Rubriek | Opinie |
---|---|
Titel | Lidstatelijke broeikasgasrapportages |
Citeertitel | M en R 2006/3, nr. ![]() |
Samenvatting | Binnen een nationale rechtsorde zullen bedrijven eventuele problemen met naleving van gestelde normen niet altijd gemakkelijk toegeven. |
Auteur(s) | M. Peeters ![]() |
Pagina | 137-137 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Wijziging Wet bodembescherming in verband met bodemsanering |
---|---|
Citeertitel | M en R 2006/3, nr. ![]() |
Samenvatting | Bodemsanering is een langdurige en kostbare operatie. Om factoren die stagnatie kunnen opleveren weg te nemen en de voortgang te stimuleren is een koerswijziging in gang gezet, die uiteindelijk heeft geresulteerd in een wetswijziging die per 1 januari 2006 in werking is getreden. Daarin zijn enkele centrale beleidsuitgangspunten verankerd, waarin het gebruik van de bodem een belangrijke rol speelt. Een nieuw financieel stelsel bevordert de effectiviteit van de uitvoering. Vereenvoudiging van procedures is mogelijk geworden, maar ook zijn er bepalingen opgenomen die de handhaving versterken. In dit artikel wordt uitgebreid ingegaan op de wetswijziging. |
Auteur(s) | E.E.J.M Danse ![]() ![]() |
Pagina | 138-144 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Een stap verder met de stad- en milieubenadering. Een juridische analyse van de Interimwet stad-en-milieubenadering |
---|---|
Citeertitel | M en R 2006/3, nr. ![]() |
Samenvatting | Wettelijke regels kunnen een belemmering vormen bij de (fysieke) ontwikkeling van een gebied of het realiseren van projecten. Het feit dat vele wettelijke regels een sectorale insteek hebben en dikwijls geen mogelijkheden tot afwijking bieden, maakt dat een integrale benadering bij de juridische besluitvorming op lokaal niveau lang niet altijd mogelijk is. Het gevolg kan zijn dat een optimale gebiedsontwikkeling wordt belemmerd of een voorgenomen project niet realiseerbaar blijkt. Ook als die ontwikkeling of dat project door een ieder wordt gewenst. De Interimwet stad-en-milieubenadering beoogt de mogelijkheden om in het kader van een integrale juridische besluitvorming soepel om te gaan met wettelijke regels, te vergroten. |
Auteur(s) | A.G.A. Nijmeijer ![]() |
Pagina | 145-152 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Titel | Klimaatverandering en rechtsontwikkeling anno 2005. Verslag van de VMR-studiemiddag op 30 september 2005 |
---|---|
Citeertitel | M en R 2006/3, nr. ![]() |
Samenvatting | Het meest bedreigende milieuprobleem tegenwoordig lijkt te worden gevormd door de opwarming van de aarde en de tengevolge daarvan optredende klimaatverandering. De rechtsontwikkeling teneinde dit wereldwijde en complexe probleem te beheersen is in feite maar net begonnen. Ook in Nederland zijn inmiddels wettelijke maatregelen van kracht ter beheersing van dit probleem en is inmiddels jurisprudentie ontstaan. |
Auteur(s) | S.T. Ramnewash-Oemrawsingh ![]() |
Pagina | 153-155 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Uit de praktijk |
---|---|
Titel | Inrichting op de grens |
Citeertitel | M en R 2006/3 ![]() |
Samenvatting | Op diverse plaatsen langs de grens met Duitsland en België worden landsgrensoverschrijdende bedrijventerreinen ingericht. Het oprichten van een landsgrensoverschrijdende inrichting is echter niet zondermeer mogelijk, zo bleek bij de bestudering van een initiatief op de grens van Drenthe en Niedersachsen. In dit artikel wordt ingegaan op een aantal juridische aspecten die aan het realiseren van een dergelijke inrichting in de weg staan. |
Auteur(s) | L.A.E. van Dijk ![]() |
Pagina | 156-158 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Actualia & Documentatie |
---|---|
Titel | Actualia & Documentatie |
Citeertitel | M en R 2006/3 ![]() |
Samenvatting | 6:2; Aal; EPC; Externe veiligheid; Fauna; Oostvaardersplassen; Papegaaien; Stoffen; Water; Westerschelde; Zee. |
