AB Rechtspraak Bestuursrecht

Uitgever Wolters Kluwer
Tijdschrift AB Rechtspraak Bestuursrecht
Datum 08-08-2022
Aflevering 29
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 08-06-2022
CiteertitelAB 2022/217
SamenvattingPrivaatrechtelijke overeenkomst tussen gemeente en derde is niet bestuursrechtelijk handhaafbaar omdat een overeenkomst geen wettelijk voorschrift is.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 3 december 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van De Ronde Venen een verzoek van [appellant] om handhavend op te treden afgewezen. [appellant] woont in de [locatie 1] te Amstelhoek. Volgens hem parkeren de bewoners van de huurwoningen op [locatie 2] en [locatie 3] in die straat hun auto in hun tuin. Daardoor worden volgens hem het aanzien, de leefbaarheid en de verkeersveiligheid in de straat en de waarde van zijn koopwoning geschaad. Hij heeft het college verzocht om handhavend op te treden, de bewoners op te dragen hun tuin met groen in te richten en hun auto te parkeren in de parkeervakken aan de overzijde van hun woning. Dat was in 1984 de bedoeling bij de verkoop van de grond voor de bouw van die woningen door de gemeente Mijdrecht aan Bouwvereniging Sint Johannes de Doper, als vermeld in de daarvan opgemaakte notariële akte. Het college heeft het verzoek afgewezen omdat niet is gebleken dat sprake is van overtreding.
AnnotatorT.N. Sanders
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:1605
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 18-05-2022
CiteertitelAB 2022/218
SamenvattingAppellant raakt rijbewijs kwijt na te hoog percentage cannabis in bloed. Geen medicinaal cannabisgebruik.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 25 mei 2020 heeft de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen het rijbewijs van [appellant] vanaf 1 juni 2020 ongeldig verklaard. [appellant] is op 4 november 2019 staande gehouden als bestuurder van een voertuig, omdat de politie zag dat hij een joint in zijn hand had en deze aanstak. De vervolgens afgenomen speekseltest gaf een indicatie voor de stof cannabis. Daarop is [appellant] aangehouden en is op het politiebureau een bloedtest afgenomen. In zijn bloed is 3,8 µg/l cannabis aangetroffen. De grenswaarde voor deze stof is 3,0 µg/l. De politie heeft na de aanhouding aan het CBR schriftelijk mededeling gedaan in de zin van artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 van het vermoeden dat [appellant] niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van de categorieën van motorrijtuigen waarvoor het rijbewijs is afgegeven.
AnnotatorA.C. Hendriks
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:1433
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 09-03-2022
CiteertitelAB 2022/219
SamenvattingGelet op de grote gevolgen voor appellant, terwijl niets bekend is over de aard en ernst van het gevaar, heeft het college onvoldoende gemotiveerd dat in dit geval niet volstaan had kunnen worden met een minder zware sanctie.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 9 juni 2020 heeft het college de revisievergunningen voor de [locatie 1] in Lieshout en voor de [locatie 2] in Mariahout met onmiddellijke ingang ingetrokken. [appellant] exploiteert twee varkensbedrijven aan de [locatie 1] in Lieshout en aan de [locatie 2] in Mariahout. Voor beide bedrijven is een revisievergunning verleend. Naar aanleiding van een bericht van de officier van justitie als bedoeld in artikel 26 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur heeft het college besloten een onderzoek ingevolge de Wet Bibob naar [appellant] in te stellen. In het kader van het Bibob-onderzoek heeft het [appellant] bij brief van 20 januari 2020 verzocht een formulier in te vullen. [appellant] heeft niet op deze brief gereageerd. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Wet Bibob wordt de weigering om een dergelijk formulier in te vullen van rechtswege aangemerkt als een geval waarin sprake is van ernstig gevaar.
AnnotatorE.F. Binnendijk , R.J.H. Bruggeman
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:695
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 02-03-2022
CiteertitelAB 2022/220
SamenvattingDe datum van de overtreding is bepalend voor het antwoord op de vraag aan wie de boete kan worden opgelegd. Niet de datum van de boetebeschikking.
