Jurisprudentie in Nederland

Uitgever Sdu
Tijdschrift Jurisprudentie in Nederland
Datum 25-09-2022
Aflevering 7
RubriekArbeidsrecht
TitelHoge Raad 17-06-2022
CiteertitelJIN 2022/119
SamenvattingConcurrentiebeding, Belangenafweging, Bescherming bedrijfsdebiet, Binding, Vervanging.
Samenvatting (Bron)Arbeidsrecht. Concurrentiebeding. Art. 7:653 lid 3 onder b BW. Belang werkgever om werknemer nog een zekere tijd in dienst te houden.
AnnotatorR.A.M. Mohamed
UitspraakECLI:NL:HR:2022:894
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsrecht
TitelGerechtshof Amsterdam 05-04-2022
CiteertitelJIN 2022/120
SamenvattingOveruren, Achterstallig salaris, Klachtplicht.
Samenvatting (Bron)Vordering van 4 ex-werknemers tegen Horecabedrijf, strekkende tot onder meer betaling van een groot aantal overuren. Werkgever beroep zich op schending van de klachtplicht van artikel 6:89 BW. In HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4600 (Van de Steeg/Rabobank) is overwogen dat de klachtplicht van artikel 6:89 BW ziet op alle verbintenissen. De klachtplicht ziet slechts op gebrekkige of ondeugdelijke prestaties en niet op andere vormen van niet-nakoming. Dat volgt uit de bewoordingen van artikel 6:89 BW en HR 23 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3531 (Brocacef/Simons). De ratio van de klachtplicht is het behoeden van de schuldenaar tegen late en daardoor moeilijk te betwisten klachten, en tegen vorderingen waarop hij zich, gezien het tijdsverloop niet meer behoefde in te stellen. De rechtspraak en literatuur zijn verdeeld over het toepassingsbereik van de klachtplicht in het arbeidsrecht, wanneer het gaat om vorderingen tot betaling van achterstallig loon (zie onder meer mr. J.J. Valk, Het toepassingsbereik van de klachtplicht, MvV 2020, p.43-52 en TAP 2020/8, nr. 297). Naar het oordeel van het hof ontbreken goede gronden om loon- en aanverwante vorderingen buiten het bereik van de klachtplicht te houden in situaties waar sprake is van een voor de werknemer duidelijk kenbaar gebrek in de prestatie. Wel bestaat er aanleiding, gelet op de gedachte van ongelijkheidscompensatie en bescherming van de werknemer die ten grondslag ligt aan het dwingendrechtelijk karakter van titel 10 van boek 7 BW, om een beroep van de werkgever op schending van de klachtplicht door de werknemer terughoudend te toetsen. In deze zaken slaagt het door de werkgever gedane beroep op schending van de klachtplicht. De vordering van de werknemers ziet op betaling van een groot aantal overuren, bestaande uit na sluitingstijd gewerkte uren. De werknemers wisten dat zij krachtens de cao aanspraak hadden op compensatie van of betaling van overuren. Maandelijks was op hun loonstroken te zien dat er overuren werden betaald, die gebaseerd waren op presentielijsten. Vast staat ook dat de werknemers hun loonstroken steeds hebben ontvangen. Ten slotte weegt het hof mee dat de overuren waarvan betaling wordt verlangd geen incidentele uren betreffen (waarbij het uitblijven van betaling over het hoofd gezien zou kunnen zijn) maar structurele uren met steeds dezelfde bron: het werken na sluitingstijd. Het gaat daarbij om ongeveer 1/3 van het totaal aantal uren. Wetsartikelen: 6:89 BW
AnnotatorJ.C.A. Ettema
UitspraakECLI:NL:GHAMS:2022:1061
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsrecht
TitelGerechtshof Arnhem-Leeuwarden 30-05-2022
CiteertitelJIN 2022/121
SamenvattingKwalificatie, Arbeidsovereenkomst, Bestuurder, Gezagsverhouding, X/Gemeente Amsterdam, Opzegverbod, Van Kalmthoutleer, Uitnodiging AvA, Billijke vergoeding.
Samenvatting (Bron)Arbeidsrecht, Wwz. Kwalificatievraag bij ontslagen bestuurder. Verzoekschrift of dagvaarding? IJkmoment voor inroepen ontslagverbod tijdens ziekte van bestuurder. Hoogte billijke vergoeding. Werkelijke kosten juridische bijstand of liquidatietarief.