Pagina | 159-161 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Tijdschriften |
---|---|
Titel | Tijdschriften |
Citeertitel | M en R 2006/3 ![]() |
Pagina | 161-162 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Boeken |
---|---|
Titel | Boeken |
Citeertitel | M en R 2006/3 ![]() |
Pagina | 162-162 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Mededelingen |
---|---|
Titel | Mededelingen |
Citeertitel | M en R 2006/3 ![]() |
Pagina | 162-163 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | Nationale milieuwet- en regelgeving |
---|---|
Titel | Nationale milieuwet- en regelgeving in behandeling |
Citeertitel | M en R 2006/3 ![]() |
Samenvatting | Stand van zaken 22 februari 2006. |
Auteur(s) | J.H.G. van den Broek ![]() |
Pagina | 164-164 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | EG Milieuwet- en regelgeving |
---|---|
Titel | EG Milieuwet- en regelgeving in behandeling |
Citeertitel | M en R 2006/3 ![]() |
Samenvatting | Periode 1 november 2005 - 1 januari 2006. |
Pagina | 165-170 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | M&R Kort |
---|---|
Titel | Gerechtshof Arnhem, 23-08-2005, 21-001985-04 |
Citeertitel | M en R 2006/3, nr. 25K ![]() |
Samenvatting | Afvalstof; beroep op avas slaagt niet. |
Samenvatting (Bron) | Overtreding artikel 10.2., eerste lid, Wet milieubeheer. Levering van met asbesthoudend materiaal vervuilde grond te beschouwen als het zich ontdoen van een afvalstof in de zin van de Wet milieubeheer. Verwerping beroep op AVAS. |
Pagina | 171-171 |
Uitspraak | ECLI:NL:GHARN:2005:AU1313 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | M&R Kort |
---|---|
Titel | Gerechtshof 's-Gravenhage, 13-12-2005, 2200312405 |
Citeertitel | M en R 2006/3, nr. 26K ![]() |
Samenvatting | Aanhouding i.v.m. prejudiciële vragen. |
Samenvatting (Bron) | Het stellen van prejudiciele vragen Verordening EEG 259/93 (EVOA richtlijn) |
Pagina | 171-171 |
Uitspraak | ECLI:NL:GHSGR:2005:AU8364 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | M&R Kort |
---|---|
Titel | Raad van State, 28-12-2005, 200503472/1 |
Citeertitel | M en R 2006/3, nr. 27K ![]() |
Samenvatting | Bestemmingsplan, milieu, onderzoek.
|
Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 6 juli 2004 heeft de gemeenteraad van Millingen aan de Rijn, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 juni 2004, het bestemmingsplan "Kom Millingen" vastgesteld. |
Pagina | 171-171 |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2005:AU8787 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | M&R Kort |
---|---|
Titel | Raad van State, 28-12-2005, 200504211/1 |
Citeertitel | M en R 2006/3, nr. 28K ![]() |
Samenvatting | Besluit, beleidsregel, rechtsgevolg. |
Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 6 juli 2004 heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: het college) de aanwijzing foerageergebieden voor overwinterende ganzen en smienten in Overijssel vastgesteld (hierna: de aanwijzing). |
Pagina | 171-172 |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2005:AU8781 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | M&R Kort |
---|---|
Titel | Raad van State, 08-02-2006, 200505278/1 |
Citeertitel | M en R 2006/3, nr. 29K ![]() |
Samenvatting | Belanghebbende door toename van verkeer. |
Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 22 februari 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oostflakkee (hierna: het college) het uitwerkingsplan "Handelskade" vastgesteld. |
Pagina | 172-172 |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2006:AV1241 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | M&R Jurisprudentie |
---|---|
Titel | Gerechtshof 's-Gravenhage, 06-07-2005, 2200005904 |
Citeertitel | M en R 2006/3, nr. 21 ![]() |
Samenvatting | Verwerping niet-ontvankelijkheidsverweren OM; aardappelsorteergrond is afvalstof. |
