Jurisprudentie Bestuursrecht

Uitgever Sdu
Tijdschrift Jurisprudentie Bestuursrecht
Datum 01-05-2022
Aflevering 5
RubriekHoge Raad
TitelHoge Raad 04-02-2022
CiteertitelJB 2022/70
SamenvattingBesluitaansprakelijkheid, Onrechtmatige daad, Toerekening, Causaal verband, Formele rechtskracht.
Samenvatting (Bron)Onrechtmatige daad. Art. 6:162 BW. Besluitaansprakelijkheid. Vertragingsschade. Causaal verband. Toerekening.
AnnotatorC.N.J. Kortmann
UitspraakECLI:NL:HR:2022:115
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 11-03-2022
CiteertitelJB 2022/71
SamenvattingBetwisting ontvangst aangetekende nota griffierecht, Goede procesorde, Rechtbank moet gegevens PostNL verstrekken.
Samenvatting (Bron)Procesrecht; artt. 8:42 en 8:55 Awb; betwisting van ontvangst van aangetekende nota griffierecht.
UitspraakECLI:NL:HR:2022:343
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelHoge Raad 18-03-2022
CiteertitelJB 2022/72
SamenvattingLandelijke avondklok, Coronavirus, Spoedwet.
Samenvatting (Bron)Staatsnoodrecht. Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Wbbbg). Instellen avondklok als maatregel om verspreiding coronavirus tegen te gaan. Kan bedreiging volksgezondheid door verspreiding virus buitengewone omstandigheid zijn in de zin van art. 1 lid 1 Wbbbg? Brengt bestaan mogelijkheid 'spoedwet' mee dat de Staat bevoegdheden van de Wbbbg niet kon inzetten?
Annotator Redactie
UitspraakECLI:NL:HR:2022:380
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRaad van State
TitelRaad van State 13-01-2022
CiteertitelJB 2022/73
SamenvattingVerdedigingsbeginsel, Gemachtigde, Waarneming, Digitaal dossier, Toegang.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 30 juni 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling in bewaring gesteld. Bij uitspraak van 20 juli 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:86
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 09-02-2022
CiteertitelJB 2022/74
SamenvattingForfaitaire vergoeding proceskosten, Recht op tot toegang tot de rechter, Geen ongeoorloofde beperking.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 2 mei 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg [appellant A] onder oplegging van een dwangsom gelast om binnen zes maanden na de verzending van dat besluit diverse bouwwerken te verwijderen van het perceel [locatie 1]/[locatie 2] te Dedemsvaart. Na een controle op 7 november 2018 op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te Dedemsvaart heeft het college bij brief van 16 april 2019 laten weten dat het heeft geconstateerd dat zich op die percelen diverse bouwwerken bevinden die zonder omgevingsvergunning zijn gebouwd. Daarop heeft het college [appellant A] en [appellant B] bij afzonderlijke besluiten gelast een aantal van die bouwwerken te verwijderen van deze percelen en verwijderd te houden. In het besluit op bezwaar heeft het college de eerder aan [appellant A] en [appellant B] opgelegde lasten onder dwangsom ingetrokken.
AnnotatorL.J.M. Timmermans
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:420
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRaad van State 09-02-2022
CiteertitelJB 2022/75
SamenvattingNadere stukken in beroep, Goede procesorde, Ex-tunctoetsing beroep, Volledige heroverweging bezwaar.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 21 maart 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdelingen om hun een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:379
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 09-02-2022
CiteertitelJB 2022/76
SamenvattingGeen bevoegdheid om kort te sluiten, Geen zitting gehouden.
Samenvatting (Bron)De voorzieningenrechter is van oordeel dat de voorzieningenrechter van de rechtbank ten onrechte gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 8:86, eerste lid, van de Awb. De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft namelijk met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb geen zitting gehouden, zodat niet is voldaan aan de toepassingsvoorwaarden voor de bevoegdheid tot kortsluiting. Met het oog op de omstandigheden kan niet alleen worden gezegd dat nader onderzoek had kunnen bijdragen aan de beoordeling van de zaak, maar had dit zelfs tot een ander oordeel geleid. Gezien het voorgaande heeft de voorzieningenrechter van de Raad met verbazing kennis genomen van het oordeel van de voorzieningenrechter van de rechtbank inhoudende dat de omstandigheid als bedoeld in artikel 8:83, derde lid, van de Awb zich voordoet. Met het oog op het besluit van 28 januari 2022 heeft verzoeker geen belang meer bij een inhoudelijk oordeel van de aangevallen uitspraak. Het hiertegen gericht beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Tussen partijen is in geschil de vraag of verzoeker in staat is zich te handhaven in de samenleving. Het betoog dat het college onvoldoende en onzorgvuldig onderzoek heeft verricht, slaagt niet. De GGD heeft op 28 januari 2022 onderzoek verricht. Gezien het voorgaande heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat verzoeker niet voor opvang in aanmerking komt. Uit de overwegingen volgt dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond is. Met het oog daarop zal het verzoek om een voorlopige voorziening worden afgewezen. Aanleiding bestaat, gelet op hetgeen is overwogen in 4.4, om het college te veroordelen in de proceskosten van verzoeker.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:362
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 15-02-2022
CiteertitelJB 2022/77
SamenvattingGeen dwangsom verschuldigd wegens niet tijdig beslissen, Ingebrekestelling onredelijk laat.