AnnotatorW. Blom
UitspraakECLI:NL:GHARL:2022:4294
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsrecht
TitelGerechtshof Arnhem-Leeuwarden 20-06-2022
CiteertitelJIN 2022/122
SamenvattingCao NU, Ketenregeling, Afwijking bij cao.
Samenvatting (Bron)Afwijking in cao-NU opvolgend werkgeverschap, artikel 7:668a lid 6 jo. 7:668a lid 2 BW. Geen strijd met richtlijn of wet, geen misbruik van recht.
AnnotatorF.L. Bakker
UitspraakECLI:NL:GHARL:2022:5128
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekArbeidsrecht
TitelRechtbank Noord-Holland 11-05-2022
CiteertitelJIN 2022/123
SamenvattingOngeval, Overleden, Schadeplichtig, Arbeidsongeval, Werkgeversaansprakelijkheid.
Samenvatting (Bron)Vordering schadevergoeding ex art 7:658 BW afgewezen; ongeval houdt onvoldoende nauw verband met werk dus geen toepassing art 7:658 BW. Geen aansprakelijkheid ex art 7:611 BW omdat geen sprake van slecht werkgeverschap.
AnnotatorD. Herfst
LinkVolledige tekst annotatie (HVGlaw.nl)
UitspraakECLI:NL:RBNHO:2022:5116
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekPersonen- en familierecht
TitelHoge Raad 13-05-2022
CiteertitelJIN 2022/124
SamenvattingPrejudiciële beslissing, Draagmoederschap, Internationaal privaatrecht.
Samenvatting (Bron)Prejudiciële vragen (art. 392 Rv). Draagmoederschap en internationaal privaatrecht. Toepasselijk recht, erkenning van buitenlandse rechterlijke beslissing en buitenlandse akte. Inschrijving van buitenlandse geboorteakte in registers burgerlijke stand. Draagmoeder en haar echtgenoot belanghebbenden (art. 798 Rv)? De Hoge Raad ziet af van beantwoording van de prejudiciële vragen.
UitspraakECLI:NL:HR:2022:685
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelGerechtshof 's-Hertogenbosch 08-03-2022
CiteertitelJIN 2022/125
SamenvattingEx-samenlevers, Eenvoudige gemeenschap, Vergoedingsrechten.
Samenvatting (Bron)verdeling eenvoudige gemeenschap, ex-samenwoners, vergoedingsrecht
AnnotatorC.M. Mellema
UitspraakECLI:NL:GHSHE:2022:735
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelGerechtshof 's-Hertogenbosch 19-05-2022
CiteertitelJIN 2022/126
SamenvattingEigen aandeel alimentatiegerechtigde, Zelfstandig verzoek niet-ontvankelijk, Bekrachtiging contact- en informatieregeling.
Samenvatting (Bron)bekrachtiging contact- en informatieregeling; bekrachtiging afwijzing verzoek tot wijziging kinderalimentatie
AnnotatorF.R. Menso
UitspraakECLI:NL:GHSHE:2022:1579
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekOndernemingsrecht
TitelHoge Raad 13-05-2022
CiteertitelJIN 2022/127
SamenvattingBestuurdersaansprakelijkheid, Limitatieve opsomming matigingsgronden.
Samenvatting (Bron)Ondernemingsrecht, bestuurdersaansprakelijkheid; art. 2:248 BW. Limitatieve opsomming matigingsgronden art. 2:248 lid 4, eerste zin, BW?
AnnotatorT. Hekman
UitspraakECLI:NL:HR:2022:691
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelGerechtshof 's-Hertogenbosch 09-06-2022
CiteertitelJIN 2022/128
SamenvattingPersonenvennootschappen, Commanditaire vennootschap, Afgescheiden vermogen, Hovuma/Spreeuwenberg-arrest, Vorderingsrecht commanditaire vennootschap, Faillissement, Cessie.
Samenvatting (Bron)bij de commanditaire vennootschap is sprake van een afgescheiden vermogen / een commanditaire vennootschap kan procespartij zijn (artikel 51 Rv) / de vermeende vordering behoort toe aan de commanditaire vennootschap en niet aan de beherend vennoot / het faillissementsverzoek had dan ook door de commanditaire vennootschap moeten worden ingediend / de beherend vennoot is niet-ontvankelijk / art. 6 lid 3 Fw / overigens niet summierlijk gebleken dat de commanditaire vennootschap een vorderingsrecht heeft / de discussie tussen partijen is te ingewikkeld voor een faillissementsprocedure / afwijzing van de faillietverklaring / bekrachtiging beschikking en gewone proceskostenveroordeling (liquidatietarief)
AnnotatorE.P.C. Duinkerke , L.D. Braakhuis
LinkVolledige tekst annotatie (Dekempenaer.nl)
UitspraakECLI:NL:GHSHE:2022:1836
Artikel aanvragenVia Praktizijn
TitelRechtbank Gelderland 08-06-2022
CiteertitelJIN 2022/129
SamenvattingIncidentele vordering ex art. 223 Rv tot benoeming tijdelijk bestuurder, Geen sprake van wanbeleid, Verstoorde verhoudingen tussen partijen (bestuurders-aandeelhouders), maar geen impasse in uitoefening bestuurstaak, Vordering afgewezen.
Samenvatting (Bron)Incidentele vordering ex art. 223 Rv tot benoeming tijdelijk bestuurder. Geen sprake van wanbeleid. Verstoorde verhoudingen tussen partijen (bestuurders-aandeelhouders), maar geen impasse in uitoefening bestuurstaak. Vordering afgewezen.
AnnotatorB. Verkerk
UitspraakECLI:NL:RBGEL:2022:2904
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekInsolventierecht
TitelHoge Raad 10-06-2022
CiteertitelJIN 2022/130
SamenvattingArt. 29 Fw, Voortzetting procedure na einde faillissement ex art. 193 Fw, Ontbonden rechtspersoon, Eigen beursje ex art. 245 Rv.
Samenvatting (Bron)Art. 81 lid 1 RO. Procesrecht. Verbintenissenrecht. Faillissementsrecht. Rechtsgevolg van niet-betwisting door gefailleerde koper van in haar faillissement ter verificatie ingediende vordering van verkoper (art. 196-197 Fw in verbinding met art. 126 Fw). Veroordeling van cassatieadvocaat in de kosten van de cassatieprocedure (art. 245 Rv)? Wettelijke rente over nakosten.
AnnotatorA.C.A.D. Bakker
UitspraakECLI:NL:HR:2022:853
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCiviel recht
TitelHoge Raad 10-06-2022
CiteertitelJIN 2022/131
SamenvattingEconomische eigendom, Inbreng in commanditaire vennootschap, Waardevermeerdering, Dwingende bewijskracht onderhandse akte.
Samenvatting (Bron)Verbintenissenrecht. Inbreng perceel grond in commanditaire vennootschap. Is sprake van inbreng economische eigendom en deelt vennoot bij uittreden mee in waardevermeerdering van perceel? Uitleg C.V.-akte; Haviltex-criterium.
AnnotatorI.W. van Osch
UitspraakECLI:NL:HR:2022:852
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekCiviel recht
TitelHoge Raad 24-06-2022
CiteertitelJIN 2022/132
SamenvattingVerrekeningsverklaring, Beslag, Verhaal op huurtoeslag, Oude huurvordering, Rente en kosten.
Samenvatting (Bron)Verbintenissenrecht. Huurrecht woonruimte. Art. 6:127 lid 1 BW. Verrekeningsverklaring. Art. 45 Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. Kan verhuurder beslag leggen op huurtoeslag van huurder voor oude huurschuld? Strekt beslag ook tot verhaal van rente en kosten?
AnnotatorW.A. Braams
UitspraakECLI:NL:HR:2022:931
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStrafrecht
TitelHoge Raad 19-04-2022
CiteertitelJIN 2022/133
SamenvattingMedeplegen doodslag en brandstichting in 2003.