Samenvatting (Bron)Bij afzonderlijke besluiten van 1 oktober 2019 heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. [bedrijf] een boete opgelegd van 20.000,00 en [appellante sub 2] een boete van 12.000,00 wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen. De staatssecretaris heeft daarnaast besloten tot openbaarmaking van inspectiegegevens. De door een arbeidsinspecteur van de Inspectie SZW op ambtseed opgemaakte boeterapporten van 26 april 2019 houden in dat de Nederlandse Arbeidsinspectie in het kader van het toezicht op erkende referenten, als bedoeld in de Wet modern migratiebeleid, een onderzoek heeft ingesteld naar [bedrijf]. Deze eenmanszaak is met ingang van 28 juni 2018 overgedragen aan [appellante sub 2]. Uit een administratief onderzoek is gebleken dat drie vreemdelingen, van Russische nationaliteit, als kennismigranten werkzaam waren voor [bedrijf].
AnnotatorC.M.M. van Mil , R.P.A. Kraaijeveld
LinkVolledige tekst artikel (Hekkelman.nl)
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:619
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekAfdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
TitelRaad van State 13-10-2021
CiteertitelAB 2022/221
SamenvattingHet college van Amsterdam was niet verplicht om op grond van artikel 9 en 14 EVRM voor snorfietsers die op de rijbaan moeten rijden een uitzondering te maken op de helmplicht.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 7 mei 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam de aanvraag van [appellant] om ontheffing van de verplichting om als bestuurder van een snorfiets een helm te dragen afgewezen. Op 11 december 2018 heeft het college het Verkeersbesluit Snorfiets naar de rijbaan met helmplicht te Amsterdam genomen. Het verkeersbesluit is op 8 april 2019 in werking getreden. Het besluit strekt ertoe de snorfiets te verplaatsen van de daarin genoemde fietspaden naar de rijbaan en deze fietspaden aan te wijzen als verplicht fietspad, waarop snorfietsen niet is toegestaan. Het besluit leidt ertoe dat snorfietsen in Amsterdam op de meeste vrijliggende fietspaden binnen de Ring A10 niet zijn toegestaan. Snorfietsers moeten gebruik maken van de rijbaan en een helm dragen. Op 28 maart 2019 heeft [appellant] bij het college een aanvraag ingediend om ontheffing van de helmplicht vanwege religieuze overtuigingen.
AnnotatorS. Philipsen , A. Vleugel
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:2288
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCentrale Raad van Beroep
TitelCentrale Raad van Beroep 02-06-2022
CiteertitelAB 2022/222
SamenvattingVoorwaardelijk strafontslag na invoering van de Wnra is niet mogelijk.
Samenvatting (Bron)Ten onrechte strafontslag gegeven. Plichtsverzuim. Raadpleging Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens Verstrekkingsvoorziening waarvan bekend was dat dit niet mocht. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de bijzondere omstandigheden van het geval meebrengen dat de disciplinaire straf van ongevraagd ontslag als onevenredig moet worden beschouwd. Gezien de omstandigheden had het bestuur naar het oordeel van de Raad moeten volstaan met een berisping. Betrokkene heeft de ingebrekestelling te vroeg verstuurd, zodat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Wet normalisering rechtspositie ambtenaren. De rechtbank kon niet per de datum van de uitspraak een voorwaardelijk strafontslag opleggen, omdat op de arbeidsovereenkomst de bepalingen uit de CAR-UWO niet van toepassing zijn. Verzoek om schadevergoeding afgewezen.
AnnotatorL.H. Janssen
UitspraakECLI:NL:CRVB:2022:1257
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
TitelCollege van Beroep voor het bedrijfsleven 21-12-2021
CiteertitelAB 2022/223
SamenvattingDe minister had het bezwaar niet kennelijk ongegrond mogen verklaren. Weliswaar heeft het eerdere besluit formele rechtskracht, maar vanwege het ontbreken van een motivering valt niet te beoordelen of dat eerdere besluit niet evident onrechtmatig is (in welk geval er een uitzondering wordt gemaakt op de formele rechtskracht). Minister moet huiswerk opnieuw doen.