Samenvatting (Bron) | Rechtspersoon. Verworpen niet-ontvankelijkheidsverweren OM: handelen in strijd met het gelijkheidsbeginsel; onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut in strijd met de regelgeving. Vervolging niet in strijd met "Ne bis in Idem". Zes afgewezen onderzoeksverzoeken. Verworpen bewijsverweer: dat de "aardappelsorteergrond" (aangeduid als "aardappeltarra", "tarra" of "tarragrond") geen afvalstof maar grondstof is. Verworpen strafbaarheidsverweer. De verdachte heeft met louter commerciële doeleinden grote hoeveelheden afvalstoffen (aardappelsorteergrond) opgeslagen ten behoeve van het door hem uitgeoefende landbouwbedrijf, terwijl hij daarvoor geen vergunning ingevolge de Wet milieubeheer had. Door aldus te handelen heeft de verdachte het milieu in gevaar gebracht |
Pagina | 172-173 |
Uitspraak | ECLI:NL:GHSGR:2005:AT9152 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | M&R Jurisprudentie |
---|---|
Titel | Rechtbank Rotterdam, 08-06-2005, 10/162624-04 |
Citeertitel | M en R 2006/3, nr. 22 ![]() |
Samenvatting | Prejudiciële vragen inzake de uitleg van de EVOA. |
Samenvatting (Bron) | Tussenvonnis. Drie prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te Luxemburg inzake de uitleg van de EG-verordening nr. 259/93 van 1 februari 1993 betreffende Toezicht en controle op de overbrengnig van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese gemeenschap (EVOA): 1. Kunnen kabelrestanten als de onderhavige (deels met een diameter van 15 cm) aangemerkt worden als elektronische restanten, bijvoorbeeld draad enz. als genoemd onder code GC 020 van de groene lijst. 2. Indien vraag 1. door het Hof van Justitie ontkennend wordt beantwoord, kan of moet een combinatie van groene lijsstoffen, welke combinatie als zodanig niet in die lijst wordt genoemd, aangemerkt worden als een groene lijststof en kan het vervoer voor nuttige toepassing van die combinatie van stoffen plaatsvinden zonder dat de kennisgevingsprocedure van toepassing is; 3. Is het in dat verband noodzakelijk dat die afvalstoffen gescheiden worden aangeboden of vervoerd. |
Pagina | 173-174 |
Uitspraak | ECLI:NL:RBROT:2005:AT7390 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | M&R Jurisprudentie |
---|---|
Titel | Hoge Raad, 27-09-2005, 02017/04 E |
Citeertitel | M en R 2006/3, nr. 23 ![]() |
Samenvatting | Dempen van sloot met snoeiafval. |
Samenvatting (Bron) | Door afgifte zich ontdoen van bedrijfsafvalstoffen (versnipperd snoeiafval). 1. De enkele omstandigheid dat een afvalstof moet worden beschouwd als een op de Groene lijst van afvalstoffen vermelde afvalstof, brengt niet reeds op zichzelf mee dat daarop het inzamelverbod van art. 4.3.3.11 (oud) Provinciale Milieuverordening Zuid-Holland niet van toepassing is. Ingevolge lid 2.b van die bepaling is daarvoor immers tevens vereist dat deze stoffen bestemd zijn voor hergebruik, terugwinning dan wel andere handelingen gericht op het verkrijgen van secundaire grondstoffen. s Hofs oordeel dat het dempen van een sloot met het onderhavige versnipperde snoeiafval niet valt onder hergebruik, terugwinning dan wel andere handelingen gericht op het verkrijgen van secundaire grondstoffen is onjuist noch onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat dit dempen niet valt onder categorie R3 van Bijlage II B bij de Richtlijn 75/442/EEG en evenmin onder een van de overige in die Bijlage omschreven handelingen die onder een nuttige toepassing van afvalstoffen kunnen worden begrepen. 2. De opvatting dat voor de vraag of sprake is van afvalstoffen bestemd voor nuttige toepassing niet van belang is waarvoor die afvalstoffen daadwerkelijk zijn gebruikt, maar beslissend is hetgeen de afgever als gebruik voor ogen stond, vindt geen steun in het recht. Zij zou ook aan een effectieve handhaving van de desbetreffende regels in de weg staan. Het hof heeft uit de bewijsmiddelen en m.n. uit hetgeen het heeft vastgesteld omtrent het feitelijk gebruik dat van de houtsnippers is gemaakt, kunnen afleiden dat de afgifte daarvan door verdachte strekte tot dat gebruik en dat verdachte zich daarvan heeft ontdaan ex art. 10.19 Wet milieubeheer. |
Pagina | 174-176 |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2005:AS5554 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | M&R Jurisprudentie |
---|---|
Titel | Hoge Raad, 04-10-2005, 02246/04 E |
Citeertitel | M en R 2006/3, nr. 24 ![]() |
Samenvatting | Seleenhoudend veegvuil is afvalstof; verwerping lex certa-verweer. |
Samenvatting (Bron) | Zich ontdoen van gevaarlijke seleen houdende afvalstoffen. 1. Het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen (1997) (oud) is wat betreft de i.c. relevante stoffen, te weten stoffen waarin zich seleen bevindt in een hogere dan de toegestane concentratie, niet gegrond op art. 1.1.10 (oud) Wm, maar op art. 1.1.1 (oud) Wm. De strekking van dit Besluit was niet bepaalde stoffen als afvalstof aan te wijzen, doch in overeenstemming met Richtlijn 91/689/EEG betreffende gevaarlijke afvalstoffen te bepalen of bepaalde afvalstoffen gelet op hun samenstelling moeten worden aangemerkt als gevaarlijke afvalstoffen. 2. De definitie van het begrip afvalstoffen in de Wm week tot de inwerkingtreding van de Wet structuur beheer afvalstoffen tekstueel enigszins af van die van de bij Richtlijn 91/156/EEG gewijzigde Richtlijn 75/442/EEG. Dat hing daarmee samen dat de in de nationale regeling gebruikte term verwijderen een ruimere betekenis had dan in de bij Richtlijn 91/156/EEG gewijzigde Richtlijn 75/442/EEG, en mede omvatte hetgeen in die Richtlijn onder beheer is begrepen. Nog afgezien daarvan dat de rechter bepalingen van een nationale regeling richtlijnconform dient uit te leggen, had de in de Wm opgenomen definitie ook naar de bedoeling van de wetgever hetzelfde bereik als de in de Richtlijn gebezigde begrippen beheer en verwijdering. 3. s Hofs uitspraak behelst i.s.m. art. 358.3 Sv geen uitdrukkelijke beslissing op het verweer dat vóór inwerkingtreding van de Wet structuur beheer afvalstoffen, kwalificatie van een feit als opzettelijke overtreding van art. 10.30.1 Wm niet mogelijk was, voorzover de destijds in de definitie van het begrip afvalstoffen opgenomen zinsnede met het oog op de verwijdering daarvan niet is opgenomen in de tenlastelegging en bewezenverklaring. Dit verzuim leidt niet tot cassatie omdat de in de tenlastelegging en bewezenverklaring opgenomen term afvalstoffen, naar het hof niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld, aldaar is gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan overeenkomstig Richtlijn 75/442/EEG toekomt in art. 1.1.1 (oud) Wm. 4. Het in art. 1.1 Sr verankerde legaliteitsbeginsel is ook belichaamd in art. 7.1 EVRM en art. 15.1 IVBPR. De aard en inhoud van de aan de i.c. toepasselijke voorschriften (omvattende het begrip afvalstoffen) ten grondslag liggende norm maakt enerzijds een zekere vaagheid in de delictsomschrijving onvermijdelijk, terwijl anderzijds die voorschriften voldoende concreet zijn om betrokkene in staat te stellen zijn gedrag daarop af te stemmen. 5. s Hofs oordeel dat de als veegvuil aangeduide stoffen moeten worden aangemerkt als afvalstoffen ex art. 1.1.1 (oud) Wm is onjuist noch onbegrijpelijk, mede in aanmerking genomen dat het veegvuil waarvan een deel was vermengd met en vervuild door vismeel geen stof was waarvan de productie door X BV (waarvan verdachte directeur was) was beoogd en evenmin dat sprake was van een bijproduct waarvan hergebruik zonder voorafgaande bewerking en als voortzetting van het productieproces zeker was. De verwerping van het verweer dat verdachte niet wist en ook niet behoefde te weten dat het veegvuil een afvalstof was, is niet onbegrijpelijk. Daarbij verdient opmerking dat in feitelijke aanleg niet gespecificeerd is aangevoerd dat, en zo ja wat verdachte, zijnde een professionele marktdeelnemer, heeft gedaan om zich te laten informeren omtrent de vraag of het veegvuil als (gevaarlijke) afvalstof moest worden aangemerkt en over de beperkingen waaraan zijn gedragingen waren onderworpen. |
Annotator | L.E.M. Hendriks ![]() |
Pagina | 176-183 |
Uitspraak | ECLI:NL:HR:2005:AT3643 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | M&R Jurisprudentie |
---|---|
Titel | Raad van State, 13-07-2005, 200408111/1 |
Citeertitel | M en R 2006/3, nr. 25 ![]() |
Samenvatting | Natuurbeschermingswetvergunning en habitattoets voor assimilatiebelichting. |
Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 14 november 2003, kenmerk 03/2537/hz/ae, heeft verweerder een vergunning onder voorwaarden als bedoeld in artikel 12 van de Natuurbeschermingswet verleend aan de vennootschap onder firma "Agro Care" (verder te noemen: Agro Care) voor het gebruik van assimilatiebelichting binnen de glastuinbouwlocatie in de Eerste Bathpolder te Rilland op een afstand groter dan 500 meter vanuit de Oosterschelde. |
Annotator | A.G.A. Nijmeijer ![]() ![]() ![]() |
Pagina | 183-188 |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2005:AT9287 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | M&R Jurisprudentie |
---|---|
Titel | Raad van State, 03-08-2005, 200407393/1 |
Citeertitel | M en R 2006/3, nr. 26 ![]() |
Samenvatting | Verhouding tussen Ontgrondingenwet en natuurbeschermingswetgeving. |
Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 27 februari 2004 heeft verweerder goedkeuring verleend aan een wijziging van het werkplan 2003-2004 voor de ontgronding en inrichting van de groeve Sigrano te Heerlen. |
Annotator | J.M. Verschuuren ![]() |
Pagina | 188-191 |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2005:AU0397 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | M&R Jurisprudentie |
---|---|
Titel | Raad van State, 26-10-2005, 200407932/1 |
Citeertitel | M en R 2006/3, nr. 27 ![]() |
Samenvatting | Art. 1 Wbb doelt op de fysieke gevolgen van een verontreiniging. |
Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 9 februari 2004, kenmerk 2002-50255, heeft verweerder krachtens de Wet bodembescherming vastgesteld dat de locatie Gooiberg te Bussum een geval van ernstige verontreiniging betreft, waarvan de sanering niet urgent is. |
Annotator | J.H.G. van den Broek ![]() |
Pagina | 191-193 |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2005:AU4981 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | M&R Jurisprudentie |
---|---|
Titel | Raad van State, 30-11-2005, 200507204/1 |
Citeertitel | M en R 2006/3, nr. 28 ![]() |
Samenvatting | Beroep fictief; alsnog opstellen van MER hangende bezwaar is mogelijk. |
Samenvatting (Bron) | Bij besluit van 9 november 2001, no. DGL/L01.421860 heeft verweerder sub 1, met toepassing van artikel 27 van de Luchtvaartwet gelezen in samenhang met artikel 24 van de Luchtvaartwet, het besluit van 23 april 1991, no. RLD/VI/L91.004141, zoals gewijzigd bij besluit van 9 december 1999, no. DGRLD/VI/L99.350220, waarbij het luchtvaartterrein Lelystad is aangewezen, gewijzigd (hierna: het A-besluit). |
Annotator | N.H. van den Biggelaar ![]() |
Pagina | 193-196 |
Uitspraak | ECLI:NL:RVS:2005:AU7177 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |
Rubriek | M&R Jurisprudentie |
---|---|
Titel | College van Beroep voor het bedrijfsleven, 26-05-2005, AWB 04/1003 |
Citeertitel | M en R 2006/3, nr. 29 ![]() |
Samenvatting | Toelating koperhoudende antifoulings. |
Samenvatting (Bron) | Bestrijdingsmiddelenwet Toelating |
Annotator | J.M.P. Janssen ![]() ![]() ![]() |
Pagina | 196-203 |
Uitspraak | ECLI:NL:CBB:2005:AT6711 |
Artikel aanvragen | Via Praktizijn |