Samenvatting (Bron)Posbank-zaak. Medeplegen doodslag en brandstichting in 2003. 1. Post-Keskin. Afwijzing van ttz. in h.b. gedaan verzoek tot horen van getuige die in natuurgebied de Posbank iemand op de grond heeft zien liggen en zag dat er twee personen liepen. Getuige à charge of à décharge? 2. Maximale duur van gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel, art. 36f Sr. Kon hof duur van gijzeling op 365 dagen bepalen? Ad 1. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2017:1015 m.b.t. motiveringseisen aan getuigenverzoeken en HR:2021:576 (post-Keskin) m.b.t. beoordeling van getuigenverzoeken door feitenrechter in situatie dat verzoek betrekking heeft op getuige t.a.v. wie verdediging ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl getuige al (in vooronderzoek of anderszins) belastende verklaring heeft afgelegd. Verdediging heeft aan getuigenverzoek ten grondslag gelegd dat zij getuige wenst te bevragen over (i) het feit dat getuige volgens artikel in tijdschrift had verklaard dat hij toenmalige medeverdachte bij behandeling van zaak in eerste aanleg ttz. heeft herkend en niet een dergelijke uitlating over verdachte heeft gedaan, en (ii) totstandkoming van een compositietekening waaraan getuige heeft meegewerkt. s Hofs kennelijke oordeel dat dit verzoek niet is gericht op het horen van getuige over een door deze persoon afgelegde verklaring zoals die door rechter voor bewijs van tlgd. feiten zou kunnen worden gebruikt of al is gebruikt, waarvoor zou gelden dat geen nadere onderbouwing van het belang bij oproepen en horen van betreffende persoon mag worden verlangd, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. HR neemt daarbij in aanmerking dat hof de bij alarmcentrale binnengekomen melding en verklaring van getuige over wat hij in het natuurgebied de Posbank heeft waargenomen, uitsluitend voor bewijs van tlgd. feiten heeft gebruikt v.zv. melding en verklaring inhouden dat getuige langs parkeerplaats in natuurgebied de Posbank fietste, daar op de grond iemand in een wit shirt met een grote rode plek op zijn rug heeft zien liggen, dat hij zag dat er 2 personen liepen en dat hij via alarmnummer 112 de politie op de hoogte heeft gesteld van zijn vermoeden dat hij getuige was van misdrijf. Deze door hof aan verklaring van getuige ontleende feiten en/of omstandigheden, die op zichzelf geen betrekking hebben op betrokkenheid van verdachte bij tlgd. feiten en/of omstandigheden waarover verdediging de getuige wenst te (doen) ondervragen, zijn door verdediging niet betwist. In deze situatie geldt dus de in HR:2017:1015 neergelegde regel dat verzoek tot oproepen en horen van getuigen door verdediging moet worden gemotiveerd. HR:2021:576 heeft daarin geen verandering gebracht. Hof heeft verzoek tot horen van getuige afgewezen op de grond dat noodzaak daartoe niet is gebleken. Hieraan heeft hof in de kern ten grondslag gelegd dat getuige in politieonderzoek algemene en weinig onderscheidende signalementen heeft gegeven die niet voor het bewijs zullen worden gebruikt, en dat ook overigens gelet op aard van die signalementen en wat verdediging aan verzoek ten grondslag heeft gelegd, het stellen van vragen over herkenning van medeverdachte, het al dan niet herkennen van verdachte en totstandkoming van compositietekening van geen belang is voor door hof te nemen beslissingen. In aanmerking genomen wat verdediging ter onderbouwing van getuigenverzoek heeft aangevoerd, is dat oordeel niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Ad 2. HR ambtshalve: Hof heeft verdachte schadevergoedingsmaatregel opgelegd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 364 dagen gijzeling. O.g.v. art. 36f.5 Sr bepaalt rechter bij oplegging van maatregel de duur volgens welke met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling kan worden toegepast. Duur van gijzeling beloopt ten hoogste 1 jaar, waarbij in deze zaak geldt dat onder 1 jaar 360 dagen moet worden verstaan (vgl. HR:2021:812). HR zal zelf duur van gijzeling aldus verminderen dat is voldaan aan wettelijk bepaald maximum van 1 jaar. Volgt verwerping. Vervolg op HR:2019:1983.
AnnotatorA. Briejer
UitspraakECLI:NL:HR:2022:498
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStrafrecht
TitelHoge Raad 31-05-2022
CiteertitelJIN 2022/134
SamenvattingMeewerken aan controle gegevensdragers als bijzondere voorwaarde?
Samenvatting (Bron)Bezit en vervaardigen kinderporno, meermalen gepleegd (art. 240b.1 Sr) en ontucht met buurmeisje, meermalen gepleegd (art. 247 Sr). Bijzondere voorwaarde, art. 14c.2.14 Sr en art. 14c.2.5 (oud) Sr. Uitleg van andere voorwaarden, het gedrag van veroordeelde betreffende. Kon hof controle aan huis van digitale gegevensdragers opleggen als bijzondere voorwaarde? HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2020:1215 en HR:2015:2981, inhoudende dat het bij deze bijzondere voorwaarde gaat om voorwaarden die strekken ter bevordering van goed levensgedrag van veroordeelde of die een gedraging betreffen waartoe hij uit oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid gehouden moet worden geacht. HR merkt n.a.v. vraag in CPG m.b.t. uitleg van omschrijving van gedragsvoorwaarde op dat art. 14c.2.14 Sr rechter de mogelijkheid biedt om, naast algemene voorwaarde uit art. 14c.1 Sr dat veroordeelde zich binnen proeftijd niet schuldig maakt aan strafbaar feit, bepaalde gedragsvoorwaarden te stellen. Dat kan gebeuren in aanvulling op of i.p.v. overige in art. 14c.2 Sr genoemde bijzondere voorwaarden. Onder voorwaarden die strekken ter bevordering van goed levensgedrag van veroordeelde moeten daarbij worden verstaan voorwaarden die strekken tot voorkomen van strafbaar gedrag van veroordeelde. Bij voorwaarden die gedraging betreffen waartoe hij uit oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid gehouden moet worden geacht gaat het om voorwaarden die gedraging van veroordeelde betreffen waartoe hij n.a.v. bewezenverklaard feit uit oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid gehouden is, bijvoorbeeld jegens slachtoffers van bewezenverklaard feit. HR herhaalt verder relevante overwegingen uit HR:2021:1403 m.b.t. het onder deze bijzondere voorwaarde stellen van gedragsvoorwaarde die ertoe strekt toezicht op andere door rechter o.g.v. art. 14c.2 Sr gestelde bijzondere voorwaarden mogelijk te maken of te bevorderen. Door hof gestelde bijzondere voorwaarde voldoet niet aan daar genoemde eisen en is daarom in strijd met art. 14c.2.5° (oud) Sr. Hoewel hof voldoende duidelijk tot uitdrukking heeft gebracht dat deze bijzondere voorwaarde het toezicht op naleving van bepaalde bijzondere voorwaarden beoogt te regelen, blijkt uit voorwaarde immers niet op welke wijze controles van gegevensdragers mogen worden uitgevoerd en hoe is gewaarborgd dat persoonlijke levenssfeer van verdachte daarbij niet verdergaand wordt beperkt dan nodig is voor beoogd toezicht. Volgt (partiële) vernietiging t.a.v. strafoplegging en terugwijzing. Vervolg op HR:2016:302.
AnnotatorC. van Oort
UitspraakECLI:NL:HR:2022:807
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekStrafrecht
TitelHoge Raad 31-05-2022
CiteertitelJIN 2022/135
SamenvattingOntoereikende motivering dat aan klachtvereiste is voldaan.
Samenvatting (Bron)Belaging, art. 285b Sr. Klachttermijnvereiste, art. 66.1 Sr. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2018:2242 m.b.t. klachttermijn. Hof heeft in reactie op verweer dat klacht niet binnen termijn van art. 66.1 Sr is ingediend en dat dit moet leiden tot n-o verklaring van OM in vervolging slechts overwogen dat overduidelijk is dat het slachtoffer vervolging wenst. Aldus is verwerping verweer ontoereikend gemotiveerd, nu hof geen vaststellingen heeft gedaan waaruit kan volgen dat aan klachtvereiste is voldaan, bijvoorbeeld doordat al eerder wens tot vervolging was geuit. Volgt vernietiging en terugwijzing.
AnnotatorC. van Oort
UitspraakECLI:NL:HR:2022:799
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursrecht
TitelHoge Raad 03-12-2021
CiteertitelJIN 2022/136
SamenvattingOpenbaar vaarwater, Dulden van ‘normaal gebruik’, Dulden intensiever gebruik openbaar vaarwater door plaatsing meerpalen door de Staat.
Samenvatting (Bron)Openbaar vaarwater; overnachtingshaven aan de Waal. Erfdienstbaarheid. Kan eigenaar van het heersend erf zich verzetten tegen intensivering van gebruik van het openbaar vaarwater als gevolg van door de Staat geplaatste meerpalen?
AnnotatorL.J.M. Timmermans
UitspraakECLI:NL:HR:2021:1815
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursrecht
TitelRaad van State 22-12-2021
CiteertitelJIN 2022/137
SamenvattingIntrekking aanwijzingsbesluit, Stint, Schade, Nadeelcompensatieregeling, Onrechtmatige besluitvorming, Evenredigheid.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 1 oktober 2018 heeft de minister van Infrastructuur en Waterstaat de aanwijzing van 14 november 2011 van de Stint als bijzondere bromfiets geschorst. Op 20 september 2018 heeft in Oss een ernstig ongeval met een Stint plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit ongeval hebben de politie, het Nederlands Forensisch Instituut en de Inspectie Leefomgeving en Transport op 27 september 2018 een eerste verkennend technisch onderzoek naar de Stint gedaan. Voor dit onderzoek is niet de Stint gebruikt die bij het ongeval betrokken was. Reden hiervoor is dat de NFI dringend heeft geadviseerd deze Stint zo lang mogelijk ongemoeid te laten, omdat alles wat aan die Stint wordt veranderd onomkeerbaar is, hetgeen later mogelijk gevolgen voor het onderzoek naar het ongeval kan hebben. Voor het verkennend onderzoek is daarom gebruik gemaakt van andere Stints. Bij separaat besluit van 5 februari 2019 heeft de minister het aanwijzingsbesluit van 14 november 2011 ingetrokken.
AnnotatorB.S. ten Kate
UitspraakECLI:NL:RVS:2021:2899
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursrecht
TitelRaad van State 06-01-2022
CiteertitelJIN 2022/138
SamenvattingWraking, Onpartijdigheid, Voormalige werkkring, Uitingsvrijheid.
Samenvatting (Bron)[verzoeker] heeft verzocht om wraking van de staatsraden mr. N. Verheij en mr. C.M. Wissels als leden van de meervoudige kamer, belast met de behandeling van de zaak nr. 202102334/1/A3. [verzoeker] heeft aan het verzoek om wraking ten grondslag gelegd dat hij geen vertrouwen heeft in de rechterlijke onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de staatsraden. Hij wijst erop dat staatsraad Verheij in het verleden wetgevingsjurist is geweest bij het ministerie van Justitie. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat dit ministerie een zeer bedenkelijke rol speelt in de samenleving, zodat ten aanzien van ambtenaren die daar werkzaam zijn of zijn geweest niet mag worden uitgegaan van een onpartijdige opstelling. Staatsraad Wissels is in het verleden advocaat geweest. Gelet op artikel 10a, eerste lid, van de Advocatenwet, is vereist dat een advocaat steeds partijdig is. Daarom zijn zowel wetgevingsjuristen als advocaten per definitie niet geschikt voor de functie van rechter, aldus [verzoeker].
AnnotatorG.J. Stoepker
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:46
Artikel aanvragenVia Praktizijn
RubriekBestuursrecht
TitelRaad van State 16-02-2022
CiteertitelJIN 2022/139
SamenvattingOmgevingsvergunning, Beoordeling aanvragen, Schijn van bevoordeling, Gebod van fair play, Verbod van vooringenomenheid, Awb art. 2:4.
Samenvatting (Bron)Bij besluit van 10 september 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Drimmelen Zonnepark De Bergen B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van Zonnepark De Bergen in Terheijden, gemeente Drimmelen, voor de duur van 25 jaar. Op 15 oktober 2018 heeft Izzy Projects een aanvraag om omgevingsvergunning bij het college ingediend voor realisering van "Zonnepark De Bergen". Het project is voorzien in het buitengebied van Drimmelen, ten zuidoosten van de kern Terheijden. Het zonnepark bestaat volgens de bij de aanvraag behorende ruimtelijke onderbouwing uit een veldopstelling van zonnepanelen met bijbehorende werken. Verder is volgens de aanvraag ruimte gereserveerd voor groenvoorzieningen, watergangen en een wandelpad. De veldopstelling van zonnepanelen neemt ongeveer 9,5 hectare in beslag en zal bestaan uit ongeveer 31.000 panelen. Circa 5,5 hectare wordt gebruikt voor de landschappelijke inpassing van het project.
AnnotatorM.H.W.C.M. Theunisse
UitspraakECLI:NL:RVS:2022:437
Artikel aanvragenVia Praktizijn