbij verdachte tijdens achtervolging opzettelijk met zijn auto op de door b.p.s bestuurde politieauto is ingereden en deze politieauto van de weg heeft gedrukt en gelet op onderbouwing van hun vorderingen, o.m. inhoudende dat zij t.g.v. gedragingen van verdachte voor hun leven hebben gevreesd, zij na het incident grote emotionele gevolgen hiervan hebben ondervonden en daarvan ook last hebben gehad tijdens uitoefening van hun werkzaamheden als politieagent. Volgt verwerping. Vervolg op HR:2016:2075. |
Annotator | C. van Oort ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2021:1243 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Strafrecht |
---|---|
Titel | Hoge Raad 14-09-2021 |
Citeertitel | JIN 2021/145 ![]() |
Samenvatting | Oordeel hof dat sprake is van ‘levensgezel’ ex art. 304 Sr ontoereikend gemotiveerd. |
Samenvatting (Bron) | Poging tot zware mishandeling van zijn levensgezel door zijn vriendin met gebalde handen tegen haar hoofd te slaan, art. 302.1 jo. 304.1 Sr. Kan vriendin van verdachte worden aangemerkt als zijn levensgezel a.b.i. art. 304 Sr? s Hofs oordeel dat vriendin als levensgezel in de zin van art. 304 Sr kan worden aangemerkt is ontoereikend gemotiveerd, omdat bewijsmiddelen onvoldoende inhouden over de aard en hechtheid van de betrekking tussen verdachte en aangeefster. Volgt vernietiging en terugwijzing. |
Annotator | C. van Oort ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2021:1251 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Raad van State 19-05-2021 |
---|---|
Citeertitel | JIN 2021/146 ![]() |
Samenvatting | Weigering bijstand of vertegenwoordiging door gemachtigde, Geen strijd met diverse Unierechtelijk gewaarborgde grondrechten. |
Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 3 augustus 2018 heeft de directeur bijstand of vertegenwoordiging door [appellant] met ingang van 6 augustus 2018 voor een duur van 3 maanden geweigerd. Bij besluit van 30 november 2018 heeft de directeur van de Belastingdienst het door [appellant] tegen het besluit van 3 augustus 2018 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. [appellant] werkt als juridisch adviseur en verleent rechtsbijstand aan cliënten in geschillen met de Belastingdienst over de BPM (belasting personenautos en motorrijwielen). Omdat [appellant] zich volgens de Belastingdienst regelmatig schuldig heeft gemaakt aan onacceptabel gedrag tegenover medewerkers van de Belastingdienst, heeft de directeur [appellant] geweigerd als gemachtigde voor een periode van eerst 3 en daarna nog eens 6 maanden. Volgens [appellant] is deze weigering op grond van artikel 2:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in strijd met de grondrechten vervat in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. |
Annotator | L.J.M. Timmermans ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2021:1061 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Bestuursrecht |
---|---|
Titel | Centrale Raad van Beroep 07-05-2021 |
Citeertitel | JIN 2021/147 ![]() |
Samenvatting | Stichting Pensioenfonds ABP geen openbaar gezag, Geen bestuursorgaan, Betaalspecificatie geen besluit, Bestuursrechter niet bevoegd. |
Samenvatting (Bron) | De rechtbank heeft zich terecht onbevoegd verklaard om van het beroep van appellant tegen de brief van het ABP, waarin aan appellant is meegedeeld dat zijn bezwaar tegen de betaalspecificatie niet in behandeling wordt genomen, kennis te nemen. Zoals de Raad eerder heeft geoordeeld, onder meer in de uitspraken, ECLI:NL:CRVB:2016:257, en ECLI:NL:CRVB:2017:3399, komt aan de Stichting Pensioenfonds ABP in kwesties als deze geen openbaar gezag toe als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb. Dit betekent dat de betaalspecificatie van januari 2019, noch de reactie van 23 april 2019 als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb kunnen worden aangemerkt. In procedures tussen appellant en de Stichting Pensioenfonds ABP bij de civiele rechter, is ook gebleken dat die rechter deze kwestie tot zijn bevoegdheid rekent. |
Annotator | J.A.F. Peters ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2021:1044 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Centrale Raad van Beroep 27-05-2021 |
---|---|
Citeertitel | JIN 2021/148 ![]() |
Samenvatting | Schadevergoeding, Onrechtmatig besluit, Oorzakelijk verband, Kosten juridische begeleiding als schadepost aan UWV toe te rekenen. |
Samenvatting (Bron) | Schadevergoeding. Onrechtmatig besluit. Oorzakelijk verband. Appellante heeft zich van juridische begeleiding laten voorzien met het doel de loonsanctie te bekorten. De daaruit voortvloeiende kosten van 2.074,50 staan daarom in zodanig verband met het onrechtmatige besluit dat zij als schadepost aan het Uwv kunnen worden toegerekend. |
Annotator | C.N.J. Kortmann ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2021:1293 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Bestuursrecht |
---|---|
Titel | College van Beroep voor het bedrijfsleven 26-04-2021 |
Citeertitel | JIN 2021/149 ![]() |
Samenvatting | Besluit van algemene strekking, Geen beschikking. |
Samenvatting (Bron) | Niet-tijdig beslissen. Voorwaarde van desgevraagd in art 8:55c Awb. Rechtskarakter toelatingsbesluit op grond van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb). Besluit van algemene strekking. Geen beschikking. Dwangsomregeling bij niet-tijdig beslissen is niet van toepassing. Art 8:55c, art 4:17, art 1:3, lid 2, Algemene wet bestuursrecht (Awb) Art 28 Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (Verordening 1107/2009) Art 20 Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) |
Annotator | R.J.N. Schlössels ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:CBB:2021:440 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |