Rubriek | Hoge Raad |
---|---|
Titel | Hoge Raad 22-03-2022 |
Citeertitel | AB 2022/200 ![]() |
Samenvatting | Verdachte voldoet opzettelijk niet aan de vordering van een politieambtenaar om een verkeersplek te verlaten. Veroordeling voor art. 184 Sr onjuist. Art. 160 lid 7 (oud) WVW 1994 bevat geen uitdrukkelijke vorderingsbevoegdheid. Strafbaarstelling als overtreding in art. 177 lid 1 onder a, in verbinding met art. 178 lid 2 WVW 1994. |
Samenvatting (Bron) | Niet voldoen aan ambtelijk bevel, art. 184.1 Sr. Bevat art. 160.7 (oud) WVW 1994 een bevelsbevoegdheid? HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2008:BB4108 over het vereiste van een uitdrukkelijke bevelsbevoegdheid. Blijkens de bewezenverklaring en de kwalificatie heeft hof geoordeeld dat de door de betrokken politieambtenaar gegeven vordering de desbetreffende plek te verlaten een krachtens art. 160.7 (oud) WVW 1994 gedane vordering is, die heeft te gelden als een krachtens wettelijk voorschrift gegeven bevel of gedane vordering in de zin van art. 184.1 Sr. Op grond daarvan heeft hof geoordeeld dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het in art. 184 Sr bedoelde misdrijf. Dat oordeel geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting, in aanmerking genomen dat art. 160.7 (oud) WVW 1994 een onder bepaalde omstandigheden geldende verplichting bevat voor bestuurder - waarvan niet-naleving in WVW 1994 (art. 177.1.a jo. art. 178.2) als overtreding is strafbaar gesteld - maar niet inhoudt dat betrokken ambtenaar gerechtigd is tot het geven van het bevel. Volgt vernietiging en terugwijzing. |
Annotator | C.E. Huls ![]() ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2022:399 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
---|---|
Titel | Raad van State 26-04-2022 |
Citeertitel | AB 2022/201 ![]() |
Samenvatting | Uitspraak Rechtbank Limburg dat dwangsom die bij zowel bestuurder als rechtspersoon is ingevorderd en twee keer ‘dezelfde beurs’ raakt, wordt vernietigd door de Afdeling. Dwangsom mag aan zowel bestuurder als rechtspersoon worden opgelegd én ingevorderd, ook al betreft het feitelijk hetzelfde vermogen. |
Samenvatting (Bron) | Bij onderscheiden besluiten van 28 mei 2018 heeft het college aan zowel [appellant sub 2] als De Handwijzer een last onder dwangsom opgelegd voor het gebruiken van afvalstoffen als co-substraten en mest van buiten de inrichting gelegen aan de Veld-Oostenrijk 50 te Horst aan de Maas in de covergistingsinstallatie en het niet ter plaatse binnen de inrichting aanwezig hebben van een cv-installatie of fakkel-installatie. [appellant sub 2] exploiteert een intensieve veehouderij (inclusief brijvoerkeuken) en een mestbewerkings- en verwerkingsinstallatie in de inrichting. Uit de controlerapporten van 17 september 2018 en 4 december 2018 blijkt dat na afloop van de begunstigingstermijn 33 vrachten met mest zijn aangevoerd van buiten de inrichting. |
Annotator | T.N. Sanders ![]() |
Link | Volledige tekst annotatie (Handhavingsrecht.nl)![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2022:1234 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
---|---|
Titel | Raad van State 06-04-2022 |
Citeertitel | AB 2022/202 ![]() |
Samenvatting | Omgevingsvergunning voor oprichting gebouw voor coffeeshop. Opnemen gebruiksverbod coffeeshop in bestemmingsplan is mogelijk. |
Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 24 december 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam een omgevingsvergunning verleend aan Best Friends Zuid Oost B.V. voor het oprichten van een gebouw ten behoeve van een coffeeshop op kavel 206a gelegen aan het kruispunt Holterbergweg met Herikerbergweg in Amsterdam. Best Friends Zuid Oost B.V. heeft op 19 september 2018 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning om een gebouw op te richten ten behoeve van een coffeeshop op kavel 206a gelegen aan het kruispunt Holterbergweg met Herikerbergweg in Amsterdam. Bij besluit van 24 december 2018 heeft het college de door Best Friends Zuid Oost B.V. gewenste omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, verleend. |
Annotator | T. de Groot ![]() |
Link | Volledige tekst annotatie (Stijladvocaten.nl)![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2022:1001 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Centrale Raad van Beroep |
---|---|
Titel | Centrale Raad van Beroep 16-02-2022 |
Citeertitel | AB 2022/203 ![]() |
Samenvatting | Lagere vaststelling pgb wegens onvoldoende verantwoording besteding pgb en twijfels over de kwaliteit van de ingekochte zorg. Rechter geeft uitleg over het afwegingskader dat het bestuursorgaan moet toepassen. |
Samenvatting (Bron) | Uiteenzetting wettelijk systeem Wlz-pgb. |
Annotator | A. Tollenaar ![]() |