Samenvatting (Bron)GLB; herberekening uitbetaling vanwege opgelegde randvoorwaardenkorting, die in rechte vast staat. In beginsel uitgaan van rechtmatigheid korting, tenzij sprake is van uitzonderlijke gevallen; dan kunnen gronden gericht tegen korting ook in deze procedure aan de orde komen. Hier niet duidelijk hoe de (totale) korting tot stand is gekomen. Verweerder heeft ook niet gereageerd op gestelde betalingsonmacht. Geen kennelijk ongegrond bezwaar, dus (ook) schending hoorplicht.
AnnotatorT.N. Sanders
LinkVolledige tekst annotatie (Handhavingsrecht.nl)
UitspraakECLI:NL:CBB:2021:1096
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekGerechtshoven
TitelGerechtshof Amsterdam 29-03-2022
CiteertitelAB 2022/224
SamenvattingOverheidsaansprakelijkheid. Na ten onrechte weigeren omgevingsvergunning aan Zicob verbreekt formele rechtskracht weigering huisvestingsvergunning causaal verband niet.
Samenvatting (Bron)Overheidsaansprakelijkheid. Voorschot op schadevergoeding na ten onrechte weigeren omgevingsvergunning en huisvestingsvergunning.
AnnotatorT. Groot , M.H.J. van Driel
LinkVolledige tekst annotatie (Stijladvocaten.nl)
UitspraakECLI:NL:GHAMS:2022:932
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekRechtbanken
TitelRechtbank Noord-Holland 22-04-2022
CiteertitelAB 2022/225
SamenvattingDe snelheidsmaatregel voldoet niet aan de eisen die art. 6, derde lid, Habitatrichtlijn daaraan stelt, zodat de door de maatregel gecreëerde depositieruimte ten onrechte in het stikstofregistratiesysteem is opgenomen.
Samenvatting (Bron)Stikstofregistratiesysteem (ssrs). Vergunning voor woningbouwproject op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming. Bronmaatregel snelheidsverlaging op snelwegen naar 100 km/u in Regeling natuurbescherming. De snelheidsmaatregel is als generieke bronmaatregel voor het gehele land in de Rnb opgenomen. De stikstofdepositieruimte die de snelheidsverlaging in grote delen van het land genereert, wordt op basis van de Rnb in zijn totaliteit ingezet ten behoeve van woningbouw- en tracéprojecten door het hele land. De locatie van de vrijgekomen stikstofdepositieruimte heeft geen relatie met de locatie van het project ten behoeve waarvan de vrijgekomen ruimte wordt ingezet. Dit brengt met zich mee dat de maatregel tot verlaging van de maximumsnelheid op rijkssnelwegen naar 100 km/uur als zodanig en ook overige (nog in te voeren) bronmaatregelen die op vergelijkbare generieke wijze in de Rnb worden opgenomen op zichzelf aan de eisen van artikel 6, derde lid, van de Habitat Richtlijn moeten voldoen. Op grond van dat artikel is vereist dat de zekerheid is verkregen dat een plan of project, zoals de snelheidsverlaging, de natuurlijke kenmerken van N2000-gebieden niet zal aantasten. Het is daarom ook niet toegestaan bronmaatregelen die zelf niet voldoen aan de Habitat Richtlijn binnen het ssrs in te zetten. Artikel 2.4, eerste lid en onder a, Rnb, waarin de snelheidsverlaging tot 100 km/uur als bronmaatregel is opgenomen, is in strijd met artikel 6, derde lid, van de Habitat Richtlijn. Uit rapporten blijkt immers dat niet is uitgesloten dat door de snelheidsmaatregel de natuurlijke kenmerken van N2000-gebieden worden aangetast. De depositieruimte die door de snelheidsverlaging wordt gecreëerd is dan ook ten onrechte in het ssrs opgenomen. Dit betekent dat verweerder reeds hierom de depositieruimte die door de snelheidsverlaging is gecreëerd niet heeft mogen inzetten ter vermindering van het door het project veroorzaakte stikstofdepositie en reeds daarom niet heeft kunnen concluderen dat de zekerheid bestaat dat het woningbouwproject de natuurlijke kenmerken van het N2000-gebied NHDR niet zal aantasten. Dat is gelet op artikel 2.8, derde lid, Wnb wel vereist om vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, Wnb te kunnen verlenen.
AnnotatorR.H.W. Frins
UitspraakECLI:NL:RBNHO:2022:3375
Artikel aanvragenVia Praktizijn