Samenvatting (Bron)Het college is geen dwangsom verschuldigd. Onredelijk late ingebrekestelling. Het tijdsverloop tussen het verstrijken van de beslistermijn en de ingebrekestelling is vijf maanden. Dat is aanzienlijk langer dan het in de wetsgeschiedenis genoemde tijdsverloop van hooguit enkele weken. Niet is gebleken dat appellant na het verstrijken van de beslistermijn over het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek in contact is getreden met het college.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:289
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 17-02-2022
CiteertitelJB 2022/78
SamenvattingSchending tiendagentermijn, Geen strijd met goede procesorde, Formeel bezwaar tegen te late indiening.
Samenvatting (Bron)Appellant heeft slechts formeel bezwaar gemaakt tegen de te late indiening. Hij heeft de nadere stukken alsnog toegelicht en het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, zoals verwoord in diens rapport van 29 maart 2021, inhoudelijk bestreden. Daarom kan in dit geval niet worden geoordeeld dat de rechtbank door de stukken van het Uwv tot het procesdossier toe te laten de goede procesorde niet dan wel onvoldoende heeft bewaakt. In het dossier zijn geen aanwijzingen op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich in zijn onafhankelijke uitoefening van zijn professie heeft laten leiden door het Uwv. De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De rechtbank wordt ook gevolgd in haar oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn om het medisch oordeel van de verzekeringsartsen van het Uwv voor onjuist te houden. Bij gebreke aan andere medische stukken die een objectivering bieden voor het standpunt van appellant dat hij meer beperkt is dan in de FML is weergegeven, is er geen aanleiding om de juistheid van de medische beoordeling en de neerslag daarvan in de FML in twijfel te trekken. Uitgaande van de juistheid van de FML wordt met de rechtbank geoordeeld dat het Uwv in de arbeidskundige rapporten van 28 november 2019 en 11 juni 2020 voldoende heeft gemotiveerd dat de aan EZWb ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. De overwegingen leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:415
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 21-02-2022
CiteertitelJB 2022/79
SamenvattingBestuurlijke boete, Welbewust niet afsluiten zorgverzekering, Weigering zorgpremie giraal te betalen.
Samenvatting (Bron)Boete wegens niet afsluiten zorgverzekering, eis van girale betaling, strijd met het recht, rechtvaardigingsgronden, verwijtbaarheid. Opleggen bestuurlijke boete. Appellant heeft welbewust afgezien van het afsluiten van een zorgverzekering omdat hij geen gebruik wil maken van beschikbare redelijke alternatieven voor betaling. Deze keuze kan volledig aan hem worden toegerekend. Appellant behoort niet tot een groep van personen voor wie het girale betalingsverkeer om objectieve redenen niet toegankelijk is. De eis van girale betaling (of desnoods het gebruik van GWK Travelex) kan daarom aan appellant in redelijkheid worden gesteld. Van gebrek aan verwijtbaarheid in de zin van artikel 5:41 van de Awb is dan ook geen sprake.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:318
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 24-02-2022
CiteertitelJB 2022/80
SamenvattingOntbreken identiteitsbewijs kan niet afdoen aan afgeleid verblijfsrecht, Recht op kinderbijslag, Afgeleid verblijfsrecht, Werking art. 20 VWEU.
Samenvatting (Bron)Het ontbreken van een identiteitsbewijs kan in de omstandigheden van dit geval niet afdoen aan het afgeleide verblijfsrecht dat appellante ontleent aan artikel 20 van het VWEU en het daarmee verband houdende recht op kinderbijslag. Appellante is een derdelander/ouder met Nederlandse kinderen die zich bij haar aanvraag om kinderbijslag beroepen heeft op het arrest Chavez-Vilchez. In dit geval zullen de kinderen gedwongen zijn met appellante de Unie te verlaten als een verblijfsrecht aan appellante wordt geweigerd. Aan appellante komt daarom in beginsel een afgeleid verblijfsrecht op grond van artikel 20 van het VWEU toe. Er zijn geen aanknopingspunten om aan appellante een verblijfsrecht te ontzeggen. Het bestreden besluit is dan ook niet deugdelijk gemotiveerd. Voor de beoordeling van het recht op kinderbijslag van appellante zal de Svb nog moeten onderzoeken of appellante op grond van artikel 6, eerste lid, van de AKW als verzekerde voor de AKW kan worden aangemerkt. Hierbij is van belang de vraag vanaf welk kwartaal appellante als ingezetene van Nederland kan worden aangemerkt.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:482
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCentrale Raad van Beroep 24-02-2022
CiteertitelJB 2022/81
SamenvattingOnderdelentrechter, Omvang van het geding, Verwijtbaar geen bezwaar gemaakt tegen ingangsdatum AOR.
Samenvatting (Bron)De vraag of appellant in beroep alsnog onderdelen van het (primair) besluit van 18 januari 2021 die zien op de ingangsdatum van de toegekende voorzieningen kan aanvechten beantwoordt de Raad ontkennend. Er zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die meebrengen dat redelijkerwijs niet aan appellant kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de ingangsdatum van de toegekende aanspraken op grond van de AOR. Dit betekent dat het beroep van appellant op grond van artikel 6:13 van de Awb in zoverre niet-ontvankelijk moet worden verklaard. In de beschikbare gegevens zijn geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt dat verweerder in navolging van zijn geneeskundig adviseurs heeft ingenomen. Zoals hiervoor is geoordeeld, kunnen de lichamelijke klachten van appellant niet in verband worden gebracht met de AOR-omstandigheden. De in verband met deze klachten gevraagde voorzieningen zijn door verweerder dan ook op goede gronden niet voor vergoeding in aanmerking gebracht. Een medische noodzaak voor het toekennen van meer dan een dagdeel huishoudelijk hulp ontbreekt. Anders dan namens appellant wordt verondersteld, is het niet mogelijk op de toekomst gerichte aanvragen te honoreren, omdat nu niet kan worden vastgesteld of voor appellant in de toekomst bedoelde voorzieningen medisch noodzakelijk zijn. De door appellant gevraagde voorzieningen van extra vakantie, sociaal vervoer en deelname aan het maatschappelijk verkeer zijn geen voorzieningen die zien op de geneeskundige behandeling van het oorlogsletsel. Het bestreden besluit kan in rechte stand houden. Het beroep moet ongegrond worden verklaard.
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:360
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 08-03-2022
CiteertitelJB 2022/82
SamenvattingBewijs, Zelf in zaak voorzien, Redelijkheid en billijkheid.
Samenvatting (Bron)TLTO. Appellante heeft een deel van haar aardappelen als gevolg van de coronacrisis niet kunnen verkopen aan de aardappelverwerkende industrie. Zij heeft niet het exacte aantal vernietigde aardappelen onderbouwd, maar komt naar het oordeel van het College toch in aanmerking voor een deel van de tegemoetkoming. Beroep gegrond. Het College voorziet zelf in de zaak.
UitspraakECLI:NL:CBB:2022:96
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 15-03-2022
CiteertitelJB 2022/83
SamenvattingLast onder bestuursdwang, Procesbelang, Schadevergoedingsverzoek, Materiële en immateriële schade.
Samenvatting (Bron)Onrechtmatige last onder bestuursdwang, waarbij de maatregel is opgelegd om binnen twee uur een hond aan te bieden aan een dierenarts voor een oogoperatie. Beroep tegen de beslissing waarbij het bezwaar tegen de last onder bestuursdwang gegrond is verklaard, is niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van proces-belang. Schadevergoedingsverzoek, artikel 8:88 van de Awb. Schade die is veroorzaakt door het forceren van de voordeur bij het uitvoeren van de last onder bestuursdwang, kan aan verweerder worden toegerekend. De inspecteur van de LID en de politieagenten hebben gehandeld ter uitvoering van het onrechtmatige besluit. Zonder dit besluit zou de deur niet zijn geforceerd en de schade niet zijn ontstaan. Verweerder wordt veroordeeld tot vergoeding van de kosten voor het vervangen van het deurslot en tot een vergoeding van immateriële schade van appellant. Appellant kan geen vordering te gelde maken tot vergoeding van nadeel dat de hond heeft geleden.
UitspraakECLI:NL:CBB:2022:120
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 15-03-2022
CiteertitelJB 2022/84
SamenvattingTVL, Exceptieve toetsing, Buiten toepassing.
Samenvatting (Bron)Het College oordeelt dat de TVL Q4 2020 ten onrechte is vastgesteld zonder daarin te voorzien, zoals in de TVL Q1 2021 wel is gedaan, in een oplossing voor ondernemers die niet aan de voorwaarde voldoen dat zij op 15 maart 2020 staan ingeschreven in het handelsregister van de KvK met een SBI-code als vermeld in de bijlage bij de TVL dan wel met een bedrijfsomschrijving die aansluit op een SBI-code als vermeld in die bijlage, maar die gezien hun feitelijke activiteiten wel onder de doelgroep van de TVL vallen. Dit betekent dat de regeling op dit punt in strijd is met artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het College acht het om die reden geraden voor de betrokken groep ondernemers, onder wie appellante, de in artikel 2.1.1, tweede lid, onder d, van de TVL Q4 2020 genoemde voorwaarden buiten toepassing te laten. Het artikelonderdeel wordt niet onverbindend verklaard omdat het in veel gevallen wel een adequate bepaling is.
UitspraakECLI:NL:CBB:2022:116
Artikel aanvragenVia Praktizijn