Link | Volledige tekst annotatie (RuG.nl)![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:CRVB:2022:250 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | College van Beroep voor het bedrijfsleven |
---|---|
Titel | College van Beroep voor het bedrijfsleven 14-12-2021 |
Citeertitel | AB 2022/204 ![]() |
Samenvatting | Afgeleid belang. Polishouders zijn belanghebbende bij een instemming van DNB met een fusie tussen levensverzekeraars. Dat er een specifieke verzetregeling geldt doet daar niet aan af. |
Samenvatting (Bron) | Artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht Artikel 4:17, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht Artikel 4:18, van de Algemene wet bestuursrecht Artikel 6:19, van de Algemene wet bestuursrecht Artikel 3:112, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht Artikel 3:118, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op het financieel toezicht Artikel 3:119, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht Artikel 3:119, vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht Hoger beroep, College bevestigt de aangevallen uitspraak, verwijst terug naar de rechtbank. Verweerders zijn belanghebbenden bij het instemmingsbesluit. Verweerders komen op voor een naar zijn aard individueel belang, namelijk hun eigen, persoonlijke financiële positie. Het belang van verweerders is weliswaar een afgeleide belang, maar in lijn met vuistregel 3 uit de conclusie van Widdershoven is het College van oordeel dat in dit geval dit afgeleide belang niet aan verweerders kan worden tegengeworpen. De in het geding zijnde belangen rechtvaardigen een zelfstandige aanspraak op rechtsbescherming. Verder ziet het College voldoende objectief en actueel belang bij het instemmingsbesluit voor verweerders. DNB is een dwangsom verschuldigd per cluster van verweerders in de zaken 21/448 en 21/449. |
Annotator | R. Stijnen ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:CBB:2021:1063 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | College van Beroep voor het bedrijfsleven |
---|---|
Titel | College van Beroep voor het bedrijfsleven 14-12-2021 |
Citeertitel | AB 2022/205 ![]() |
Samenvatting | Afgeleid belang. Een pensioenfonds is geen belanghebbende bij een besluit van een bedrijfstakpensioenfonds dat tot gevolg heeft dat zij de helft van haar aangesloten deelnemers verliest. |
Samenvatting (Bron) | Hoger beroep. Het College volgt de rechtbank in haar oordeel dat CRH slechts een afgeleid en geen rechtstreeks betrokken belang heeft bij de intrekkingsbesluiten. Met juistheid heeft de rechtbank overwogen dat het belang van CRH een parallel belang betreft dat gelijk loopt aan het belang van de ondernemingen en het belang van de ondernemingen zelf niet overtreft. Hoewel de intrekkingsbesluiten de (financiële) belangen van CRH via de met de ondernemingen gesloten overeenkomsten (ernstig) kunnen raken, hebben zij, anders dan CRH aanvoert, geen (direct) gevolg voor de rechten en plichten van CRH in haar hoedanigheid van pensioenuitvoerder. Voorts zijn de intrekkingsbesluiten genomen omdat niet meer werd voldaan aan het wettelijke voorschrift dat de eigen pensioenregeling van de werkgever financieel gelijkwaardig dient te zijn aan die van het bedrijfspensioenfonds. Zij hebben geen betrekking op de kwaliteit van CRH als pensioenuitvoerder. |
Annotator | R. Stijnen ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:CBB:2021:1080 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | College van Beroep voor het bedrijfsleven |
---|---|
Titel | College van Beroep voor het bedrijfsleven 25-05-2021 |
Citeertitel | AB 2022/206 ![]() |
Samenvatting | Verweerder mocht in redelijkheid van de bevoegdheid tot terugvordering gebruik maken. Niet doorbetalen penvoerder interne aangelegenheid. |
Samenvatting (Bron) | Kaderwet EZ-subsidies |
Annotator | J.E. van den Brink ![]() ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:CBB:2021:519 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Rechtbanken |
---|---|
Titel | Rechtbank Zeeland-West-Brabant 14-01-2022 |
Citeertitel | AB 2022/207 ![]() |
Samenvatting | Het UWV moet bij het lager dan verlening vaststellen van de NOW-subsidie een belangenafweging maken op grond van artikel 4:46 lid 2 Awb |
Samenvatting (Bron) | Now-2 subsidievaststelling. Eiseres heeft zich niet gehouden aan de verplichting om geen ontslagaanvraag in te dienen in de subsidieperiode. Bevoegdheid om subsidie lager vast te stellen volgt uit artikel 4:46, tweede lid, onder b, van de Awb. Minister heeft het algemeen belang zwaarder kunnen wegen dan het belang van eiseres. |
Annotator | J.R. van Angeren ![]() ![]() |
Uitspraak | ECLI:NL:RBZWB:2022:156 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |